N° 119.
128® Jaargang,
1885.
Y rijdag
22 Mei.
Middelburg 21 Mei.
De Praktijk.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen;;
Prijs per 3/m. franco f 3,50:
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Gent.
Advertentiën* 20 Gent per
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.; van 1-7 regels 1,50
iedere regel meer f 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte
IIDDËLBURGSC11E OOIRAM.
Agenten zijn te Vlissingen: P. G. De Veij Mestdagh en Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te KruiningenrF. Van der Peijl, te Zierikzee: A. C. De Mooij, te Tholen: W. A. Van Niedwenhuijzen, en te Ter Neuzen A. Van der Peul Jz.
Hoofdagenten voor het Buitenland te Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube en Cie., John F. Jones opvolger.
Uithoofde van het Pinksterfeest sal deze courant
Maandag den 25 Mei niet worden uitgegeven
1 vfaCT'?*
„Indien" zegt de hoogleeraar Van der
Wijck in het Naschrift op zijne Amsterdamsche
rede, „indien de door mij aanbevolen rege
ling de goedkeuring der liberalen mocht weg
dragen, dan zou men in korten tijd de groote
meerderheid der vrije scholen de staatsvlag
zien hijschen."
Met „vrije" worden, zooals men weet be
doeld die lagere scholen, waar het onderwijs aan
kerkelijk-leerstellige begrippen ondergeschikt
wordt, gemaakt. De bedoeling is dus, dat de
aanbevolen regeling vele openbare scholen
zoodanig van aard zou doen veranderen, dat
de voorstanders van het „vrije" onderwijs er
mede tevreden zouden zijD. Wij moeten vra
gen, hoe dit overeen kan stemmen met deze
stelling, in de rede uitgesproken„Naar
mijne meening zou de liberale partij
nooit kunnen dulden dat de staat con,
fessioneele scholen ging oprichten." De school,
door het kiezen van haar hoofd confessioneel
gemaakt, zaleene openbare confessioneele school
worden. Dat kan, heeft de redenaar gezegd, de
liberale partij „nooit dulden."
Ook de anti-revolutionairen kunnen met het
stelsel-Van der Wijck geen vrede hebben. Art.
12 van hun Program zegt „De antirevolu
tionaire richting wil, dat de staat voorkome
dat de overheidsscholen (voor zoover die noo-
dig zijn) tot propaganda van godsdienstige,
of tegen den godsdienst gekeerde begrippen
misbruikt worden." De heer Van der Wijck
daarentegen verklaart„Natuurlijk zou, wan
neer men eens besloot den onderwijzer niet
langer te binden, hetzelfde recht gelden voor
Malthusianen en Darwinisten „als voor vrome
volgelingen van Calvijn en Rome. Men zou
de vrijheid moeten aandurven, zoowel voor
den ongeloovige als voor den geloovige."
Zoo iets kunnen geen antirevolutionairen,
veel minder Roomschen beamen en daarom is
het ons onbegrijpelijk dat het Wag. weekblad
dit voorstel van den hoogleeraar te Groningen
met vreugde begroet.
De invoering van het stelsel-Van der Wijck
levert, bovendien, nog andere moeieljjkheden
op. Een antirevolutionair blad voert, tegen
dadelijke wegneming der neutraliteit, dit aan
„De spotter en godloochenaar kreeg dan even
goed recht zijne verderfelijke gevoelens aan
zijn leerlingen in te prenten als de Christelijke
onderwijzer de zijne. Wij kennen onder de
in dienst zijnde openbare onderwijzers menigen
jeugdigen aanhanger van moderne leeringen.
Uit vrees voor aanklacht houdt hij zich thans
in doch zoodra hij hiervoor niet meer behoeft
te vreezen, zal hij van lieverlede zijne gods
dienstige overtuiging uit gaan spreken. Misschien
zal men zich vleien, dat de gevaarlij ke onderwijzer
spoedig vertrekt en men gelegenheid vinden
zal een Christen in zijne plaats aantestellen.
Die hoop kan echter verijdeld worden en hjj
wellicht nog 25 jaren het zielegif in de harten
der kinderen overplanten."
Het behoeft geen betoog dat deze redeneering
voor alle gelooven en richtingen geldt. De heer
Van der Wijck heeft er iets op bedacht. Zijne
bedoeling blijkt niet te zijn eene razzia onder
de neutrale onderwijzers te houden, en als in
Belgie, met wachtgeld aan den dijk te zetter
wie op de weegschaal der ouderlijke keuze te
licht bevonden worden. Wie in functie is,
moet het blijven, zoolang tot de dood of de
ouderdom hem doet heengaan. Gedurende het
overgangstijdperk zal „de eisch der neutrali
teit tijdelijk gehandhaafd worden voor die
gehelen, waarvan de onderwijzer niet door de
ouders werd aangewezen en in godsdienstig
opzicht niet hun vertrouwen genoot."
Een menschenleeftijd zullen wij dus leven
onder een gemengd stelsel. Hier het „juk''
der neutraliteit; daar de „vrijheid" van het
confes8ionalisme. Hoe de onderwijzer het stellen
moet met zijn hulppersoneel wordt niet gezegd;
evenals over het geheele vraagstuk der oplei
ding van onderwijzers, die zich met kans op
slagen aan de keuze der ouders aanbieden
kunnen, in de geheele brochure een diep stil
zwijgen in acht genomen wordt. Wij moeten
bekennen uit dien bajert niet wijs te kunneu
worden. Maar 't is ons een raadsel hoe iemand
daarin den weg tot „tempering van den school
strijd" gelooft te kunnen vinden.
Van de Roomschen is bekend, dat zij geen
openbare scholen, ook niet gekozen onderwijzers
verlangen. Tot zekere hoogte hebben zij met
den tegenwoordigen toestand vrede, omdat
waar de geestelijkheid overmachtig is, in Lim
burg en Brabant, de openbare school, in strijd
met de wet, min of meer het karakter harer
omgeving draagt. Voor 't overige wil de heer
Schaepman het lager onderwijs los van alle
staatsbemoeiingen, „vrij als in Belgie".
Naar welken kant wij rondzien, wij ont
waren slechts zeer geringe kans op instem
ming met het stelsel Van der Wijck. De
hoogleeraar heett echter beproefd zich den
steun te verzekeren van allen en hun
aantal is groot, die de wenschelijk-
heid van meer eenheid en kracht in de
samenstelling onzer staatkundige partijen bea
men. „Volmachtig erken ik," schrijft hij,
„dat er practische bezwaren tegen de keuze
van den openbaren onderwijzer door de ouders
pleiten. Maar ze verzinken in het niet, wan
neer men ze vergelijkt met de grieven, welke
het gevolg van de thans bestaande régeling
zijuverscheuring van de eenheid der natie
ondragelijk slechte partij-groepeeringeen
politieke toestand, waarbij men niet voor- noch
achteruit kan en die op den duur den onder
gang van den parlementairen regeeringsvorm
moet na zich sleepen."
In deze beschouwing wordt oorzaak met
gevolg verward. Het is niet de schoolstrijd,
welke de eenheid der natie verscheurtmaar
de verloren geraakte eenheid van wereldbe
schouwing geeft in het vraagstuk der volks
opvoeding het meest aanleiding tot strijd. Stel
nu, men laat, het strijden moede en uit zucht
naar den hersenschimmigen wereldvrede, de
gemeenschappelijke schooi varen, die langen
tijd het werktuig der eenheid is geweest en
voor de massa des volks nog altijd het zinne
beeld daarvan is. Men scheidt dan allen in
parken en loketten men „kiest" de voorgan
gers, met het opzettelijk doel de scheidsmuren
duidelijk en met den geestdrift der overtuiging
in het licht te doen stellen. Is langs dien
weg dan, te eeniger tijd, herstel van de „eenheid
der natie" te wachten
Met de „ondragelijk slechte partijgroepeering"
is het niet anders. De schoolstrijd is een van
de kenmerken, het sterkst sprekende misschien,
maar niet de oorzaak onzer politieke onmacht.
Ware zij dit, hoe zou het te verklaren zijn, dat
de partij, die tot voor korten tijd bij elke beslissing
over het school-vraagstuk eene vast aaneen
gesloten meerderheid bezat, niettemin sinds
lang buiten staat was op eenig gebied van
wetgeving iets belangrijks tot stand te brengen?
De redenen liggen elders. Wij kunnen die,
in deze beschouwing van het stelsel-Van der
Wijck, ter loops slechts aanvoeren; Daar is,
in de wereldgeschiedenis der laatste twintig
jaren, zeer veel voorgekomen, dat overtuigingen,
welke voor rotsvast doorgingen, tot op hunne
grondvesten geschokt heeft. Van daar een
slingeren en twijfelen, een gemis aan politiek
karakter, dat, in alle landen merkbaar, het
pijnlykst zich doet voelen te midden van een
klein volk, dat de geestdrift voor eenig natio
naal ideaal ten naastcnby verloren heett.
Liberalen durven niet liberaal meer zijn
apti-liberalen missen den moed om op den weg'
der reactie stoutmoedig den voet te zetten.
Tevergeefs roept de eene woordvoerder
Weest antirevolutionair, niet slechts in uw
geloof, maar als staatsman, als burger, als
huisvader, als geleerde, als opvoeder. Te ver
geefs ligt een ander hoofdorgaan gebogen voor
de afbrokkelende „rots der eeuwen", den Pause-
lijken stoel, die van toegeven noch bezwijken
wil hooren. Te vergeefs wijzen wij, woord-
voerders der liberalen, op hetgeen tot ontwik
keling der maatschappij in vrijzinnigen geest
te doen en der vrije geesten plicht is. Men
merke wel op, dat al deze banierdragers
hunne legers verre vóór zijn. Roepen doen
zij allen wat hun geantwoord wordt is een
verward geraas, geen strijdleus, waar een enkele
muur voor valt.
In dien staat van tobberige onbeslistheid,
welke inderdaad „den ondergang" zelfs van
nog gewichtiger dingen dan „den parlementairen
regeeringsvorm" kan na zich sleepen, komt een
denker, een voorganger der geesten, ons dit
recept brengen :Laat uwe schoolmeesters kiezen
door de ouders hunner scholieren
Ware het niet treurig, het geval ware
potsierlijk.
Wij eindigen met een zeer eenvoudige slot
som. Het stelsel Yan der Wijck lijkt ons niet
uitvoerbaar, niet nuttig voor het volksonderwijs,
niet dienstig tot tempering, laat staan tot be
slechting van den schoolstrijd. Wij houden
ons aan de neutrale school, niet als het best
denkbare, maar als het beste dat ons tot dus
verre aangeboden wordt en dat tevens de nog
niet verloren aanbeveling eener tachtigjarige
ervaring voor zich heeft. Wij zijn voor het
overige van gevoelen, dat voor verbetering, voor
aanvulling vooral in datgene, waar zij uit
haren aard zwak moet zijn, alleszins gelegen
heid bestaat. Aanleiding om daarop terug te
komen zal zich wel eens voordoen. Op 't
oogenblik wijzen wij slechts op een denkbeeld
door den heer H. G. Roodhuizen in het Mei-
nommer van den Tijdspiegel (De openbare school
in de twintigste eeuwaan de hand gedaan.
Het onderwijs 'in de vaderlandsche geschiedenis,
dat op de gemengde school licht aan kleur
loosheid lijdt, en het onderricht in de zedeleer,
dat onder den invloed der neutraliteit misschien
cjp den achtergrond kan raken, zou het onder
werp kunnen zijn van vruchtbaar particulier
initiatief. Herhalingslessen, volksvoordrachten,
volksfeesten, Zondagsscholen, instellingen tot
aanmoediging van plichtsbetoon kunnen de
vlam der vaderlandsliefde, het vuur der reine
zedewet doen opflikkeren tot eene hoogte, waar
geene school voor zes- tot twaalfjarige kinde
ren ze ooit zou kunnen brengen.
Ons dunkt, aan het in het leven roepen en
staande houden van zulke pogingen waren de
krachten van wijsgeeren en volksleeraars beter
besteed dan aan het uitdenken van dubbelzin
nige middelen
schoolstrijd.
tot „tempering" van den
Damas, de geestige schrijver van Haagsche
omtrekken in het Vad., leverde in het nommer van
Maandag een aardige beschouwing over de kermi3.
Nu men in onze omgeving ook druk bezig is de
kermis-quaestie te behandelen, mag het volgende,
door hem geschrevene, ook wel eens gehoord
worden in den kring onzer lezers.
Hij schrijft dan:
Vooral de jeugdige prins Willem, later stad
houder-koning, was een hoogst gewenschte gast
op de Haagsche kermis. Hij verzuimde niet, zoo
hjj maar eenigszins kon, de jaarmarkt bjj te wonen.
De Hagenaars sagen zelfs ongaarne, dat de prins
van Oranje in de kermisweek afwezig bleef. Toen
hij in zijn leerjaren, in 1661, de lente te Cleef
doorbracht, schreef Rivet aan Huygens: On dit
que le peuple se formalise de ce que nostre petit
maistre ria point esté au kermes de la Haye.
Dan, ook in later jaren, toen de staatszorgen
hem rust noch duur lieten, bleek de prins trouw
op zijn poBt te staan, wanneer Meimaand het
Haagsche feest by uitnemendheid aanbracht. Zoo
lefcen we in een brief van den Hertog van York
aan den prins, gedagteekend t Windsor 24 April
1682, „Ik ontving gisteren uw letteren van den
26ea, waarin ik bemerk dat ge naar Den Haag
zijt om de kermis te zien." (Archives de la maison
d'Orange.)
Mannen, die voor gel""'-'! wflen doorgaan, heb
ben beweerd, dat de kermis verbasterd was in den
loop der tijden dat de jaarmarkt was ontaard in
een ijdel feest en het dus hoog tijd bleek de
instelling af te schaffen. Die heeren hebben het
met hun welmeenen mis. Handel, echte
handel is op de Haagsche kermis wel in geen
eeuwen meer gedreven. Deze was een wezenlijk
volksvermaak, waaraan niemand, hoe hoog geplaatst,
zich kon ontrekken, zoodat een man als Jan de
Witt zelfs aan de algemeene vreugde gereedeljjk
deel nam. (R. Frnin).
Zoo zou zij nog mogen, nog moeten zijn. De
gelegenheid van aanraking tusschen de hoogge-
plaatsten en de minderen is reeds niet zoo veelvuldig,
dat men ze roekeloos zoude kunnen afsnjjden.
Tot nu toe hadden we tweemalen in het jaar onze
vrije dagen eenmaal in den winter, op het
ijs; en eenmaal in het voorjaar, op de ker
mis. Dan ontstond als van zeiven verbroedering
tusschen de verschillende standen, en wel eene
verbroedering onder de gunstigste omstandigheden
door samen feest te vieren. Men geloove mij,
dergelijke momenten van samenzijn berusten niet
op louter lust naar onbezonnen genot, het feest der
buurtschap, het kermisfeest, het ijsfeest, ze wekten op
tot onderlinge waardeering, bij velerlei ongelijkheid.
Waarlijk, de doordenkende man zal niet gelooven
dat een stadhouder als Willem III en een raadpensi
onaris als De Witt, uit pure pret zich mengden
onder de feestvierenden, en een groet en een
handdruk wisselden met zoovelen, die ze elders
niet ontmoeten konden. De prins had het van
niemand vreemds, zoo hij gaarne op goeden voet
stond met zijn landgenooten. Zijn groote voorvader
had hem het voorbeeld gegeven van zulk een
minzaam „accueii", dat wie dezen maar „gesproken
had," reeds meer dan blijmoedig huiswaarts keerde 1
Heeft men wel eens bedacht, hoe wat meer ge
makkelijkheid van omgang, en wat meer toe
schietelijkheid van vormen, een leeljjke streep
zouden trekken door de rekening der sociaal
democraten Is men het vergeten dat, in onze
glorierijke 17e eeuw, de hoogste standen ook
vriendelijk waren met den minsten burger? Men
leze het in de Délices de la Hollande^hoe toen
maals de vreemdeling niet kon nalaten het geluk
der Hollanders te bewonderen, en hunne conditie
te benijdenmen leze het, en zie om zich heen 5
In het Engelsche tijdschrift The Economist
komen de volgende mededeelingen voor omtrent
de verwachtingen van den oogst van dit jaar;
Met het oog op de graanprijzen zijn zij niet valt
belang ontbloot. In westelijk Europa waren dé
uitzichten voor den oogst gunstig tot nu onlangs;
Thans echter verneemt men, dat in Frankrijk en
Duitschland het winterachtig weder die uitzichten
belangrjjk verminderd heeft, terwijl in het zuiden
van Spanje het vooruitzicht bepaald somber is;
In Zuid-Rusland is de wintertarwe ook in eelt
zeer ongunstigen staat, tengevolge van droogte.
Ook in OostenrjjkHongarjje heeft men slechté
verwachtingen omtrent den invloed van het weder
op den oogst. Het ongelukkigste is evenwel de
toestand in Amerika, waar de winter even streng
was als hij hier zacht geweest is. Het landbouw
departement te Washington schat in het algemeen
de te verwachten opbrengst op 70 pet. van eeü
vollen oogst, terwjjl vele berichten van landbou
wers in Amerikaansohe bladen Bpreken van een
halven, zelfs van een kwartoogst. Het voorjaars-
werk is in Amerika zeer laat, zoodat er weinig
kans is, dat de geringe opbrengst der wintertarwe
zal worden aangevuld door eene buitengewone
uitzaaiing van zomertarwe, zelfs als de landbou
wers dien weg mochten willen inslaan. In
Australië en Indië is de oogst afgeloopen.
De opbrengst der tarwe in Indië is goed, en in
Australië over het algemeen boven het gemiddelde;
In Nieuw-Zeeland is een schitterende oogst groo-
tendeels te loor gegaan door nat weer by het
oogsten in het zuiden, waar hoofdzakelijk graan
geteeld wordt. Men moet er dus op rekenen, dat
de tarwevoorraad over de geheele wereld dit jaar
belangrjjk kleiner zal zjjn dan het jaar tevoren.
Gisteren heeft Wolfaartsdjjk met veel opgewekt
heid feest gevierd, ter gelegenheid der installatie
van den nieuwbenoemden burgemeester, den heer
A. Fontein Dz.
De koning-groothertog heeft den heer M. A,
Perk, predikant bjj de Waalsche gemeente tf