MIDDELBURGSCHE COURANT
FEUILLETON.
BIJVOBGSEL
Maandag 27 April 1885. N°. 98.
Personeele Belasting en Patentrecht.
Middelburg 25 April.
Brieven uit de Hofstad.
XDB ZA.asr3DK:A.Ta
tjjdgenooten van vader Cats, de eenvoudige
kinderen van dien ouden, solieden tijd. Maar,
andere tijden, andere zeden. Ook betere?
Het is zeer onjuist en daarom ondankbaar altijd
zoo hoog op te geven van dien goeden ouden tijd,
alsof alles in onze dagen zooveel minder ware,
maar van een solieden ouden tijd mag men, in
tegenstelling met ons levenstijdperk, zonder-
bespottelijke grootspraak, wel gewagen. In vele
opzichten schijnen de lofredenaars van het verleden
verblind door het licht, hetwelk de negentiende
eeuw uitstraalt, en zoeken daarom rust voor hun
vermoeide oogen in het donker van vroegere
eeuwendie duisternis doet hen weldadig aan, en
zoo komen zjj er toe haar te roemen boven het
licht van heden, niet beseffende, dat de schuld
niet aan dat licht, maar aan hen zeiven, aan hun
zwakke gezichtszenuwen is te wijten, die hen
beletten te onderscheiden, wat door den hen
omringenden stralengloed wordt beschenen. Maar
soliditeit te vinden is in de laatste jaren erg
moeilijk geworden, en dit is ook al niet de schuld
van het verblindend licht, helaas neen, zelfs het
zeer matig lichtgevend lantarentje onzer voorvaderen
zou weinig helpen bij het zoeken. Soliditeit is
allengs vreemd geworden aan onze zeden, en de
vraag of onze zeden niet alleen met den tijd
veranderd maar ook verbeterd zijn, kan ten opzichte
van die deugd bezwaarlijk bevestigd worden
beantwoord. Thans is toch inderdaad in even
goeden staat als hij, die geen schuld heeft, degene
die zooveel heeft, dat hij ze niet meer betalen
kan. Immers een faillissement is tegenwoordig
iets zeer alledaagsch. Er zijn kooplieden, die
tienmaal en meer gefailleerd zijn en door het
aanbieden van een accoord van een betrekkelijk
klein aantal percenten eenvoudig zich van een
bezwarenden schuldenlast ontdoen om straks weer
opnieuw de zaak op te vatten. Hij, die geregeld
zijn schulden betalen wil, gaat dikwijls onder
zorgen gebukt, maar degene, die niet zoo
nauw van geweten is, laat eenvoudig Gods
water ovei- Gods akker loopen en laat
zich ten laatste failliet verklaren, waardoor hij
van een goot deel zijner verplichtingen ont
slagen wordt. De schuldeischers leggen zich dan
neder bij het bekende »waar niet is verliest de
keizer zijn recht", en nemen genoegen met de
voldoening van een soms vrij kleine breuk hunner
vorderingen, en, na aldus schoon schip te hebben
gemaakt, begint de weinig consciencieuse man
het lieve leventje weer opnieuw. Natuurlijk zijn
er uitzonderingen op dien regelgroote faillisse
menten loopen wel eens treuriger af, waarvan de
residentie dezer dagen weder een voorbeeld
leverde. De houders van het bewuste bankkantoor
zullen weinig aan de groote schoonmaak hebben
en hebben zich een treurig lot op den hals ge
haald. Intusschen baat dit den schuldeischers
weinigzij verliezen met dat al belangr jjke kapi
talen, de een grootere de andere kleinere. Tot
degenen, die zoowat zijn geheele vermogen met
den voortvluchtigen bankier zien verdwijnen, be
hoort een achtenswaardig generaal, die in Atjeh
een deel van zjjn kapitaal heeft vergaard, aan de
tallooze gevaren van een vp andelij k land het
hoofd biedende. Indertijd heeft men zijn vader
landsliefde wel eens willen verkleinen op grond
van de hooge eischen, door hem gesteld, toen zjjn
koning hem riep om de eer der Nederlandsche
wapenen in Indië te gaan handhaven. Maar men
vergat toen, dat naast vaderlandsliefde ook'plaats
is voor liefde van den vader voor zjjn kinderen,
en dat de vader, die zich ter wille van het vaderland
gaat blootstellen aan den dood in den oorlog, toch
wel bedacht mag zijn op het lot, dat daardoor
zjjnen kinderen kan beschoren worden. Tegen
het verlies van hun vader kon hij hen niet waar
borgen maar tegen de materieele schade, die
daarvan het gevolg zou zijn, mocht hij zeker zooveel
mogeljjk maatregelen nemen.
Een ander faillissement, dat gedeeltelijk meer op
vreemdelingen en, wat Hagenaars betreft, alleen
op personen uit een lagere klasse drukt, geeft
niet minder reden om van zich te doen spreken.
Niet alleen geldelijke belangen deze zelfs in
geringere mate maar die der kunst zijn hiermede
gemoeid. Onze opera is op de flesch,en voor dit
seizoen blijven wij van verdere voorstellingen
verstoken. Nu, dit is niet het ergsteook niet
de mogelijkheid, dat de Nederlandsche residentie,
een volgend speeljaar het zonder opera zal moeten
doen, hoewel dit heel wat in heeft. Het ergste
is, dat tal van lieden, die als koristen en in andere
betrekkingen aan de opera verbonden waren,
plotseling van hun inkomsten worden beroofd en
zelfs nog een goed deel van hun salaris te goed
hebben. Dezen kunnen niet, gelijk een gewoon
ambachtsman of fabrieksarbeider, zoo spoedig elders
een plaatsing vinden. Zij lijden er dus buitenge
woon onder. Aan wien de schuld yan al die
narigheid
Grootendeels moet die bij den heer Van
Hamme worden gezocht. De artisten, die hij
den abonnés ter ballotage bood, zijn meeren-
deels beneden het peil, en na herhaalde afstem
mingen werd hetgeen hij aanbood van steeds
minder allooi, maar toch moest eindelijk het
personeel worden voltallig gemaakt, en zoo ge
beurde het, dat de abonnés zich met het mindere
moesten vergenoegen. De samenstelling van den
troep werkte zeer ongunstig op het opera-bezoek,
zoodat de zaal meestal zeer slecht bezet was, en
dus de verdiensten niet groot waren. Als middel
tegen die kwaal werden beroemde vreemdelingen
nu en dan yoor enkele voorstellingen geëngageerd,
maar of de tijdelijke inkomsten hierdoor verkregen
wel opwogen tegen de grootere uitgaven moet
betwijfeld worden. Zoo geraakte de kas allengs in
slechteren toestand en moesten ten laatste de
betalingen voor goed worden gestaakt, voor goed
want tjjdelijke onmacht om de honoraria der
artisten te voldoen was reeds herhaaldelijk geble
ken, en meermalen maakten bedreigingen van de
voornaamsten hunner, om niet op te treden alvorens
het achterstallige betaald was, het noodzakelijk
geld op te nemen, wat de zaak natuurljjk nog
verergerde. Wat nu het einde zal zijn, is nog
moeilijk te gissen.
Waarschijnlijk omdat men langzamerhand ge
woon was geraakt aan faillissementen begon men
in de laatste jaren ook al een staatsbankroet te
voorspellen. Zoover is het gelukkig nog niet ge
komen en er moet nog heel wat gebeuren vóór
die noodlottige slag vallen moet. Maar toch is
sinds eenigen tjjd het evenwicht tusschen de
inkomsten en uitgaven onzer rijksschatkist ver
broken. Met het schoone doel om dat te herstellen
trad het derde ministerie Heemskerk op, met den
heer Grobbée als hoofd van het departement van
financiën, op dezen zou de zware maar edele taak
uit den aard der zaak in de eerste plaats neer
komen. Een paar jaren heeft die financier gewerkt
of liever doen werken en beproefd zjjn doel te
bereiken, maar wij zjjn niet veel verder gekomen,
en nu legt hjj er het mes bjj neder, waarmede hjj
de uitgaven moest besnoeien, en de spade, waarmede
hij rijke vruchten belovende planten moest pooten.
Ongelukkig nam hjj steeds boomen zonder wortel,
alsof die ooit iets konden opleveren Aan zjjn
tallooze plannen ontbrak steeds een goede grondslag,
een beginsel, een systeem. Evenzeer als over die
plannen verwondert men zich thans over zjjn
heengaan, all een keurt men dit niet afzooals
met de belastingvoorstellen het geval was. Maar
vreemd bljjft het toch.
De verwerping van het financieel beleid der regee
ring, in het budget van financiën als verpersoonljjkt,
zou den val van het geheele kabinet ten gevolge
hebben, zeide de premier. Die bangmakerij hielp
de begrooting werd aangenomen, maar hjj, die
nog veel meer dan deze het financieel beleid ver-
persoonljjkte, gaat heen en zijn collega's blijven.
Zou dan een verwerping van hoofdstuk VII B.
een sterkere afkeuring van dat beleid zjjn geweest
dan de nu in de le kamer gesproken woorden
Mjj dunkt, dit kon moeiljjk. Was dan de heer
Grobbeé onmisbaar voor dit kabinet? Het feit,
dat men hem alleen als zondebok in de woestjjn
zendt, logenstraft dit vermoeden. En toch kon
die onmisbaarheid nog wel eens bljjken uit de moei
lijkheid om een opvolger te vinden. Allereerst heeft
men zich tot jhr. Hartsen, oud-lid der 1® kamer
gewend, die na den heer Van Bloemen Waanders
ook reeds vergeefs voor de portefeuille van koloniën
aangezocht was. Hjj schjjnt echter voor de eer te
hebben bedankt, en nu is men weer aan het zoeken.
Ben ik wel ingelicht dan zal de steen der wjj-
VAN DE
VAN
De burgemeester en wethouders van Middelburg,
gezien de circulaire van den commissaris des
konings in Zeeland van den 30 Maart 11. (provin
ciaal blad n° 45betrekkelijk de personeele belasting
en het patentrecht voor het dienstjaar 1885/1886
maken bekend
1° dat met het primitief beschrjjvingswerk van
de belasting op het personeel, vastgesteld bjj de
wetten van den 29en Maart 1863 Staatsblad n° 43)
en van den 24en April 1845 Staatsblad n° 15), in
deze gemeente een aanvang zal worden gemaakt
op Woensdag den 6 Mei a. en alzoo de aan de
ingezetenen uit te reiken beschrijvingsbiljetten,
met den achtsten dag daarna, vanwege den ont
vanger der directe belastingen, zullen worden
opgehaald
2° dat door het gemeentebestuur om, ingeval
eener herziening van het aangegeven bedrag der
huurwaarde of van hét aantal deuren, vensters en
haardsteden, als tegenschatters van de zjjde der
belastingschuldigen te dienen zjjn benoemd G.
Jeras, C. L. van Sorge, J. P. Akkerman en W.
J. van Riel
3° dat wat het patentrecht betreft bepaald is,
dat, met uitzondering van patentplichtigen vermeld
onder n° 47 tot 40 van tabel XIV, zjjnde de sljjters,
tappers, kroeghouders en koffiehuishouders, die
niet in de gewone beschrijving zullen worden
begrepen, maar aan wier huizen zoodra mogeljjk
na den ingang van het dienstjaar en zonder de
gewone beschrijving af te wachten, een declara
toir zal moeten worden bezorgd, hetwelk na
verloop van drie dagen weder zal worden opgehaald
voor zooveel aangaat alle overige patentplichtigen,
bedoeld in de eerste vijftien tabellen der wet van
den 21 Mei 1811 Staatsblad n° 34)
a de aangifte of verklaringen ter verkrijging
van patent zullen worden uitgegeven den 6en tot
en met den 15en Mei a.
b die verklaringen, behoorljjk ingevuld, zullen
moeten zjjn ingezonden op den 30 Mei a.
c het register van gemelde patentplichtigen zal
worden gesloten op den 23 Juni, terwjjl ofschoon
na dien tijd de aanneming van aanvragen om
patent de gewone algemeene beschrjj ving betreffende,
niet zal worden geweigerd, in alle gevallen, de
mogelijke gevolgen, die uit een minder tjjdige
aangifte voortvloeien altijd voor rekening der
nalatige patentplichtigen blijven.
Tevens worden de patentplichtige sljjters, tappers,
kroeghouders en koffiehuishouders, onder mededee-
ling, dat hunne patenten van af den 1 Juni a. te
hunner beschikking op de gemeente-secretarie
verkrijgbaar zjjn, opmerkzaam gemaakt, dat het
patent niet zal mogen worden afgegeven en het
daarbjj uitgedrukt bedrijf niet zal mogen worden
uitgeoefend dan nadat het verschuldigde over het
voorafgaande jaar ten volle zal zjjn aangezuiverd.
Eindelijk wordt ieder aandachtig gemaakt op de
wjjziging, welke een der vrijstellingen van de
vrouwelijke bedienden, artikel 5 der wet van den
9 April 1839 (Staatsblad n° 59), heeft ondergaan,
op die, welke in de twee eerste paragrafen van
artikel 27 der wet van den 29 Maart 1833 (Staats
blad n° 4) bij artikel 7 derzelfde wet van 1869
zjjn gebracht, alsmede op de verplichting om bjj
de bezwaarschriften, ingevolge artikel 1 der wet
van den 4 April 1870 (Staatsblad n° 60) over te
leggen een duplicaat van het aanslagbiljet tegen
betaling van vjjf cent bjj den rjjks-ontvanger
verkrjjgbaar gesteld.
Middelburg, den 24 April 1885.
De burgemeester en wethouders van Middelburg,
PICKÉ.
De secretaris,
A. DE VULDER YAN NOORDEN.
24 April 1885.
Mij dunkt hij is in goeden staet,
Die zonder schuld te bedde gaet;
Och ja, zoo dachten met hem de onnoozele
een schets uit het Noorsch van DILLIAG.
De voorjaarszon scheen door de groote spiegel
ruiten, speelde op een breede vergulde schilde-
rjjljjst en wierp een lichten streep op de rood
fluweelen portière van het zijvertrek.
Mevrouw zat met een borduurwerk in de hand
bjj het venster en keek op straat. Mijnheer lag
met een courant in de hand in een leuningstoel,
en rookte een cigaar. Zjj was een mooie, jonge
vrouw, met een blank gelaat en blond haar; hjj
was veel ouder en had een slanke gestalte en een
edel gevormd, doch eenigszins afgemat gelaat.
Mevrouw kuchte.
»Kunt gjj niet wat minder rooken, Louis
„Ik wist niet, dat het u hinderde. Gjj rookt
toch zelf cigaretten."
„Nooit hier in het salon."
„Goed, ik zal dadeljjk naar mjjn kamer
gaan, dan zjjt gjj bevrjjd van den cigarendamp en
van mjjdat is een dubbel voorrecht."
„Hoor eens, man, laten wjj niet krakeelen;
dat is zoo laf. Laat ons liever onverschillig zjjn,
zooals gewoonlijk. Dat is veel beschaafder. En
wij zijn welopgevoede menschen, niet waar Gjj
zjjt kamerheer, van voorname afkomst en ik ben
maar een eenvoudige koopmansdochter uit Kopen
hagen maar mjjn vader had geld genoeg om mjj
een goede opvoeding te geven en een goede
Waarom gaat gjj niet voort? een goede
partjj te bezorgen, wildet gjj zeggen."
„Dat zjjn uwe woorden, mjjnheer, niet de
mjjne. Maar het is niettemin waar."
»Die soort van weelde is tegenwoordig goed
koop te krijgen. Er zjjn zoovele arme adelljjken."
Mevrouw zuchtte eyen.
«Zjj kan vaak duur genoeg gekocht zjjn."
Mjjnheer legde zjjn cigaar weg, liet de courant
zakken en sloot de oogen. Mevrouw deed een
paar steken aan haar werk.
Het was stil in het vertrek. Men hoorde alleen
de schel van den voorbjjgaanden tramwagen.
Doch eensklaps werd die stilte verbroken door
de stem van een man, die op straat wit zand te
koop riep.
Mjjnheer keerde zich ongeduldig in zjjn leuning
stoel om.
Nu riep een doordringende vrouwenstem
„Zand, zand, wit zand
„Zie zoo", mompelde mjjnheer, „zjjn er nu
ook al zandvrouwen, die de menschen doof schreeu
wen. Ik dacht dat er alleen zandmannen beston
den."
Mevrouw zag uit het raam.
„De vrouw duwt ook aan den wagen."
*Dan kantelt hjj des te gauwer om."
„Neen", zei mevrouw met een ernstig gelaat,
„dan wordt de last lichter, als man en vrouw
elkaar helpen."
Zjj legde haar werk nêer en bleef uit het raam
kjjken. De zandkar stond stil in de schaduw aan
den overkant. De man vulde zand in een mandje
de vrouw zat op een van de armen van de kar
te rusten.
Het v/as een bejaard echtpaar; hjj was krom
en grijs met een verschoten winterbuis aan; zij
bruin en uitgedroogd als een mummie, met een
versleten wollen japon aan en een grooten zwar
ten stroohoed op het hoofd.
Hjj ledigde eenige mandjes in een zak; zjj
laadde hem dien op den rug en bleef zitten
wachten, terwijl hjj een huis binnen ging.
Mevrouw bleef in gedachten verzonken zitten
kjjken.
„Die zand menschen schjjnen u erg te interes
seeren. Kjjkt gjj steeds naar hen vroeg haar
man.
„Ja; ik zit te speculeeren, hoe lang zjj al
getrouwd zouden zjjn."
„Zoo
„Ja, zjj zjjn zeker langer dan twee jaar ge
trouwd, zooals wjj."
„Best mogeljjk."
„En verbeeld u, zjj schjjnen nog van elkaar
te houden."
„Dat doen die soort van menschen meestal."
zen niet zoo spoedig gevonden zijn, om reeds
gelijk met het ontslag van den heer Grobbée zjjn
opvolger te kunnen benoemeneen der andere
ministers zal dus ad interim met de leiding van
het verlaten departement moeten belast worden,
tenzjj men ten laatste het verzoek om ontslag
niet inwilligt, doch hiervoor, geloof ik, dat weinig
vrees behoeft gekoesterd te worden. De heer
Grobbée is bepaald onmogeljjk geworden. Hjj
maakte fiasco, en ajjn laatste daad getuigt vol
doende van zjjn geringe parlementaire geschiktheid;
Aftreden eenvoudig op een wenk van een paar
kamerleden, zonder de kwestie van vertrouwen
te hebben gesteld, is iets. ongehoords. En tot
dien wenk gaf hjj zelf nog aanleiding. Waarom
toch hield hjj bjj de behandeling zjjner begrooting
ten aanzien van de tabaksbelasting niet een slag
om den arm? Zjjne verklaring opdat oogenblik,
dat het aantal van zjjn onvoldragen vruchten
weder met een was vermeerderd, gaf hem den
doodsteek. Hjj trachtte den tegenstand door die
opoffering aan de publieke opinie te breken, maar
hjj vergiste zichmen had nu eindeljjk genoeg
van al die plannen, die vóór of tjjdens de behan
deling weder door den voorsteller zelf worden
over boord geworpen.
Yan overboord werpen gesproken. Dat doet
men niet alleen plannen, maar ook mannen. Bjj
een vroegere gelegenheid noemde ik als opvolger
van den generaal Van Bel als waarnemend gou
verneur der residentie den kommandant der gre
nadiers en jagers, kolonel jhr Klerck. Thans is
de plaats vacant, maar de heer Klerck had nog
drie kolonels in de ranglpst boven zich, waaronder
zeer kundige officieren, die hem dus zouden moeten
voorgaan in den generaalsrang. Zoo zou men
denken, maar het is anders geschied.
Die drie kolonels zjjn eenvoudig gepensioneerd,
en nu is de jongere Klerck n° 1.
Zoo doet men in het legermen bevordert volgens
de hoog geroemde anciënniteit erg eerljjk; maar
men maakt eenvoudig eenige hoofdofficieren af,
als de volgorde volgens anciënniteit niet bevalt
en men vriendjes wil doen opschuiven.
Nu, de koning heeft het opperbestuur over leger
en vloot, en dit maakt het voor de ministers van
oorlogen marine wel eens moeiljjk. Zoo werd eenigen
tjjd geleden aan een vice admiraal een kommande
ment opgedragen en deze, daarmede erg in zijn schik,
wilde bjj gelegenheid der audiëntie te Amsterdam
zijn dank aan Z. M. gaan brengen. Toen moest
die vlagofficier vernemen, dat de koning eigenljjk
niet hem maar een ander had verlangd. Aange
name ontmoeting De vice-admiraal vond er
aanleiding in om zjjn ontslag te verzoeken en dit
is thans in overweging. Een moeiljjke taak voor
den minister van marine om die zaak weer in het
reine te brengen.
Hoe wjj over de Zondagswet denken, behoeven
wjj onzen lezers niet mee te deelen. Herhaaldeljjk
gaven wjj daarover onze meening reeds te kennen.
Wjj vinden dan ook in de vragen, door den
minister van justitie den commissarissen des konings
gedaan, geen aanleiding om nog over dit punt
beschouwingen te leveren.
Met belangstelling zien wjj te gemoet, wat dit
vragen van den heer Du Tour zal uitwerken en
niet onbelangrijk zou het zeker wezen kennis te
kunnen nemen van de antwoorden, die 's konings
vertegenwoordigers in de verschillende provinciën
hebben gegeven.
Het Weekblad van het regt, een zuiver rechts
geleerd blad, dat zich zeker niet verdiepen zal in
godsdienstige quaesties, waarvan men andere bladen
beschuldigt, levert echter eene beschouwing zoo
geheel in onzen geest, dat wjj niet kunnen nalaten
daarvan een en ander onder de oogen onzer lezers
te brengen.
Het blad verwjjst den minister naar de toelich
ting der staatscommissie voor het strafwetboek,
die de Zondagswet wil afschaffen en van oordeel
is, dat de door haar voorgestelde artikelen 159—
161 voldoende waken tegen stoornis.
Dergeljjk stelsel (als dat der wet van 1815)
zegt het Wbl. »kan tot niets anders leiden
dan tot uitwendig vertoon, waarmede de godsdienst
niets gemeen heeft. Het is in strjjd met de
grondwet, die allen dwang op dit gebied uitsluit.
„Ja, die stumperds weten ook niet beter",
zei zjj spotachtig lachende.
Mjjnheer was opgestaan en stond achter zjjn
vrouw, boog over haar heen en zag op straat,
terwjjl hjj zich met een hand op de leuning van
haar stoel vasthield.
Juist kwam de zandman terug.j De vrouw
wischte hem met haar verbleekte voorschoot het
zweet van het gerimpelde voorhoofd, haalde een
flesch witbier uit het zand en nam een pak met
boterhammen uit haar zak. Daarop nam ieder
op een arm van de kar plaats en begon te eten.
Mjjnheer en mevrouw amuseerden zich met
hen gade te slaan, vooral mevrouw.
Mjjnheer zag meer naar het mooie blonde haar
van mevrouw, dat door de zon beschenen werd,
en naar haar blanken hals, terwjjl hjj zich hoe
langer hoe lager over haar heen boog en den
geur van fijne Fransche reukwerken, die haar om
gaf, inademde.
„Kjjk Louis, nu kibbelen zjj om een stukje
brood met kaas."
„Het is louter liefde. Geen van beiden wil
zelf het lekkerste brokje eten."
»Nu deelen zjj het."
„Ja, het is aardig om te zien."
Hjj boog nog verder voorover en legde bjjna
den arm om zjjn vrouw heen. Het waB toch
merkwaardig, dat hjj vroeger nooit opgemerkt
bad, welk een mooien hals zjjn vrouw had.