MÏDDELBURGSCHE COURANT
Gemengde Berichten.
Middelburg 23 Maart.
Onderwijs.
BIJVOEGSEL
Dinsdag 24 Maart 1885. Na. 70.
Ontwerpen".tot wijziging yan de
Grondwet.
VAN DE
VAN
i.
De ondervinding zegt de regeering heeft
geleerd, dat te zeer belemmerende bepalingen der
grondwet eenige algemeen gewenschte verbeteringen
van het kiesrecht, de belastingen, de defensie
en*(de rechtspraak tegenhouden of belemmeren.
Buitendien zijn ook leemten aan het licht gekomen,
en de voorzichtigheid gebiedt elders te verduide
lijken. Het ware dus onverantwoordelijk, daaraan
niet met voortvarendheid de hand te slaan.
Met vele der door de staatscommissie voorge
stel :e wijzigingen het ft de regeering zich vereenigd
op sommige, .ook belangrijke, punten is zjj ervan
afgeweken.
Waarschijnlijk zal het de aandacht trekken, dat
eenige artt., bepaaldelijk de hoofdstukken X en XI,
met stilzwijgen zijn voorbijgegaan. De regeering
is echter tot heden niet overtuigd, dat de veran
dering daarvan wordt geboden. Met name laat
art. 194, juist opgevat, voldoende ruimte van
beweging aan den gewonen wetgever.
Wjjziging van de redactie van art. 1 neemt het
begrip weg, dat ook de koloniën en bezittingen
deelen van het koninkrijk zijn. Gelijkstelling van
moederland en koloniën wordt uitgesloten; koloniën
zjjn bezittingen en aan haar ingezetenen behoeven
niet dezelfde staatkundige rechten te worden
toegekend als aan Nederlanders.
De namen der provinciën zjjn vervallen, evenals
de bepalingen omtrent Limburg.
Een nieuw art. bepaalt, dat de grondwet alleen
geldt voor het rjjk in Europa, tenzjj het tegendeel
wordt uitgedrukt.
Met „het rjjk" wordt bedoeld dat in Europa;
voor de gehetle rechtsgemeenschap behoort het
woord „staat" te worden gebezigd.
In art. 2 wordt toegelaten het vormen van
nieuwe provinoiën en gemeenten.
Bescherming van persoon en goederen wordt
verleend aan allen, die zich op het grondgebied
bevinden.
Set schjjnt raadzaam, art. 5 te schrappen, omdat
de uitdrukking „burgerschapsrecht" onzeker is.
Het stemrecht der ingelanden van waterschappen
en het recht om lid van een waterschapsbestuur
te wezen, zjjn het gevolg van het bezit van land
en voor eiken eigenaar van het hoogste belang;
weglating van art. 5 geeft de gelegenheid, te
voldoen aan den niet onbilljjken wensch dat die
rechten althans niet geheel worden onthouden aan
grondeigenaars, die geen Nederlanders zijn.
In art. 6 wordt bepaald, dat ieder Nederlander
gelijkelijk benoembaar is tot openbare betrek
kingen, behoudens de eischen^van bekwaamheid
en geschiktheid."
Art. 7: De wet verklaart wie Nederlanders en
wie ingezetenen zjjn.
De wetgever bljjve vrij) "om j de "uitvoerende
macht bevoegd te verklaren, naturalisatie, mits
onder7 algemeen gestelde wetteljjke jvoorwaarden,
toe te,^kennen.
Er is geen reden het petitierecht'tot de inge
zetenen te beperken. Het wordt verder alleen,
ter verduidelijking, verleend aan wettig bestaande
lichamen."
II.
Er is geen enkele reden om in de regeling van
de troonsopvolging materieele veranderingen te
brengen. Maar wel is het raadzaam, den vorm te
verbeteren. De bestaande bepalingen laten aan
duidelijkheid;jen 'volledigheid veel te wenschen
over en kunnen daardoor tot allerlei misvattingen
aanleiding geven.
Naar het nieuwe stelsel wordt de kroon in de
eerste plaats geërfdjdoor mannelijke, uit mannen
gekomen nakomelingen van koning Willem 1, met
representatie. Ontbreken deze, dan gaat de kroon
over op de in leven zijnde dochters van den
laatst overleden koning. Zijn ook deze niet meer
in leven, dan wordt de kroon geërfd in nederda-
lendejljjnen^hunjoorsprong nemende in overleden
zonen des konings, doch verder niet enkel uit
mannenjbestaandejdaarna door vrouwelijke ljjnen,
uit dochters des, konings.
De opdracht van de kroon aan wijlen koning
Willem I is behouden voor een duideljjke uiteen
zetting.
De bepaling' omtrent het mannelijke oir van
prinses Carolina van Oranje, van Nassau Weilburg,
(art. 22) is gehandhaafd.
Een nieuwe alinea luidtAfstand van de kroon
heeft ten opzichte der erfopvolging hetzelfde
gevolg als overigden.
Naar het/gevoelen der reg.'moet de wetteljjke
toestemming gevorderd bljjven voor huwelijken
van vorsten en vorstinnen, die aanspraak op den
troon kunnen hebben, ook van elders regeerende
of niet regeerende stamhuizen. In het vragen van
die toestemming is het bewijs gelegen, dat behoud
van den band met Nederland wordt op prijs
gesteld. Een nieuwe alinea maakt echter mogelijk,
de voorafgaande te vervangen door latere goed
keuring voor onvoorziene gevallen.
Dat tot wjjziging van de troonopvolging het
initiatief niet anders dan van den koning uitgaat,
komt overeen met den aard onzer monarchale
staatsinrichting.
De voor zulke wjjziging voorgeschreven vormen
eischen echter te veel tijd. Spoed moet mogelijk
zjjn. Daarom wenscht de Reg. de beslissing op
te dragen aan de vereenigde zitting der staten-
generaal. Hetzelfde geschiede bij benoeming van
den troonopvolger na 's konings overljjden, in dat
geval binnen een maand na dat overljjden.
III.
Het inkomen'der'kroon blijft ^onveranderd.
De bepalingen omtrent de voogdjj des konings
behoeven vereenvoudiging.
De artt. 35 en 36 zullen luiden »De. voogdjj van
den minderjarigen koning 'wordt geregeld en de
voogd of voogden worden benoemd bjj eene wet",
te behandelen door de Btaten-generaal in „ver
eenigde zitting.
Mocht ooit het gevaljvan art. 42,1 (krankzin
nigheid enz.,* des^koningsjjvoorkomen, dan moet
de benoeming van een regent spoediggeschieden.
Hoe zal de regeering gevoerd worden gedurende
de 5 of 6 weken, noodig voor de verkiezing van
dubbele kamers?! TEr beslaat ook geen reden om
de bedoelde taak aan dubbele kamers beter
toevertrouwd te achtenzjj wordt dus aan de
enkele kamers opgedragen, door de ministers in
rade vereenigd opgeroepen, den raad van state
gehoord.
Op geljjke wjjze wordt hervatting van de Reg.
geregeld.
De ministers behooren, als verantwoordeljjke
personen, geen zitting te hebben in den (onschend-
baren) regeeringsraad. Die raad wordt daarom
enkel gevormd uit den raad van state.
IV.
Een nieuw lid van art. 54 luidt: „Door den
koning worden algemeene maatregelen van
bestuur vastgesteld. Strafbepalingen worden daarin
niet opgenomen dan krachtens de wet".
Voortaan zal ook voor verdragen tot uitbreiding
van grondgebied welke in sommige gevallen
niet minder bedenkelijk kan zjjn dan afstand of
ruiling de goedkeuring der staten generaal
gevraagd moeten worden.
Ook de bezoldiging der leden van den raad
van state wordt geregeld bjj de wet.
Gratie word verleend op advies van den rechter,
die veroordeelde, als de straf niet hooger is dan
3 jaar gevangenis. In andere gevallen adviseert
de hooge raad, en ook bij ontstentenis van den
rechter die het vonnis wees (krjjgaraden enz.)
De mogelijkheid wordt geopend de beslissing
over geschillen tusschen gemeentebesturen in
eersten aanleg aan ged. staten op te dragen.
De raad van state, het koninklijk gezag waar
nemende, zal niet het recht van ontbinding heb
ben. Dat ware bv. gevaarljjk bjj verschil van
gevoelen over de benoeming van een koning.
De beperking, dat de prins van Oranje in den
raad van state slechts een adviseerende stem heeft,
vervalt, als niet in overeenstemming met zjjn
hoogen rang.
Den wetgever wordt de vrjjheid gegeveD, de
rechtspraak in administratieve zaken aan een af-
deeling van den raad van state op te dragen.
Y.
Art. 76 wordt vervangen door het volgende
„De leden van de tweede kamer worden recht
streeks gekozen door de meerderjarige manneljjke
ingezetenen, Nederlanders, die als hoofden van
huisgezinnen, krachtens eenig persoonljjk of za-
keljjk recht, eene woning van eene door de wet
voor iedere gemeente bepaalde jaarljjksche huur
waarde in gebruik hebben.
»De bedoelde wet bepaalt het vereischte mini
mum van jaarljjksche huurwaarde in geene ge
meente lager dan op 50, voor de ongestoffeerde
woningvoor de gemeenten, waarvoor een hooger
minimunicjjfer wordt bepaald, wordt zooveel
mogeljjk ongeveer dezelfde evenredigheid tusschen
het getal kiezers en het zielental der bevolking
in acht genomen als in de gemeenten, die het
laagste minimum hebben."
De derde alinea ontneemt het kiesrecht aan
gevangenen en veroordeelden, aan hen die van
het beheer hunner goederen zjjn ontzet, aan hen
wien de rechter het kiesrecht ontnam en aan
hen, „wier aanslag in een of meer rjjks dir. be
lastingen in het laatst vorig jaar wegens wanbe
taling oninvorderbaar verklaard is en niet werd
aangezuiverd."
Art. 77 zal luiden:
„De tweede kamer zal bestaan uit honderd leden,
die gekozen worden in kiesdistricten.
„De verdeeling van het rjjk in kiesdistricten
en alles wat verder het kiesrecht en de wjjze van
verkiezing betreft, wordt geregeld door de wet."
Art. 78 bepaalt het getal leden der eerste
kamer op vijftig, te verkiezen door de provinciale
staten uit de hoogst aangeslagenen, naar den
maatstaf van 1 op elke 2000 zielen in elke pro
vincie. Noord-Brabant benoemt 6, Gelderland 6,
Zuid-Holland 10, Noord-Holland 9, Zeeland 2,
Utrecht 3, Friesland 4, Overijssel en Groningen
3, Drenthe 1 en Limburg 3 leden.
Art. 81„De leden der tweede kamer worden
gekozen voor vier jaren. Zij treden te ge jjk af
en zjjn dadel jjk herkiesbaar."
De aftreding der leden van de eerste kamer
bljjft onveranderd.
Ter toelichting van deze artt. stelt de regeering
voorop, dat de kieswet op den duur niet meer
bevredigtde periodieke herziening der kiestabel
moest leiden en heeft geleid tot een periodieke
verknipping van de kaart des lands, zoo al niet
willekeurig, dan toch zonder waarborgen tegen
willekeur. Voorts is voor i.etalen van belasting
eenvoudig aanslag genomen. En ook het voorschrift
omtrent de plaatseljjke gesteldheid is duister.
Bovendien bleek dat aannemen van eene belas
tingsom a!s eenigen maatstaf groote bezwaren te
hebbenmen sloot bekwame en kundige personen
uit, en belemmerde, wegens den invloed op het
kiezerscjjfer, menige verbetering op belastingge
bied. Terecht is dan ook de staatscommissie
uitgegaan van het denkbeeld, dat de redeljjkste
grondslag voor het kiesrecht ware de hoedanigheid
van huisvader, hoofd van het gezin, pater familias
mits werkelijk deelende in de algemeene lasten.
De reg. deelt echter de bezwaren, door de heeren
Teilegen en Asser tegen het voorstel der staats
commissie aangevoerdmet uitzondering van de
ljjst der capaciteiten, sluit zjj zich in hoofdzaak
bjj de meening van pruf. Asser aantoekenning
van het kiesrecht aan eiken huisvader, met een
matigen waarborg van gegoedheid, bjjna geheel
als in Engeland, met opvatting van het woord
„woning" in zeer ruimen zin, dus ook kamers
omvattende.
Dezelfde huurwaarde vertegenwoordigt echter
op verre na niet overal dezelfde mate yan welstand.
De reg. vleit zich daarvoor een goede norma te
hebben aangegeven.
Betrouwbare statistieke gegevens stellen in staat,
een goede regeling te maken, terwjjl men bjj
kleine verschillen aan de milde zijde zal beslissen.
Thans zjjn er 128578 kiezers, of 3.04 ten 100
der bevolking. Met een uitvoerige becjjfering
toont de regeering aan, dat er in het rjjk zjjn
357683 personen die 50 en 287513 die 70
ot meer huurwaarde verwonen, resp. 8.46 en 6.80
ten 100. Naar haar voorstel rekent de regeeriDg,
dat er aanvankeljjk 252000 kiezers zullen zjjn.
Het getal leden der tweede kamer stelt zjj op
100, omdat er nu reeds 94 moeten zjjn.
De regeering wil de mogeljjkheid der invoering
van den scrutin de lisle afsnjjden, als in hooge
mate bedenkelijk. Dit stelsel neemt het gewenschte
element van plaatseljjke bekendheid en verschei
denheid van inzichten weg, schenkt een groot
voorrecht aan volksredenaars en doet gevaar ont
staan voor uitsluiting van alle minderheden.
Voorstellen tot nadere regeling van het kiesrecht
moeten in de eerste zitting na de grondwetsher
ziening worden ingediend.
Het cijfer, voor de eerste kamer aangenomen,
is in betere verhouding tot dat der tweede en
der bevolking.
Daar het stemrecht aan vrouwen wordt ontzegd,
moet haar ook het lidmaatschap der kamers worden
onthouden.
Aftreden van de tweede banier bij helften ver
dient afkeuring. Het verhindert, dat een wjjziging
in de meening der kiezers tot haar recht komt,
verlamt den gang der zaken. Bovendien is een
verkiezingsjaar gemeenlijk voor de wetgeving niet
vruchtbaar.
Van den eed of belofte neemt de regeering
weg „op de wjjze zijner godsdienstige gezindheid",
ten einde den gewonen wetgever geheel vrjj te
laten in zake de eedsaflegging.
Inlichtingen aan de stateu-generaal mogen alleen
geweigerd worden „in het belang van den staat."
Het recht van enquête wordt ook verleend aan
de eerste kamer en aan de vereenigde kamers.
Uitsluiting van geesteljjken enz. is, ten behoeve
der rechtsgelijkheid, beperkt tot hen, die als zoo
danig werkelijk dienst doen.
Niet het bezoldigde van een staatsambt, maar de
benoeming door den koning moet de reden zjjn,
waarom een lid der kamer heeft af te treden. De
regeering acht het niet raadzaam, bevordering in
den staatsdienst uit art. 91 weg te laten.
Art. 92 wordt gelezen«De leden der Btaten-
generaal zijn niet gerechtelijk vervolgbaar voor
hetgeen zjj in de vergadering hebben g< zegd of
aan haar schriftelijk hebben overgelegd."
De gelegenheid wordt geopend wetsontwerpne
te doen verdedigen door deskundigen, in openbare
zitting.
Aan de vereenigde kamers wordt het recht van
amendement verleend.
De tweede kamer erlangt het recht een initiatief
voorstel in de eerste kamer te doen verdedigen.
VI.
De reg. vindt geen reden voor het denkbeeld
der ataatscomm. om de provinciale verordeningen
te onttrekken aan de kon. goedkeuring.
De grondwet bedoelt, de regeling van het prov.
huishouden aan de prov. staten over te laten.
Vandaar het voorstel om ook voor de prov.
belastingen dezen regel aan te nemen: algemeene
voorschriften door de wet, en speciale bekrachtiging
der verordening door den koning.
Het is ondoenlijk, een zuivere splitsing te maken
tusschen provinciaal huishoudelijke en provinciale
rijksuitgaven, evenmin als dit bjj de gemeenten
geschiedt. De reg. stelt daarom voor, de tweeërlei
prov. begrootingen te doen vervallen.
De koning moet, behoudens algemeene wetteljjke
regelen, uit eigen hoofde prov. besluiten wegens
strijd met de wet kunnen vernietigen.
De kiezers voor den gemeenteraad moeten de
vereischten bezitten, aan die voor de kamer gesteld.
Maar de wet kan het minimum der vereischte
huurwaarde voor hen lager stellen.
Benoeming en ontslag der burgemeesters door
den koning wordt behouden.
VII.
De heilzaamheid van codificatie erkennende,
moet men toch uitzondering voor de regeling van
bijzondere onderwerpen toelaten. (Art. 146.)
Art 147 wordt gelezen „Niemand kan van zjjn
eigendom worden ontzet dan na voorafgaande
verklaring bjj de wet dat het algemeen nut de
onteigening vordert en tegen vooraf genoten
ot verzekerde schadeloosstelling, volgens voor
schriften eener algemeene wet." Enz.
De eisch van voorafgaande schadeloosstelling
toch werkt in spoedeischende gevallen dikwijls
belemmerend. Het recht van den onteigende is
voldoende gewaarborgd als de wet het stellen van
eenige zekerheid voorschrift.
Een bijzondere overgangsbepaling omtrent het
recht van aardhaling scheen onnoodig.
Als regel is aangenomen dat ook schadeloos
stelling wordt gegeven voor in het algemeen
belang door het openbaar gezag onbruikbaar ge-
maakten eigendom, tenzjj van voorwerpen waarvan
het bezit verboden is ot waarmee misdrjjf werd
gepleegd (door de wet te bepalen). Die uitzon
dering zal omvatten de tot een misdadig doel
vervaardigde voorwerpen.
Het komt de reg. bedenkeljjk voor, naar het
advies der staatscommissie, een administratieven
rechter in hoogste resort in te stellen, die zal be
slissen of de uitvoerende macht de wetten en
besluiten goed toepaste. Die rechter zou onafzet-
baar moeten zjjn, waartegen veel practisch bezwaar
bestaatHij zou ook de zelfstandigheid der uitv.
macht wegnemen en alles op losse schroeven zetten.
Nochtans komt het wenscheljjk voor, het bestaan
van een administratieven rechter mogelijk te
maken.
Over geschillen tusschen administratieve en
rechterljjke macht zal de hooge raad besluiten,
doch in volle vergadering.
De zeer gevaarlijke onbestemde bevoegdheid van
„het politiek gezag" om in buitengewone gevallen
zonder machtiging eener wet te arresteeren (art.
152) vervalt.
Het binnentreden van een woning zal ook
kunnen geschieden krachtens algemeene machtiging
van het door de wet aangewezen gezag.
Uit de vonnissen vervalt het naschrijven van
de wetsartikelen.
Zoowel om den invloed ep de keus, als omdat
soms die keus niet ruim genoeg is, worden de
voordrachten yoor den Hoogen Raad van 5 op 3
personen gebracht.
Art. 161 vervalt. Er is geen afdoende reden voor.
Er is geen reden om den wetgever de vrjjheid
te ontnemen, den H. Raad ook tot hot van appèl
te maken.
De H. Raad wordt aangewezen ter beslissing
over afzetting of ontslag van leden der rechterlijke
macht.
VIII.
De regeering acht het wenscheljjk den bestaanden
toestand te handhaven ten aanzien der openbare
godsdienstoefeningen buiten gebouwen enz.
Het ware atkeurenswaardig, aan de kerkgenoot-
sch ippen enz. haar uitkeeringen (art. 168) te
ontnemen Maar het scheen wenscheljjk de 2°
alinea van art. 168 te doen vervallen, die een soort
van aanspraak op nieuwe toelagen geeft. De
regeering moet bevoegd zjjn, die te verleenen
b. v. yoor een nieuw gesticht dorp, maar geheel
vrjj zjjn.
IX.
De wetgever wordt duideljjk bevoegd verklaard,
het geheele gebied van het waterstaatsbestuur te
regelen, met eerbiediging yan 's konings opper
toezicht.
Ter verkrjjging van rechtszekerheid wordt de
oprichting van veenschappen, thans door den H
raad niet als waterschappen erkend, toegelaten.
Hetzelfde voor veenpolders.
De bevoegdheid der staten tot oprichting ran
waterschappen enz. wordt uitdrukkeljjk erkend.
De wetgever wordt vrijgelaten het toezicht
over die waterschappen enz. aan anderen dan de
staten over te dragen. Met name kan dit noodig
zjjn voor spoorweg werken.
Met de beginselen der staatscommissie omtrent
de defensie kan de reg. zich bjjna geheel vereenigen.
Een eigenlijke militie hebben wjj nooit gehad,
waaruit begripsverwarring voortvloeit. Het woord
„nationale militie" dient dus uit de grondwet
te verdwjjnen.
Het gemeenteljjk karakter der schutterden belet
deze voor haar taak te vormen, voor te bereiden,
tot een deel van een groot organisch geheel (het
leger) te maken.
De wet zal voortaan den verplichten krjjgsdienst
regelen, in zjjn geheelen omvang, ook zonder
beperking van den diensttjjd. Het art. zal nu
luiden
„Alle Nederlanders, daartoe in staat, zjjn ver
plicht mede te werken tot handhaving der onaf
hankelijkheid van het rjjk en tot verdediging van
zjjn grondgebied. Ook aan ingezetenen die geen
Nederlanders zjjn kan die plicht worden opgelegd."
De reg. acht het niet wenscheljjk dat de grond
wet belette, zoo noodig, dienstplichtigen zonder
hun toestemming naar de koloniën te zenden. De
wet bepale dat en verbindeerdan voordeelen aan.
De wet bepaalt de wjjze, waarop en de gevallen
waarin het grondgebied in staat van oorlog of
beleg kan worden verklaard.
In ons nommer van 17 Maart jl. deelden wjj
mede, dat in de Christelijke Schoolbode de vraag
te lezen was: Ia het aan een onderwjjzer, die
gelooft aan de lettcrljjke inspiratie der Schrift
geoorloofd te leeren, dat de aarde om de zon draait
en op welken grond is hem dit al of niet geoor
loofd?
Hetzelfde blad behelst nu een antwoord erop.
Het is geteekend A. J. D. en luidt als volgt
„Het leeren, dat de aarde om de zon draait,
heeft, dunkt mjj, niets te maken met de letter-
ljjke inspiratie der H. Schrift.
In Jozua 10: 12 (op dit vers heeft de vrager
bljjkbaar het oog) lezen we: „Toen sprak Jozua
tot den Heer, ten dage als de Heer de Amorieten
voor het aangezicht der kinderen Israëls overgaf,
en zeide voor de oogen der Israëlieten: Zon, sta
stil te Gibeon, en gjj maan in het dal van Aj41on"".
Let wel: Jozua sprak tot den Heer, Jozua is
dus de zegsman. Ot Jozua al of niet wist, dat
de aarde om de zon draait, doet niets ter zake.
Hjj volgde eenvoudig het spraakgebruik, gebaseerd
op het schjjnbaar zich voortbewegen van de zon
aan den hemel. Ook wij zeggen nog: De zon
komt op, gaat onder, al zjjn wjj aanhangers
van het stelsel van Copernicus.
„„Hjj zeide voor de oogen der Israëlieten"", staat
er. „„Voor de oogen"". 't Is alsot de H. Schrift
zelf wil doen opmerkenHier wordt alleen
gesproken van hetgeen voor het gezicht plaats had.
De Bjjbel wil ona geene coamographie onderwazen;
daarom volgt heel natuurlijk in vers 13 als weer
klank op Jozua's woorden in veis 12En de zon
stond stil.
Werpt nu iemand tegenJa maar, er staat
dan toch maar: »»En de zon stond stil"", dan ant
woord ik Welnu, als ge dan van geen spraak
gebruik in de H. Schrift wilt weten, hoe denkt
ge dan over Handelingen 27 27, waar we lezen
van scheepslieden, die vermoedden, dat hun eenig
land naderde?"
Te Serooskerke (Schouwen) is Vrjjdag het drie
jarig dochtertje van V. In een sloot gevallen en
verdronken.
Volgens de VI. Crt. is de toestand van de
dienstbode, die Woensdag avond jl. te Vlissingen
blijken van waanzin gaf en daarom naar het
gasthuis werd vervoerd, in die mate verbeterd,
dat zjj weder haren dienst heeft betrokken.
Vrjjdag had te Cats de aanwjjzing plaats
voor het maken van een inlaagdjjk in den Leen-
dert Abrahampolder.
Verscheidene aannemers, waaronder eenigen uit
Gelderland, waren tegenwoordig zoodat bljjkbaar
in dat werk nog al belaDg wordt gesteld.
Hoewel men op verschillende, goede gronden
meent den dader van den moord te Wageningen
in handen te hebben, bljjft deze, zekere W. Ege-
ling, alle schuld ontkennen. Als bewjjzen, dat
hjj de dader is, geeft men aan dat hjj bekent te
Wageningen te zjjn geweest en herkend ia door
hen, die hem aan de deur bjj den vermoorden
hebben gezien, terwjjl ook een knoop, die van
zijne jas wordt gemist, bjj het ljjk van Jansen is
gevonden.
Een proef met het breken van haver heeft aan
getoond, dat paarden van gebroken haver 3 pond
minder per dag noodig hebben dan van ongebro
ken. Zelfs hielden de paarden zich bjj den
zwaarsten arbeid beter dan vroeger en ook de
koliekaanvallen, die dikwjjls voorkomen, zjjn in
de vier jaren, gedurende welke de proef met 45
paarden duurde, slechts bjj 2 paaiden voorgekomen,
schoon de haver soms nog voor 1/4 met gerst
gemeDgd was. Vooral voor oude paarden, dieniet
goed meer kauwen, is gebroken haver uitstekend;
ze bekomen gemakkelijker het in het koren aan
wezige voedsel.
Aan een onderhoud met jhr. mr. G. J. Th.
Beelaerts van Blokland over Zuid-Afrika door
het Hbl. medegedeeld, is het volgende ontleend om
trent landverhuizing:
Heeft u den brief gelezen van de weesjongens
uit Neerbosch? Zou hun treurig oordeel juist zjjn?
Ge spreekt van een oordeel, ge bedoelt eene
indruk. De brief is geschreven zes weken na
hun aankomst. Hoe kan men in zoo korten tjjd
over land en volk oordeelen
Is het uw overtuiging, dat men verhuizing
naar Transvaal mag aanbevelen
Voor landbouwers, die eenig kapitaal mee
brengen, ja. Voor personen, die niets bezitten, is
het raadzaam nog wat te wachten. De slapte in
handel en bedrjjf doet zich ook daar gevoelen,
't Is geen nationale, maar universeele kwaal.
Zouden industrieele ondernemingen daar
kans van slagen hebben?
Ongetwjjfeld. Maatscbappjjen, die met kennis
en een flink kapitaal werken, zouden daar in
menigen tak van njj verheid, maar bovenal in de
ontginning van den ongeloofljjken mineralen rjjk-
dom, groote winsten kunnen maken. Ge weet
echter, dat de Nederlandsche kapitalisten daar
voor geen oog hebben.
Gedrukt bjj de Gebr' Abrahams, te Middelburg»