MÏDDELBURGSCHE COURANT Gemengde Berichten. Middelburg 23 Maart. Onderwijs. BIJVOEGSEL Dinsdag 24 Maart 1885. Na. 70. Ontwerpen".tot wijziging yan de Grondwet. VAN DE VAN i. De ondervinding zegt de regeering heeft geleerd, dat te zeer belemmerende bepalingen der grondwet eenige algemeen gewenschte verbeteringen van het kiesrecht, de belastingen, de defensie en*(de rechtspraak tegenhouden of belemmeren. Buitendien zijn ook leemten aan het licht gekomen, en de voorzichtigheid gebiedt elders te verduide lijken. Het ware dus onverantwoordelijk, daaraan niet met voortvarendheid de hand te slaan. Met vele der door de staatscommissie voorge stel :e wijzigingen het ft de regeering zich vereenigd op sommige, .ook belangrijke, punten is zjj ervan afgeweken. Waarschijnlijk zal het de aandacht trekken, dat eenige artt., bepaaldelijk de hoofdstukken X en XI, met stilzwijgen zijn voorbijgegaan. De regeering is echter tot heden niet overtuigd, dat de veran dering daarvan wordt geboden. Met name laat art. 194, juist opgevat, voldoende ruimte van beweging aan den gewonen wetgever. Wjjziging van de redactie van art. 1 neemt het begrip weg, dat ook de koloniën en bezittingen deelen van het koninkrijk zijn. Gelijkstelling van moederland en koloniën wordt uitgesloten; koloniën zjjn bezittingen en aan haar ingezetenen behoeven niet dezelfde staatkundige rechten te worden toegekend als aan Nederlanders. De namen der provinciën zjjn vervallen, evenals de bepalingen omtrent Limburg. Een nieuw art. bepaalt, dat de grondwet alleen geldt voor het rjjk in Europa, tenzjj het tegendeel wordt uitgedrukt. Met „het rjjk" wordt bedoeld dat in Europa; voor de gehetle rechtsgemeenschap behoort het woord „staat" te worden gebezigd. In art. 2 wordt toegelaten het vormen van nieuwe provinoiën en gemeenten. Bescherming van persoon en goederen wordt verleend aan allen, die zich op het grondgebied bevinden. Set schjjnt raadzaam, art. 5 te schrappen, omdat de uitdrukking „burgerschapsrecht" onzeker is. Het stemrecht der ingelanden van waterschappen en het recht om lid van een waterschapsbestuur te wezen, zjjn het gevolg van het bezit van land en voor eiken eigenaar van het hoogste belang; weglating van art. 5 geeft de gelegenheid, te voldoen aan den niet onbilljjken wensch dat die rechten althans niet geheel worden onthouden aan grondeigenaars, die geen Nederlanders zijn. In art. 6 wordt bepaald, dat ieder Nederlander gelijkelijk benoembaar is tot openbare betrek kingen, behoudens de eischen^van bekwaamheid en geschiktheid." Art. 7: De wet verklaart wie Nederlanders en wie ingezetenen zjjn. De wetgever bljjve vrij) "om j de "uitvoerende macht bevoegd te verklaren, naturalisatie, mits onder7 algemeen gestelde wetteljjke jvoorwaarden, toe te,^kennen. Er is geen reden het petitierecht'tot de inge zetenen te beperken. Het wordt verder alleen, ter verduidelijking, verleend aan wettig bestaande lichamen." II. Er is geen enkele reden om in de regeling van de troonsopvolging materieele veranderingen te brengen. Maar wel is het raadzaam, den vorm te verbeteren. De bestaande bepalingen laten aan duidelijkheid;jen 'volledigheid veel te wenschen over en kunnen daardoor tot allerlei misvattingen aanleiding geven. Naar het nieuwe stelsel wordt de kroon in de eerste plaats geërfdjdoor mannelijke, uit mannen gekomen nakomelingen van koning Willem 1, met representatie. Ontbreken deze, dan gaat de kroon over op de in leven zijnde dochters van den laatst overleden koning. Zijn ook deze niet meer in leven, dan wordt de kroon geërfd in nederda- lendejljjnen^hunjoorsprong nemende in overleden zonen des konings, doch verder niet enkel uit mannenjbestaandejdaarna door vrouwelijke ljjnen, uit dochters des, konings. De opdracht van de kroon aan wijlen koning Willem I is behouden voor een duideljjke uiteen zetting. De bepaling' omtrent het mannelijke oir van prinses Carolina van Oranje, van Nassau Weilburg, (art. 22) is gehandhaafd. Een nieuwe alinea luidtAfstand van de kroon heeft ten opzichte der erfopvolging hetzelfde gevolg als overigden. Naar het/gevoelen der reg.'moet de wetteljjke toestemming gevorderd bljjven voor huwelijken van vorsten en vorstinnen, die aanspraak op den troon kunnen hebben, ook van elders regeerende of niet regeerende stamhuizen. In het vragen van die toestemming is het bewijs gelegen, dat behoud van den band met Nederland wordt op prijs gesteld. Een nieuwe alinea maakt echter mogelijk, de voorafgaande te vervangen door latere goed keuring voor onvoorziene gevallen. Dat tot wjjziging van de troonopvolging het initiatief niet anders dan van den koning uitgaat, komt overeen met den aard onzer monarchale staatsinrichting. De voor zulke wjjziging voorgeschreven vormen eischen echter te veel tijd. Spoed moet mogelijk zjjn. Daarom wenscht de Reg. de beslissing op te dragen aan de vereenigde zitting der staten- generaal. Hetzelfde geschiede bij benoeming van den troonopvolger na 's konings overljjden, in dat geval binnen een maand na dat overljjden. III. Het inkomen'der'kroon blijft ^onveranderd. De bepalingen omtrent de voogdjj des konings behoeven vereenvoudiging. De artt. 35 en 36 zullen luiden »De. voogdjj van den minderjarigen koning 'wordt geregeld en de voogd of voogden worden benoemd bjj eene wet", te behandelen door de Btaten-generaal in „ver eenigde zitting. Mocht ooit het gevaljvan art. 42,1 (krankzin nigheid enz.,* des^koningsjjvoorkomen, dan moet de benoeming van een regent spoediggeschieden. Hoe zal de regeering gevoerd worden gedurende de 5 of 6 weken, noodig voor de verkiezing van dubbele kamers?! TEr beslaat ook geen reden om de bedoelde taak aan dubbele kamers beter toevertrouwd te achtenzjj wordt dus aan de enkele kamers opgedragen, door de ministers in rade vereenigd opgeroepen, den raad van state gehoord. Op geljjke wjjze wordt hervatting van de Reg. geregeld. De ministers behooren, als verantwoordeljjke personen, geen zitting te hebben in den (onschend- baren) regeeringsraad. Die raad wordt daarom enkel gevormd uit den raad van state. IV. Een nieuw lid van art. 54 luidt: „Door den koning worden algemeene maatregelen van bestuur vastgesteld. Strafbepalingen worden daarin niet opgenomen dan krachtens de wet". Voortaan zal ook voor verdragen tot uitbreiding van grondgebied welke in sommige gevallen niet minder bedenkelijk kan zjjn dan afstand of ruiling de goedkeuring der staten generaal gevraagd moeten worden. Ook de bezoldiging der leden van den raad van state wordt geregeld bjj de wet. Gratie word verleend op advies van den rechter, die veroordeelde, als de straf niet hooger is dan 3 jaar gevangenis. In andere gevallen adviseert de hooge raad, en ook bij ontstentenis van den rechter die het vonnis wees (krjjgaraden enz.) De mogelijkheid wordt geopend de beslissing over geschillen tusschen gemeentebesturen in eersten aanleg aan ged. staten op te dragen. De raad van state, het koninklijk gezag waar nemende, zal niet het recht van ontbinding heb ben. Dat ware bv. gevaarljjk bjj verschil van gevoelen over de benoeming van een koning. De beperking, dat de prins van Oranje in den raad van state slechts een adviseerende stem heeft, vervalt, als niet in overeenstemming met zjjn hoogen rang. Den wetgever wordt de vrjjheid gegeveD, de rechtspraak in administratieve zaken aan een af- deeling van den raad van state op te dragen. Y. Art. 76 wordt vervangen door het volgende „De leden van de tweede kamer worden recht streeks gekozen door de meerderjarige manneljjke ingezetenen, Nederlanders, die als hoofden van huisgezinnen, krachtens eenig persoonljjk of za- keljjk recht, eene woning van eene door de wet voor iedere gemeente bepaalde jaarljjksche huur waarde in gebruik hebben. »De bedoelde wet bepaalt het vereischte mini mum van jaarljjksche huurwaarde in geene ge meente lager dan op 50, voor de ongestoffeerde woningvoor de gemeenten, waarvoor een hooger minimunicjjfer wordt bepaald, wordt zooveel mogeljjk ongeveer dezelfde evenredigheid tusschen het getal kiezers en het zielental der bevolking in acht genomen als in de gemeenten, die het laagste minimum hebben." De derde alinea ontneemt het kiesrecht aan gevangenen en veroordeelden, aan hen die van het beheer hunner goederen zjjn ontzet, aan hen wien de rechter het kiesrecht ontnam en aan hen, „wier aanslag in een of meer rjjks dir. be lastingen in het laatst vorig jaar wegens wanbe taling oninvorderbaar verklaard is en niet werd aangezuiverd." Art. 77 zal luiden: „De tweede kamer zal bestaan uit honderd leden, die gekozen worden in kiesdistricten. „De verdeeling van het rjjk in kiesdistricten en alles wat verder het kiesrecht en de wjjze van verkiezing betreft, wordt geregeld door de wet." Art. 78 bepaalt het getal leden der eerste kamer op vijftig, te verkiezen door de provinciale staten uit de hoogst aangeslagenen, naar den maatstaf van 1 op elke 2000 zielen in elke pro vincie. Noord-Brabant benoemt 6, Gelderland 6, Zuid-Holland 10, Noord-Holland 9, Zeeland 2, Utrecht 3, Friesland 4, Overijssel en Groningen 3, Drenthe 1 en Limburg 3 leden. Art. 81„De leden der tweede kamer worden gekozen voor vier jaren. Zij treden te ge jjk af en zjjn dadel jjk herkiesbaar." De aftreding der leden van de eerste kamer bljjft onveranderd. Ter toelichting van deze artt. stelt de regeering voorop, dat de kieswet op den duur niet meer bevredigtde periodieke herziening der kiestabel moest leiden en heeft geleid tot een periodieke verknipping van de kaart des lands, zoo al niet willekeurig, dan toch zonder waarborgen tegen willekeur. Voorts is voor i.etalen van belasting eenvoudig aanslag genomen. En ook het voorschrift omtrent de plaatseljjke gesteldheid is duister. Bovendien bleek dat aannemen van eene belas tingsom a!s eenigen maatstaf groote bezwaren te hebbenmen sloot bekwame en kundige personen uit, en belemmerde, wegens den invloed op het kiezerscjjfer, menige verbetering op belastingge bied. Terecht is dan ook de staatscommissie uitgegaan van het denkbeeld, dat de redeljjkste grondslag voor het kiesrecht ware de hoedanigheid van huisvader, hoofd van het gezin, pater familias mits werkelijk deelende in de algemeene lasten. De reg. deelt echter de bezwaren, door de heeren Teilegen en Asser tegen het voorstel der staats commissie aangevoerdmet uitzondering van de ljjst der capaciteiten, sluit zjj zich in hoofdzaak bjj de meening van pruf. Asser aantoekenning van het kiesrecht aan eiken huisvader, met een matigen waarborg van gegoedheid, bjjna geheel als in Engeland, met opvatting van het woord „woning" in zeer ruimen zin, dus ook kamers omvattende. Dezelfde huurwaarde vertegenwoordigt echter op verre na niet overal dezelfde mate yan welstand. De reg. vleit zich daarvoor een goede norma te hebben aangegeven. Betrouwbare statistieke gegevens stellen in staat, een goede regeling te maken, terwjjl men bjj kleine verschillen aan de milde zijde zal beslissen. Thans zjjn er 128578 kiezers, of 3.04 ten 100 der bevolking. Met een uitvoerige becjjfering toont de regeering aan, dat er in het rjjk zjjn 357683 personen die 50 en 287513 die 70 ot meer huurwaarde verwonen, resp. 8.46 en 6.80 ten 100. Naar haar voorstel rekent de regeeriDg, dat er aanvankeljjk 252000 kiezers zullen zjjn. Het getal leden der tweede kamer stelt zjj op 100, omdat er nu reeds 94 moeten zjjn. De regeering wil de mogeljjkheid der invoering van den scrutin de lisle afsnjjden, als in hooge mate bedenkelijk. Dit stelsel neemt het gewenschte element van plaatseljjke bekendheid en verschei denheid van inzichten weg, schenkt een groot voorrecht aan volksredenaars en doet gevaar ont staan voor uitsluiting van alle minderheden. Voorstellen tot nadere regeling van het kiesrecht moeten in de eerste zitting na de grondwetsher ziening worden ingediend. Het cijfer, voor de eerste kamer aangenomen, is in betere verhouding tot dat der tweede en der bevolking. Daar het stemrecht aan vrouwen wordt ontzegd, moet haar ook het lidmaatschap der kamers worden onthouden. Aftreden van de tweede banier bij helften ver dient afkeuring. Het verhindert, dat een wjjziging in de meening der kiezers tot haar recht komt, verlamt den gang der zaken. Bovendien is een verkiezingsjaar gemeenlijk voor de wetgeving niet vruchtbaar. Van den eed of belofte neemt de regeering weg „op de wjjze zijner godsdienstige gezindheid", ten einde den gewonen wetgever geheel vrjj te laten in zake de eedsaflegging. Inlichtingen aan de stateu-generaal mogen alleen geweigerd worden „in het belang van den staat." Het recht van enquête wordt ook verleend aan de eerste kamer en aan de vereenigde kamers. Uitsluiting van geesteljjken enz. is, ten behoeve der rechtsgelijkheid, beperkt tot hen, die als zoo danig werkelijk dienst doen. Niet het bezoldigde van een staatsambt, maar de benoeming door den koning moet de reden zjjn, waarom een lid der kamer heeft af te treden. De regeering acht het niet raadzaam, bevordering in den staatsdienst uit art. 91 weg te laten. Art. 92 wordt gelezen«De leden der Btaten- generaal zijn niet gerechtelijk vervolgbaar voor hetgeen zjj in de vergadering hebben g< zegd of aan haar schriftelijk hebben overgelegd." De gelegenheid wordt geopend wetsontwerpne te doen verdedigen door deskundigen, in openbare zitting. Aan de vereenigde kamers wordt het recht van amendement verleend. De tweede kamer erlangt het recht een initiatief voorstel in de eerste kamer te doen verdedigen. VI. De reg. vindt geen reden voor het denkbeeld der ataatscomm. om de provinciale verordeningen te onttrekken aan de kon. goedkeuring. De grondwet bedoelt, de regeling van het prov. huishouden aan de prov. staten over te laten. Vandaar het voorstel om ook voor de prov. belastingen dezen regel aan te nemen: algemeene voorschriften door de wet, en speciale bekrachtiging der verordening door den koning. Het is ondoenlijk, een zuivere splitsing te maken tusschen provinciaal huishoudelijke en provinciale rijksuitgaven, evenmin als dit bjj de gemeenten geschiedt. De reg. stelt daarom voor, de tweeërlei prov. begrootingen te doen vervallen. De koning moet, behoudens algemeene wetteljjke regelen, uit eigen hoofde prov. besluiten wegens strijd met de wet kunnen vernietigen. De kiezers voor den gemeenteraad moeten de vereischten bezitten, aan die voor de kamer gesteld. Maar de wet kan het minimum der vereischte huurwaarde voor hen lager stellen. Benoeming en ontslag der burgemeesters door den koning wordt behouden. VII. De heilzaamheid van codificatie erkennende, moet men toch uitzondering voor de regeling van bijzondere onderwerpen toelaten. (Art. 146.) Art 147 wordt gelezen „Niemand kan van zjjn eigendom worden ontzet dan na voorafgaande verklaring bjj de wet dat het algemeen nut de onteigening vordert en tegen vooraf genoten ot verzekerde schadeloosstelling, volgens voor schriften eener algemeene wet." Enz. De eisch van voorafgaande schadeloosstelling toch werkt in spoedeischende gevallen dikwijls belemmerend. Het recht van den onteigende is voldoende gewaarborgd als de wet het stellen van eenige zekerheid voorschrift. Een bijzondere overgangsbepaling omtrent het recht van aardhaling scheen onnoodig. Als regel is aangenomen dat ook schadeloos stelling wordt gegeven voor in het algemeen belang door het openbaar gezag onbruikbaar ge- maakten eigendom, tenzjj van voorwerpen waarvan het bezit verboden is ot waarmee misdrjjf werd gepleegd (door de wet te bepalen). Die uitzon dering zal omvatten de tot een misdadig doel vervaardigde voorwerpen. Het komt de reg. bedenkeljjk voor, naar het advies der staatscommissie, een administratieven rechter in hoogste resort in te stellen, die zal be slissen of de uitvoerende macht de wetten en besluiten goed toepaste. Die rechter zou onafzet- baar moeten zjjn, waartegen veel practisch bezwaar bestaatHij zou ook de zelfstandigheid der uitv. macht wegnemen en alles op losse schroeven zetten. Nochtans komt het wenscheljjk voor, het bestaan van een administratieven rechter mogelijk te maken. Over geschillen tusschen administratieve en rechterljjke macht zal de hooge raad besluiten, doch in volle vergadering. De zeer gevaarlijke onbestemde bevoegdheid van „het politiek gezag" om in buitengewone gevallen zonder machtiging eener wet te arresteeren (art. 152) vervalt. Het binnentreden van een woning zal ook kunnen geschieden krachtens algemeene machtiging van het door de wet aangewezen gezag. Uit de vonnissen vervalt het naschrijven van de wetsartikelen. Zoowel om den invloed ep de keus, als omdat soms die keus niet ruim genoeg is, worden de voordrachten yoor den Hoogen Raad van 5 op 3 personen gebracht. Art. 161 vervalt. Er is geen afdoende reden voor. Er is geen reden om den wetgever de vrjjheid te ontnemen, den H. Raad ook tot hot van appèl te maken. De H. Raad wordt aangewezen ter beslissing over afzetting of ontslag van leden der rechterlijke macht. VIII. De regeering acht het wenscheljjk den bestaanden toestand te handhaven ten aanzien der openbare godsdienstoefeningen buiten gebouwen enz. Het ware atkeurenswaardig, aan de kerkgenoot- sch ippen enz. haar uitkeeringen (art. 168) te ontnemen Maar het scheen wenscheljjk de 2° alinea van art. 168 te doen vervallen, die een soort van aanspraak op nieuwe toelagen geeft. De regeering moet bevoegd zjjn, die te verleenen b. v. yoor een nieuw gesticht dorp, maar geheel vrjj zjjn. IX. De wetgever wordt duideljjk bevoegd verklaard, het geheele gebied van het waterstaatsbestuur te regelen, met eerbiediging yan 's konings opper toezicht. Ter verkrjjging van rechtszekerheid wordt de oprichting van veenschappen, thans door den H raad niet als waterschappen erkend, toegelaten. Hetzelfde voor veenpolders. De bevoegdheid der staten tot oprichting ran waterschappen enz. wordt uitdrukkeljjk erkend. De wetgever wordt vrijgelaten het toezicht over die waterschappen enz. aan anderen dan de staten over te dragen. Met name kan dit noodig zjjn voor spoorweg werken. Met de beginselen der staatscommissie omtrent de defensie kan de reg. zich bjjna geheel vereenigen. Een eigenlijke militie hebben wjj nooit gehad, waaruit begripsverwarring voortvloeit. Het woord „nationale militie" dient dus uit de grondwet te verdwjjnen. Het gemeenteljjk karakter der schutterden belet deze voor haar taak te vormen, voor te bereiden, tot een deel van een groot organisch geheel (het leger) te maken. De wet zal voortaan den verplichten krjjgsdienst regelen, in zjjn geheelen omvang, ook zonder beperking van den diensttjjd. Het art. zal nu luiden „Alle Nederlanders, daartoe in staat, zjjn ver plicht mede te werken tot handhaving der onaf hankelijkheid van het rjjk en tot verdediging van zjjn grondgebied. Ook aan ingezetenen die geen Nederlanders zjjn kan die plicht worden opgelegd." De reg. acht het niet wenscheljjk dat de grond wet belette, zoo noodig, dienstplichtigen zonder hun toestemming naar de koloniën te zenden. De wet bepale dat en verbindeerdan voordeelen aan. De wet bepaalt de wjjze, waarop en de gevallen waarin het grondgebied in staat van oorlog of beleg kan worden verklaard. In ons nommer van 17 Maart jl. deelden wjj mede, dat in de Christelijke Schoolbode de vraag te lezen was: Ia het aan een onderwjjzer, die gelooft aan de lettcrljjke inspiratie der Schrift geoorloofd te leeren, dat de aarde om de zon draait en op welken grond is hem dit al of niet geoor loofd? Hetzelfde blad behelst nu een antwoord erop. Het is geteekend A. J. D. en luidt als volgt „Het leeren, dat de aarde om de zon draait, heeft, dunkt mjj, niets te maken met de letter- ljjke inspiratie der H. Schrift. In Jozua 10: 12 (op dit vers heeft de vrager bljjkbaar het oog) lezen we: „Toen sprak Jozua tot den Heer, ten dage als de Heer de Amorieten voor het aangezicht der kinderen Israëls overgaf, en zeide voor de oogen der Israëlieten: Zon, sta stil te Gibeon, en gjj maan in het dal van Aj41on"". Let wel: Jozua sprak tot den Heer, Jozua is dus de zegsman. Ot Jozua al of niet wist, dat de aarde om de zon draait, doet niets ter zake. Hjj volgde eenvoudig het spraakgebruik, gebaseerd op het schjjnbaar zich voortbewegen van de zon aan den hemel. Ook wij zeggen nog: De zon komt op, gaat onder, al zjjn wjj aanhangers van het stelsel van Copernicus. „„Hjj zeide voor de oogen der Israëlieten"", staat er. „„Voor de oogen"". 't Is alsot de H. Schrift zelf wil doen opmerkenHier wordt alleen gesproken van hetgeen voor het gezicht plaats had. De Bjjbel wil ona geene coamographie onderwazen; daarom volgt heel natuurlijk in vers 13 als weer klank op Jozua's woorden in veis 12En de zon stond stil. Werpt nu iemand tegenJa maar, er staat dan toch maar: »»En de zon stond stil"", dan ant woord ik Welnu, als ge dan van geen spraak gebruik in de H. Schrift wilt weten, hoe denkt ge dan over Handelingen 27 27, waar we lezen van scheepslieden, die vermoedden, dat hun eenig land naderde?" Te Serooskerke (Schouwen) is Vrjjdag het drie jarig dochtertje van V. In een sloot gevallen en verdronken. Volgens de VI. Crt. is de toestand van de dienstbode, die Woensdag avond jl. te Vlissingen blijken van waanzin gaf en daarom naar het gasthuis werd vervoerd, in die mate verbeterd, dat zjj weder haren dienst heeft betrokken. Vrjjdag had te Cats de aanwjjzing plaats voor het maken van een inlaagdjjk in den Leen- dert Abrahampolder. Verscheidene aannemers, waaronder eenigen uit Gelderland, waren tegenwoordig zoodat bljjkbaar in dat werk nog al belaDg wordt gesteld. Hoewel men op verschillende, goede gronden meent den dader van den moord te Wageningen in handen te hebben, bljjft deze, zekere W. Ege- ling, alle schuld ontkennen. Als bewjjzen, dat hjj de dader is, geeft men aan dat hjj bekent te Wageningen te zjjn geweest en herkend ia door hen, die hem aan de deur bjj den vermoorden hebben gezien, terwjjl ook een knoop, die van zijne jas wordt gemist, bjj het ljjk van Jansen is gevonden. Een proef met het breken van haver heeft aan getoond, dat paarden van gebroken haver 3 pond minder per dag noodig hebben dan van ongebro ken. Zelfs hielden de paarden zich bjj den zwaarsten arbeid beter dan vroeger en ook de koliekaanvallen, die dikwjjls voorkomen, zjjn in de vier jaren, gedurende welke de proef met 45 paarden duurde, slechts bjj 2 paaiden voorgekomen, schoon de haver soms nog voor 1/4 met gerst gemeDgd was. Vooral voor oude paarden, dieniet goed meer kauwen, is gebroken haver uitstekend; ze bekomen gemakkelijker het in het koren aan wezige voedsel. Aan een onderhoud met jhr. mr. G. J. Th. Beelaerts van Blokland over Zuid-Afrika door het Hbl. medegedeeld, is het volgende ontleend om trent landverhuizing: Heeft u den brief gelezen van de weesjongens uit Neerbosch? Zou hun treurig oordeel juist zjjn? Ge spreekt van een oordeel, ge bedoelt eene indruk. De brief is geschreven zes weken na hun aankomst. Hoe kan men in zoo korten tjjd over land en volk oordeelen Is het uw overtuiging, dat men verhuizing naar Transvaal mag aanbevelen Voor landbouwers, die eenig kapitaal mee brengen, ja. Voor personen, die niets bezitten, is het raadzaam nog wat te wachten. De slapte in handel en bedrjjf doet zich ook daar gevoelen, 't Is geen nationale, maar universeele kwaal. Zouden industrieele ondernemingen daar kans van slagen hebben? Ongetwjjfeld. Maatscbappjjen, die met kennis en een flink kapitaal werken, zouden daar in menigen tak van njj verheid, maar bovenal in de ontginning van den ongeloofljjken mineralen rjjk- dom, groote winsten kunnen maken. Ge weet echter, dat de Nederlandsche kapitalisten daar voor geen oog hebben. Gedrukt bjj de Gebr' Abrahams, te Middelburg»

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1885 | | pagina 5