N° 68. 128e Jaargang. 1885. Zaterdag 21 Maart. Middelburg 20 Maart. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen; Prijs per 3/m. franco f 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Gent. Advertentiën* 20 Gent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1 -7 regels f 1,10 iedere regel meer f 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte Het door haar te Ijden verlies kunnen de ge Een adres aan den raad te Middelburg. MIDDELBIJRGSCHE COURANT Agenten zijn te Vlissingen: P. G. De Veij Mestdagh en Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: F. Van der Peul, te Zierikzee: A. C. Da Moou, te Tholen: W. A. Van Nieïïwenhdijzen, en te Ter Neuzen A. Van der Peul Jz. Hoofdagenten voor het Buitenland te Parijs en Londen, de Compagnie générale de Pubücité étrangère G. L. Daube en Cie., John F. Jones opvolger. De Standaard vindt in onze repliek aan zijn adres aanleiding om een stak geschiedenis uit het leven van den heer A. Kuyper mee te deelen. Zonder door de verzekering van het blad, dat wij verplicht zijn dit aan onze lezers voor te leggen, daartoe ons gedrongen te gevoelen, vinden wij het geschrevene belangrijk genoeg, zelfs al drong een gevoel van billijkheid ons daartoe niet, om dit in onze kolommen over 'te nemen. Het blad antwoordt ons dan, dat de beer Kuyper, »o, zeer zeker te Leiden zijn studiën volbracht heeft en te Leiden is gepromoveerdmaar dat juist dat studeeren te Leiden deswijs fataal op zijn geestesrichting had gewerkt, dal hij er al zjjn kinderlijk geloof bij inschoot, in bijna vol strekte loochening van bet heilige vervielen met niets dan minachting voor wat »geloovig" heette van schier alle colleges kwam. Volstrekt dus niet de Leidsche academie, maar invloeden, geheel buiten die academie gelegen, deden hem ten slotte een anderen weg kiezen. Noch voor zijn godgeleerde noch voor zijn staat kundige richting, gelijk bp die thans voorstaat, heeft het studeeren aan de Leidsche academie dan ook iets voor hem opgeleverd. Naderhand, toen hij van de academie af was, is hj nog eens over gaan studeeren, en eerst door dat overstudeeren wierd allengs goed gemaakt wat Leiden bedierf. Veel is hij ongetwijfeld aan zijn studeeren te Leiden verplicht voor de formeele ontwikkeling van zijn denkenen meer nog voor de vriendelijke sympathie, waarmeê zijn hoogleeraren hem steeds omringden; maar te beweren, dat Leiden hem niet om zijn geloof bracht en niet radicaal zou hebben gemaakt, is loutere omkeering der waarheid. Toen op prof. Rauwenhof's tiende college ein- deljjk ook de Opstanding des Heeren wierd ge loochend, ging er een daverend applaudissement onder de studenten op, en applaudisseerde hjj meê. Zoo was de toestand, en derwijs verderfeljk de invloeddie van Leiden uitging, geljk dit nu weer in den jongen dr Gunning bljkt." Ziedaar hetgeen De Standaard als antwoord op ons laatste hoofdartikel meedeelt. Of de redactie daarmee de boofdquaestie uit de voeten maaktof dat enkele voorbeeld de agitatie tegen onze hoogescholen wettigt, ziedaar vragen welke wj gaarne ter beantwoording overlaten aan onze lezers, die wj niet verder willen lastig vallen met een punt van geschil, waarover wij het met onze tegenpartij toch niet eens zullen worden. Wj laten het verder aan mannen als dr Gun ning over om de partj op te nemen voor de hoogeschool, waaraan zelfs iemand als dr Kujper voor de formeele ontwikkeling van zjn denken zooveel verplicht is. In haar antwoord op het voorloopig verslag over het wetsontwerp tot wjziging der gemeentewet (4/5 der personeele belasting) constateert de regee ring ook door bezuiniging te hebben gestreefd naar aanvulling van het onloochenbaar tekort, doch tevens dat dit onmogeljk is gebleken. Versterking van de middelen is dus noodig. Herziening van het tarief van invoerrechten, hoe wenscheljk ook, is voor het oogenblik ontno- geljk, met bet oog op bestaande of aanhangige tractaten. Voor een goed deel moet men dan ook het ontbrekende vinden in directe belasting, en wel in dezen vorm, daar thans met kans op succes geen nieuwe kan worden voorgesteld. Toegevende echter dat de gedrukte toestand van den landbouw een bezwaar tegen haar voor stel is, heeft de regeering nu besloten, dit niette handhaven. Na rijp beraad is zj tot de volgende wijziging gekomen Het rjk keere voortaan aan de gemeenten jaar- 1 jks uit1° een vast bedrag, geljkstaande met 4/5 van de zuivere opbrengst der hoofdsom van de personeele belasting over 1884/85, en 2° die van 10 opcenten op de grondbelasting voor onge bouwde eigendommen. Eerstbedoeld bedrag is te schatten op 7.240.000, het andere over 1885 op 550.700. Daardoor zou het rjk op hgt sub 1° genoemde over 1885 reeds ongeveer 1 millioen voordeel genieten, een som die waarschjnljk jaarljks grooter zou worden; en tevens zou op deze wjze een gewenschte af scheiding ontstaan tusschen de financiën van rjk en gemeenten. meenten dan aanvullen door 20 opcenten meer te heffen op de grondbelasting voor gebouwde eigen dommen. De uitkeering sub 2° komt bjna geheel ten goede aan het platteland, zonder den landbouwen den stand te bezwaren, terwjl het equivalent der 20 opcenten weer een belangrjke bate voor de stedeljke gemeenten zou geven. Nu de kamer herbaaldel jk afkeurde wat de regeering tot dusver voorstelde, vertrouwt zj dat men thans, waardeerende wat de regeering voor het gemeen overleg deed, eindeljk zal willen be sluiten om, door aanneming van dit gewjzigde ontwerp, althans ten deele te voorzien in de noodzakeljke versterking van 's rjks middelen. Algemeen bekend zjn Cremers Betuwsche no vellen, door den schrjver zijne „klei vruchten" getiteld, door zjne vereerders juweeltjes genoemd Ook hier dus parels uit 't sl jk vergaard. Algemeen bekend en toch nog misschien te weinig, want 't kwam ons voor, dat er onder hen, die gisteren avond op de bjeenkomst van het Middelburgsche Nuts-departement tegenwoordig warenzich bevonden, die voor de eerste maal kennis maakten met De Reg te Jozef en De reis naar de Amster- damsche kermis, welke schetsen door den heer P. H. Lamberts jr van Amsterdam werden voorgelezen neen aanschouweljk voorgesteld. De heer Lamberts leidde ons in de eerste novelle de woning van Janboer binnen en deed ods met den ronden, eerljken boer en zjn goede Trjntje kennis maken, om ons vervolgens den flinken Jozef en den „schriftuurlikken" gluip rigen Berend voor te stellen. We woonden de door Berend aan Janboer verraden „verkeering in 't geniep" tusschen Jozef en Jenneke, Janboers mooie dochter, bj en waren ook getuige van de overrompeling der gelieven. We leden met den boer en zjn gezia aan het ziekbed van den door den woedenden boer neerge slagen Jozef, en verkneuterden ons toen de schrittuurlikke zjn „brok uit de pap kreeg" „pak in de boelVort, mins, ik mag de niet langer zien". We begrepen den angst van den boer en Jenne, toen zj meenden dat Jozef »starf" en haalden, even als zj, ruimer adem toen de dokter verklaarde, dat er geen gevaar was. We leefden, dank zj de voordracht, mee met de personen, die de schrjver teekende het werden goede bekenden voor ons. Daarom gunden wj den rechten Jozef zjn Senneke en hadden er geen spjt van toen we vernamen, dat Berend tot de functie van koloniaal was gekomen. Gerrit Meeuwsen en zijn zoon Gijs op reis naar de Amsterdamsche kermis was de titel van de tweede novelle, die de heer Lamberts ten beste gaf. Bleek de spreker in de eerste ernstige schets het geheim te kennen om zjne hoorders te boeien, niet minder toonde hj zjn talent in het verhalen van luimige tooneeltjes. 't Was een heele onderneming voor Gerrit om met zjn zoon uit de Betuwe naar Amsterdam te trekken 't was nu wel niet „de wereld uut", maar toch een heel ding, vooral met het oog op „de lokkemetief, die zoo kolderig woaren en tegens- woordig, toezoers en altied uut den weg sprongen, zooals de meister lest nog zeide, zoowel als de verzuukingen op de karmis." Na vrj wat voorbereiding en na een langen rit kwamen Gerrit en Gjs aan het station op de Veluwe en daar reeds begon de pretDat de reizigers, die voor de eerste klasse van den spoor trein betaalden, op de harde banken van de derde terechtkwamen hinderde hun niet veel en ook de »radbroakmassinie op roajen," anders gezegd omnibus, kon er nog door, maar bj de ontvangst in de Vieux Doelen en vooral bj de reis naar de kamers n° 71 en 72, waar Gerrit en Gjs zwoegend en zweetend het springend kon jn langs 63 trappen volgen moesten, begonnen zj te merken, dat ze niet voor huu pleizier uit waren en vonden ze Amsterdam toch zoo heel mooi niet. De conversatie tusschen vader en zoon in't loge ment en het verhaal hoe ze eindeljk, na voor een sdesernees en vorzetters" bedankt te hebben, daar den »buuk toch volkregen," gaf natuurljk stof tot lachen te over, zoowel als de wederwaardigheden van beiden op de kermis. Ook de beschrjving van den tocht naar 'tloge ment van de erste klas," dat zj niet noemen konden en niemand hun wist aan tewjzen, doch dat ze eindeljk vonden en de beschrjving van de wjze waarop zj daar den nacht doorbrachten werkte onophoudeljk op de lachspieren en ver klaarbaar was het den hoorders dat Gerrit, tehuiskomende, zeide alles van die erste klas" gehad te hebben, maar dat b j 't nooit meer doen zou: »al dat erste is 'n slobberigge noare boel, waar 'n fafsuunlik mins af iest." Behalve deze twee novellen gaf de heer Lam berts nog eenige gedichten ten beste De Zwierfter van Steinmetz, Napoleon Buonaparte van v. d. Horst en Dito, terwiil hj besloot met Cremers gedicht De Ziende. Ook hiermede wist bj zjn gehoor zeer aangenaam bezig te houden. Aangename herinneringen zal deze avond bj het niet overtalrjke publiek zeker nalaten, maar ook wat niet met alle TVWsavonden het geval is nuttig kan hj zjn. De wjze, waarop de heer Lamberts Cremers geesteskinderen belichaamt, zal zeker velen aan leiding geven de kennis met onzen novellendichter bj uitnemendheid nog eens te hernieuwen en anderen die, ofschoon thuis in de nieuwste Fran- sche, Duitsche en Engelsche romanlitteratuur,Cremer alleen bj naam kennen, opwekken om eens een uurtje te wjden aan de kennismaking met vruchten van eigen bodem. Waardeering van bet bet ere in wjdet kring, sluit niet uit erkenning van 't goede in eigen omgeving. Benoemd tot gemeenteveldwachter te Grjps- kerke en Meliskerke Abr. Jonkheer, agent van politie 2ie klasse te Middelburg. Niet 70 M. maar 9 M. breed zal de Belgische loodsensocieteit te Vlissingen zjn en niet 4 M. maar 9 meter breed zal de zaal erin wezen. Niet aan ons ligt de foutmaar aan een man van 't vak, die ons de opgave verstrekte. Bj de marine zjn bevorderd tot kapitein ter zee, de kap.-luit. t/z. jhr. T. E. de Brauw; tot kap.-luit. t/z., de luits. t/'z. le kl. F. J. Beekman en P. C. Pabst, en tot luit. t/z. le kl., de luits t/z. 2" kl. D. A. Meusert en W. H. Souman. Bljkens ontvangen telegram is Zr. Ms. schroef- stoomschip Tromp, onder bevel van den kapitein ter zee P. ten Bosch, komende van St. Domingo via Curayao, den 18en dezer te St. Thomas aan gekomen. Aan boord was alles wel. Nadat m de namiddagzitting der tweede kamer van gisteren bet algemeen debat over de begroo ting van oorlog reeds een eindweegs was gevorderd, werd het in de avondzitting voortgezet en en einde gebracht. De heeren Reuther en Schimmelpenninck van der Oje hadden 's middags erkend dat de regeling der levende strjdkrachten thans moet wachten op de grondwetsherziening, nadat de heer Schimmelpenninck van der Oje met vol doening had gewezen op den goeden toestand der doode weermiddelen. In dezen stand van zaken konden die sprekers bj wien de heer Fabius zich in de avond zitting aansloot zelfs van hun standpunt niet anders verlangen dan partieele voorzieningen, door krachtige bevordering vooral van de oefeningen der troepen en door bet verband te leggen met de oefeningen der scbutterj. De minister ver klaarde dat hj, ook in overleg met zjne ambt- genooten, op dien weg krachtig zou voortgaani maar kon niet anders dan beamen, dat eene grondige regeling thans op de grondwetsherzie ning moet wachten. Daarom gaf de minister zjne uiterste verbazing en teleurstelling te kennen over de rede, welke de heer Rooseboom in den aanvang der avondzitting hield en waarin deze een scherpen aanval tot de ministers van oorlog en van binnen landsche zaken richtte, omdat, z. i. de regeering werkeloos en ljdeljk bleef tegen over de groote eischen der defensie en alles liet wachten op de grondwetsherziening. Wel is waar was de heer Rooseboom altjd van oordeel ge weest en nog, dat grondwetsherziening onvermj- deljk is voor eene goede regeling der levende strjd krachten, maar in afwachting daarvan had de minister van oorlog zjne beginselen moeten toe passen, meer speciaal den persoonljken dienstplicht moeten voorstellen en eene schutterjwet voort- dragen, die dan later, na herziening van de grond wet daarmede in overeenstemming gebracht zou moeten worden. Had de minister gevraagd in welk licht van schuwheid voor een grondwetsher ziening de regeering door zulk een handelwjze zou zjn getreden, de heer Rooseboom meende dat de regeering zich daarin niet had mogen laten terug houden, maar bovenal voor zjn beginselen had moeten pal staan en des noods de nederlaag ljden. De heer Fabius kon niet nalaten op de incon sequentie van zulk een advies, van het standpunt van den heer Rooseboom, te wjzen. Op beleidvolle en gematigde toepassing van de maatregelen betrekkeljk de militie-luitenants en der artilerie-cursus te Delft werd nog door de heeren Fabius en Reuther aangedrongen. Geljk gisteren door ons werd medegedeeld is door een en twintig inwoners dezer gemeente een adres tot den raad gericht. Zj zeggen daarin: dat naar hun gevoelen het besluit van den raad van 23 Mei 1856, nader gewjzigd den 3 December 1856 en goedgekeurd bj koninkljk besluit van 30 Januari 1857, n° 52, tot heffing van gelden voor banken of staanplaatsen in hallen, op markten en dergeljke openbare plaatsen in de gemeente Middelburg, hetzj verkeerd wordt toegepast, hetzj, voor een deel, een heffing voor- schr jft, die de gemeentewet niet toelaat te heffen dat zj, in beide gevallen, in strjd met de wet verplicht worden aan de gemeente bjdragen te betalen, die zj niet verschuldigd zjn, hetgeen in hooge mate on bill jk is, waar zj reeds even redig bjdragen in den hoofdeljken omslag. Hunne grieven tegen bovengenoemd besluit, of zjne toepassing, gronden zj op het navolgende Zj brengen dageljks bj hunne klanten aan huis de melk, boter, groenten of andere artikelen hunner nering, die dezen behoeven, en vervoeren die artikelen in een kar, met of zonder behulp van een trekdier. Te dier zake wordt nu van hen geheven, met een zekeren climax, 7,80 per jaar, wanneer de kar door een mensch, 15,60, wanneer zj door een ezel en f 23,40, wanneer zj door een paard getrokken wordt, welke berekening scbjnt geba seerd te zjn op het verschil in de vermoedeljke oppervlakte, die een kar met paard, met ezel, of met mensch, wordt geacht intenemen op 's Mid delburgs plaveisel, respectieveljk geschat op 3, 2 en 1 vierk. meter, en iedere vierk. meter per werkdag op 2f cent, welk laatgenoemd bedrag ook geen grond scbjnt te vinden in het bj ge noemd besluit behoorend tarief. Ofschoon de verzoekers nooit aangifte hebben gedaan, dat zj zich wenschten te abonneeren, wordt, vermoede! jk op grond van art. 4 van het besluit, eene vermindering op hen toegepast, welke de bovengemelde bedragen tot ƒ5, ƒ10 en ƒ15 terugbrengt, volgens een besluit van burgemeester en wethouders van 2 Maart 1857. Bj art. 240 van de gemeentewet wordt de bevoegdheid der gemeentebesturen afgebakend omtrent de belastingen (en heffingen), waardoor zj de plaatseljke uitgaven mogen dekken. Onder die belastingen worden oneigenljk ook genoemdde rechten, loonen en andere gelden bedo ld in art. 238 gemeentewet. Laatstgemeld artikel machtigt de gemeentebesturen te beffen o. a. „Gelden voor banken of staanplaatsen in hallen} op markten en dergeljke openbare plaatsen". Yan die machtiging heeft het gemeentebestuur gebruik gemaakt door evengenoemd besluit van 23 Mei 1856, nader gewjzigd den 3 December 1856, goedgekeurd bj koninkljk besluit van 30 Januari 1857, n° 52, dat dan ook woordeljk ten opschrift draagt„Besluit tot heffing van geldell „voor banken of staanplaatsen in hallen, op „markten en dergeljke openbare plaatsen." Dit is de vlag, die de lading dekt; maar aft 1 van het besluit bevat eene uitbreiding, die boven en behalve een heffing van gelden voor banken of staanplaatsen in hallen enz. een soort bedrjfsbelasting in het leven heeft geroepen, een gemeenteljke patentbelasting van een zekere ca tegorie van neringdoenden, meest landbouwers, voor welke heffing wj in de gemeentewet geen basis kunnen vinden. Integendeel uit vrees voor de mogeljkheid, dat men de in het slot van art. 240 (238) gemeente wet vermelde rechten, loonen en gelden sou doen ontaarden in recognitiën wegens de uitoefening van bedrjven, heeft de gemeentewetgever, in de tweede alinea van art. 254 gemeentewet, daarom trent een uitdrukkelijk verbod gegeven, aldus luidende Poortgelden en recognitiën wegens de uitoefening of aanvaarding van bedrjven en be dieningen worden in geene gemeente geheven." »Er zal", zegt art. 1 van meergenoemd besluit, geheven worden, onder den naam van marktgeld, een recht voor het gebruik van den grond def gemeente op de onderscheidens markten, pleinen, kaaien of andere openbare plaatsen, tot het opslaan van tenten, kramen of andere gebouwen en ge timmerten, het te koop of tentoonstellen vaii goederen, waren of koopmanschappen, waaronder ook behoort het daartoe stilstaan mét eenig voertuig en het zitten met manden of andere inhoudsmid* i delen.'!

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1885 | | pagina 1