N° 65. 128e Jaargang. 1885.
W oensdag
18 Maart.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen!
Prijs per 3/m. franco f 3,50;
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Gent.
Advertentiën* 20 Gent per regel;
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1 -7 regels 1,10
iedere regel meer f 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte
Middelburg 17 Maart.
I JOH: 3 v. XVIIi.
\iiiu»i;m!I lii.sciii; codrant.
Agenten zijn te VlissingenP. G. De Veij Mestdagh en Zoon, te GoesA. A. W. Bolland, te Kruiningen: F. Van der Peijl, te Zierikzee: A. C. De Mooij, te TholenW. A. Van Nieuwenhdijzen, en te Ter Neuzen A. Van d*%$iss* z
Hoofdagenten voor het Buitenland te Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube en Cie., John F. Jones opvolger.
Zelf niet afkeerig van een scherp woord, waar
het de liberalen en vooral waar het mr. Levy
betreft, verdraagt de Standaard toch niet licht,
dat men de corypheën der anti-revolutionaire
partij aantast en over hen zijne meening zegt.
Het is ook al te stout die mannen u niet
voor te stellen als modellen van belangeloos
heid, als heiligen, die slechts 's lands belang
op het oog hebben. En nog stouter is het
dit te durven zeggen.
Oprechtheid in zulk een geval is ongeoor
loofd vrij mag de redactie van het hoofd
orgaan der anti-revolutionaire partij alle
liberalen voorstellen als mannen, die het
heil der menschheid verwoestenvolkomen
in zijn recht was dr. Kuijper toen hij in
zijn Plancius-rede de eer van ons land
aantastte om zijne bewondering voor zijne
vrienden in Transvaal welsprekender te maken:
wee u zoo gij den moed hebt uw vinger uit
te steken naar hen, die heilige broeders zijn
in de oogen van des Standaard's redactie.
En wij hebben ons daaraan durven schuldig
maken.
De fioolen des toorns van het blad worden
uitgestort over onze hoofden en niets blijft ons
over dan ootmoedig het hoofd te buigen onder
de kastijding, die ons wordt toegediend
Met uw verlofer is nog een andere weg.
Men kan opkomen voor zijne meening. Waar
men een gevoelen uitspreekt, op vaste over
tuiging gegrondvest, behoeft men niet zoo
spoedig zich uit het veld te laten slaan. Wij
zijn daarom gerust.
Eenige dagen geleden verkondigde de
Standaard de stelling, dat de Rijks hoogescholen
nog oneindig meer kwaad hebben gesticht dan
de overheids lagere scholen. „De bevolking
onzer lagere scholen" zoo schreef de
redactie „is aan haar Doop grootendeels
trouw gebleven, maar de bevolking onzer Rijks
hoogescholen is èn op de gymnasia èn aan
de universiteiten van heur Doop en haar
Christus afgebracht"
Deze ontboezeming gaf ons aanleiding tot
de vraag: waar de drijvers en levenmakers
als dr. Kuijper, mr. De Savornin Lobman en
tutti quanti hunne opleiding genoten en wij
voegden daaraan eene beschouwing toe om
onze verontwaardiging uit te drukken over al
dat gescherm met klinkende phrases", met het
woord godsdienst, waarachter zich niets anders
verborg dan zucht tot gezag en heerschappij
uitoefening.
Dat klonk onzerzijds niet zachtzinnig; en
wij kunnen ons voorstellen, dat men op de
redactie-bureau's in de Warmoesstraat te
Amsterdam niet zeer vriendelijk dit opnam en
ons blad stelde in handen van de hoofdredac
tie om zulk een ondeugenden aanval te
pareeren.
In een „deftig, meetellend" het zijn
woorden van onze tegenpartij wij zouden ze
anders niet gaarne onder de oogen onzer
lezers brengen „liberalistisch orgaan", als
het onze, stond zulk een verwijt, gedaan op
„korzele, grove, diep beleedigende wijze."
En in het nommer van Maandag werd, als
Zondagslectuur, een strafpredikatie aan ons
adres gehouden.
Nu is de redactie van het anti-revolutionaire
orgaan wezenlijk te kranig en, hoewel zon
derling vaak, te knap om van haar zelfs niet
eens eene reprimande te willen aanhooren wij
mogen dit wel, omdat zij al wat zij schrijft op
zoo'n talentvolle wijze doet, en zij niet zelden
den spijker zoo flink op den kop slaat.
Zij was ditmaal dan ook bijzonder vol vuur,
toen zij haar pen scherpte om ons eens de les
te lezen, maar dat vuur deed haar vergeten
gntwoord te geven op de voorpaamste vraag
die wij deden waar genoten de drijvers en
levenmakers als dr. Kuijper, De mr. Savornin
Lobman en tutti quanti hunne opleiding
Waar zij onze rijks hoogescholen aanvalt,
zooals zij deed die beschuldigt van kwaad te
hebben gesticht, nog meer dan de lagere scholen,
en de menschen van heur doop en haar Chris
tus te hebben afgebracht, daar ligt het voor
de hand, dat van onze zijde wordt gewezen op
zoovele steunpilaren hunner eigen partij, die
zich laafden aan de bronnen van de zoo hard
aangevallen Alma mater.
Uitzonderingen bevestigen den regel, zal de
redactie ons toeroepen. Voor een oogenblik
aangenomen, dat dit ook hierbij geldt, al dient
er dan nog uitgemaakt te worden aan welke
zijde de meeste uitzonderingen te vinden zijn,
dan zouden wij nog willen vragen onder wie
ontmoet men de mannen, aan wie de maatschappij
wat heeft Ons dunkt juist onder hen die hunne
opleiding aan onze hoogescholen genoten en
allerminst mocht dus zulk een ongemotiveerde
aanval van een te partijdige zijde als van De
Standaard zonder protest blijven.
Het blad liet onze vraag onbeantwoord, maar
wijdde vrij breedvoerig uit over het woord
levenmakers, en over de quaestie of heersch zucht
de drijvers der anti-revolutionaire partij bezielt.
En dan vooral wekte het zijn ergernis, dat wij
met afschuw vervuld waren over hetgeen aan
die zijde gebeurt. Nu meenen wij in dezen
volle recht te hebben te schrijven, zooals wij
dedenen wij beroepen ons op het blad zelf
en op hetgeen in den laatsten tijd viel waar
te nemen.
De begrootings-discussiën, bij de behandeling
van het hoofdstuk voor binnenlandsche zaken
in onze tweede kamer gevoerd, leveren ruim
schoots stof op om te bewijzen, hoe de gansche
beweging, aan wier hoofd mannen als drKuyper
en De Savornin Lohman staan, niets is geweest
en nog is dan eene levenmakerij zonder doel.
Tegen het woord op zich zelf kan De Stan
daard geen bezwaar hebben, want de heer De
Savornin Lohman wees in de zitting van 6
Maart met een zekeren trots op die beweging
toen hij zeide: Maar ik heb van verscheidene
liberale personen, die op een geheel ander standpunt
staan dan ik, herhaalde malen hooren zeggen
ik begrijp niet dat gij zooveel leven maakt over
die lagere scholen, maar het verwondert mij dat
gij niet opkomt tegen de middelbare scholen, die
eene ellendige werking op de ontwikkeling van
het volk hebben."
Zooals de Geuzen hun scheldnaam zich met
trots lieten aanleunen, verheft de heer Lohman
zich op hetgeen men hem verwijt.
En wanneer wij dan uit zijn mond nog
hooren verzekeren dat hij en de zijnen ver
schillen in meening, dat zij niet eens weten
welk schoolsysteem er zal worden ingevoerd,
dan vragen wij op onze beurt of het geen on
gehoorde taktiek is geweest om bij verschillende
gelegenheden de kiezers alles te beloven, en
nu niets te volbrengen; de vervulling der
beloften te verschuiven tot, ja tot in het
oneindige. Dan heeft men en daarbij
blijven wij tegenover de kiezers gehuicheld
om zich meester te maken van de zetels, die
men thans inneemt en hadden wij volle recht
te schrijven van gehuichel, om achter het
masker van z. g. godsdienst de zucht tot gezag-
en heerschappij-uitoefening te verbergen.
„Nu gij zelf niet weet wat gjj wilt," zeggen
wij den heer Lieftinck na, „moest gij het land
met vrede laten." Wij erkennen, dat niet
reeds nu bij deze begrooting alle beloften,
hier in onze omgeving met zoo kwistige hand
rondgestrooid, konden vervuld worden, maar de
verzekering van den heer Lohman staat daar
als treurig sprekend verwijt aan zijne eigen
partij, zoowel voor het verleden als voor de
toekomst.
En toch verzekert de Standaard dat de anti
revolutionaire partij niet aan heerschzucht zich
te buiten gaat.
Lohman b. v. legde zijn staatsambt neer en
Kuyper heeft er nooit een vervuld.
Wij erkennen dat gaarne, maar vragen; namen
be'den het professoraat op zich uit bescheiden
heid Is de loopbaan van dr Kuyper als
kamerlid zoo spoedig geëindigd niet
daar om ons andere dingen te leeren dan van
bescheidenheid en christelijken ootmoed. L'his-
toire intime daarvan laten wij rustenwij
gunnen het aan de eigen vrienden, aan den
redacteur van het Wagen, weekblad b. v., om
daaruit te putten voor zijne aanvallen aan het
adres van den broeder, die zoo bescheiden is.
Wij hebben eene andere grief.
De Standaard heeft gelijk bij de leiders van
elke partij openbaart zich „de zucht, de aan
drift, het verlangen, om land en volk te
regeeren met wat naar innerlijke overtuiging
's lands volk gelukkig kan maken. Men is
overtuigd, dat de beginselen van zijn tegen
standers verkeerd zijn, en tracht daarom den
triomf te verzekeren aan de beginselen, die men
zelf belijdt."
„Maar",zoo laten wij dadelijk evenals zij er
op volgen „en hier nu schuilt het euvel, in ons
zondig hart huwt zich gemeenlijk aan dit nobel
streven de zondige bijsmaak, dat men gaarne
macht over anderen oefent, er in geniet als
zijn tegenstander het onderspit delft, en van
de gemeene zaak liefst ook voor eigen profijt
winste bejaagt. De zondige ambitie."
Ziedaar nu uit de pen van de redactie, die
zich aan ons beweren zoo ergerde, eene
bekentenis die geheel ermee overeenstemt. En
waar dus eigen zwakheid wordt erkend, daar
past het niet zich beter voor te doen dan men
zelf is en voor zijne eigen partij uitzonderingen
t^pleiten, waar die niet te vinden zijn.
De waarachtige godsdienstige gaat stil zijn
weg doet wel in stilte en bewijst door kalmte
den ernst zijner overtuiging, schreven wij.
Hem zal niemand eenig verwijt doen over zijn
geloof en zijn godsdiensthem zal men eer
biedigen. En gelukkig zijn er zoo nog velen,
mannen en vrouwen, edel van gemoed, warm
van hart, liefdevol in hun streven, voor wie
het geloof een machtige drijfveer is ten goede!
Maar ook onder hen, die niet gelooven, vinden wij
achtenswaardige menschen en nu protesteeren
wij juist tegen de taktiek van den Standaard
die steeds uitsluitend hen. goed noemt, die
dwepen met het geloof door zijne aanhangers
gedecreteerd als het ware verzetten wij ons
met alle kracht tegen de Pharizeesche leer, die,
op het voorbeeld der redactie van het blad,
meer en meer in zwang komt, om hen te
verketteren, die niet denken zooals zij.
Niet in het aanroepen van Heere, Heere, het
gebruiken van de toonlooze e, het met ophef
steeds schrijven en spreken over de eere van
Gods naam ligt eenige verdienste.
Al verklaart ons de redactie van de Stan
daard dat „het bloed haar naar het aangezicht
vliegt" en een regel verder dat het „in haar
gruwt van verontwaardiging" als zij merkt hoe
men in ons land er op uit is om het volk van
God en zijn woord te vervreemdenwij
blijven nog kalm en begrijpen, dat zij voor
hare lezers dergelijke ontboezemingen niet
missen kan, maar dat wij voor ons over hare
gemoedsrust ons nog niet bezorgd behoeven
te maken.
Er wordt zooveel onheilig vuur ontstoken op
het altaar der vaderlandsliefde.
En daarom is voor ons de eenige richtsnoer
de daad.
Of men in de wereld al dierbaar preekt,
mooi schrijft, de gemoederen in beweging
brengthet heeft geen nut tenzij men juist
aangeeft, wat men wil en door daden toont
naar een edel doel te streven.
En zoolang de anti revolutionaire partij ons
nog niets deed hooren dan woorden, woorden,
en niets liet zien, wat men de vrucht zou
kunnen noemen van haar hoog geprezen streven,
blijven wij bij onze meening, dat andere be
doelingen de leiders bezielen dan die, waarvan
zij zoo hoog opgeven, en dat men de wateren
beroert om ze troebel te maken.
Te Njjmegen is overleden de heer jhr. mr. Jac.
George Hieron. van Tets van Goudriaan, gedurende
geruim en tijd referendaris bjj het departement van
binnenlandsche zaken en daarna commissaris des
konings in de provincie Zeeland. Tot deze laatste
betrekking werd de overledene benoemd bjj kon
besluit van 19 Nov. 1852 n° 82 en op 1 Jan 1853
aanvaardde de heer Yan Tets zijn gewichtig ambt.
Hij bekleedde het tot hem, bij besluit van 12 Maart
1858, de portefeuille van het departement van bin
nenlandsche zaken opgedragen werd, waarmede
hij tot 21 Februari 1860 belast bleef. De ver
werping door de eerste kamer van de spoorweg-
concessiën voor de noorder- en zuiderlijnen deed
hem en den toenmaligen minister van financiën,
den heer Yan Bosse, tot aftreding besluiten. Hjj
bleef aan zijn beginsel, geen staatsspoorweg maar
aanleg door particulieren, getrouw. Ruim een jaar
later, in Maart 1861 werd hij wederom tot eene
ministerieele betrekking geroepen en wel tot die
van minister van financiën. Hjj volgde den minister
Van Hall als zoodanig op. Intusschen duurde
zijne ministerieele loopbaan niet lang, want reeds
in het begin van het jaar 1862 trad hjj als zoo
danig at. Hij was den 7en December 1812 te
Haarlem geboren en had dus den ruim 72jarigen
ouderdom bereikt. De overledene was kommandeur
der orde van den Nederl. Leeuw.
De commissie voor de werkverschaffing alhier
heeft Zaterdag haar laatste werklieden, 11 man,
bedankt, wijl het geld verwerkt is. Binnenkort
hoopt zij in het openbaar verslag uit te brengen
omtrent hetgeen door haar is verricht.
Uit Vlissingen meldt men ons
Hoewel het bouwen van een badhuis nabjj deze
stad nog zoo wat in de lucht schijnt te zweven,
althans in zoover, dat men niet de minste aan-
stalte ziet maken om met het werk te beginnen,
gaat men van gemeentewege toch steeds jjvcrig
voort met den aanleg van een twintig meter
breeden toegangsweg en wat daarbjj behoort, naar
de duinen. De terreinen terzijde van den weg
zijn verpacht en dus aanvankelijk productief ge
maakt. Daar die terreinen afgeschut zijn, ver
krijgt men een zeer juiste voorstelling van de,
voor deze stad ongekende ruimte der straat. De
werkzaamheden aan de brug over den watergang
gaan goed vooruit, terwjjl een gedeelte van de
zoogenaamde remise met boomgewas beplant en
in perken afgedeeld is. Mocht het gelukken, dat
de boomen aldaar goed trekken willen, dan belooft
dat gedeelte allerliefst te zullen worden en vele
wandelaars te zullen trekken; dit zal te meer het
geval wezen als het vier meter breede trottoir
langs den weg, dat a. Zaterdag aanbesteed wordt,
gereed is. Dit onvermoeid en volhardend voort»
werken door de gemeente houdt ook de hoop
levendig, dat het badhotel, wat men ook zeggen
moge, er komen zal, zjj het dan al, dat het dit
jaar niet meer in exploitatie zal gebracht kunnen
worden.
Onder het opschrift: Ben geplukte haan schrjift
men ons:
Wel mocht de heer S. Piccardt in zjjne be
schrijving van Veere, voorkomende in de lc afle
vering van 1885 Van De Huisvriend, Veere verge
lijken met een haan, dien men slecht geplukt
heeft, zoodat er hier en daar nog een veertje is
bljjven zitten. Éven onmogeljjk als het is, dat
een geplukte haan weêr zjjn veeren terugkrjjgt)
even onmogelijk schijnt het sinds eeiiwen te zjjn;
dat Veere zjjn vroegere welvaart of veeren weder
machtig kan worden.
Evenwel bezat Veere tot heden nog enkele
veêren, die niet alleen bezienswaard waren maat
in hooge mate de aandacht trokken van liefheb
bers van sierljjke oude gebouwen we hebbeii
slechts te spreken van het groote kerkgebouw, dé
fontein, het schotsbuis, het Lammetje, het stadhuis
en het oude Arsenaal doch zelfs ook van deze
veeren schijnt men nog enkele te willen uittrekken.
De stadhuistoren toch, in 1599 achter het stad
huis gebouwd, die dus bjjna drie eeuwen uit de
hoogte op Veere neerzagdie het zag toenemen
in bloei en welvaart; die getuige was, dat de reede
Tan Veere vol schepen was van allerlei natiën;
maar die daarna ook Veere zag kwjjnen en weg
slinken, zonder dat eene macht in staat was den
achteruitgang te kunnen tegenhouden; ook dié
toren schjjnt den diepen val van Veere niet langer
meer te willen aanzien en„davert op zjjn grond
vesten". Althans een groote scheur, van de
kroonljjst naar beneden, bewjjst, dat ook de tand
des tjjds voortdurend en niet te vergeefs knaagt
aan dit meesterstuk van bouwkunst, terwjjl het
meer dan ooit bljjkt, dat de gemeente onmachtig
is dergelijke groote gebouwen naar behoorea
onderhouden,