N° 59,
128e Jaargang.
1885.
Woensdag
11 Maart.
Middelburg 10 Maart.
Onderwijs.
Kerknieuws.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen;
Prijs per 3/m. franco f 3,50;
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Gent.
Advertentiën* 20 Cent per regel;
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van -7 regels f 1,10
iedere regel meer f 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte
Onze boeren.
MIDDELBURGSCHE COURANT.
W
jlitl
Agenten zijn te Vlissingen: P. G. De VeijMestdagh en Zoon, te GoesA. A. W. Bolland, te Kruiningen: F. Van der Peul, te Zierikzee: A. C. De Mooij, te TholenW. A. Van Niedwenhuijzen, en te Ter Neuzen A. Van
Hoofdagenten voor het Buitenland te Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube en Cie., John F. Jones opvolger.
der Peijl h.
Door F. N.
De beruchtheid der gure Maartsche buien heeft
wellicht teweeggebracht, dat de zoetheid van den
Maartschen zonneschijn wel eens te weinig wordt
gewaardeerd. Toeh is het een eigenaardig genot,
om, na den langen winter, een nieuwen levensadem
te zien gaan over velden en akkers en het jeugdige
groene koren als wakker te zien kussen door de
eerste lentezonnestralen. De natuur wekt dan
die wonderlijke gewaarwording in het hart, wel
eens bjj een heimwee naar het verschiet verge
leken, en door een dichter genoemd het verlangen
naar een beeld, dat niemand aanschouwen kan.
Zoo genoot ik dezer dagen weer dat eerste »aan-
lichten der lente'' bij wandelingen in de buurt
der oude bisschopsstad, die men echter steeds
verder moet uitbreiden om stadsrumoer en timmer-
geraas te ontvlieden. Hoe liefelijk de omstreken
hier ook zijn, worden zij toch in mijn oog ver,
zeer ver, overtroffen, door de, ik zou haast zeggen,
eenige aantrekkelijkheid onzer vriendelijke Wal-
chersche en Zuid-Bevelandsche landschappen, met
hun treffenden stempel van bescheiden eenvoud.
Maar wellicht is hierbij ook zekere voorliefde in
het spel, en het kan wel wezen dat de herin
neringen den geest misschien sterker kluisteren
dan nieuwe schoonheden dat yermogen. Nooit
zal mij de diepe indruk uit h.et geheugen gaan
door 't bekoorlijk lustprieel van Walcheren teweeg
gebracht, toen ik het voor het eerst aanschouwen
mocht in het zachte morgenlicht van een reeks
heerljjke Meidagen. Die scboone tooneelen van
vlijt en welvaart trokken later te meer mijne
aandacht, naarmate de vooruitzichten voor den
landbouw gunstiger waren, omdat de overtuiging
zich vestigde, dat de boerenstand de hechtste
steun van een land mag heeten. Al is de leer
der pbysiocraten uit de vorige eeuw, die in den
bodem de eenige bron van volksrijkdom meenden
te zien, op den achtergrond geraakt, toch is het
niet te ontkennen, dat het gewicht van de land
bouwende klasse nauwelijks te hoog kan worden
geschat, en dat langdurige kwijning van dien
Btand wel eens cle voorbode is geweest van den
ondergang van een staat. Dat de boeren, om
zoo te zeggen, de stoffelijke kracht eener natie
vertegenwoordigen, kwam nooit sterker uit dan
toen men in 1830 cle plattelands - en de stedelijke
schutterijen vergelijken kon.
In deze voor den landbouw zoo moeielijke tjjden
is het misschien niet ongepast Om eens aan het
verledene te herinneren, want de geschiedenis
blijft toch altijd debeste leermeesteres van het leven.
Dat in oude tijden, toen het rechtsbewustzijn
nog weinig ontwikkeld was, en geweld en roof
den toon gaven, ook het lot van het meerendeel
der bevolking, die door eigen arbeid de vruchten
aan den grond ontwoekerden, zeer veel te wen-
schen overliet, is licht te begrijpen, want er is
geen voordeelige landbouw denkbaar zonder vrede
en veiligheid. Hoewel slavernjj en lijfeigenschap
reeds vroeg uit ons vaderland verdwenen waren,
moesten de boeren toch doorgaans het gelag
betalen, als de groote heeren onderlÏDg aan het
kjjven en kampen geraakten. Daarom werd het
een voorrecht geacht om „onder den kromstaf"
te leven of op akkers te wonen, dié aan een
geestelijk gesticht toekwamen, zooals in Zeeland
aaü de rjjke en machtige Middelburgsche Abdij,
die duizenden gemeten grond in eigendom had.
Die behoefte aan vrede en rust maakt den
boerenstand in den regel „behoudend", en ook in
Zeeland bleef het landvolk lang aan Spanje en
het oud geloof gehecht, totdat een stroom vluch
telingen uit Vlaanderen en Frankrijk hier in
korten tijd eene zeer opmerkelijke verandering te
weeg bracht. Hoezeer in de dagen die volgden
de boerenstand in het betrekkelijk veilige Zeeland
toenam in welvaart, werd de ontwikkeling toch
niet weinig belemmerd door de krachtsinspanning,
destjjds van 't geheele volk gevorderd, als ook
door de snelle en groote afwisseling in deprjjzen
der eerste levensbehoeften. Van de sobere levens
wijs der boeren in 't Noorderkwartier, misschien
toen weinig afwijkende van die der Zeeuwsche
landbewoners, verhaalt Hadrianus Jutiius, de
geleerde, die in de Middelburgsche koorkerk zijn
graf vond, een en ander in zijn Batavia. Minder
uit armoede dan uit zuinigheid, dat zij als het
beate inkomen beschouwden, leefden zij meest van
grof brood met kaas en melk, en waren afkee-
fig van wyn en sterkedranken. Hun bestaan
was een leven van voortdurenden arbeid
wat niet verhinderde dat sommigenmet „on
gebroken" krachteneen leeftijd van honderd
jaren bereikten. Daar waar de vruchten van den
bodem bet toelieten, bediende men zich van ge
huurde krachten en werd het leven weelderiger.
Tijdens onze republiek hield de ontwikkeling van
den landbouw geen gelijken tred met den voor-
Mitstrevenden geest der steden. Was in de middel-
eenwen de landverhuizing naar de aan de Oostzee
gelegen streken zeer aanmerkelijk geweest, nu kon
men dichter in de buurt blijven en de nieuw
bedijkte polders bevolken, waardoor vooral onze
Jacob Cats in Staats-Vlaanderen een goed voor
beeld gaf, maar ook schatten verdiende. In de
tweede helft der zeventiende eeuw werd de land
bouw gedrukt door de onophoudeljjke oorlogen,
waarvan de kosten voor geen gering deel op de
meestal zoo gemakkelijk te innen belastingen op
het grondbezit werden gevonden. Daarbij kwamen
groote volksrampen en snelle afwisseling dei-
graanprijzen, waarover ik in de Midd. courant
9 Febr. 1856 een en ander mededeelde. Nu en dan
poogde de regeering de duurte der eerste levens
behoeften door wetten te regelen, doch maar zelden
werd daardoor het doel bereikt. Hoewel vrijheid
als regel gold, werd daarvan menigmalen afgewe
ken en soms zelfs (1709) de uitvoer van granen op
doodstraf verboden.
Het begin der achttiende eeuw was voor onzen
landbouw zeer ongunstig. Terwijl de schatkisten
van sommige steden overvloeiden, en De la Rue
verhaalt dat de stad Middelburg haast geen raad
met haar geld wist, was het land in Walcheren
schier onverkoopbaar. In 1729 was het zulk een
slechte tjjd (waarop ik in de Midd. courant
van 11 Aug. 1855 de aandacht vestigde) dat de
hofstede Soetendaele met 104 gem. 282 r. land,
waaronder 12 gemeten vrijland door mr Lieven de
Beaufort voor 1800 werd gekocht, hoewél zij
kort te voren voor tienmaal meer aan minder
jarigen was toebedeeld. Een heer uit Middelburg
bood aan De la Rue landerijen (kort te voren op
30 mille geschat) ten geschenke aan, indien hij
de lasten betaalde, en uit dien tijd dagteekent
waarschijnlijk de overlevering, dat een aanzienlijke
hofstede voor een gouden horloge in andere handen
kwam. Yooral in Schouwen werden toen uitge
strekte landerijen verlaten of, zooals men toen zeide,
voor de lasten geabandonneerd; en het gebeurde,
zegt genoemde schrijver, terwijl de menschen, en
vooral de Oost-Indievaarders tot aan de keel toe
met contanten zaten opgepropt, dat de intressen
tot 2 percent en daar beneden liepen.
Na den kouden winter van 1740 schijnt er, na
een reeks van wakke en onvruchtbare jaren, ver
betering te zijn gekomen, zoodat vele lang achter
stallige pachten konden betaald worden. Niet
lang daarna begon eene meer wetenschappelijke
beoefening der landhuishoudkunde en werden de
boeren haast tegen wil en dank door den vooruit-
gaanden geest des tjjds aangeraakt. Het vrucht
baar maken van woeste gronden kwam toen ter
sprake, en in 1775 stelde dr. Le Erancq van
Berkhey voor om van onze duinen tuinen te maken.
De omwenteling van 1795 ruimde, wel is waar,
vele oude misbruiken, die den akkerbouw drukten
op, ma,ar ook menig welgezeten landbouwer, die
wat warm van hart of wat heet van hoofd was,
ging onder in den maalstroom der politiek. In
den droevigen Franschen tjjd hadden hier de
boeren niet te klagen, maar daartegenover stond
dat hun flinkste jongens door de moordende
conscriptie werden weggesleept om in Duitschland,
Spanje en Rusland een vroegtijdig graf te vinden.
Onze boeren, vooral in Walcheren, bleven dan ook
niet achter, toen in 1813 de oude vaan weer
omhoog werd geheven.
(Slot volgt.)
Er komt eenige hoop dat het wild omhakken*
wat de antirevolutionaire en katholieke kamerleden
bjj de begrooting voor binnenlandsohe zaken, af-
deeling onderwijs, in toepassing willen brengen,
zal worden gestuit.
De heer Wintgens schijnt daaraan niet te willen
meedoen en wellicht sprak hij gisteren uit naam
van de conservatieve partjj, of liever van het
conservatieve driemanschap, toen hij dit meedeelde.
Yolgens hem wordt door al de voorgestelde
amendementen tot schrapping en vermindering
van eenige posten geen enkel vraagstuk opgelost;
alleen vermeerdert daardoor de agitatie der ge
moederen.
Als de conservatieven dit standpunt handhaven
is er hoop dat de middelbare scholen voor meisjes
hare subsidiën zullen behouden, te meer omdat de
iibwalen vast aaneengesloten en eenstemmig op
treden een gelukkig teekeu en de heer
Bahlman op dit oogenblik ziek is.
En men weetde beslissingen hangen tegen
woordig van een stem af
In de beden gehouden zitting bleek ecbter dat
de heer Wintgens niet door zijne conservatieve
medeleden wordt gesteund, maar dat er toch door
zijn toedoen nu een meerderheid is van twee
stemmen om ingrijpende maatregelen te beletten.
Nu het pogen om drie hoogere burgerscholen
met driejarigen cursus op te heffen is mislukt, is
er te meer grond om de verwerping van de be
kende amendementen te verwachten.
Terwijl dit op het punt stond gedrukt te worden
komt de tijding dat heden de stemmen staakten
over het amendement Lohinan c. s. in zake de
middelbare scholen voor meisjes.
Als dit morgen weer gebeurt is het amendement
verworpen en de toeleg verijdeld.
Zooals wij gisteren meldden, heeft de regeering
bij de staten generaal aanhangig gemaakt een
wetsontwerp, strekkende om het waarborgkapitaal
voor den spoorweg RotterdamMunster, groot 4
ton, te doen strekken als subsidie voor den aanleg
van den stoomtram BreskensMaldeghem.
Dat wij dit voorstel toejuichen laat zich begrjjpen.
Met belangstelling zien wij de overwegingen te
gemoet waarop dit voorstel steunt.
Door het bestuur der liberale kiesvereeniging
Eendracht maakt macht alhier is het presidium aan
den heer m* E. Fokker en het secretariaat aan den
heer H. Snijders opgedragen, terwijl de heer J. J. H.
Doorenhos als penningmeester optreedt.
De heeren mr. D. A. Berdenis van Berlekom
en jhr. mr. W. H. Snouck Hurgronje hadden
hunne benoeming tot bestuurslid aangenomen.
Ons is verzocht mede te deelen, dat de derde
soirée der zangvereeniging tot Oefening en Uitspan
ning te Middelburg, in de zaal van het Schuttershof,
zal plaats hebben Dinsdag 5 Mei aanst. en de
groote repetitie Maandag 4 Mei. Bij die gelegen
heid zal een nieuw oratorium van Fr. Kiel opge
voerd worden Der Stern von Bethlehem en de
Walpurgisnacht van Mendelssohn.
Graaf Herhert von Bismarck kwam heden morgen
met het stoomschip Prinses Elisabeth te Ylissingen
aan en zette per aansluitenden mailtrein zijn reis
naar Berlijn voort.
Benoemd tot ambtenaar ter secretarie te Nieuw
Beijerland, Piershil en Goudswaard de heer P. E.
Huet, volontair ter secretarie te Goes.
De officier van admin. der le kl. P. J, Roest,
dienende aan boord van Ti M5 wachtschip te Am-
Sterdam, wordt met den 20en dezer op nonactivi
teit gesteld en met den 21CE daaraanvolgende
vervangen door den offie. van admin. le kl. C. H. S.
Pastor.
Op de Everlsen worden geplaatst, van het korps
mariniers, de kapitein Batteké, de luitenants De
Timmerman, Schraver, Vennekool en Berdenis van
Berlekom.
De RotterdamsChe kiesvereeniging Algemeen
belang besloot vooralsnog zich niet aan te sluiten
bjj de Liberale Unie.
Van deze vereeniging, die noo t iets anders heeft
gedaan dan tweedracht Btoken en de zaken in de
war te sturen, zou een besluit om wèl aan te
sluiten on meer verwonderd hebben dan de nu
genomen beslissing.
Naar aanleiding van de mogelijkheid (of waar
schijnlijkheid) dat een succes van eenig belang
door den Mahdi op de Engelschen behaald, een
godsdienstoorlog van de Mohammedanen tegen de
Christenen zou kunnen doen ontstaan, zoowel
in Engeland als in Nederlandsch-tndië, wordt in
het laatst Verschenen nummer van het Militair Blad
terecht gewezen op de hachelijke positie, waarin
alsdan onze troepen in Oost Indië zouden verkeeren,
en op de onmogelijkheid de wet toch verbiedt
het zenden van troepenafdeelingen uit Nederland
naar Indië om hun te hulp te komen.
De Indische brigade, wier taak dit zoude zijn,
bestaat nog slechts „op het papier" en zal ver
moedelijk de eerste jaren nog wel in dit stadium
van wording bljjvendaarom raadt Y. aan dm,
n afwachting van de werkelijke oprichting van
die brigade, het korps mariniers aanzienlijk uitte
breiden, en steeds voor een vertrek naar Indië
binnen twee of drie dagen gereed te houden.
In een adres aan de tweede kamer wijst het
bestuur der vereeniging van kleinhandelaars in
sterken drank Onderling belang te 's Gravenhage
op het volgende
1° Een vast vergunningsrecht per liter sterken
drank verdient naar zijn inzien de voorkeur boven
de schatting naar de huurwaarde, echter onder
voorwaarde dat het naar den omzet te berekenen
recht nimmer hooger zij dan 25 ten honderd van
de huurwaarde, van het lokaal, opdat de kleine
zaken, die met geringe winst verkoopen, door die
regeling niet nog meer dan thans zouden belast
worden.
Mocht de huurwaarde als maatstaf behouden
blijven, dan ware eene aanzienlijke verlaging van
het maximum noodig, om de groote localiteiten
het bestaan niet onmogelijk te maken.
2" Tegen het misbruik dat door eigenaars van
localiteiten met vergunning gepleegd wordt tegen
over hunne huurders, hetzij door buitensporige
verhooging der huurprijzen, hetzij door hen, huns
ondanks, uit hunne woningen te doen vertrekken
en daarna het recht van vergunning aan een ander
te verleenen, wordt aanbevolen eene verplichting
voor den aanvrager om vergunning, om, indien
het maximum bereikt is, bij zijne aanvrage een
verzoekschrift over te leggen van dengeen, aan
wien reeds voor de localiteiten, in de aanvrage
vermeld, vergunning verleend was, en waarbjj deze
verklaart, zijn recht op de vergunning aan den
aanvrager af te staan, en iedere aanvrage, waarbjj
zoodanig document niet overgelegd wordt, te
weigeren.
3° Eene verhooging van het minimum der
boete op het verkoopen van sterken drank zonder
vergunning, tot honderd gulden, zou voorzeker
strekken om den clandestienen verkoop krachtiger
te beletten.
4° In het belang van de beteurrelinsr der
dronltenscbap zou gewis strekken, dat ook diegeen
strafbaar werd gesteld, die zich in kenneljjken
staat van dronkenschap in eene localiteit met
vergunning bevindt.
In het D. v. N. komt de heer Mohrman,
voormalig godsdienstonderwijzer in de gevangenis
te Amsterdam, met nadruk op tegen eenige be
schuldigingen van den minister van justitie. Het
verwijt van plichtverzuim, hem door den minister
ten laste gelegd, is ten eenemale onverdiend. De
godsdienstonderwijzer moest van 8 tot 12 en van
1 tot 4 uren, tegen een traktement van ƒ600
'sjaars, de gevangenen bezoeken. Suringar gaf
aan den heer Mohrman vrjjheid om zjjne taak te
vervullen naar zijn geweten, geljjk de roomsch-
katholieke en Israëlitische geestelijken.
In 1881 werd hem echter door de commissie van
administratie herinnerd aan de bepaling van het
reglement, en van dien tjjd af kwam bjj dit Ha.
In 1882 werd de instructie gewjjzigd en hem 22
uren 's weeks dienst opgelegd. Daaraan heeft hjj
zich stipt gehouden.
Men heeft alzoo den minister misleid.
De heer Morhman wjjst er ook op, dat hjj
steeds bewijzen van tevredenheid en nooit eene
vermaning heeft ontvangen, en zjjn ontslag hem
eervol werd gegeven.
Ook het verwjjt van propoganda te maken voö£
de vrjje gemeente is onwaar. Hjj heeft daarvan
nooit gesproken., noch in de cellen, noch in de
kapel. Maar hjj heeft geen dogma verkondigd
en hoe dankbaar vele gevangenen voor zjjn woord
waren, daarvan heeft hp menig bewjjs van hen
ontvangen,
De minister heeft in het kamerdebat gezegd;
dat hjj drie maanden vooruit den heer Mohrmaii
voor zjjn ontslag zou hebben gewaarschuwd. Dit;
verklaart de heer M., is onwaar. Zjjn ontslag
ontving hjj den 31steB Maart, dus daags voor den
dag waarop het inging,
Te Colijnsplaat werd door den l'aad eervol
ontslag verleend aan den heer A. Franso als
onderwijzer aan de O. school en werden tot on
derwijzers benoemd de heeren G. J. Bar ent sen,
aldaar en L. de Futter te Zaamslag.
Door den gemeenteraad van Haamstede ia
tot onderwijzer benoemd de heer Kaptein, ter
vervanging van den heer Bakker, wien eervol
ontslag is verleend.
Te Colijnsplaat worden gelden ingezameld met
het doel om daarvoor een orgel aan te schaffen
in de herv. kerk aldaar.