N° 57. 128® Jaargang 1885. Maandag 9 Maart. Gedachten bij een jubilé. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco f 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentiën* 20 Cent per regel; Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1 -7 regels 1,10 iedere regel meer f 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte Bij deze courant behoort een BIJVOEGSEL. BRANDWEER, Middelburg 7 Maart. IDDELRURGSCI COURANT. Agenten zijn te VlissingenP.G. De Veij Mestdagh en Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: F. Van der Peul, te Zierikzee: A. C. DKMoou.te TholenW. A. Van Nieuwenhuijzen, en te Ter Neuzen A. Van dm Peul Jz. Hoofdagenten voor het Buitenland te Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Dadbe en Cie., John F. Jones opvolger. De burgemeester en wethouders van Middelburg! gelet op de verordening nopens de brandweer voor dezeze gemeente, maken bekend lo. Dat het contingent van het voor dit jaar te benoemen personeel bij de brandweer zal bestaan uit 58 personen. 2o. Dat de loting voor hen, die dit jaar dienst plichtig bjj de brandweer worden, alsmede de naloting voor diegenen, welke, vallende in de termen van dienstplichtigheid bij de brandweer, sedert de laatste inschrijving van elders in deze gemeente zjjn komen wonen, zal plaats hebben ten raadbuize, Dinsdag, den 24 Maart 1885, des vpormiddags te tien uren. 80. Dat niemand tot die lotingen zal worden toegelaten dan de ingeschrevenen zelve of hunne gevolmachtigden, ten welken einde zij voorzien zullen moeten zijn van het hun van wege het gemeentebestuur uit te reiken oproepingsbiljet. 4o. Dat voor ben, die bij de loting afwezig blijven, door een der leden van het bestuur over de brandweer een nummer zal worden getrokken. 5o. Dat zij, die voor den dienst bij de brandweer benoemd worden, zich daarvan door plaatsvervan ging of afkoop kunnen ontslaan, mits van dat voornemen alvorens aan het bestuur over de brand weer kennis gevende, terwijl zjj, die vermeenen redenen van vrijstelling te hebben, die, binnen 14 dagen na den ontvang der akte van aanstelling, aan burgemeester en wethouders zullen moeten indienen. En is hiervan afkondiging geschied waar het behoort, den 6 Maart 1885. De burgemeester en wethouders voornoemd, PICKÉ. De secretaris, A. DE VUL DER VAN NOORDEN. Wij waren ten feeste genoodigd en niets zoo droomden wij had ons verhinderd aan die uitnoodiging gehoor te geven. In op gewekte stemming waren wij er heengegaan met het vaste plan om door de enkele zwarte wolken, die boven het hoofd der jubilaris hangen, ons niet te laten afhouden van eene opgewekte feestviering. Zij was tien jaren geworden, de tooneelschool. Een aanvallige leeftijd voorzeker; en een tweede kroonjaar mag vooral volgens Zeeuwsch gebruik wel gevierd worden. In Amsterdam's stadsschouwburg had het feest plaats. Wat er gedaan werd om de ge- noodigden aangenaam bezig te houden melden wij op eene andere plaatswat wij onder de voorstelling dachten, vonden wij beter hier meegedeeld. Er was nog een oogenblik, dat wij reden meenden te hebben om ons te ergeren. Nadat de voorstelling, door vroegere en tegen woordige leerlingen der school gegeven, aan den gang was, wierpen wij toevallig een blik achter ons, en ontdekten daar het lachende gelaat van Janus Blanus, onzen lezers, al is die naam hier niet vreemd, zeker niet bekend. De man schrijft ontboezemingen over tooneel en nog wat in de Lantaarn hij doet dat pittig, los soms wel wat echt clownachtig, door haastige sprongen en zonderlinge wendingen, maar lang niet onverdienstelijk. Hij slaat den spijker vaak op den kop. Die man nu heeft ongenoegen gekregen met den voorzitter van een der afdeelingen van het Tooneelverbond-, eerst waren zij goede maatjes geweestde voorzit ter had Janus uitgenoodi0a lid der afdeeling te worden, maar nadat deze zijne meening over de tooneelschool had gezegd, werd de afdeelings-president zoo boos, dat hij zelfs wei gerde Blanus als lid voor te stellen. Dit blad verschijnt in den laatsten tijd tweemaal per maand bij den heer A. Rössing te 's Gravenhage en is zeer lezenswaardig. Het ademt een frisschen geest en een opgewekte t oon heerscht in al wat het bevat. Dit sluit natuurlijk niet in zich, dat wjj met alles instem men wat dit blad bevat. En wat had Janus nu beweerd? Wij weten niet beter te doen dan hier het slot van het gesprek te laten volgen, dat hij met den voorzitter had. »Dus bent u tegen de Tooneelschool?" vroeg hij (de president) eindelijk, als gold het de quaestie van een school met of zonder den bijbel. "Ik ben er ten minste niet voor, nu blijkt, dat er meer goede tooneelspelérs gevormd werden buiten, dan in die school. Wel zou ik voor een Tooneelschool zijn, maar op geheel andere leest!" "Op welke dan vroeg hij. «Een Tooneelschool moet zijn een school voor het tooneel, d. w. z. voor tooneelspelers. Er moet in het gebouw dus allereerst een flink tooueel zijn met een groote zaalwant daar is ten minste gelegenheid de stem te oefenen, en zich door de ruimte breed en behoorlijk te bewegen. Tooneelspelers en speelsters, de besten hunner, moeten daar als regisseurs optreden. Geheele stukken, blij-, tooneel' en treurspelen moeten door volwassen heeren en dames, niet jonger dan 17 jaar, worden bestudeerd, alle dagen, den geheeien dag, niet één uurtje in de week. Ter afwisseling wordt les gegeven in zingen, schermen en kostnumleer. Er moeten op bepaalde tijden voorstel lingen plaats hebben, liefst met toeschouwers. Eerst dan kan een tooneelschool vruchten dragen, vooral wanneer critiek geoefend werd door vaklui, (in 's hemels naam niet door de beoordeelaars van den dag) en dan ook zouden den schouwburgbezoekers of liever den kunstvrienden de eerste pogingen van ongeroutineerde dametjes en beertjes, soms ook mislukte proefnemingen, bespaard blijven. "Maar, mijnheer, dat is eene onmogelijkheid Niet waar! Verkoop het lokaal op de Schans, dat meer een woning voor een directeur, dan een tooneelschool is, en bouw een ander. Stuur de kinderen beneden den leeftijd naar de gewone scholen of naar de papaatjes en mamaatjes terug. Engageer tegen behoorlijke salarissen sen knap schermmeester, een eoed muziekonderwijzer, éen acteur, die in het komische, éen die in het tragische en éen die in comedierollen uitmunt, en liefst nog eene actrice, als mevrouw Kleine, om met de dames afzonderlijk een en ander te bestudeeren en u bent klaar 1" «Maar, mijnheer, waar wou ik al die leeraars van daan halen «Als er geld is Hij wilde me in de rede vallen, maar ik zette m'n stem uit, als riep ik voor de tent de hoeren, burgers en buitenlui hij elkaar »Als er geld is, vindt u dadelijk acteurs en actrices van groote bekwaamheid, die lang genoeg gespeeld hebben om plaats te willen maken voor jongeren en bovendien nog een enkele maal kunnen' optreden. Maar dan moet u dien menschen niet een prullige één duizend, maar bijv. vier duizend gulden salaris aanbieden." »Maar mijnheer schreeuwde de president niet weinig op zijn zeer getrapt, "hel budget is nu ruim tien duizend gulden en we weten niet hoe er te komen wat zal het zijn als we een budget van twee, driemaal zooveel per jaar hebben »üan geef je in plaats van vijf: vijftig of honderd gulden per jaar, jullie kunstbeschermers van anderhalven cent per dag Dat laatste nu had vooral de verontwaardi ging van den afdeelings-president opgewekt en den heer Janus Blanus den pas afgesneden om lid te worden van de afdeeling, waarvan zijn tegenstander aan het hoofd stond. Of die wijze van handelen wel practisch was, durven wij betwijfelen. Niet ieder be diller heeft ongelijk en men bevordert eene goede zaak volstrekt niet door te trachten hun, die gewichtige bedenkingen hebben, het zwijgen op te leggen. Maar verwonderen en ook aanvankelijk eenigszins ergeren deed het ons dat zoo'n man, die zooveel op de bestaande regeling had aan te merken, met ons onder de genoodigden zat. Que diable allait-il faire dans cette galère, sprak duidelijk uit onzen blik. Onwillekeurig zochten wij de zaal rond of wij nu ook den heer Heemskerk oijder de aanwezigen zouden vinden niet den minister die heeft het nog lang niet zoo ver gebracht in de zwenkingskunst om zuiver anti-revolutio nair te worden maar het lid der provinciale staten van Noord-Holland, vergissen wij ons niet den zoon van onzen premier, die in de laatst gehouden vergadering dier staten, waarin besloten is geen subsidie meer aan de Tooneelschool te geven, zooveel heeft gedaan om zulk een besluit*te doen nemen. Veredeling van het volk door het tooneel, dit idee was, volgens hem, al even onzinnig als het beweren dat de tooneelschool veredelend zou kunnen werken op bet tooneel en de tooneelspelers. De tooneelspelers verkeeren te veel in een wereld vol verleiding, ook waar het geldt het vertrouwen en het geloof in hunne kunst. Alleen in het christelijk geloof moeten zij kracht vinden om aan de verleiding weerstand te bieden. Dat is voor hen een hoofdvereischte en zonder dat zullen zij zich niet kunnen onthouden van ook aan de opvoering van onzedelijke stukken mede te werken. Die bespiegeling is van het standpunt van den heer Heemskerk niet zoo onjuist. Hij ziet echter één zaak over het hoofd. Wanneer hij waarlijk overtuigd is, dat de tooneelspelers zoo veel verbetering nog behoeven, zou hij juist moeten meewerken aan de bevordering der belangen van eene tooneelschool. Misschien doet hij dat persoonlijk en ondersteunt hij de goede zaak in stiltehij was, begrijpen wij zijne redeneering in Holland's staten goed, niet zoo overtuigd, dat een Christen niets mag doen tot ondersteuning van het tooneel en tot vorming van tooneelspelers. Dit zou van toe nadering getuigen kerk en tooneel hebben zooveel overeenkomst in werking, stichting en pogen, ja zelfs in hunne deugden en gebreken, dat zij naast elkaar wel zouden kunnen mee werken aan één doel: de algemeene beschaving. Wat Renan eens als vraag stelde zouden wij po sitief willen uitdrukker demenschheid beschikt niet over zoovele krachten tegen de ondeugd en de laagheid, dat wij waarlijk aan éene school der deugd de hulp der anderen behoeven af te wijzen. Het blijft altijd de groote vraag niet voor ons maar voor zoovele anfloivs.a 0f tnnnool ".ïoi- ".„„I sticht dan de kerk, en wie van beide de meeste overwinningen behaalt De heer Heemskerk we hebben op den feestavond hem niet kunnen ontdekken, wat ons twijfelen doet of hij er wel geweest is verlangt echter, dat niet uit de openbare kas aan de tooneelschool worde bijgedragen; maar dat de voorstanders ervan zelve de kosten op zich nemen. Op dit oogenblik is het geen goede tijd om aan zulke kassen hulp te vragen voor de kunst, of het zou voor oude kunst moeten zijn, waarvoor het hart van een referen daris klopt 1 Laat men daarom liever betere tijden afwachten en erkennen dat de staten van Noord-Holland niet gansch en al ongelijk hadden, toen zij de tooneelschool niet van genoeg belang voor de provincie Noord- Holland achtten om daarvoor ƒ1000 te geven. Maar des te meer hulp moet die school van hare voorstanders ondervinden. Janus Blanus had gelijklaat hen meer geven er zijn er nog genoeg, die lid konden worden van het tooneelverbond, dat als hoofddoel op haar pro gramma stelt: oprichting en instandhouding van eene tooneelschool te Amsterdam. Bij de a. wetsherziening voor het tooneel verbond zou het, dunkt ons, eenvoudiger wezen om te verklaren „Het Ned. tooneelverbond tracht zijn doel te bereiken door a. Be instandhouding der tooneelschool te Amsterdam." De school is er eenmaal; voor de oprichting behoeft dus niet meer gezorgd te worden; en mocht de tegenwoordige eens verdwijnen, dan zal er wel geen kans bestaan om in de eerste jaren een nieuwe op te richten. Maar om hare opheffing, haar verval zelfs tegen te gaan moet zooveel mogelijk samen gewerkt worden door alle voorstanders, al verschillen zij ook in menig opzicht in gevoelen over hare inrichting. Janus verzekerde, dat de afdeelings voorzitter hem miskend had; juist in het belang van het goede doel, dat beoogd werd en dat hij waardeerde, had hij zijne op merkingen gemaakt. Hij erkende het nut van eene tooneelschoolhij steunde haar, en hij wilde op haar jubilé haar ook een blijk van belangstelling geven. Na die verklaring ergerden wij ons niet meer over zijne tegenwoordigheid, en was het ijs tusschen ons gebroken. Hij verwees ons naar de beschouwing, in het tijdschrifthet tooneelvan de hand des heeren M. Horn te Schiedam, die ook aan dringt op vereenvoudiging der school en op practischer opleiding harer leerlingenhij herinnerde nog aan andere artikelen over dit plan, die hij met ons begroette als zoovele gunstige teekenen voor de ontwaakte belang stelling in ons nationaal tooneel. En wij beloofden in den kring onzer lezers nog eens de belangstelling voor die school te zullen opwekken. De oogst in de tien jaren van haar bestaan kon nog niet zoo groot wezenmaar zij is toch niet gering ook. De meeste leerlingen der tooneelschool hebben reeds bewezen zeer bruikbare jonge tooneellisten te zijn genieën heeft de school niet geleverd, maar welke school levert die wél? Laat ons echter aan de mannen van het vak vooral stem geven bij de behandeling der vraagwelke wijzigingen er gemaakt moeten worden, wil zij meer vrucht dragen. En beginnen wij, die ons meer en meer verheugen dat er in de laatste jaren zooveel op tooneel - gebied is veranderd en verbeterd, -- gedach tig aan het ware woord dat in dezen niet alles tegelijk kan geschieden, met de opleiding- school voor onze tooneelkunstenaars en kunste naressen den onmisbaren steun te verleenen, nu van andere zijde die wordt ontnomen. Wij hebben in onze omgeving reeds kunnen nagaan, wat beschaving en ontwikkeling bij een actrice of een acteur vermag welk onder scheid er tusschen verschillende gezelschappen bestaat. En al zijn wij niet de best bedeelde erf- ffenamftn vanrlo noloinno/ilov. 1. ts genieten er toch genoeg van om daarvoor in ruil iets bij te dragen in het algemeen belang van het tooneelvan dat tooneel dat voor ons nog steeds is en, vooral bij meerdere beschaving en ontwikkeling der too- neelisten in hun vak, meer eo meer zal wor den de leerschool voor ons volk. De hulp der katholieke kamerleden tot verwer ping van de motie-Borgesius schjjnt geen bewjjs te wezen, dat zij met den eisch der anti-revoluti onairen meegaan om censusverlaging voor grond wetsherziening te vorderen. De Tijd laat zich ten minste in dien geest uit. Dat het recht de verlaging van den census zou vorderen, betwist het blad met een beroep op art. 76 der grondwet; bedoelt men een zedeljjkrecht, dan kan men dit een betere voldoening geven bjj de herziening der grondwet. Men schrjjft ons Er zijn twee zeer gewichtige professoraten vacant, nl. de staathuishoudkundige leerstoel te Amsterdam, laatstelijk door m* N. G. Pierson bekleed, en het professoraat in het staatsrecht aan de universiteit te Groningen, door den dood van prof. Teilegen opengekomen. Men mag wel aannemen, dat te Amsterdam geen ander zal benoemd worden dan die dezelfde beginselen is toegedaan, welke in Pierson den uitnemendsten vertegenwoordiger vonden, Hier? zijn het B. en W. van Amsterdam, die de voor dracht doen, en is het de gemeenteraad, die benoemt. Maar anders is het met 't professoraat te Groningen. Een gerucht wil, dat de minister Heemskerk, na de aanneming zijner begrooting, aan Z. M. een antirevolutionair zal voordragen ter benoeming tot hoogleeraar aan de Groninger universiteit. Een antirevolutionair opvolger van Teilegen; aan eene rijksuniversiteit het antirevolutionair staatsrecht doceerend Het is te hopen, dat het gerucht gelogenstraft wordt. Hetzjj dan, dat de minister Heemskerk alsnog inziet, dat dergelijke concessie aan de rechterzijde al te ver zou gaan; betzij dat er onder de antirevolutionairen geen gevonden wordt, die het ambt aanvaarden wil of durft. Naar wij vernemen heeft de Nederlandsche bant aan de besturen der voornaamste maatschappijen, die agentschappen hebben in Indië, doch niet aan de Nederlandsche Handelmaatschappijeene kennis geving gezonden betreffende de wissels, door die agentschappen op de hoofdkantoren te trekken. Na 30 September neemt de bank zulke wissels slechts dan in disconto, wanneer zjj zijn getrokken op 14 dagen zicht of 2 maanden dato. Tot dient tjjd wordt dit papier door de bank nog aangenomen

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1885 | | pagina 1