128c Jaargang
1885.
Dinsdag
3 Maart.
Middelburg 2 Maart.
Een ongevraagd advies.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen,
Prijs per 3/m. franco f 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Gent.
Advertentiën* 20 Gent per regel;
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1 -7 regels 1,10
iedere regel meer f 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte
Tegenover het bestuur is en blijft hij de
DELBIJ
Agenten zijn te Vlissingen: P. G. Db Vbij Mestdagh en Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: F, Van der Peijl, te Zierikzee: A. C. De Moou.te Tholen: W. A. Van Nieüwenhüuzen, en te Ter Neuzen A. Van der Pbijl Jz
Hoofdagenten voor het Buitenland te Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daobe en Cie., John F. Jones opvolger.
Wanneer het waar is, wat men beweert,
dat het voor de kleine oestercultivateurs van
het grootste belang is, om ook in het vervolg
pannen te mogen leggen op door anderen
gepachte perceelen, die daartoe verlof geven,
en dat een verbod van dergelijke handeling
ten voordeele zou strekken van de groot-cul-
tivateurs in oesters, die de markt zouden willen
beperken en monopoliseren, dan verdienen
zeker de bespiegelingen van den heer Johan
Wagtho, voorkomende in de Goesche courant
van 24 Febr. 1885, nauwgezette overweging
ook in wijderen kring.
Hij deelt daar mede, dat art. 12 der tegen
woordig geldende verpachtingsvoorwaarden
der Yersche bank luidt: „De pachters mogen
hun gepachte noch geheel noch ten deele zonder
schriftelijke toestemming van het bestuur der
visscherijen aan anderen in pacht of gebruik
geven of overlatenterwijl dat artikel in de
toekomst zal luiden „De pachters mogen de
pacht hunner perceelen niet aan anderen over
dragen zonder schriftelijke toestemming van het
bestuur der visscherijen. Splitsing van perceelen
wordt niet toegelate-d."
De conclusie, daaruit door den heer Wagtho
getrokken, komt mij voor onjuist te zijn.
Hij begint met te zeggen: „het kan natuurlijk
de bedoeling van het bestuur der visscherijen
niet geweest zijn, door beide bovengenoemde
artikelen onderhuur, bij de algemeene wet
reeds verboden, nog eens te verbieden.
Is onderhuur van oesterperceelen echter bij
de algemeene wet verboden
De heer Wagtho beroept zich op de bepaling
van art. 1595 B. W. maar vergeet, dat die
bepaling gevonden wordt in de tweede afdee-
ling van den zevenden titel van het derde
boek van dat wetboek, ten opschrift hebbende
„van de regelen welke gemeen zijn aan ver
huringen van huizen en van landen". Dit
opschrift is overgenomen uit den Code Civil en
is 6ene vertaling van: „des regies communs aux
baux des maisons et des biens ruraux."
Diens m-awjr-landelijke eigendommen, goede
ren die voor landbouwdoeleinden gebezigd
worden.
Oesterperceelen gedeelten van de rivier de
Schelde behooren tot geen van beide cathcgoriën
maisons ou biens ruraux.
De algemeene wet zwijgt over overdracht
van huur en onderhuur van oesterperceelen
omdat de algemeene wet oesterperceelen niet
kende.
Had de code civil de oesterindustrie gekend?
zij had dan waarschijnlijk van een derde cathe-
gorie gesprokenbiens aquatiques b. v.
Het verbod van onderhuur is zoo weinig een
essentieel of natuurlijk element van huurover
eenkomst, dat noch het Romeinsche recht noch
het Fransche dit verbod kende.
Daarom is het zeer voorzichtig geweest van
het bestuur der visscherijen (den minister van
financien dat het in de voorwaarden der
verhuring van oesterperceelen bepalingenheeft
opgenomen omtrent onderhuuren zeer gewaagd
van den heer Wagtho, om te stellen: „dat dit
de bedoeling van het bestuur der visscherijen
niet kan geweest zijn."
Waar nu art. 12 der tegenwoordig geldende
verpachtingsvoorwaarden der Yersche bank luidt:
De pachters mogen hun gepachte noch geheel
noch ten deele zonder schriftelijke toestemming
an het bestuur der visscherijen aan anderen d)
in pacht of bin gebruik geven of c) overlaten,
terwijl het in April a. s. in werking tredende
artikel luidtDe pachters mogen de pacht hunner
perceelen niet aan anderen overdragen zonder
schriftelijke toestemming van het bestuur der
Met onderhuur verstaat de heer Wagtho zoowel
pesRie van pacht als eigenlijke onderhuur,
visscherijensplitsing van perceelen wordt niet
toegelatendaar komt het mij voor niet twijfel
achtig te zijn, of de toekomstige bepaling is
vrijgeviger dan de thans geldende.
Terwijl men vroeger zonder toestemming van
het bestuur noch zijn rechten van pacht cedeeren?
noch het perceel onderverpachten, noch in
gebruik geven mocht, hetzij geheel of gedeel
telijk, zonder schriftelijke toestemming van het
bestuur, is in de toekomst alleen verboden
overdracht der pacht (cessie) zonder die
toestemming.
Men zal dus zijn perceel wel aan anderen
mogen onderverpachten of in gebruik geven.
Dat het nieuwe artikel ten doel zou hebben
om het in gebruik geven van perceelen te
verbieden, is dus onaannemelijk en zeer zeker
in strijd met de uitdrukkelijke bewoordingen
en de geschiedenis van art. 12 der pachtvoor-
waarden.
Waar het dus vast schijnt te staan, dat dooi
de nieuwe bepaling eigenlijke onderverhuring
niet is verboden en daartoe zelfs het verlof
van het bestuur niet meer gevorderd wordt,
is het niet onbelangrijk te weten, wat het
verbod van splitsing van perceelen beteekent.
Zooals men weet, heeft het bestuur der vis
scherijen de Yersche oesterbank in perceelen
gesplitst, welke perceelen aan de gegadigden
perceel voor perceel worden verpacht. Ieder
pachter moet zijn perceel afbakenen, en ieder
perceel is, behalve door zijne ligging, door
zoogenaamde nummerpalen herkenbaar.
Yoor het politietoezicht is het van hoog
belang, dat men weet, met welk persoon men
te doen heeft. De ooispronkelijke pachter
blijft dus de aansprakelijke persoon voor het
door hem gepachte perceel. Yan daar bepaalde
art. 16 van de thans nog geldende voorwaarden
Twee of meer pachters kunnen hun gepachte
perceelen vereenigenmits daarvan kennis gevende
aan het bestuur der visscherijen. In zoodanig
geval blijft ieder pachter persoonlijk aansprakelijk
voor het door hem gepachte perceel.
Bij de nieuwe voorwaarden is dat artikel
vervallen en is de splitsing, waarover vroeger
niets bepaald was, uitdrukkelijk verboden.
Vereenigen van twee perceelen tot een geheel
is dus, zoowel als splitsen van een perceel,
verboden.
Het doel is duidelijk; het bestuur wil weten
met wie zij te doen heeft.
Een pachter kan zijn recht van pacht met
toestemming van het bestuur aan een ander
cedeeren. Die ander komt dan in de plaats
van den vorigen pachter het bestuur heeft
dan alleen met den nieuwen cessionaris te
maken. Bij onderverhuring in beperkten zin
en bij in gebruikgeving van perceelen blijft
de oorspronkelijke pachter de verantwoordelijke
persoon.
Had de oorspronkelijke pachter het recht
om zijn perceel te splitsen, b. v. in drie kleinere
perceelen, en zijn recht van pacht, op ieder
dier drie gedeelten, aan drie anderen te ce
deeren, dan zou het aantal pachters, waartegen
over het bestuur stond en waarmee het te
rekenen had, eindeloos worden. Vandaar dat
de minister zelfs aan het bestuur niet eens de
macht heeft gegeven splitsing toe te staan.
Het verbod van splitsing, in de nieuwe
voorwaarden, maakt dus een geheel uit met
de voorafgaande bepaling, die verbiedt, dat de
pachters de pacht hunner perceelen aan anderen
mogen overdragen zonder schriftelijke toestem
ming van het bestuur der visscherijen.
Heeft nu dat verbod van splitsing van per
ceelen iets te maken met het tegenwoordige
gebruik van sommige pachters van oesterper
ceelen, dat zij aan anderen verlof geven tegen
vergoeding pannen met oesters op hun perceelen
neder te leggen, teneinde aldaar te wassen
Wie op die wijze het gebruik van zijn per
ceel voor anderen geheel of gedeeltelijk be
schikbaar stelt, draagt de pacht van zijn
perceel niet aan hen over en splitst evenmin
zijn perceel.
verantwoordelijke pachter, blijft het perceel
zijn perceel, blijven zelfs de pannen met ot
zonder oesters zijn pannen en zijn oesters, al
heeft een' derde op die pannen en oesters
tegenover den verpachter zekere rechten.
Ik wil echter voor een oogenblik aannemen,
dat de bedoeling van de nieuwe pachtvoor.
waarden een andere is en dat hij, die ze maakte;
voornemens was, om den kleinen oestevcultivateur
het onmogelijk te maken bij een der pachters
zijne pannen te leggen waarom heeft dan de
man, die de gewijzigde bepaling maakte, niet
in de bewoordingen van het nieuwe art. 12
uitgedrukt wat hij bedoelde, of liever nog:
waarom heeft de minister niet beter uit
zijn oogen gekeken, bij de keuze van zijn
ambtenaar, aan wien hij de samenstelling en
wijziging dier voorwaarden opdroeg
Doch waarom aan te nemen, dat de minister
ongeschikte personen uitkoos om zijne meening
uit te drukken, waar wij nog eeu andere keuze
hebben, namelijk uitlegging van de bepaling
van art. 12 volgens hare duidelijke bewoor
dingen. De gegadigde, die een oesterperceel
pachtte op de voorwaarden, welke met 1 April in
werking treden, zal, dunkt mij, dan ook gerust
met oesters de pannen van anderen bij zich
ter kweek nemen, zonder vrees, dat art. 12
tegen hem zal kunnen worden aangevoerd.
Een andere vraag is het, of het verlof geven
door pachters aan derden, om pannen met
oesters op hun terreinen te kweeken te leggen
aanbevelenswaard is m. a. w of het wensche-
ljjk is, om, bij een volgende verpachting der
Yersche oesterbank, eene bepaling in de voor
waarden in te lasschen, die zulk eene handel
wijze verbiedt? Ja, zeggen de grootoestercul-
tivateurs, dan zullen alleen wij oestercultuur
kunnen drijven, die in staat zijn een geheel
perceel te pachten ot te onderhuren.
De groot-oestercultivateurs zullen dan in
staat zijn die oestercultuur meer te monopoli
seer en en de prijzen te regelen.
Wij begrijpen dat belang van de groot-
oestercultivateurs zeer goed, maar stellen daar
tegenover het belang van den kleinen man,
die geen geheel perceel kan pachten en toch
zijn klein kapitaal zou kunnen vruchtbaar
maken, wanneer hij in de gelegenheid was
zijn pannen met oesters op andere perceelen
te kweeken te leggen.
Ook de staat zou er wel bij varen, want de
zekerheid dat de pachter casu quo ook door aan
anderen vërlof tot panlegging te geven tegen
retributie, zijn hooge pacht zal kunnen
opbrengen, zal de concurrentie vermeerderen
en de pachtprijzen verhoogen.
Last not leastook deoestergebruiker (en het
schijnt wel dat men aan dezen steeds het laatst
denkt, alsof niet de oester ter wille van hem, maar
ter wille van den oestercultivateur geschapen
was) ook de oestergebruiker zou ervan
profiteeren want het meer of minder mono-
poliseeren heeft invloed op de productie en op
den prijs.
Mogen de lieden, die nu in de bepaling van
art. 12 een verbod zien van de gewraakte
handeling, toch bedenken, dat wettelijke bepa
lingen op den duur geen monopolie kunnen
handhaven, noch den kleinen kapitalist zullen
kunnen uitsluiten van deelneming aan de
oestercultuur.
Aan u, die diergelijke verbodsbepalingen
wenscht, zou ik wel willen toeroepen
Tegen iederen nieuwen vorm, waarin men
het verbod giet, zal het vernuft, door het
eigenbelang gedreven, een anderen vortn van
contract tegenstellen, die de kracht van het
verbod verlamt. Weike moeite zal het kosten
om, als morgen een nieuw artikel l2 het
toelaten van anderer pannen op de gepachte
perceelen verbiedt, door het sluiten van een
koopcontract met recht van wederinkoop van
De minister, ant al wordt door het bestuur
verpacht, de voorwaarden der verpachting, die juist iu art.
12 hot bestuur iu zijne bevoegdheid beperken, zullen wel
door het dejmrtemen van financiën zijn vastgesteld,
de pannen met oesters, dat verbod ij del te
maken
En wat baten dan al uwe kleingeestige
verbodsbepalingen
Dat de verhouding tusschen die verpachters
en de kleine kapitalisten tot allerlei bedriege
rijen zal aanleiding geven, dat men het volk
zoodoende aan bedrog plegen went, terwijl het,
de onrechtvaardigheid van bescherming van
de industrie der groote cultivateurs tegenover
verdrukking der kleine industrie gevoelende,
in zijn bedrog geen kwaad zal zien.
Zoo bevordert de regeering indirect de
onzedelijkheid, verbittert de minder gegoeden
tegen de meer gegoeden en doet bovendien een
vruchteloos werk. Men lacht over en geeft af
op cfe dwaze plannen der socialisten die, ten
bate van allen, handel en verkeer in een eng
keurslijf willen opsluiten, en men vergeet dat
men, door de industrie ten bate van enkelen
te willen monopoliseeren, dezelfde middelen
bezigt.
En van de socialisten zijn het maar plannen
voor een verre toekomst en gij tracht ze
reeds nu te verwezenlijken.
Zou het niet mogelijk zijn, dat deze opmer
kingen van iemand, wiens eigenbelang bij
deze zaak in de verste verte niet gemoeid is,
misschien aanleiding kunnen geven, om de
oplossing der bestaande quaestie te bevorderen
M. Jacq de Witt Hamer.
Wij ontvingen eene plaat betreffende den
stichter van de Maatschappij tot Nut van \Alqe~
meen. Zij bevat een genealogisch overzicht van
de familie Nieuwenhuijzen, bewerkt door den heer
A. A. Vorsterman van Oijeneenige bijzonder
heden uit het leven van den merkwaardigen man,
een portret van hemzelven en van zijn vader en
een afbeelding yan het geboortehuis der maat
schappij.
Menig departement zal wellicht deze plaat zich
voor het archief aanschaffen.
Over de juistheid der daarop voorkomende
mededeelingen kunnen wij niet oordeelen; wij bepalen
ons alleen tot de vermelding dat het geheel er
zeer netjes uitziet.
Als naar gewoonte ontvangen wij van den
uitgever, den heer W. J. van Hengel te Rotterdam
de twee deeltjes die het geneeskundig jaarboekje
voor Nederland yormen.
Het eerste deeltje van den jaargang 1885 in
f raaien agenda-vorm bevat, behalve tal van ver
schillende in een kalender behoorende opgaven
en een agenda, een overzicht van eenige der
belangrijkste nieuwere geneesmiddelen, welke na
de tweede uitgave der Pharmacopoea Neerlandica
in gebruik zijn gekomen, eenige doseeringen en
andere voor medici belangrijke mededeelingen.
Het tweede deel bevat eene alphabetische opgave
van de Nederlandsche en de voornaamste buiten-
landsche badplaatsen, herstellingsoorden, krank
zinnigengestichten enz., verschillende reglementen
en wetten enz. Voorts vinden wjj er personalia,
in, een algemeen en, voor wat Amsterdam, Rot
terdam, 's Gravenhage, Utrecht, Groningen en
Leiden betreft, een plaatselijk overzicht.
Het werkje wordt met een aantal advertenties,
hoofdzakelijk aanbevelingen van badplaatsen, be
sloten.
Men beweert, dat bp den raad van state een
wetsontwerp aanhangig is om eene subsidie van
400.000 te verleenen voor den aanleg eener
tramlijn BreskensMaldeghem,
De commissie voor de werkverschaffing alhier
deelt ons mede, dat zij Zaterdag weder ƒ355.70
als werkloon uitbetaalde, makende met de vorige
uitgaven ƒ2504.
De totale ontvangst bedraagt ƒ2765, zoodat
het kassaldo 201 aanwijst.
In het geheel is thans aan 184 personen voor
korter of langer tjjd werk verschaft. Nu werken
er nog 50 en dat ze niet te vergeefs werkzaam
zijn kan eene wandeling langs singels en bolwerken
leeren.
Wordt de commissie niet verder gesteund, dan
zal zij binnen enkele dagen haar werk moeten
neerleggen.
Heden werd de heer mr. A. P. Snouk Hurgronje
in eene vergadering van regenten en regentessen
over de Middelburgsche godshuizen als voorzittel
van Het bestuur dier huizen geïnstalleerd,