N° 32, 128c Jaargang, 1885. Zaterdag 7 Februari. Het letterMii traeïaat met MtsclM, Middelburg 6 Februari. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen! Prijs per 3/m. franco 3,50; Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Gent. Advertentiën* 20 Gent" per regel; Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1 -7 regels 1,10 iedere regel meer f 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte middelbllrgsche courant Agenten zijn te Vlissingen: P.G. De VeijMestdagh en Zoon, te Goes: A. A. W. Boeland, te Kruiningen: F. Van derPeijl, te Zierikzee: A. C. De Moou.te TholenW. A. Van Nieuwenhuijzen, en te Ter Neuzen A. Van dik Piih, Jz. Hoofdagenten voor het Buitenland te Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube en Cie., John F. Jones opvolger. Het is een opmerkelijk, geen opwekkend verschijnsel, dat wij in den laatsten tijd met onze pogingen tot bescherming der producten van den geest, op literarisch gebied, niet gelukkig zijn. Onze wet op het auteursrecht, nog niet lang in het leven, bleek te kort te schieten, toen Rosier Faassen eene poging waagde om zijn eigendom te beschermen tegenover hen, die zich van zijne gedachten hadden meester ge maakt en zijn geesteskind, hoewel hier en daar niet geheel het origineel gelijkend, toch zoo wei nig wijzigden, dat het dadelijk herkenbaar was. Zijn verzoek om bescherming zijner rechten bleek vergeefschin de wet vond men geen termen om hem datgene te schenken, waarop hij recht had in de oogen van ieder, die lette op de eischen van billijkheid en eerlijkheid. Dat onze tooneelschrij ver niet verder getracht heeft om recht te zoeken, was een gevolg van de zeer geringe zekerheid, die hij had, of hem in hooger beroep zou toegekend worden wat hij wenschte. De rechtsgeleerden verschilden in meening, ja het meerendeel twijfelde eraan, of de wet wel aanleiding gaf om in het be doelde geval den heer Faassen te beschermen. Dit eerste en eenige geval heeft de zwakheid aan het licht gebracht van de wet van 28 Juni 1881, die de grondslag is geworden, waarop men thans voortbouwt en een tractaat met Duitschland sluiten wil. De regeering heeft nl. den 13en Mei 1884 eene voorloopige over eenkomst met de Duitsche regeering gesloten tot wederkeerige bescherming van het auteurs recht. Daartegen is in ons land een storm opgegaan, dien wij in vele opzichten niet kunnen goedkeu ren, al erkennen wij de gegrondheid van enkele bezwaren. In de eerste plaats heeft men der regeeriug een verwijt er van gemaakt, dat zij die overeeenkomst heeft geteekend, voordat de kamers er kennis van konden nemen, en dat wij het eerst uit Duitschland moesten hooren welk een plan er bestond. De behandeling van het tractaat in den Duitschen rijksdag was voor Nederland de omweg, waarlangs het op de hoogte kwam van hetgeen deregeering heeft gedaan. Uit het oogpunt van beleefdheid tegenover onze vertegenwoordiging, is de houding der regeering niet goed te keuren de waardigheid van ons land zou zeker gebaat geweest zijn ïnet eene gelijktijdige indiening en bekendma king der overeenkomst. Maar eenig beletsel voor onze vertegenwoordiging om dit tractaat af te stemmen kau daarin evenmin gelegen zijn als een motief om het juist daarom hare goedkeuring te onthouden. Art. 9 van het slotprotocol bevat deze Stellige bepaling ^,De Nederlandsche gevol machtigden hebben uitdrukkelijk verklaard, dat de overeenkomst en de protocollen niet aan de bekrachtiging van Z. M. den koning der Nederlanden onderworpen zullen worden, dan na door de staten-generaal te zijn goed gekeurd". Van deze bepaling hebben ook de vertegen woordigers van het Duitsche rijk kennis kunnen nemen en zij waren dus op de hoogte van hetgeen hun te wachten stond. Hun werk kon vergeefsch wezen. En nu vinden wij het volstrekt geen pijnlijke taak, zooals is opge merkt, voor onze tweede kamer om een coötract dat haar niet aanstaat te verwerpen, zij het ook dat de partij ter andere zijde daaraan haar zegel hechttevoor aanstoot geven in dezen behoeft men zich niet bevreesd te toonen beide partijen toch nemen een onafhankelijk standpunt in. De quaestie omtrent goede of slechte verstandhouding onderling is hierbij KW geen belangzoo'n ernstig karakter draagt deze overeenkomst niet. In alle kalmte kan men van beide kanten het vraagstuk bespreken en wij gelooven, dat het daaraan van onze zijde bij sommigen te veel ontbreekt. Tot nu toe hebben wij letterkundige overeen komsten met Frankrijk, Spanje en België. Met eerstgenoemd rijk sloten wij eene tractaat den 29en Maart 1855het werd aangevuld bij overeenkomst van 27 April 1860. Ons verdrag met Spanje dateert van 31 Dec. 1862 en dat met België van 30 Aug. 1858. Er zijn alzoo meer dan vijf en twintig jaren voorbijgegaan, sedert wij op dat terrein een overeenkomst tot stand brachten de behoeften zijn dus natuurlijk op dit punt gewijzigd, en andere eischen dan voorheen doen zich thans gevoelen. Latere contracten, door andere landen onderling gesloten, rusten daarom op breeder grondslagen, en dien weg is ook de regeering ingeslagen bij deze overeenkomst met Duitsch land. Bepaalde men zich in de bovengenoemde tractaten tot het beschermen van het auteurs recht om nadruk te beletten, thans treedt ook in het verdrag met Duitschland de quaestie op den voorgrond, in hoever het gewenschtis om de schrijvers te beschermen tegen verta lingen, waardoor hunne geesteskinderen overal bekend worden, zonder dat zij daarvan eenige vrucht plukten. Tegen zulk eene bescherming heeft men zich vroeger steeds verzeten ook nu ont staat tegen eene bepaling in dien geest een hevig protest. Doch van welke zijde hoofd zakelijk? Van den kant van hen, wier eigen belangen hierbij in het spel zijn. Verschillende vereenigingen, met den boek handel in betrekking staande, hebben daartegen geprotesteerd en verklaard dat het vrije ver- talingsrecht voor ons land onmisbaar is. Natuurlijk dat zij, wanneer zij spreken van het belang van ons land, dat van zichzelven niet over het hoofd zienen wanneer wij dan uit hun mond hooren verkondigen, o. a. door de heeren Noordhoff en Smit in hun adres aan de tweede kamer, dat buitenlandsche auteurs en uitgevers, wanneer men de regeling van het vertalingsrecht van door hen uitgegeven werken aan hen zeiven overlietnatuurlijk met hun financieel voordeel en niet met onze volksbelangen te rade zouden gaan dan kunnen wij onwillekeurig een glimlach niet onderdrukkenAdressanten toch, die ons vertalingen van Duitsche werken bezorgen, doen dit zeker niet minder uit eigen belang. Van warme belangstelling in ons volkvan een ijverig belangloos streven om ons geestes- spijzen te verschaffen hebben wij nog geen voorbeelden gezien; en wij kunnen het een uitgever niet kwalijk nemen, wanneer hij zich daaraan niet waagt. Bij deze quaestie behoort, dunkt ons, slechts eenvoudig de vraag te geldenwelk is het doel der overeenkomst, en wanneer daarop, zooals wij meenen, geen ander antwoord gegeven kan worden dan bescherming van schrijvers van werken van letterkunde en kunst, dan mogen geen overwegingen uit zuiver eigenbelang nopen in dezen halverwege te blijven staan, en slechts halve bescherming te verleenen aan hen wier belangen men wil behartigen. Wanneer men dit dus wil, deinze men niet voor de uiterste consequentie terug. Uit het voorgevallene met den heer Rosier Faassen heeft men kunnen leeren, dat het beter is een weinig te ver te gaan dan niet ver genoeg, omdat er nog altijd middelen blijven bestaan om de auteurs te benadeelen. De eerlijkheid tegenover de schrijvers gebiedt eene dergelijke houding ten dringendsteen waar men hen nu wel wil beschermen tegen nadruk, zouden wij het inconsequent achten dat men vrijheid liet hun geesteskinderen, in een ander gewaad gestoken, toch de wereld in te zenden en bekend te maken, zonder dat zij hem, die ze het aanzijn schonk, eenige vrucht opleveren Als argument tegen het aan banden leggen van het vertalingsrecht,voert men o. a. aan, dat reeds nu bij belangrijke Duitsche uitgaven j voor de prioriteit der vertaling aan den oor- spronkelijken auteur vergoeding betaald wordt. Daarin ligt reeds opgesloten eene erkenning dat de schrijver daarop recht heeft; maar bovendien zou dan juist eene overeenkomst met het doel het vertalingsrecht aan eenige regelen te binden hen, die van zulk eene betaling niet willen weten, dwingen dit te doen en tevens den eerlij ken uitgevers in ons land ten goede komen. Nederland kan in menig vak van wetenschap en kunst geen enkel auteur aanwijzen. Men is dus in ons land genoodzaakt, die leemten aan te vullen uit den voorraad van het bui tenland Zoo «edeneert men nog. Is dit een argument om het recht te verdedigen van uit zulk een voorraadschuur te mogen plunderen, zonder hun iets te vergoeden, die hem hielpen vullen Wij meenen juist dat hoe moeilijker het valt zich uit zoo'n voorraad te voorzien, hoe veel eerder de ijver zal geprikkeld en in eigen kring in bestaande behoefte zal voorzien worden. Wat zou men zeggen van een eigenaar van een boomgaard, die, omdat hij zelf slechts alledaagsche soorten van vruchten had, bij zijn buurman de fijnste zich toeeigende Een pennevrucht blijft het eigendom van een schrijver en een uitgever, die beiden de voorwaarden hebben vastgesteld, waarop het gemeenschap pelijk bezit tot stand kwam. Duitschland heeft van zijn standpunt gelijk, dat het eenige bepalingen wensebt om het vertalen tegen te gaan, want dat enkele over zettingen het debiet der oorspronkelijke uitgaaf bevorderden, kan mogelijk zijn maar bewijst niets voor den algemeenen toestand. Het is zeer waarschijnlijk dat wil men op dit punt hier niet toegeven ook het gansche tractaat vervalten het auteursrecht evenzeer ongeregeld blijft. Voor ons land zeker geen groot verlies. Maar wanneer men bij de bespreking van deze quaestie zich alleen plaatst op het standpunt eener kruidenierspolitiek die slechts vraagt wat verliezen of winnen wij ermee dan denkt men niet genoeg aan het algemeen be ginsel, dat hierbij op den voorgrond moet staan bescherming van de auteurs. Op dat internationaal standpunt wilden wij even wijzen. In hoever de overeenkomst met Duitschland in hare details wijziging behoeft is eene vraag, die wij wellicht later nog eens behandelen. Aan het verslag, door de commissie voor de Hulpbank alhier over 1884 uitgebracht, ontleenen wij het volgende. Het aantal op borgtocht verstrekte voorschotten bedroeg 22 minder dan m 1883, terwijl het cjjfer der ter leen verstrekte gelden 17620. bedroeg, tégen 21100.-— in het vorige jaar. Deze voorschotten werden verstrekt aan101 inwoners van Middelburg in 130,19 van Vlissingen in 23, 6 van Westkapelle in 6 en 3 van Veerein 3 posten. Voorts aan 1 inwoner van Arnemuiden, van St. Laurens, van Serooskerke, van Vrouwepolder, en van Ritthem. Samen aan 134 personen in 167 posten. 18 personen ontvingen dit jaar het voorschot voor de eerste maal; 30 ontvingen tweemaal een voorschot. Het aantal uit Vlissingen nam met 14 af, tarwjji het geheele bedrag der aanvragen van daar tot 3810.verminderde. Onder de aanvragers waren 109 gehuwde en 4 ongehuwde mannen, 3 gehuwde vrouwen, 3 onge huwde en 15 weduwen. Het bedrag der voorschotten was als volgt16 a 300, 1 a 260, 1 a 250, 2 a 240, 1 a 230, 17 a 200, 1 a 160, 4 a 150, 1 a 140, 2 a 130, 4 a 120,1 a 110, 21 a 100, 1 a 90, 10 a 80, 6 a 70, 13 a ƒ60, 20 a 50, 13 a 40, 17 a 30, 8 a 20, 7 a 10. Den 27en September werd 1020.aangevraagd, terwijl den 19en Juli en 16 Augustus in het geheel geen aanvraag gedaan werd. De terugbetalingen bedragen in het geheel 34912.80, de uitstaande posten op 31 December 13342,75 of 1026.50 minder dan ten vorigen jare. Er hadden 6Q beboetingen plaats (tegen 115 in 1883) waarvoor een bedrag van 17.25 ontvangen werd. 4 opvorderingen van borgen werden gedaan. Door de borgen werd betaald voor 5 personen 322.20 of 236.05 minder dan in 1883. 49 posten werden aangevraagd voor huishoudelijk gebruik, 6 door landbouwers om vee te koopen, 1 om eene zaak te beginnen, 1 om aardappelland te pachten, 1 tot verbetering der woning om eene kamer te verhuren, 1 om kinderen te laten leeren, 108 tot gebruik in handel en bedrijf. Op akten van pensioen werden 344 voorschotten verstrekt tot een bedrag van 16061. Er werden dus 14 voorschotten minder dan in 1883 verstrekt, terwijl het bedrag 503 minder is. Het aantal personen aan wie een voorschot verleend werd bedraagt 90, dus 5 minder dan in 1883 en wel teMiddelburg '70, Vlissingen 9, Wissekerke en Zoutelande ieder 2, Rammekens, Arnemuiden, Westkapelle, Serooskerke, Coljjns- plaat, Veere en St. Laurens ieder een. Aan 7 personen werd voor de eerste maal voor schot verleend. Het bedrag der gezamelijke voorschotten was 3983 minder dan het vorige jaar. De winst- en verliesrekening bedroeg in ontvang 836.55 en in uitgaaf 672 72$, en leverde dus een goed slot op van 163.82$. De voorschotten werden verstrekt aan9 amb tenaren, 9 arbeiders, 1 bediende, 2 boekbinders, 2 boekdrukkers, 4 bakkers, 1 behanger, 4 kleer makers, 13 kooplieden, 11 landbouwers, 4 leurders, 1 letterzetter, 3 naaisters, 4 metselaars, 1 olie slager, 4 pakhuisknechten, 6 particulieren, 5 slepers, 8 schoenmakers, 2 schilders, 5 slagers, 3 smeden, 2 stukadoors, 1 stoker, 1 sigarenmaker, 1 scharen slijper, 5 timmerlieden, 1 tuinman, 7 winkeliersters, 4 waschvrouwen, 1 waschbaas, 2 werkvrouwen, 4 winkeliers, 2 winkelbedienden en 1 zadelmaker. In eene Woensdagavond gehouden vergadering van het departement Noordgouwe der Maatschappij tot Nut van UAlgemeen werd besloten, geen adhaesie te schenken aan het verzoek van het departement Nijmegen, maar aan het hoofdbestuur te vragen, om de zaak op de volgende algemeene vergadering te behandelen. Hierna trad de heer C. F. Zeeman, predikant te Zonnemaire, voor de leden en hunne dames op met eene lezing, waarin hij hun een kjjkje gaf in wat door C. Busken Huet in zijn jongste werkHet land van Rembrandt over Zeeland en de Zeeuwen geschreven is. Zeker zal het gehoorde tot nadere kennismaking met dat schoone werk opwekken. Nadat nog door enkele leden en den heer Zeeman ernstige of luimige voordrachten ten beste waren gegeven, legde de voorzitter, de heer P. Knuttel, die weldra de gemeente gaat verlaten, met een afscheidswoord, waarin hjj de beste wenschen voor den bloei van het departement uitsprak, zjjn presidium neder. De heer C. G, De Kater had hem tevoren dank en hulde gebracht, voor hetgeen hij in het belang van het departement Noordgouwe heeft gedaan. Omtrent de in ons vorig nommer reeds korteljjk gemelde oeverafschuiving aan den ealamiteuzen Eendrachtpolder, onder de gemeente ZaamBlag, kan thans nader worden medegedeeld, dat die eene lengte heeft van ongeveer 140 Mtj terwjjl hare grootste breedte bedraagt 50 M.; ruim 4600 Mi oever verdwenen in de diepte. De rand der afschuiving is echter nogongeveef 170 M. uit den djjksteen verwjjderd, daar het ongeval voorviel op een grooten afstand ten oosten van den uiterste onderneesche oeververdedigings werken, zoodat deze afschuiving nog geen gevaar voor den polder oplevert. De St. Ct bevat eenige naturalisatiewetten, o. a, eene waarbij de hoedanigheid van Nederlander verleend wordt aan L. C. Cornelis, geboren te Watervliet, (Belgie) en wonende te Philippine. De St. Ct bevat een kon. besluit, waarbjj bepaald wordt dat voor zoöver de troepen thans nog niet; overeenkomstig de indeeling, in de op een tabel vermelde garnizoenen verbljjf houden, en voor zoover zjj hoezeer thans aldaar aanwezig er niet behoorljjk kunnen worden gehuisvest, aan het in die tabel verordende eerst uitvoering gegeven wordt zoodra en naarmate hiertoe door verbe tering van bestaande of aanbouw van nieuwe militaire gebouwen de gelegenheid zal zjjn ontstaan. Het bestuur der kweekschool yoor zeevaart te Leiden bericht dat in die inrichting kunnen geplaatst worden jongens, die eene verbintenis in 's rjjks zeedienst wenschen aan te gaan. Vereisc-hte^

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1885 | | pagina 1