N° 31.
128® Jaargang,
1885.
Vrijdag
6 Februari.
Middelburg 5 Februari.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen:
Prijs per 3/m. franco f 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiën* 20 Cent" per regel:
Geboorte-, Trouw-, Doodbericht' enz.: van 1 -7 regels 1,10
iedere regel meer f 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte
Particuliere armenzorg.
MIDDELBIRGSCHE COURANT
Agenten zijn te "Vlissingen: P. G. Db Veij Mestdagh en Zoon, te GoesA. A. W. Boeland, te Kruiningen: F. Van der Peul, te Zierikzee: A. C. Da Moou, te TholenW. A. Van Nieüwbnhuuzen, en te Ter Neuzen A. Van dbr Peul Jz.
Hoofdagenten voor het Buitenland te Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube en Cie., John F. Jones opvolger.
De conferentie, 18 Jan. 1883 te Utrecht ge
houden met het doel om de belangen van onze
nationale armenzorg te behandelen droeg, zooals
vroeger is meegedeeld, aan de heeren G. H. Hintzen»
Rotterdam, J. H. A. A. Kalff, Amsterdam, C D.
Roëll, Dordrecht, E. P. Schorer, Middelburg en
J. A. Tours, Amsterdam op een algemeen beginsel
vast te stellen" en te formuleeren, waarvan men
hij de uitoefening van particuliere armenzorg dient
uit te gaan.
Voorzeker geene gemakkelijke taak, hoewel toch
dankbaar, omdat in deze belangrijke quaestie ook
voorlichting van het grootste belang is, vooral van
hen, die zich de moeite getroosten om haar ernstig
te onderzoeken.
Hoewel meermalen gezegdkan niet genoeg
worden herhaald, dat er op het gebied van armen
zorg zoo ontzaglijk veel wordt bedorven.
Genoemde commissie nu heeft zich van hare
taak gekweten en hare meening in een uitvoerig
rapport blootgelegd. Dit rapport bevat zeer
lezenswaardige opmerkingen waarvan enkele
bekendmaking in ruimeren kring verdienen.
Het beginsel, waarvan bij de uitoefening der
particuliere armenzorg dient te worden uitgegaan,
heeft de commissie aldus geformuleerd„De
particuliere armenzorg moet zich beperken tot
personen, die zoodanige voorzorgsmaatregelen
hebben genomen, als men met inachtneming van
hunne ontwikkeling en van den kring, waarin zij
zich bewegen, van hen mag eischen".
Dit gevoelen wordt uitvoerig toegelicht.
De commissie heeft zich, zeer natuurljjk, alleen
bepaald tot de zorg voor de materieele welvaart
der armen. Niet omdat zij hunne geesteljjke
belangen gering acht, maar alleen omdat een
zorgvuldige afbakening van stoffelijke en geesteljjke
belangen wenseheljjk, en zelfs noodzakelijk is. De
laatste zijn een zaak van geloof en overtuiging,
van persoonljjke opvatting; de eerste daarentegen
kan ieder, van welke richting ook, helpen behar
tigen, mits hjj zich op de hoogte gelieve te
stellen van hetgeen den armen ontbreekt, van
hetgeen tot hun welvaart kan bjjdragen.
Het samenkoppelen van beide belangen heeft
meestal schadeljjke gevolgen. Het leidt tot
onverdraagzaamheid, twist en tweedracht bjj de
gevers, en maakt de hoogst wenschelijke mede
werking van alle welgezinden onmogelijk. Wie
moet niet de scheiding betreuren, die thans de
godsdienstige genootschappen op philanthropisch
gebied verdeeld houdt Is er ook wel eenig
verband te vinden tusschen de kerkleer, die door
den arme wordt beleden, en de armoede, waartoe
hij vervallen is Immers geen. Hoe kunnen en
hoe mogen wjj dan in de leer eene aanleiding
vinden om den arme te ondersteunen of af te
wijzen
De armen leeren huichelen, wanneer godsdienstige
opwekking telkens gepaard gaat met geldeljjke
tegemoetkoming. Wie om onderstand vraagt, is
meer gediend met goede daden dan met goede
woorden. Een vriendeljjk, vermanend woord zal
dikwjjls op zijn plaats zijn, maar een opzettelijke
herinnering aan hoogere belangen zal weinig
vrucht dragen, zoodra ze door de gift wordt
Verguld. Aan schoone beloften laat het de arme
nooit ontbreken, wanneer hjj daardoor een stoffelijk
bewjjs van belangstelling kan erlangen.
Men bepale zich dus tot stoffeljjke armver
zorging maar lette daarom zeker niet minder
op het nauwe verband, dat er tusschen de
bestrjjding van armoede en de algemeen erkende
Bedeljjkheidsbegrippen bestaat. Onze armenzorg
moet dan ook, volgens de commissie, al is het niet
rechtstreeks, krachtig medewerken tot verhooging
van het zedeljjk peil der behoeftige bevolking.
Hulp moet in zekeren zin een belooning wezen
voor eerljjkheid, vljjt en spaarzaamheid; onthovding
van hulp een straf voor luiheid en zorgeloosheid.
Welke band bestaat er gemeenljjk tusschen gever
ën vrager? Eigenljjk geen. Medeljjden met het
gezin, dat armoede lijdt, terwjjl de gever betrek
kelijk overvloed heeft, is de aansporing tot
liefdadigheid. Slechts nu en dan kent men den
behoeftige nader; men is lang in persoonljjke
aanraking met hem geweest; een betrekking, zoo
niet van vriendschap, dan toch van gehechtheid,
is ontstaan. In zulke gevallen beschouwt men
den arme natuurljjk met een ander oog dan den
gisten den besten vragerzjjn tekortkomingen
ziet men soms gaarne door de vingers. Maar in
gewone omstandigheden is het billijk, dat de man,
dien men steunt, de moeite ook eenigermate
beloone; men mag eischen dat hjj zich de wel
willendheid waardig toone. Men dient dus vooraf
te weten, met wien men te doen heeft; men moet
eenigen waarborg hebben dat de hulp niet vergeefsch
zal wezen. Waartoe zou anders ook die hulp dienen?
De vereischte waarborg moet in het verleden
van den arme worden gezocht.
Heeft hij zooveel mogeljjk zjjn plicht steeds ge
daan, en is hjj door ongeluk alleen tot armoede
vervallen, dan kunnen wjj met liefde en toewijding
de vroegere welvaart trachten te herstellen. Heett
hjj zjjn geld verdronken, zjjn huisgezin verwaarloosd
dan is er ook alle kans, dat er van ons geld niets
terecht zal komen. »Men werpe ons niet tegen",
zegt de commissie, „dat hjj vatbaar is voor
verbetering, dat hjj zonder onze hulp nog dieper
zal zinken, dat wij de reddende hand moeten
uitsteken om hem op te richten, het koste wat
het wil. Zeker, de mogeljjkheid op beterschap
bestaat, de waarschijnlijkheid bestaat echter niet,
en deze hebben wjj noodig, willen wjj niet in den
blinde handelen. Het is gevaarlijk, telkens proeven
te nemen. Men beschuldige ons niet van hard
vochtigheid kwade neigingen maken niet zoo
dadelijk voor goede plaats, en wel het minst zal
onze tusschenkomst een aanleiding zjjn, dat de
arme zich bekeere. Waarom zou de luiaard, de
dronkaard, de zorgelooze huisvader zijn gebreken
verbeteren ter wille van den onderstand, dien wjj
hem geven Veeleer zal hij tot inkeer komen,
wanneer hjj, overal afgewezen, ten slotte gedrongen
wordt, zelf voor zjjne toekomst te zorgen.
„Deze zienswijze wordt tegenwoordig èn door
onze kerkeljjke én door onze bjjzondere liefdadig
heidsgenootschappen gedeeld, particulieren zondigen
daarentegen dikwjjls tegen den regel het A.
B. C. van goede armenzorg dat men nooit aan
onbekenden moet geven.
Gemakzucht en gedachteloosheid zjjn hiervan
de hoofdoorzaak."
Hierbij zouden wjj willen voegen, dat ook
menigmaal een al te medeljjdend hart de menschen
tot verkeerd weldoen aanspoort.
Na dit algemeen standpunt aangegeven te hebben
zet de commissie nader uiteen, waarom zjj een
algemeen beginsel wenscht. Het geven van
geldeljjken onderstand oefent invloeduit op de
geheele maatschappij. Begint men met éen gezin
te ondersteunen, dadeljjk melden zich meerdere aan.
Wie een gezin ondersteunt, oefent zoodoende
eenigen invloed uit op de buurt, die door het gezin
wordt bewoond, op een deel dus van de armen-
maatschappjj.
Daarom is het zoo noodig, dat volgens een vast
en een goed beginsel de liefdadigheid zich uite.
En nu ontbi eekt het den meesten gevers aan
kennis van zaken. Dat is zeer juist, en daardoor
wordt zooveel kwaad in plaats van goed gedaan.
Door kennis van den toestand alleen is het voor
ons mogeljjk de krachten van den arme te versterken,
hem de middelen aan de hand te doen om moei
lijke tijden te doorleven, zonder dat hjj dieper
zinkt.
En vooral is daarom noodig hem zóo ver te
brengen, dat hjj leert begrjjpen zelf zjjne armoede
te kunnen voorkomen.
In onze eeuw, die zoo gaarne, en terecht, het
algemeen belang stelt boven de bijzondere belangen,
is men geneigd, deze laatste eenigszinsjop zijde te
schuiven. Daartegen waarschuwt de commissie
met allen ernst. Aan een nauwgezette behartiging
der bijzondere belangen door ieder belanghebbende
ontleent de maatschappjj hare natuurljjke kracht.
Wees eerst een goed huisvader, en dan een goed
staatsburger. Den man, die door handenarbeid in
zjjn onderhoud moet voorzien, moet dit bovenal
op het hart gedrukt worden. De belangen van
zjjn gezin moeten bij hem op den voorgrond staan.
Hij, en hjj alleen is de verantwoordeljjke persoon
voor het onderhoud van zijn gezin. Deze verant
woordelijkheid wordt veel te licht geteld.
Reeds op jeugdigen leeftijd moet er met sparen
worden begonnen, want later zjjn al spoedig de
lasten, die een gezin drukken, te zwaar om een
noemenswaardig tegenwicht te kunnen vinden in
de weinige penningen, die voor den spaarpot
overbljjven. In de praktijk is vroeg sparen vol
strekt niet onuitvoerbaar. Zoolang de volwassen
knaap nog bjj zijn ouders in huis is, kan hjj ge
makkelijk wekeljjks 50 cent of een gulden ter zjjde
leggen, en een klein kapitaaltje vormen, dat de
grondslag zal wezen van welvaart in zijn toekomstig
gezin. Is hjj eenmaal getrouwd, dan kan hij met
sparen nog voortgaan; van den omvang van zjjn
gezin, natuurljjk ook van zjjn werk en zjjn ver
diensten, zal het afhangen, hoe lang hij zijn
kapitaaltje zal kunnen zien toenemen.
Is dit een utopie, een dwaas, onredelijk verlangen,
of een natuurlijke eisch, waaraan ieder, die werken
kan, behoorde te voldoen Hieromtrent koestert
de commissie geen twijfel. En toch, hoever is
hetgeen zjj eischt nog van de werkelijkheid ver-
wjjderd
In onmiddelljjk verband met den weerzin om
te sparen, als oorzaak der armoede, staan de
onberaden huweljjKen. Al is men geen onvoor
waardelijk aanhanger van de leer van Malthus,
met blindheid moet men geslagen zjjn, als men
niet inziet, dat de vroege huweljjken het proletariaat
voortdurend versterken. Jonge mannen van 20
22 jaar, die zes of acht gulden, soms nog minder
in de week verdienen, zetten een huishouding op
en na weinige jaren zjjn er een aantal wezens
meer, die van een ellendig weekloon gevoed en
gekleed moeten worden, indien de dood hen niet
vroeger heeft weggerukt.
Wat te zeggen van al die gezinnen, die bij den
minsten tegenspoed arm worden en ondersteuning
zullen vragen, zoodra er slechts particulieren of
vereenigingen gereed staan, om hun onvoorzichtig
heid te beloonen Wat te zeggen van het aantal
vrouwelijke dienstboden of flinke werksters, die
haar betrekking laten varen, om het lot te deelen
van den eersten den besten man, die binnen korten
tijd zjjn vrouw tot een afgetobde huismoeder heeft
verlaagd! Wat te zeggen van al dien jammer!
Is er wel hoop op beterschap, op herstel
Langzamerhand moet onder de mingegoeden de
openbare meening zich baan breken tegen de
onberaden huwelijken. Dit zal ook gebeuren, zoodra
zij tot het inzicht komen, dat hun onmacht in
hoofdzaak te wijten is aan de voortdurende, ont-
zagljjke vermeerdering van arme gezinnen, welke
den geheelen Btand omlaag houdt en ontzenuwt.
Bedoelen wjj met armenzorg meer dan geld
geven, meer dan iets afstaan van onzen overvloed,
bedoelen wij de opheffing der lagere klasse, dan
is het onze ernstige taak, die openbare meening
met alle kracht te helpen ontwikkelen.
Maar dan moeten wij ook een anderen weg op,
dan tot dusver gevolgd.
Geen overdreven medeljjden met jeugdige werk
lieden, die het brood voor hun gezin niet kunnen
verdienen, met behoeftige kraamvrouwen, die de
kosten bij haar bevalling niet kunnen bestrijden.
De wortel van het kwaad zit niet in gebrek aan
werk of slecht betaald werk, niet in de treurige
omstandigheden, waarin de vrouw geplaatst is.
Het kwaad wortelt dieper, in de personen, die
door hunne lichtzinnigheid hun gezin aan armoede
prijs hebben gegeven. Door ons optreden als
armverzorgers, moeten wij hun aan het verstand
brengen, hoe hun lot te verbeteren is, hun toonen,
dat zij de opheffing van hun stand in eigen hand
hebben. Is er zorgeloos geleefd, dan geen onderstand.
Dat de arme de gevolgen van eigen onvoorzichtigheid
ook zelf drage.
Indien wjj de stichting van spaar-en hulpkassen,
zieken, begrafenis- en andere fondsen meer
aanmoedigen; indien wjj daarbjj vooral op den
voorgrond plaatsen, dat het welslagen van
soortgeljjke fondsen op den duur alleen verzekerd
kan worden door de geldeljjke bjjdragen dei-
deelhebbers zeiven, dan kunnen wij een werkzaam
aandeel nemen in den vooruitgang van de hulp
behoevenden. Het geldt hier het belang van alle
loonarbeiders. Vooral de klasse, die nog in eigen
onderhoud voorziet, maar door den kleinsten
tegenspoed armlastig dreigt te worden, mogen wjj
niet uit het oog verliezen.
De werklieden hebben bjj den toenemenden
strjjd voor het bestaan behoefte aan een grooter
weerstandsvermogen, dat hen in staat stelt moei
lijke tjjden te boven te komen en de hulp van
anderen te ontberen. Weerstandsvermogen moeten
zjj zeiven hun stand verzekerenen niet anders
dan door individueele krachtsinspanning kan, ook
dank zjj den steun dien coöperatie hun verleent,-
op den duur hun lot verbetering ondergaan.
Dat zij veel kunnen bewijst de algemeene
deelneming in begrafenisbussen, maar ook op
ander gebied moeten zij meer doordrongen worden
van het gewicht der verplichtingen die, zjj op
zich nemen en die thans door hen niet worden
geteld.
De vraag hoe ondersteund moet worden, kan de
commissie natuurljjk slechts in grove trekken
beantwoorden.
Zjj beveelt iedere hulp aan, waarbjj de toekomst
van een gezin op den voorgrond treedt, niet hulp
voor éen dag, die den volgenden dag het gezin
even arm en ellendig laat als het vroeger geweest
is, maar krachtigen, moet het zjjn kostbaren steun,
die verdere verarming voorkowffzonder de
geestkracht te dooden.
De gezinnen verarmen, 1° door hun ondeugden,
(als dronkenschap, ontucht, oneerlijkheid*)2°
door gebreken van minder ernstiger, aard (waarvan
zorgeloosheid wel het voornaamste); 3° door een
samenloop van omstandighedenmoeielijk te
voorzien.
Verarming door laatstgenoemde oorzaak moet
in de eerste plaats door den weldadigsheidszin
worden voorkomen. Is b. v. de huisvader door
den dood van zjjn werkgever buiten werk geraakt,
houdt ziekte den kostwinner aan het ziekbed
gekluisterd, is een gezin aan armoede ten prooi,
door een ongeval, aan het hoofd des gezins over
komen. verliest de vrouw op jeugdigen leeftijd
haren echtgenoot, en is zjj zelve niet in staat om
iets te verrichten, dan kan onze met oordeel ver
leende hulp veel leed verzachten en tot vermindering
van armoede bijdragen. Maar dan moet de hulp
ook meer zijn dan een aalmoesze moet zóo
geregeld worden, dat na het eindigen der ziekte
de welvaart terug kan keeren, dat bjj ongeneeslijke
kwalen of in het geval van weduwstaat vooral
de kinderen der arme ouders bjjstand erlangen,
opdat ze niet opgroeien tot paupers. Waakzaamheid
blijft in al die gevallen plicht, vooral bjj het
steunen van weduwen, die dikwijls minder praatziek
en bedelachtig zouden zijn, ware het niet, dat de
onderstand haar ijver verminderde, en zij zich
tevreden stelden met een loon, dat eer een aalmoes
mag heeten.
Bejaarden, die hun leven lang goed hebben
opgepast, doch op hun ouden dag niet bij machte
zijn, hun spaarpenningen of die van hun kinderen
tot levensonderhoud te doen strekken, hebben niet
minder aanspraak op onze sympathie. De klasse
van behoeftige ouden van dagen is echter zoo
talrjjk, dat men bij den onderstand zeer voorzichtig
te werk moet gaan. Men steune alleen de besten
onder hen met milde hand. Anders zal de toevloed
zoo groot worden, dat binnen korten tjjd hun
behoeften niet meer zjjn te overzien, dat zjj allen
afhankeljjk worden van de liefdadigheid, dat
kinderen en andere verwanten of vrienden, die hulp
kunnen verleenen, zich geheel terugtrekken.
Bepalen wij ons bij het uitoefenen van liefda
digheid uitsluitend tot gezinnen als de hierboven
genoemde, dan nog zullen de fondsen nauweljjks
in de behoefte kunnen voorzien.
'ïfoe nu te oordeelen over de vele vormen van
onderstand, die thans nog bij de meeste particulieren
in zwang zijn De meeste vinden bjj de commissie
geen voorspraak. Zjj acht èn soepkaarten, èn bons
voor brandstoffen of eetwaren, èn kraambriefjes)
èn winterbedeelingen nadeelig voor de arme klasse.
Zij maken de bevolking hulpeloozer dan ooit; zjj
gewennen haar aan allerlei toevallige baten, die
spaarzaamheid doen vergeten, en hen afkesrig
maken van eenige berekening van inkomsten en
uitgavenin éen woord; zjj voeden het pauperisme.
De particulier verkeere niet in de meening, dat
zjjn gift toch geen invloed kan oefenen op dè
armoede in het algemeen. Want hij met al zjjn
geestverwanten vormen, schoon geen genootschap;
toch éene machtige partjj, die armenzorg thans
nog grootendeels beheerscnt, doch de armen veelal
armer maakt, een partjj op wier weinig oordeel
kundige hulp de behoeftigen met meer zekerheid
rekenen dan op die van het rijkste genootschap.
Armenzorg zal niet lang meer enkel troetelkind
wezen van barmhartigen en medelijdenden,
Armenzorg dreigt ook dienstbaar te worden gemaakt
aan partjjgeest en volksgunst. Meer dan ooit moet
er daarom gevraagd worden naar de beginselen,
die armenzorg beheerschen. Meer dan ooit moet
de publieke opinie door allen, die het wel meenen
met het volk, bewerkt worden, opdat niet later
onze armenzorg een vloek worde, hoewel ze tót
zegen had kunnen zjjn.
Wij zouden hierbij voegen snoepzucht en slordigheid
der vrouwen.
Naar de Bredasche Ct. uit vertröüwbare broh
verneemt, zou de Minister van oorlog eerstdaags
een wet indienen, waarbjj, evenals in België, voor
de verschillende officiersrangen vaste leeftjjden
aangegeven worden, waarop het pensioen verleend
moet worden, Hierdoor zou een meer geljjkma-
tige rangopklimming verzekerd worden en zou
het voortaan onmogeljjk zjjn, sommige bevoor
rechten tot een belacheljjk hoogen ouderdom in
het leger te doen bljjven. Zoo zouden verder de
voorstellen der commissie tot herziening van de
statuten der Weduwen en weezenkas eindeljjk tot
wet verheven worden; voorts zouden de uniformen
belangrjjk vereenvoudigd, doelmatiger en bovendien
goedkooper, de majoorsrang en de gedwongen