beide partpen geljjk hadden. Bovendien vrordt bp dergelijke zaken meer gelet op de personen die spreken dan op hetgeen gezegd wordt. Maar dit is geen oplossing van eene ernstige zaak. Hp achtte het daarom 't best, dat iemand als lid der spaarbank werd gekozen die te dezer zake eenejgevestigde opine heeft. Dan zijn twee gevallen mogelijk dat óf de nieuw gekozene door de oude leden der spaarbank overtuigd wordt van de onbillpkheid zjjner eischen';öf datjhjj op zijn"beurt die leden zjjn inzicht doet deelen. Op die wijze zou men eene zeer geleidelijke oplossing kennen 'krjjgen. Verder moet de heer Van der Pauwert opkomen tegen het denkbeeld datjjdie keuze het werk is van een club, eene coterie of wel het gevolg van overrompeling. Van 't laatste ia geen quaestie. Dan had er vóór de vergadering afspraak moeten gemaakt zijn. En dat is niet geschied. En wat het kleine clubje be treft, wpst bp erop dat waar de vergaderingen van U Nut in den regel door niet meer dan 11 leden bezocht worden, alle kbesluiten en benoemingen op dien grónd zouden kunnen gezegd worden niet den geest uit te drukken van het departement. Maar wien behoort in dezen een verwijt gemaakt te worden? Zeker toch niet den aanwezigen, maar wel hun hen die steeds schitteren door hunne afwezigheid. Wanneer in de vorige vergadering de leden der spaarbankcommissie of anderen die de toen genomen beslissing afkeuren waren aanwezig geweest en spreker gezegd hadden, u hebt een verkeerd in zicht in de zaak, misschien had hp dan niet gestemd voor m' Fokker. Hij toch kent de heeren Frederiks en Woutersen niet anders dan als achtenswaardige mannen en verheugt zich zeer in de motie die door het bestuur is voorgesteld. De heer J. A. Tak merkt daarna op dat het doel der commissie voor de spaarbank niet is herroeping te verkrijgen van een genomen besluit, maar uitsluitend de verklaring of zjj al of niet gehandeld heeft tegen het reglement der instelling of tegen het belang der bank. De heer D. Verhulst gelooft het wenschelpkde zaak te precicieeren. Aan de eene zjjde is door mr E. Fokker een brief aan het bestuur gericht om inlichtingen. Het bestuur heeft die inlichtin gen gevraagd aan de commissie voor de spaarbank en het ligt op den weg van het bestuur om het ontvangeb antwoord aan mr E. Fokker mede te deelen. Maar aan de andere zijde is een schrpven van de spaarbankcommissie, waarin deze erop aandringt, in eene daartoe opzettelijk belegde vergadering van het departement, antwoord te geven op de vraag of de commissie op den door haar inge slagen weg kan voortgaan. Beide zaken kunnen dus s. i. van elkaar ge scheiden worden. De heer mr W. Polman Kruseman, voorzitter, merkt op dat het bestuur, van meening zjjnde dat iatf-vóorMiï me daarom de motie heeft ingekleed zooals die nu is voorgesteld. De heer J. A. Tak wenscht dat de vergadering zich uitspreke of er twjjfel bestaat dat de spaar bank-commissie van de wettelijk geldende voor schriften is afgeweken of niet. 't Is niet bekend wat de heer mr Fokker wenscht, maar wanneer wetswijziging wordt aangenomen dan zal de commissie, wanneer zp meent dat die wijziging in het belang der bank is, hare taak bljjven voort zetten, zoo niet dan zal zij haar mandaat weder in handen stellen van het departement. Nu echter moet eene beslissing vallen en dient, wanneer de commissie van haar reglement is afgeweken, aangetoond te worden in welk opzicht. In ieder géval moet het beheer der spaarbank voortgang hebben daarom moet de quaestie uitgemaakt worden. De heer jhr mr W. H. Snouck. Hurgronje zegt het volkomen eens te zpn met den heer Tak, dat de quaestie, die de heer Fokker ter sprake brengen wil, met hetgeen in de vorige vergadering is voor gevallen niets te maken heeft. De motie van het bestuur heeft echter op hem een hoogst onaange- namen indruk gemaakt, vooral het laatste gedeelte, waarbij de commissie de rspaarbank, nb. aangevuld met de heeren Woutersen en Frederiks, hare taak zou voortzetten. Hp kan niet veronderstellen dat beide heeren zich zouden kunnen verlagen op die wpze nog langer de functie van lid der spaarbank- commissie te willen waarnemen. De beer m' M. J. De Witt Hamer meent dat het gewenscht is de koe bp de horens te ratten, en z. i. wordt dit niet gedaan door de motie die het bestuur voorstelt. "Wat is het geval? Er is geruitnen tjjdgeleden door het bestuur van het dep. voorgesteld aan de spaarbankcommissie zekere som ter leen te vragen voor de op te richten school tot opleiding van bewaarschoolhouderessen te Utrecht; en over het al of niet mogeljjke van de inwilliging van dat verzoek bleek verschil te bestaan tusschen het departement en de spaarbankcommissie. Het dep. was van oordeel dat de spaarbankcommissie leenen mocht, de commissie voor de spaarbank Was een tegenovergesteld gevoelen toegedaan. De heer De Witt Hamer dacht dat het voorstel was gebaseerd op de statuten der spaarbank, doch later bleek dat dit niet het geval was en het de partement zelve beslist had, dat de commissie voor dat doel niet leenen kan. Spreker heeft toen een voorstel gedaan, waardoor meer licht in de zaak kom en zou, welk voorstel echter niet is behandeld maar ter zjjde gelegd tot de aanstaande-wetsverandering. Evenals spreker toen tan meening was dat de commissie voor de spaar bank wel bevoegd was aan het verlangen van het dep. te voldoen, evenzoo waren dat de heeren die op de laatste vergadering het woord voerden. Blijkens art. 12 van het reglement der spaarbank dae spaarbankcommissie onbevoegd en is de quaestie geen quaestie meer. Denzelfden flater, dien bet departementsbestuur vroeger maakte, maakten ook nu de twee bedoelde heeren. Wat betreft de interpellatie van m' Fokker, zegt spreker, dat er wel niemand zijn zal die den heer Fokker niet in de gelegenheid wil stellen zijne vragen te doen, afge scheiden echter van deze zaak. Want men vergete niet dat door het besluit der laatste ver gadering, waardoor de heeren Woutersen en Frederiks niet herbenoemd werden in de spaarbank commissie, op die heeren een soort blaam geworpen is, een blaam die wjj allen overtuigd zpn dat onverdiend is. Daarom heeft de commissie voor de spaarbank, z. i. terecht, hare portefeuilles ter be schikking gesteld. Afgescheiden dus van het voorstel Fokker behoort nu de brief van de spaarbankcommissie te worden behandeld. De heer mr W. Polman Kruseman, voorzitter, zegt dat, nu het bljjkt dat aan de motie van het bestuur eene andere bedoeling gehecht wordt dan het bestuur daaraan heeft willen geven en die motie als 't ware beleedigend wordt geacht, het bestuur die motie intrekt. Voldoening geven aan de spaarbankcommissie wenscht het bestuur en geen ergernis. - Den heer De Witt Hamer antwoordt spreker dat het niet de bedoeling van het bestuur is geweest zpn indertpd ingediend voorstel ter zpde te leggen, maar dat de departementsvergadering, met alge- meene stemmen, beslist heeft het aan te houden tot bp de herziening der wet. De heer Jac. De Kanter wil eene kleine recti ficatie brengen in het door den heer De Witt Hamer gesprokene. De heer Hamer doet het voorkomen of het bestuur buiten zijne bevoegdheid ging toen het voorstelde dat hem vanwege de Bpaarbankcominissie, tot een minimum rente, zekere som zou geleend worden, opdat het departement die zou kunnen aanwenden als renteloos voorschot voor de Utrechtsche stichting. Dat had het spaarbankbestuur kunnen doen, want art. 12 schrpft voor dat aan instellingen te Middelburg geld kan geleend worden. De heer Van der Pauwert merkt ook op dat het geheugen den heer Hamer eenige parten speelt. Hij herinnert zich het behandelde bij de quaestie der aanvrage van gelden voor de stichting voor bewaarschoolhouderessen te Utrecht nog zeer goed. En zooals mr. Hamer nu de toen genomen beslissing voorstelt is deze niet geheel zuiver. De aanwezigen ter departementsvergadering waren het volstrekt niet allen eens, dat zp geen recht hadden om te vragenmaar spreker zelf heeft toen aan den heer C. J. J. A. Van Tejjlingen, die verklaarde dat er geen gelden voor zulk een doel konden worden toegestaan, gevraagd of hjj sprak voor zichzelven of uit naam der spaarbankcommissie. De heer Van Tejjlingen verklaarde het eerste, maar deed toch duidelijk genoeg bljjken dat eena aanvraag toch vergeefaeh zou wezen. Om nu niet eené doovemans deur, was spreker ervoor om niet te vragen, maar door de genomen beslissing is in geene deele de quaestie zelve opgelost. Alvorens tot stemming over het voorstel van den heer Hamer over te gaan verklaart de heer J. A. Tak nog namens de 8 leden derspaarbank- commissie dat, zoo de brief der commissie nu niet wordt behandeld, de leden met 1 Maart a. definitief ontslag zullen nemen. Met algemeene stemmen, uitgenomen twee leden die zich buiten stemming hielden, wordt nu besloten tot behandeling van den brief der spaarbank commissie, afgescheiden van de interpellatie ran mr. E. Fokker. De voorzitter stelt voor als hoofdinhoud van den brief van de spaarbankcommisBie alsnu te behandelen de vraag: »Of de commissie der spaarbank op den door haar ingeslagen weg kan voortgaan, dan wel of hare gebleken inzichten omtrent hare finaneieele verhouding tot bet departement het wenschelijk doen zjjn eene wijziging in de samenstelling dier commissie te maken". De heer J. A. Tak zegt, dat vermoed mag worden dat de heeren, die in de vorige vergade ring het besluit uitlokten dat eene af keuring inhoudt van de reglementsopvatting der commissie van de spaarbank, die zaak behandeld hebben met den ernst dien zjj verdient. Er is door die heeren gesproken van eene bestaande quaestie. Die quaestie is geene andere dan een verschil over de uitlegging van het reglement en spreker gelooft dat nu de tjjd gekomen is om hun, die gemeend hebben zulke krachtige maatregelen te moeten nemen als genomen zijn te vragenwat is de reden ervan Dat eischt de commissie en, naar spreker meent, met volle recht. Er is in de couranten gepubliceerd dat de niet herbenoeming van de heeren Woutersen en Frederiks een gevolg is van verschil van meening omtrent de finanei eele verhouding van het departement tot de spaar bank. Dit heeft natuurlijk tegenover de leden van het dep. geen opheldering noodig, maar wel tegenover de ongeveer 4000 houders van spaar bankboekjes. Waar spreker deze vraag doet, uit hij zjjn leed wezen dat de heer Doorenbos hier niet tegenwoordig is. (De heer Doorenbos kwam eerst later ter vergadering). Deze toch, met den heer Van der Pauwert, hebben tot het gebeurde aanleiding gegeven. Niettegenstaande de interpellatie van m* Fokker nu niet aan de orde is, wil de heer Tak gaarne alle mogeljjke inlichtingen geven die de leden verlangen. Alle cjjfers der spaarbank zjjn open baar, niet omdat het bestuur der spaarbank vertrouwen op die cjjfers vraagt, maar opdat de leden van het departement in de gelegenheid zouden zjjn zich te overtuigen dat het beheer juist is. De heer Van der Pauwert zegt, in antwoord hierop, slechts weinig te zullen toevoegen aan hetgeen hjj zoo straks gesproken heeft. Toen heeft hjj verklaard niet op de hoogte te zjjn van de quaestie wat, bjj finaneieele zaken met meerderen het geval is, en het daarom het best te achten dat zjj, die daarvan eene studie gemaakt hadden, in de gelegenheid kwamen om öf anderen te bekeeren öf zelf bekeerd te worden. Den heer J. A, Tak spjjt het, namens de com missie, voor de spaarbank te moeten zeggen dat zjj meent aanspraak te mogen maken op meer ernst bjj de behandeling der zaken die haar betreffen. Wanneer toch leden quaestie's bespreken, die zjj laten welgevallen. De heer Van der Pauwert doet daarop uitko- niet kennen, mag dat geen ernstige opvatting eener zaak genoemd worden en ljjkt het der commissie eene behandeling, die zjj zich niet mag men dat elk lid van het departement het recht heeft zjjn oordeel over alle voorkomende zaken te zeggen en de zaken te bekjjken zoo als hjj dat goedvindt. De quaestie werd telkens levendig gehouden zonder dat men tot een resultaat kwam dit vindt hjj minder ernstig dan dat men de zaak, zij 't door geen, zachte middelen, in het reine brengt. Er kan dan alleen sprake wezen van een goed of een verkeerd inzicht, maar niet van gebrek aan ernst. De heer jhr. mr. D. G. Van Tejjlingen, hierop het woord verkregen hebbende, begint schuld te erkennen door op de vorige vergadering niet tegenwoordig geweest te zjjn. Mogeljjk vergist hjj zich dus waar hjj meent dat de zaak, vooral van de zjjde der spaarbank, te hoog is opgenomen. Men spreekt voortdurend van de quaestie en wat ia dan nu eigenljjk de quaestie Geen andere immers dan dezein hoeverre heeft het departement al of niet te zeggen over de gelden van de spaar bank. Die vraag is natuurljjk weder ter sprake gekomen bjj de ƒ3000, die men geven wilde aan de inrichting voor bewaarschoolhouderessen en toen er verschil van pvatting bestond heeft men gemeend nieuw bloed m de spaarbankcommissie te moeten brengen om dat verschil te doen ophouden. Spreker laat in 't midden in hoeverre die han- delwjjze tegenover de aftredende leden beleefd was en of ze hout sneed, maar wantrouwen tegenover de een of ander lag er niet in opgesloten. Integendeel, men zou kunnen zeggen indien er in eene vergadering strijd is brenge men de strjj- dende leden in het bestuur en weldra wordt de vrede geteekend. En ofschoon spreker volstrekt niet instemt met het ontnemen van het mandaat aan de aftredende heeren, meent hjj toch dat de spaarbankcommissie de zaak te hoog opneemt. Er is beweerd dat onder de 4000 houders van spaarbankboekjes ongerustheid heeft geheerscht Ja, wanneer men dat zoo wil uitleggen is dat wel mogelijk, maar of dit nu wel zoo erg is geweest is eene andere vraag. finreker acht het daarom het best dat de leden van het departement aen wensen uitspreken, dat al dé leden der spaarbankcommissie hun mandaat bljjven uitoefenen en dat voor de ontbrekende plaatsen zjj zullen worden benoemd, die vroeger in de commissie zitting hadden. Later kunnen dan besprekingen gevoerd worden over mogeljjke wetswjjziging. De heer Van der Pauwert verklaart zijn volkomen adhesie te schenken aan het door den heer Van Tejjlingen gesprokene. Hjj wenscht echter den heer Tak nog te vragen of, wijl er zoo gesproken wordt van ongerustheid bjj de inleggers, werkeljjk van eenig wantrouwen in de spaarbank gebleken is Bjj spreker is éen persoon geweest en dezen heeft hjj door enkele woorden kunnen geruststellen. Zjjn er echter meer geweest en heeft de beweging v^erkeljjk zoo ernstige gevolgen gehad Ja, antwoordt de heer Tak, er is van wantrouwen gebleken. Het feit dat zich bjj den vorigen spreker heeft voorgedaan is ook elders voorgekomen. Er is onrust geweest. Verder merkt de heer Tak op dat, evenals bjj zoovele andere spaarbanken, ook hier in der tjjd gevraagd is: de spaarbank heeft zoooreel geld, kun nen wjj daarvan niet iets gébruiken voor een nuttig doel In 1875 is in dit departement door- den heer G. A. Fokker voorgesteld, dat onder zekere omstandigheden door de spaarbank aan het depar tement een gedeelte van het excident zou worden afgestaan. Dat voorstel is met zeer veel ernst behan deld en daarna afgestemd. Het departement besloot dus dat geen deel der gelden van de spaarbank ter beschikking komen kon yan het dep. En zoo staat de zaak nog. Wil nu een der leden in tegenovergestelden zin een voorstel ter tafel brengen dan kan daarop mits de spaarbank commissie gehoord een beslissing genomen worden. Thans echter verbiedt het reglement der spaarbank-commissie het geld af te staan en zou zjj tegen haar reglement handelen indien ze het wel deed. De heer B. A. Verhejj merkt den vorigen spreker op dat het door hem aangehaalde omtrent het voorstel - G. A. Fokker niet juist is. Integendeel, uit de notulen bljjkt dat het bedoelde voorstel w e 1 is aangenomen. Hierover wordt eenige discussie gevoerd. De heer Tak is van meening dat wel degeljjk een voorstel verworpen is, misschien op een ander tjjdstip, maar zeker een voorstel door den heer G. A. Fokker gedaan. Uit de notulen bljjkt dat niet, evenmin als uit de inlichtingen door andere leden gegeven. De heer De Witt Hamer maakt een einde aan deze discussie door erop te wjjzen dat het onverschillig is, of zoodanige beslissing al dan niet is genomen. Die quaeptie is ver vallen, want art. 12 van het spaarbank reglement^ dat nu alleen bindend is, spreekt niet van het gebruik van gelden der spaarbank door het departement. Yerder acht de heer De Witt Hamer het onge oorloofd om van het spaargeld der bank zelfs het kleinste deel af te nemen; het excident moet strekken tot waarborg van de spaarders. De spaarbank heeft velen, die vroeger hunne spaarpenningen in trekpot of kous bewaarden, tot zich gelokt en daardoor eene zeer groote verant woordelijkheid op zich geladen. Zjj moet zorgen op een zoo zuiver, zoo solied mogeljjken grondslag te rusten. In tjjden van crisis is menige spaarbank op de flesch gegaan, d. w. z. kon niet uitgekeerd worden wat men schuldig was, en daarvan was juist de schuld dat het waarborgkapitaal was verbruikt. Er zjjn in dezen slechts twee wegen. Wil het departement de beschikking verkrjjgen over de f 100.000, die het exeideDt van de spaarbank uitmaken, dan moet de spaarbank opgeheven wordenwil men de spaarbank behouden, dan mag men niet raken aan de penningen die haar behooren. Nadat de heer Verhejj nog gezegd had met zjjne inlichting niet bedoeld te hebben dat hjj over de fondsen der spaarbank wenscht te be schikken, verklaart de heer D. Verhulst, in aansluiting aan hetgeen de heer Tak gezegd heeft, dat er ongerustheid bjj sommige spaarders bestaan heeft en dat ook hem personen bekend zjjn die hun inleg terug genomen hebben, niettegenstaande hjj hun de verzekering gaf dat er geen gevaar bjj de zaak was. De voorzitter stelt alsnu voor de meergenoemde vraag in stemming te brengen, waarop de heer J A. Frederiks nog eene inlichting wenscht, nl. of de spaarbankcommissie, indien de vergadering van oordeel is dat zjj hare taak juist opvat, zitting zal bljjven houden. De heer Tak deelt hierop mede dat de 8 leden dir spaarbankeommissie eerst nadat de stemming zal hebben plaats gehad kunnen antwoorden. De heer De Witt Hamer vindt dit juist, wjjl het natuurljjk niet onverschillig is op welke wjjze en in welken getale de vergadering zich voor ot tegen de vraag verklaart. Nadat de heer De Kanter nog verwezen heeft naar den brief der commissie, waarin deze zegt dat zjj, wanneer door de vergadering de gestelde vraag bevestigend beantwoord wordt, bereid is hare krachten te blijven wjjden aan de belangen der spaarbank, wordt met algemeene stemmen (de leden der spaarbankcommissie hielden zich buiten stemming) 'verklaard dat de commissie op den door haar ingeslagen weg kan voortgaan. De heer Tak merkt nu nog op dat de spaar bankcommissie niet volledig ishjj wil in over weging geven thans tot aanvulling der ledige plaatsen over te gaan. De commissie voor de spaarbank doet daartoe dezelfde voordrachten als in Decembernl. voor de eerste vacature de heeren K. S. Frederiks en L. E. Hendrikse en voor de tweede de heeren L. L. Woutersen en jh' mr J. F. Schuurbeque Boejje. L>6 vuuifcitlci otclt voor de beide aftredende heeren Frederiks en Woutersen bjj acclamatie ta herbenoemen. Ofschoon de vergadering door luid applaus hare instemming hiermede te kennen geeft, spreekt da heer J. A. Tak toch de meening uit dat, met het oog op het gebeurde, den beiden heeren gewone stemming aangenaam zpn zou. Daarna wordt tot stemming overgegaan en wor den de afgetreden heeren met 62 stemmen herkozen, 2 briefjes waren blanco en de heeren mr E. Fokker en jhr Schuurbeque Boeije verkregen ieder éene stem, De heer Tak verklaart alsnu, ook namens zjjne medeleden dat de comm. gaarne bereid is hare verder# zorgen aan de spaarbank te wjjden, terwjjl hjj door de heeren Woutersen en Frederiks (die zich verwijderd hadden) gemachtigd is eene dergeljjke verklaring te geven. Met ingenomenheid heeft de spaarbank com missie dit bljjk van vertrouwen van de leden van het departement ontvangen. Zjj hoopt daaraan te beantwoorden door eene stipte opvatting van de wetten die gesteld zjjn of gesteld zullen wor den, zich bereid verklarende wanneer inlichtingen gewenscht worden die steeds gaarne te zullen geve*. De heer mr Kruseman zegt den leden der com missie dank voor hunne bereidwilligheid en con stateert met voldoening dat de harmonie tusschen de leden van het departement en de spaarbank- commissie, die een oogenblik verstoord geweest is, weder is hersteld. Ten slotte komt in behandeling de bekende circulaire van het departement Njjmegen der Maatschappij, waarbij dit den wensch te kennen geeft dat, op grond van finaneieele bezwaren, in eene daartoe bjjeen te roepen algemeene vergade ring worde teruggekomen op het besluit tot oprichting van een kweekschool voor bewaar schoolhouderessen te Utrecht. Het bestuur is van oordeel dat het voorstel van het dep. Njjmegen niet kan ondersteund worden, op grond dat het niet aangaat eene aan het Nederlandsche volk geboden feestgave later terug te nemen. Bjj de discussie, die zich hierover ontspint, bljjkt dat zelfs leden die in beginsel tegen oprichting der kweekschool gestemd hebben, nu meenen dat geen terugtreden mogeljjk is, en ook dat de financiëele bezwaren van Njjmegen op verkeerde grondslagen rusten. Zonder hoofdeljjke stemming wordt door de aanwezigen de vergadering was na de beslissing over de spaarbank-quaestie zeer gedundmeer dan de helft der tegenwoordig zjjnden vertrok dan ook besloten het voorstel- Njjmegen niet te ondersteunen. De voorzitter deelt mede dat zich hier eene commissie gevormd heeft om te trachten in onze gemeente eene afdeeling te stichten van de N*dtr~

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1885 | | pagina 2