N° 25.
128e .Jaargang
Y rijdag
30 Januari.
Middelburg 29 Januari.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feest dag em
Prijs per 3/m. franco f 3,50;
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiën* 20 Cent'per regel;
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.; van 1 -7 regels 1,50
iedere regel meer f 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte
Bij deze courant behoort een BIJVOEGSEL.
MIDDELBURGSCHE COURANT.
Agenten zijn te VlissingenP. G. Ds Veij Mestdagh en Zoon, te GoesA. A. W. Bolland, te KruiningenF. Van der Peul, te ZierikzeeA. C. De Mooij, te TholenW. A. Van Nieuwenhdijzen, en te Ter Neuzen A. Van der Pmji Jz.
Hoofdagenten voor het Buitenland te Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube en Cie., John F. Jones opvolger.
Voor de verkiezing op Dinsdag a._voor een lid
der provinciale staten in het kiesdistrict Middel
burg bevelen ook wij ten dringendste aan den
heer F. G. Sprenger. s
Ten gevolge der besluiten,gisterenavond genomen
in de vergadering van het departement Middelburg
der Maatschappij tot iStut van d algemeen, waarvan
hierachter een uitvoerig verslag voorkomt, blijft
de spaarbank geheel onveranderd, ook wat de
bestuurders betreft, doorwerken.
De 2Vt<Klezing te Vlissingen van den heer
Van Heel had Dinsdag, niet Maandagavond plaats
zoo meldt onze correspondent nader. Eene ver
gissing zjjnerzijds gaf aanleiding tot dit misverstand.
Wij gevoelen ons daardoor gedrongen een reeds
vaak aan onze berichtgevers gedaan verzoek te
herhalen om toch liever in plaats van heden of
gisteren, waarbij zij zich zoo licht vergissen, in
hunne berichten den naam te noemen van den
dag waarop iets plaats had.
Aan den hoer P. A. De Backer, gewezen ontv.
der dir. bel. en acc. te Kloetinge, is een pensioen
van 472 verleend.
Tot opzichter, belaBt met het dageljjksch toezicht
op de verbeteringswerken van de Zoom, is door
den gemeenteraad van Bergen op Zoom benoemd
de heer M. Smits, te Zierikzee, opzichter bjj de
slechting van. het Noordei' irontior ia ocralgc.
noemde gemeente.
Uit Hoofdplaat schrijft men ons
Sommigen vinden het aanhooren eener raads
vergadering te Hoofdplaat pleiziger dan komedie.
Wie zoo oordeelen zijn egoistisch, want zjj genieten
komedie meteen.
- Het stukje, dat in de zitting van Maandag op
gevoerd werd, zou genoemd kunnen worden Niet
lachen. Heette het vroeger dat het onder dezen
burgemeester zoo militairewent, later zoo stroef,
nog later niet pleizierig ging; thans ziet men
Ongaarne dat hjj goed gemutst is en glimlacht.
Dit althans mishaagde in die zitting het zeer
ernstige lid Boone. Een burgemeester die nog
glimlacht, instede van een gezicht ie trekken als
een trappist, op een oogenblik dat hjj door een
onheusch lid in het openbaar beschuldigd
wordt van onware inlichtingen te verstrekken aan
de gedep. staten, schreit dat niet om wraak De
staten nm. hadden verlangd 's raads gevoelen te
kennen omtrent twee gevallen van weigering der
wethouders om mede te werken tot het opmaken
van bevelschriften van betaling. Het eene betrof
de kosten van doodschouw, het andere die eener
aangekochte lantaarn voor het gehucht Slikplaat.
De heeren Yerplanke, Tas, Boone en Dossche waren
van gevoelen dat de kosten voor verrichte dood
schouw behoorden te worden voldaan, al hadden
zjj eenig bezwaar tegen het bedrag der schouw.
Dit bezwaar bestond voor den heer Cammaert niet?
doch hjj wilde ze brengen ten laste van die be
langhebbenden, die gegoed genoeg bleken te zjjn
om kerkeljjke plechtigheden en annexe maaltijden
te bekostigen, en verlangde dat de ambtenaar van
den burgerlijken stand in dien zin bij die personen
sou werkzaam zijn't geen de heeren Boone en
Dossche beaamden.
Het besluit, waarbij door de beslissende stem
van den burgemeester een lantaarn was aangekocht
geworden, had de hr; Cammaert onwettig geacht,
omdat geen plaatsvervanger was opgeroepen voor
de'vergadering van B. en W".. toen hjj als wet
houder was afgetreden. Ook dit gevoelen werd
door de beide laatstgenoemde leden gedeeld, terwijL
de hh. Yerplanke en Tas, nu ontstentenis van een
wethouder had plaats gehad, anders oordeelden en
verlangden dat betaling volgen zou. De gedep.
ataten hebben thans de betaling én van de verrichte
doodschouw én van de aangekochte lantaarn be
volen doch nu ontkennen de wethouders hunne
weigering en verlangt het raadslid Wejjnen dat
de staten beter zullen worden ingelicht, alvorens
de raad thans besluite tot een noodige verhooging
Van den post voor straatverlichting die, toen B.
en W'. tot den aankoop der lantaarn besloten,
niet vereiecht werd. Bjj zooveel komedie of tragedie
>e glimlachen, achtte het lid Boone ongepast. D$
voorzitter noodigde hem uit tot wat meer vrooljjk-
heid in dit puriteinsch tranendal.
De heer Weijnen nam nu zijn ontslag als tweeden
ambtenaar van den burgerljjken stand. Wellicht
is die doodschouw-quaestie niet vreemd aan zjjn
besluit. In diens plaats werd benoemd de heer
Verplanke.
Men schrijft ons uit Rotterdam
De verkiezingen, waarvan heden de uitslag
bekend werd, werpen op de Rotterdamsche toe
standen een zeer treurig licht.
Voor de staten kreeg de heer C. H. van Dam
514 stemmen, de heer mr P. D. Kley slechts 281.
In welke verhouding staan nu de verdiensten dezer
candidaten, beiden als liberalen aanbevolen, tegen
over elkander De heer Kley is een zeer ver
dienstelijk oud-lid der provinciale staten. In zijne
vroegere woonplaats, Capelle aan den IJsel, stond
hij in hoog aanzien en was hij in verschillende
openbare betrekkingen met ijver en toewijding
werkzaam. Aan de liberale beginselen heeft hij
steeds goede diensten bewezen, en reeds dit moest
hem alle aanspraak geven op de sympathie der
liberale kiezers. De heer Van Dam (het kan bij
deze gelegenheid niet verzwegen worden) is iemand,
die niet de minste aanspraken kan doen gelden,
die zich nooit in het openbare leven heeft bewogen,
en die van den werkkring der provinciale staten
zeker even weinig afweet als een os van de
exegesen.
Maar de heer Van Dam behoort tot de vriendjes,
tot de oude Rotterdamsche families, die allen door
aanhuwelijking aan elkaar zijn verbonden, tot de
koopmansaristocratie. De heer Kley daarentegen
is geen geboren Rotterdammer en aan geen
Rotterdamsche familie verwant. Voor het meeren-
deel der Rotterdamsche kiezers is dit voldoende
om aan den eerste de voorkeur te geven, zonder
te vragen wie van de twee de bekwaamste is
Zoo worden iner, in net zoogenaamu liberale
Rotterdam, van ouds de openbare belangen be
hartigd
Het ergste echter is, dat de candidatuur van den
heer Van Dam in Burgerplicht verdedigd werd
door een man als mr D. Van Weel, niettegen
staande de heer Kley toen reeds door eene andere
kiesvereeniging als liberaal candidaat gesteld was.
De heer Van Weel, moet men weten, had, toen
de quaestie der liberale Unie in Burgerplicht aan
de orde was, vooral sterk op den voorgrond ge
steld, dat de Unie het middel moest woi'den om
de eenheid onder de liberalen te bevorderen. En
nu, bij de eerste gelegenheid de beste, was juist
hij het, die tegenover de éene liberale candidatuur
eene andere plaatste, en dus verdeeldheid onder
de liberalen bracht
En wat wist mr D. Van Weel ten voordeele
der candidatuur van den heer Van Dam aan te
voeren Dat deze bestuurder is van de diergaarde
(nameljjk een van de 25 bestuurders)! Alsof ook
in de provinciale staten slechts de belangen van
apen, vogels en kangoeroe's te behartigen vallen!
Met opzicht tot de verkiezing voor den gemeente
raad is er niet minder reden tot klagen. De
regeling van ons openbaar onderwijs laat nog
altjjd zeer veel te wenschen over. Zoo zijn er
nog altjjd een groot getal kinderen van onderwijs
verstoken, omdat er geen plaats is op de scholen.
Van daar de candidatuur van den schoolopziener
mr. Van Gilse. Ofschoon deze door twee liberale
kiesvereenigingen was gesteld, kreeg de candidaat
van Eigenbelang 95 stemmen meer dan hjj. Hoe
dit te verklaren, terwijl het dan toch herhaaldelijk
gebleken is, dat, wanneer Burgerplicht en de
Vrijzinnige Kiesvereeniging samengaan, zij de
overwinning kunnen behalen De waarschijnlijke
oplossing van het raadsel is, dat een deel der
leden van Burgerplicht gestemd hebben tegen den
candidaat hunner eigen vereeniging, dat is voor
den heer Smit, omdat deze tot hunne societeits-
vrienden behoort. Ook dit past zoo in de Rot
terdamsche politieke zeden
Vermelden wjj ten slotte nog, dat van de kiezers
voor de staten nagenoeg twee-derden, van die
voor den gementeraad ruim twee-derden zjjn weg
gebleven. Ook dit blijk van slap openbaar leven
teekent het „liberale", het vooruitstrevende"
Rotterdam geheel
Door het Ned. Tooneelafdeeling Amsterdam
zal spoedig worden opgevoerd Lina Blond, een,
nieuw stuk van mr. P. Brooshooft.
Dr. A. W. Van Geer te Nijmegen doet in het
Hbld. aan het hoofdbestuur der Maatschappij tot
Nut van T Algemeen het voorstel om, ter besparing
dt 4000 die eene buitengewone vergadering
zou kosten, het voorstel Njjmegen te brengen op
de agenda voor de gewone vergadering in dit jaar.
Het N. v. d. D. geeft de volgende toedracht
van het gebeurde omtrent de aanbesteding van den
bovenbouw der spoorbrug te Venloo
Bij de aanbesteding schreef de A ctiëngesellschaft
enz. te Duisburg in voor 307,800 en de kon.
fabriek te Amsterdam (V. d. Made) voor 328,000
De comm. voor werkverschaffing wendde zich tot
den min. van W. met het verzoek de zaak aan
te houden tot zij een onderhoud met den min.
had gehad. De minister heeft aan de kon. fabriek
(V. d. M.) gevraagd of zij voor de som, door de
Duitsche firma ingeschreven het werk op zich
wilde nemen, waarop een afwjjzend antwoord werd
gegeven. Inmiddels bood de comm. voor werk
verschaffing 11.000 (het verschil tusschen de
inschrijving en de rijksbegrooting) en later 21,000
(bet verschil tusschen de Duitsche en V. d. M.)
aan de directie de kon. fabriek aan. Deze meende
beide aanbiedingen te moeten afwijzen om haar
prestige op de fabriek. Ook de regeering meende
deze transactie te moeten weigeren.
Te Amsterdam zjjn de candidaten, door de
kiesver. Burgerplicht gesteld, gekozen als commissie
leden om nevens den gemeenteraad te beraadslagen
over het voorstel tot grensregeling met Nieuwer-
Amstel.
Departement Middelburg der Maatschappij
tot Nut van 't Algemeen.
Vergadering, Woensdagavond gehouden.
Aan de leden was namens de redactie van ons
blad de volgende missive gezonden, waarvan
voorlezing werd gedaan
»WelEd. heeren
Totnutoe ontvingen wij onze mededeelingen
omtrent hetgeen er op uwe vergaderingen voor-
uw deparTemeS fsroir wasrcif tiveëïn^aM TC8
bijeenkomsten bij te wonen, door tusschenkomst van
een uwer die zoo beleefd was ons die te verstrekken.
Hoewel tegen dergeljjke mededeelingen nooit
eenig bezwaar is gemaakt, is toch, voor zoover
ons bekend, nooit beslist in hoever aan hetgeen
in uwe vergaderingen voorvalt, publiciteit mag
worden gegeven.
Deze quaestie zagen wjj echter gaarne door u
opgelost, teneinde ons voor onaangenaamheden te
vrjjwaren en te voorkomen dat tegen uw zin een
dergeljjke openbaarmaking geschiedt.
Nu een allerbelangrijkste vergadering zal worden
gehouden, zon het ons aangenaam wezen indien
hieromtrent door u eene beslissing werd genomen,
die ook voor het vervolg van kracht kan zjjn.
Wij zjju steeds bereid een verslaggever ter
vergadering te zenden voor de bjjeenkomst op
Woensdagavond zal deze zich in het gebouw,
waarin gij uwe vergadering houdt, bevinden, om
uwe beslissing af te wachten, en, wanneer tot
publiciteit wordt besloten, zjjn taak te aanvaarden".
Het bestuur van het departement stelde voor op
dit schrjjven te antwoorden dat de vergaderingen
van het departement besloten kringen zjjn, en een
verslaggever niet toegelaten kon worden. Elk lid
heeft echter het recht voor eigen verantwoording
mededeeling te doen aan de bladen.
Daartegen kwam de heer J. A. Tak op. Hjj
stelde voor wel den verslaggever toe te laten,
omdat vooral in de belangrijke quaestie der spaar
bank publiciteit gewenscht was,
Dit voorstel werd door den heer m* M. J. De
Witt Hamer geamendeerd in dien geest dat;
behoudens gevallen waarin de vergadering het
openbaard-maken van het verhandelde niet wen-
scheljjk achtte, de pers zou worden toegelaten.
Daartoe werd met groote meerderheid besloten,
waarna onze verslaggever ter vergadering kwam.
Wjj geven dien nu het woord.
Van de ingezonden stukken komen ter tafel
de bekende missives van den heer mr. E. Fok
ker, waarin hjj eene interpellatie aankondigt,
ta richten tot de «paarbank-commissieverder
een missive van de commissie voor de spaarbank,
waarin zjj kennis geett van het door hare leden
genomen ontslag en dat zjj van het departement eene
beslissing wenscht uit te lokken of de inzichten
van de commissie in strjjd zjjn, hetzjj met het
reglement der instelling, hetzij met de belangen
der bank. Mocht het departement dit rneenen
dan zou de spaarbank-commissie verplicht zjjn aan
zulk een wenk gehoor te geven, terwjjl in het
tegenovergestelde geval zij bereid zou zjjn ook in
het vervolg hare krachten te bljjven wjjden aan
de belangen der spaarbank.
In een later schrjjven gaf de commissie antwoord
op de verschillende vragen, door den heer mr.
E. Fokker gedaan.
(Deze stukken zjjn in hun geheel in ons blad
opgenomen.)
Door het bestuur van het departement wordt,
naar aanleiding van die stukken de volgendemotie
voorgesteld
„De departementsvergadering
Overwegende dat door de afwezigheid van den
heer mr E. Fokker de door hem aangekondigde
interpellatie ten aanzien van de spaarbank behoort
te worden uitgesteld tot later
Overwegende dat met die interpellatie nauw
samenhangt de bespreking van de missive der
commissie van de spaarbank in dato 27 December
1884, waarbij twjjfel wordt uitgesproken of die
commissie wel het gewenschte vertrouwen van
het departement bezit
Overwegende dat de commissie van de spaar
bank, zoowel in haar geheel als in de tot haar
op 30 December jl. behoorende leden, het onbe
twist en ongekrenkt vertrouwen bezit van het
departement
Overwegende dat het belang der spaarbank
vordert dat met het door die commissie gevoerd
beheer alsnog worde voortgegaan
Noodigt die commissie, met inbegrip van de
beide, op 31 Dec. 11. aan de beurt van aftreding
geweest zjjnde leden de heeren K. S. Frederiks
en L. L. Woutersen die door aanneming dezer
motie worden geacht te zjjn herbenoemd, beleef-
deijjk uit haar beheer op den tot dusver gevolgden
voet voort te zetten;
Besluit om aan deze motie, als zjj wordt aan
genomen, publiciteit te geven
En gaat over tot de orde van den dag".
De voorlaatste zinsnede vervalt nu, aangezien al
het verhandelde op de vergadering gepubliceerd
zal worden.
De heer m' W. Polman Kruseman, voorzitter,
tegenover den heer Fokker, om diens interpellatie,
nu hjj door treurige omstandigheden niet tegen
woordig zijn kan, thans niet te bespreken, en aan
den anderen kant wil het zeer gaarne een bljjk
van volkomen vertrouwen geven aan de commissie
voor de spaarbank.
De heer J. A. Tak zegt dat, zoo hjj het goed
begrepen heeft, het bestuur wenscht de discussie
en beslissing over den brief van de 8 leden der
spaarbank-commissie uit te stellen, totdat de
gelegenheid zich voordoet om de aangekondigde
interpellatie van een lid van het departement te
behandelen. Namens de 8 leden der commissie
voor de spaarbank verklaart de heer Tak zich
met dien wensch niet te kunnen vereenigen. Er
bestaat naar hunne meening geen enkele reden
om de behandeling van het schrjjven der com
missie in verband te brengen met de voorgestelde
interpellatie; het schrjjven toch raakt het verleden,
de interpellatie de toekomst.
De niet-herbenoeming van twee leden der spaar
bank-oommissie is, zooals in eene vorige verga
dering door de heeren Van der Pauwert en Dooren-
bos is verklaard, een gevolg van het bestaan eener
quaestie tusschen de spaarbank-commissie en het
departement en die quaestie dient nu uitge-5
maakt te worden. Niet de vraag of de spaar*,
bank-commissie het eens is met een voorstel
van wetswijziging moet nu behandeld worden;
want de commissie legt zich natuurljjk neder bjj
hetgeen het departement zal beslissen, maar in
haar brief vraagt zjj of het departement van
oordeel is, dat de inzichten der spaarbank-com
missie strjjdig zjjn met het reglement dier in
stelling of met de belangen der bank; en de
commissie ontkent ten sterkste dat er eenig
verband bestaat tusschen de interpellatie en deze
vraag.
De heer Van der Pauwert vraagt het woord oia;
zoo mogelijk een bestaand misverstand te doen op
houden. In de vorige vergadering is door hem
gezegd dat hjj van de quaestie niet op de hoogte
was. (In dien geeBt heeft hjj aanvulling der notulen
verzocht, welke hem is toegestaan). In twee ver
gaderingen, die hij bjjwoonde, is telkens gesproken
van de financieele verhoudingen tusschen de bank
en hef departement en wanneer er geld noodig
was voor 1t een of 't ander doel kwam die quaestie
steeds op het tapjjt. Voorop stellende dat hjj
steeds personen van zaken scheidt, wil hjj met
een enkel woord nog aantoonen wat hem, die niet
op de hoogte is van de zaken, aanleiding gat om
in de vorige vergadering te trachten m' E. Fokker
in de spaarbankcommissie zitting te doen nemen.
Naar hjj gehoord had is jaren her de verhouding
tusschen de bank en het departement een onder
werp van debat geweest en het slot van de dis
cussie was steeds dat ia het oog van menij