N° 307.
127® Jaargang.
1884.
Maandag
29 December.
Middelburg 27 December.
Een geweigerd krediet.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen:
Prijs per 3/m. franco f 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Gent.
Advertentiën* 20 Cent per regel:
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1 -7 regels 1,10
iedere regel meer f 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte
MIDDELBIRGSCHE COURANT.
Agenten zijn te VlissingenP. G. De Veij Mestdagh en Zoon, te GoesA. A. W. Bolland, te KruiningenF. Van der Peul, te ZierikzeeA. C. De Mooij, te TholenW. A. Van Nieuwenhuijzen, en te Ter Neuzen A. Van der Peiji Jz.
Hoofdagenten voor het Buitenland te Parijs en Londen, de Compagnie générale de Puhlicité étrangère G. L. Daübe en Cie., John F. Jones opvolger.
Het besluit der tweede kamer van den 12en
dezer, om niet te verleen en het krediet van
150.000 tot dekking der uitgaven van de
Nederlandsche hoofdcommissie voor de inter
nationale tentoonstelling te Antwerpen, heeft
afkeuring gevonden. Over eenige argumenten,
bij die afkeuring te pas gebracht, wenschen
wij het een en ander te zeggen.
Sedert lang wordt geklaagd over het ver
minderd ontzag, dat de tweede kamer in ons
land geniet. Over de oorzaken dier vermin
dering hebben wij niet te sprekenze zijn
bekend. Bij alle redenen tot ontevredenheid,
welke men mocht hebben, behoorde men echter
niet uit het oog te verliezen dat deze tweede
kamer, door ons zeiven ingericht en samenge
steld, tegenover het buitenland is de erkende
en officieele vertegenwoordigster van ons volk.
Als zoodanig hebben hare besluiten, welke de
handelingen van ons land tegenover andere
landen bepalen, aanspraak door ons niet slechts
geëerbiedigd, maar met onderscheiding bejegend
te worden. Een gezant, die verklaringen
aflegt of toezeggingen doet buiten de voor
schriften zijner lastgevers, wordt teruggeroepen.
Zoolang dit laatste niet geschiedt, aanvaardt
aijne regeering, tot handhaving harer eigen
waardigheid, de verzekeringen van haar ver
tegenwoordiger. Dit eerste beginsel der diplo
matieke vertegenwoordiging mag zeker niet
verloochend worden, wanneer het niet geldt
een persoon, maar het door de natie zelve
gekozen lichaam, tot vertegenwoordiging barer
diplomatieke, staatkundige en maatschappelijke
belangen.
Bij de afkeuring van het kamerbesluit van
den 12en, is daarop niet genoeg gelet. Wij
zinspelen hier niet op ondoordachte woorden
van dezen of genen dagblad-correspondent, noch
op uitdrukkingen, in het vuur der improvisatie,
aan een of anderen spreker op vergaderingen
ontvallen. In het ontwerp eener „oproeping
tot het Nederlandsche volk", gesteld door een
comité van aanzienlijke mannen en met toe
juiching begroet op eene vergadering van on
geveer 50 industrieelen te Amsterdam op den
23 dezer, wordt in den aanhef wel is waarde
„eerbiediging" van het kamerbesluit op den
voorgrond gesteld, maar worden daaraan be
schouwingen vastgeknoopt van zoodanig gewicht
dat, indien de tweede kamer die over 't hoofd
gezien had, zij den naam van vertegenwoor
digster onzer natie te nauwernood verdienen zou.
In de circulaire wordt herinnerd aan het
bekende „toehalen der banden van vriend- en
broederschap"; aan de „hoogst weldadige in
drukken" nagelaten door het wederkeerig
bezoek der beide koningenaan iets (het wordt
niet duidelij ker aangewezen) „wat de diplomatie
in 50 jaren niet tot stand vermocht te brengen,"
maar wat „de geestdrift in weinige dagen in
het leven had geroepen." Na die opsomming
beet het verder, dat nu: Het antwoord
op dat alles zou zijn eene weigering- om
mede te werken tot een grootschen wedstrijd
enz.
Mijne heeren, zouden wij tot de stellers
dezer oproeping willen zeggen, ziet toch
den toostenstijl, welke in uwe stad sedert de
tentoonstellingsbanketten nog altijd voor goed
Hollandscb schijnt door te gaan, niet aan voor
''end of redegevend.
7e vriendschap met Belgie, noch over
omst der koningen en hetgeen daar-
staat, laten wij ons ditmaal
zoo dikwijls gedaan dat
het andermaal te
hetzelfde gevoel
t iemand pleegt
endschapsbetui.
H. Maar wij
zien niet het verband tusschen het vriend
schappelijk gevoel voor Belgie en eenige
zienswijze omtrent het nut en de noodzake
lijkheid, om twee jaren nadat te Amsterdam
eene tentoonstelling gehouden is, die naast
veel schoons ook zeer veel betreurenswaardigs
in haar ontstaan, ontwikkeling en afloop te
zien heeft gegeven, weder -eene soortgelijke
tentoonstelling te Antwerpen te helpen houden.
Ware onze nijverheid superieur aan de Bel
gische, het zou vriendschappelijk kunnen zijn
haar niet te komen beschamen met onze hoogere
voortreffelijkheid. Nu zij aan die onzer buren
ondergeschikt is, kan de vriendschap toch niet
vorderen dat wij ons voor hen komen vernederen.
Het is duidelijk dat de vraag van deelnemen
of niet met vriendschap niets te maken heeft.
Het oratorisch vuurwerk der ontworpen cir
culaire stelt de zaken in een valseh Jicht.
Wie weigert en wat wordt geweigerd De
tweede kamer weigert geld tot het versieren
eener Nederlandsche afdeeling van de ten
toonstelling, tot het tegemoetkomen van Neder
landsche industrieelen in de kosten van
inzending en tot het betalen van andere uitgaven
eener Nederlandsche hoofdcommissie. Maar de
kamer is de Nijverheid niet en deze is het
welke hare medewerking ten slotte verleent
of onthoudt. De onvoorzichtige „oproeping
tot het Nederlandsche volk" geeft aan de zaak
een veel onaangenamer karakter dan het
votum der kamer. Mocht thans het geld niet
bijeenkomen, dan zou men in Belgie kunnen
zeggen dat al de industrieelen en het geheele
volk van Nederland geen anderhalve ton over
hebben om aan Belgie te geven wat uitdrukke
lijk als een bewijs van vriendschap, als een
onderpand tot bezegeling van de door de twee
koningen aan den dag gelegde gezindheid
gevraagd wordt.
Zoover wij uit de verslagen van de Amster-
damsehe vergadering kunnen opmaken, was
de aldaar voorgelezen oproeping nog slechts
een concept, dat aan de samen te stellen
hooidcommissïe voorgelegd zou worden. Is
deze gissing juist, dan zouden wij die hoofd
commissie in overweging willen geven om uit
hare oproeping „aan het Nederlandsche volk."
gesteld dat die "pompeuze aanhef behouden
moet blijven, weg te laten ieder woord wat
eene afkeuring van het besluit der tweede
kamer inhoudt. Een protest tegen hetgeen
onze volksvertegenwoordiging gedaan heeft
past bij deze gelegenheid niet. Men zou een
voudig kunnen constateeren dat de wetgevende
macht besloten heeft niet uit de staatsfondsen
aan de Antwerpsche tentoonstelling te doen
deel nemen. Vervolgens zou, met al de kracht
en den nadruk, die de waarheid aan een betoog
geven kan, kunnen gewezen worden op het
groote belang dat onze nijverheid, onze handel,
onze landbouw, ja alle takken van ons volks
bestaan hebben bij nauwkeurige bekendheid
in en met Belgie, bij waardeering en op prijs
stelling in dit zusterland, dat zich bij het onze
op zoo merkwaardige wijze aansluit. De
vriendschapsband en de broederhand, mitsgaders
het bezoek der koningen, zoude dan desnoods,
aangezien ieder vuurwerk met een klapper
eindigen en een „beroep op het volk" met
eenig vuurwerk gepaard gaan moet, aan het
slot vertoond kunnen worden.
Vloeiden de bijdragen dan zoo ruim dat al
de kosten, welke de hoofdcommissie voor de
tentoonstelling geraamd heeft, gedekt konden
worden, dan zou daarmede een bewijs van
sympathie gegeven worden, niet alleen aan
Belgie, maar ook aan onze nijverheid, waarover
wij ons ten hoogste verheugen zouden. Alle
aanleiding zou dan bestaan om aan de wetge
vende macht te vragen, nu onze particuliere
nijverheid gereed stond te Antwerpen te
verschijnen, ook de instellingen en inrichtingen
van den staat, onderwijs, gezondheidszorg,
waterstaat, marine, leger, koloniën enz.
niet onvertegenwoordigd te laten. In den vorm
eener inwilliging van dit verzoek kan, naar
het ons voorkomt, de regeering en de verte
genwoordiging alsnog zooveel of zoo weinig
geld voor de Antwerpsche tentoonstelling
beschikbaar stellen als zij dienstig achten,
zonder dat op het votum van 12 December
teruggekomen wordt.
Dit laatste toch schijnt ons niet wenschelijk.
De heer A. C. Wertheim heeft in de Amster-
damsche industrieelen-vergadering, doelende op
de onherroepelijkheid van een eenmaal genomen
kamerbesluit, gezegd„Wat gisteren klei
was, is heden marmer." Het beeld is fraai
wij zouden wenschen dat het minder.door de
inconsequentie van 'sommige beraadslagende
vergaderingen gelogenstraft werd. Leest men
echter het kamer-debat, dan wordt men getroffen
door de juistheid en zakelijkheid der doör de
bestrijders van het krediet aangevoerde redenen.
Zij hadden velerlei grondende minister was,
zonder noodzakelijkheid, op de beslissing der
kamer vooruitgeloopen de nauwgezetheid
waarmede men in den tegenwoordigen stand
der schatkist alles afmeet en weegt, gedoogt
niet een post van anderhalve ton, die slechts
de bijna zekere voorbode is eener grootere
uitgaaf, toe te staan voor eene zaak van niet
algemeen erkend nutvan algemeene tentoon
stellingen heeft men genoegte drukke her
haling ervan is zelfs schadelijk.
Al dezp tegenwerpingen zijn, zoo niet
onaantastbaar, toch voor deugdelijke verdedi
ging vatbaar, Het zou zeer verkeerd wezen,
naar het ons voorkomt, wanneer een zóo goed
gemotiveerd besluit, al ontkennen wij vol
strekt niet dat er ook weder argumenten tegen
aan te voeren zijn, omver geworpen werd
door eene „volksbeweging." Die, in het leven
der natiën zeldzame, vertooning dienen wij
althans te bewaren voor iets dat méér de moeite
waard is dan eene tentoonstelling, zelfs al
is die internationaal en in Antwerpen.
Men schrijft ons
In het N. v. d. D. van 25 Dec. komt eene
gedeeltelijke wederlegging voor van mijne beschou
wing omtrent de statistiek van de vorderingen dei-
miliciens in lezen en schrijven. Gedeeltelijk slechts:
de bewering dat die statistiek niet geheel be
trouwbaar is blijft onaangeroerd. De inzender
betoogt slechts, dat de ontwikkeling der korpo
raals bjj de vesting-artillerie thans hooger staat,
dan bij degenen die ik gekend heb.
En daaraan twijfel ik volstrekt niet. In de
jaren, die er verloopen zijn, sedert ik bjj »het
zware wapen" diendezal de invloed van meer
en beter onderwijs ook wel in de gelederen zijn
doorgedrongen»
Den eersten Kerstdag doorbrengende bjj een
vriend, oud-milicien derzelfde lichting en van het
zelfde wapen als ik, thans, evenals ik, hoofd eener
talrijke school, kwam het gesprek op hetgeen ik in
de M. C. had geschreven. En zijne meening was
dat ik er nog veel te weinig van gezegd had. Tal
van staaltjes van vermakeljjke onkunde bij onze
instructeurs" kwamen ons nog te binnen. Wij
kenden ook nog het Handboek voor onderofficier
en korporaals der art." Wij herinnerden ons hoe
die korporaals dat letterlijk van buiten geleerd
hadden, en hoe ze dan dikwijls, juist door dit
machinale, op de vermakeljjkste wijze de beschrij
ving van twee of drie vuurmonden door elkander
haspelden 1
En als men eens eene vraag deed buiten het
handboek, b. v. naar de correctie voor afwijking
bij het getrokken geschut, dan liet onze leer
meester ons precies in den steek
Ik herinner mjj nog een enkel voorval, dat mjj
bjj een kapitein geheel »in den pas" bracht. Wjj
hadden theorie" op de batterij en wel bjj de
mortieren. Een dezer lag onder een hoek van
45°. De kapitein vroeg daarop aan den sergeant
hoe men het moest aanleggen om het projectiel
rakelings over de borstwering te laten gaan. Geen
antwoord. Toen de vraag hierop aan „den school
meester" werd gedaan, antwoordde ik, dat ik dan
de mortier evenver van de borstwering (die lood
recht stond) zou plaatsen, als de borstwering zelf
hoog was. Was ik nu bjjzonder knap, of de ser
geant niet extra ontwikkeld
Bij de mobilisatie van 1870 was ik in het bezit
der hoofdonderwijzersakte. Toen ik in het gar
nizoen kwam, Werd ik aangewezen om den ser
geant-majoor behulpzaam te zijn. Maar, gröote
goden, daar werd ik al spoedig ongeschikt ver
klaard. Ik was nl. zoo „stom" om Zutfen (met f
en regiment (met i) te schrjjven, en het misdrjjf
werd nog wel bij herhaling gepleegd
Ik wilde maar zeggen, dat in mijn tijd de ont
wikkeling van sergeanten en korporaals niet
bijzonder was.
Op de voorgeschreven wijze heeft heden alhier,
en in alle gemeenten van ons vaderland, de
plechtige afkondiging plaats gehad van de wet
tot wijziging der grondwet.
Ter terechtzitting der rechtbank werd alhier de
wet door den griffier voorgelezen, terwjjl voor het
raadhuis een der ambtenaren ter secretarie met
die taak belast was.
Door den minister van oorlog zjjn aan de
garnizoens-kommandanten verzonden afdrukken
van eene, van wege het departement van koloniën
gedane aankondiging betreffende de toelating voor
een koloniaal militair engagement als soldaat-
schrjjver.
Het examen, op den eersten en derden Woensdag
van iedere maand te 's Gravenhage te houden,
omvata het schrijven van eeD vaardige en duideljjk
leesbare hand6 het maken van een opstel over
een eenvoudig onderwerp, in de Nederlandsche
taal, zonder zinstorende taal- en stjjlfoutenc
het vlug en zonder grove zinstorende fouten
schrijven onder eenvoudig Hollandscb dictée; d
het vlug en verstaanbaar lezen van gedrukt en
geschreven schrift; e de vaardige toepassing van
de vier hoofdregels der rekenkunde met gebruik
van tiendeelige breuken.
De verbintenis wordt aangegaan voor den tjjd
van zes jaren; het handgeld bedraagt ƒ350.
De soldaten-schrjjver kunnen bjj goed gedrag
en voldoende kennis betrekkeljjk spoedig opklimmen
tot korporaal-, sergeant-, sergeant-majoor- en
adjudant-onderofïicier-schrjjver.
Op het garnizoensbureau alhier kunnen kosteloos
verdere informatiën worden verkregen,
In de Staatscourant is opgenomen het oordeel
omtrent den oogst in de provincie Zeeland,
De toelichting tot den uit getallen bestaandeü
staat luidt als volgt i
De wintergewassen zjjn onder zeer gunstige
omstandigheden uitgezaaid, terwjjl de winter zich
door zachtheid kenmerkte en weinig regen bracht.
Het voorjaar was zeer droog, doch de strenge
nachtvorsten en de schrale oostenwind deden aan
vele gewassen kwaad, inzonderheid aan de haver
en de boonen; de tarwe schjjnt er niets door
geleden te hebben. De ooft- en fruitboomen
hebben ten gevolge van de nachtvorsten weinig
opgeleverd. Behalve door droogte, leden de boonen
ook veel door luis; zoo ook de erwten, doch deze
in mindere mate. De opbrengst der witte en
bruine stamboontjes was vrjj goed.
Zeer veel schade werd door hagelslag aangericht
in de gemeenten Aardenburg, Hoek, Hoofdplaat,
Oostburg, Oudelande, Schoondjjke, St. Kruis, Sluis,
Terneuzen, Waterlandkerkje en IJzendijke. Deze
hagelslag kwam voor op 13 Juli, terwjjl te Aar-
denburg, Sluis en Waterlandkerkje ook den 12ei
Augustus opnieuw door hagel schade veroorzaakt
werd. Uit Sluis wordt bericht; dat vóór "den
hagelslag de opbrengst van tarwe, rogge en gerst
op vrjj goed werd geschat, na den hagel echter
niet meer dan op minder dan middelmatig. Te
IJzendjjke gaven vóór den hagel de tarwe, roggd
en erwten alle hoop op een vrjj goed opbrengsti
door den hagelslag is de uitkomst echter mid*
delraatig, ja soms nog minder.
Gras en klaver hebben vrij goede uitkomsteii
gegevende tweede snede heeft door regen even
wel zooveel geleden, dat deze in vele gemeenteH
als verloren is beschouwd. Ware dit niet het
geval geweest, dan zou de opbrengst aan hooi
ruim zjjn geweest. De weilanden leden in het voor
jaar en den voorzomer door droogte.
Ged. staten hebben goedgekeurd het besluit van
den raad dezer gemeente, dd. 19 dezer, waarbjj aan
jhr M. J. De Marees van Swinderen te Goes in
erfpacht is afgestaan hoogstens 27 aren gemeente
grond, om daarop een stoommeelfabriek te stichten
-
Gisteren is het terrein voor het bouwen van het
badhotel te Vlissingen opgenomen en de plaata
waar het staan moet bepaaldterwjjl men heden
onmiddelljjk aangevangen is met het metselen
van den voormuur, nadat het duin aldaar op de
bepaalde hoogte is afgevlakt. Men begint aldus;
teneinde de opgetrokken voormuren dadeljjb dienst
te laten doen tegen het overstuiven van het zand.
Men schrjjft ons uit Veere
Dat sang vereen igingen en liefhebberjjtoone8«