Ingezonden stukken. Kinderdijk toegepast zien, maar alleen wanneer de exploitatie beter geregeld is. Hjj klaagt ook niet over Danielse, den pachter, wel over het contract. De heer mr J. A. Yan Hoek merkt op, teneinde het bezwaar van den heer Van Berlekom weg te nemen, dat in verband met de verordening z. i. de raad onbevoegd is dispensatie te geven. Tegen het voorstel van burg. en weth. heeft de heer Yan Hoek echter bezwaar, niet tegen de tegemoetkoming maar wel tegen de wijze waarop. In plaats van geld wenscht hij tonnen in bruik leen te geven. Nadat de voorzitter heeft opgemerkt dat die quaestie eerst nadat over het algemeen beginsel beslist is kan ter sprake komen, verklaart de raad zich zonder hoofdelijke stemming bereid tot tegemoetkoming. In de tweede plaats wordt nu behandeld de tegemoetkoming aan de eerste serie onvermogenden. De heer J. A. Van Hoek ontwikkelt nu nader zijn denkbeeld om tonnen in bruikleen te geven. Hierover wordt door den heer Van Hoek en den voorzitter gediscussieerd doch eindelijk goedge vonden het voorstel van burg. en weth. zoo als het daar ligt aan te nemen en voortaan, wijl in den regel toch aan de privaten een en ander te veranderen valt zekere som als tegemoetkoming te bepalen en de tonnen in bruikleen te geven. Uit de discussie bleek o. a. nog dat sommige in gezetenen onverplicht in de reparatie van de ton nen, welke de gemeente voor hare rekening heeft genomen, zelve voorzien, wat in de eerste plaats van welwillendheid maar in de tweede plaats van zindelijkheid getuigt. Na de behandeling der reeds gemelde zaken wordt de zitting gesloten. Uit den Schemert ij d. door F. N. Utrecht, 14 Dec. '84. Dat wij in de donkere weken vóór Kerstmis zjjn, behoeft ons de almanak waarlijk niet te herinneren, want het valt genoeg in het oog, hoe de dagen, om zoo te zeggen, maar eens eventjes open en toegaan. Wanneer geen stormen de wolken doen vluchten en de laatste zomerroos {The last rose of summer) verwelkt van de steel blazen, is de zon meest onzichtbaar, als wikkelde zij zich nu reeds in een mantel van nevel, om eerstdaags, als een Romeinsche imperator, achtbaar te kunnen sterven. En bij dat somber zwijgen der natuur zjjn alle tinten verdwenen en met: "grauwe mist bedekt. Als of 't vale zijn der schimmen Over de aarde is uitgestrekt." Niet zelden verdicht zich de mist tot een door dringenden motregen, die alles klam, glibberig en vuil maakt, en hier vele straten in modderige glijbanen verandert. Maar in weerwil van dat ruwe of onaangename uiterlijk, is December toch geen knorrige oude heer, en achter een bar voor komen, klopt, gelijk het in de wereld dikwerf gaat, een warm en vriendelijk hart; daarvan wil ik u een en ander verhalen. »A lout seigneurtout honneur" en daarom begin nen wjj met de weldadigheid, die schoone deugd, waarvan de ouden reeds zeiden, dat zij den eenen mensch tot een God voor den andere maakt. Zooals overal, behalve volgens de couranten te Diepen veen, wordt in Utrecht geklaagd over gebrek aan werk. Oppervlakkig merkt men hier minder van de armoede zelve, dan van de middelen om haar te lenigen, want iedere dag brengt nieuwe inschrjj- vingslijsten voor voedsel, kleeding, brandstoffen en wat niet al. «Goede mannen gaan met schaal en bussen rond En kloppen aan in al de wijken De nood is klimmende in de stad Geeft, burgerluigeelt allen wat, En geeft wat veel, gij rijken Van bedelen heeft men weinig last, en het schjjnt wel dat onze geleerde koppen (de politieagenten dragen leeren hoofddeksels) op dat punt krachtig de wet handhaven. Ook bij brand is men hier bjjzonder waakzaam (haast schreef ik al te waakzaam), want toen kort geleden een paar onbeduidende branden in een afgelegen buitenwijk plaats hadden, werd al uw moed noodig hebben om anderen te kunnen troosten die u dierbaar zijn. Het duurt nog een geruime tijd eer gij kunt wegrijden en niets is in dergeljjke omstandigheden des levens beter dan zjjn hart voor een deelnemend vriend uit te stor ten- Wilt gjj mij uw vertrouwen niet schenken Sedert tien jaar ben ik in uw nabijheid werkzaam en den levensweg uwer dochter ken ik nog slechts van, hooren zeggen. Vertel mjj dien geachte me vrouw. Ik geloof dat het uw smart zal lenigen, wanneer ik er in deel." De eerwaardige man had op zachten toon ge sproken en zjjne woorden, uit het hart voortko mende waren bljjkbaar tot het hart doorgedrongen mevrouw Von Brusting sloeg de handen voor het betraande gelaat en viel in een leuningstoel neer. Gjj hebt geljjk, mijn waarde vriend, ik wil mjjn hart verlichten en u alles vertellen. Misschien is het mjj vergund mjjn dochter toch nog hier te brengen. In dat geval is het goed wanneer gjj met hare lotgevallen bekend zjjt. Luister dan Mjjn man en ik hadden slechts twee kinderen, den goeden Erik, die reeds dertien jaar geleden stierf, en een dochter met name Elsbeth, die nu. na een scheiding van twintig jaar, tot mjj terug wilde keeren. Ik behoef u niet te zeggen dat onze kinderen onze grootste schat waren, dien we zoo zorgvuldig mogeljjk bewaakteD. Toen Erik op zeer jeugdigen leeftjjd bjj het eadetten- ■forps ingeljjfd werd „vereenigde onze liefde zich d» geheele stad 's nachts in*beweging gebracht. In onze stille buurt, wel een uur van de »plaats des onheils", ratelden nachtwachts, klepten brand klokken, renden spuiten, reden autoriteiten en holden de menschen heen en weer, alsof ons het lot van Hamburg en Chicago boven het hoofd hing. Voor jongen en gezonden moge dat »lawaai" een pretje zjjn, ouden en zieken kunnen door den onnoodigen schrik meer ljjden dan menigeen denkt. Als men er echter geen kostbare brandweer op na kan houden, moet men wel geraas maken om de spuitgasten te doen ontwaken en naar hun post te halen. In den laatsten tijd werd hier in de buitenwjjken nog al eens ingebroken, meest in ledig staande huizen, waarin men, onvoorzichtig genoeg, kostbare zaken voor het grijpen had gelaten. Het is aan de politie dezer dagen gelukt den dader of een der daders (gelijk doorgaans een oud bekende) in handen te krijgen, zoodat men niet meer van diefstallen hoort, en de handel in revolvers, die menigeen zich ter verweering aanschafte, »luste- loozer" worden zal. Dezer dagen kon men een onschadelijk soort van die kwaadaardige kleine wentelpistooltjes wier bezit men verstandig deed om te belasten, kunstig van chocolade nagebootst, zien tusschen de gedierten des velds) de vogelen des hemels, de visschen der zee, ja, de wereld in 't klein, uitgestald achter de groote spiegelruiten der banketbakkers, galanteriewinkels en andere magazijnen," want winkels heeft men eigenljjk niet meer. Sint Nicolaas was nameljjk in het land, en die goede heilige brengt zonne- schjjn en vreugde in zjjn neveligen schoot. Wie kinderen liefheeft (en men moet wel een akeligen Izegrim zjjn om dat niet te doen) zegt met onzen De Genestet «Ik min dien winterdag vol bloemen, lied en geur; Ik min dat zoete feest van suiker en likeur." Op straat heerschte een ongewone drukte; dienst meisjes (of liever «juffrouwen in betrekking", zoo als men tegenwoordig meer en meer begint te zeggen) liepen heen en weer met kunstig toege maakte manden, doozen, kistjes en pakken ouders drentelden met hun jolig kroost langs de schit terende winkels, en de straatjeugd drukte de neuzen plat tegen iedere opening in de meest beslagen ruiten, waarachter de blinkende en kost bare lekkernjjen, tusschen lichtkransen en bloem festoenen, als in een suikerparadjjs tentoongesteld stonden. Ook de studenten verhoogden de feest vreugde en een hunner reed als de „goed heilig man" in bisschopsgewaad door de stad, gevolgd door twee zwarte knechten, die, met kwistige hand uit onuitputteljjke zakken, bloemtuiltjes aan jonge dames, en suikergoed aan arme kinderen schonken. «Kijk, hoe de kleinen rollen, grijpen, gluipen En allen tegelijk naar 't beste hoekje kruipen. Met welk een woede, welk een ijver, welk een vuur. Ziedaar de maatschappij in mooi miniatuur." Een andere optocht van akademieburgers gaf de afstamming van den mensch te aanschouwen, eu weder een andere den potsierlijken kwakzalvers wagen van dokter IJzenbaard, waaruit echter nuttige levensregelen onder de menigte werden verspreid. Vier paarden trokken een rijtuig met een kijkje in Oost-Indië," gelukkig geen toespe ling op den tegen woord igen geldnood in het schoone lnsulinde, waar thans menig in de »nee ring" zjjnde suikerlord de voordeelige nering van onze suikerbakkers zou kunnen benijden. In de groote zaal van het gebouw voor kunsten en wetenschappen werd onlangs, 4 Dec., vanwege de studentenvereeniging IIANTA NOHTA, door Henry Greville(mevr. Durant)eene causerie gehouden over „het huiselijk leven in Rusland". Het was een uitgezocht gezelschap, maar toch te geljjk gezellig; en op een der voorste banken zag men den eerwaardigen Hildebrand met zijn vriendelijk, echt Nederlandsch voorkomen en een zwart fluweel kalotje op den achtbaren schedel. Het was aardig om de kleine, levendige franfaise, aan een tafeltje gezeten, met de handen over elkaar gekruist en een bloemruiker voor zich, dood op haar gemak, vlug en vloeiend, maar toch overal verstaanbaar, te hooren keuvelen. Wat zjj mededeelde gaf mjj den indruk, dat de meesten, het stuk in een revue lezende, het slechts doorbladeren zouden. Zjj scheen nog meer op onze eenige dochter, die een uit stekende opvoeding genoot. Wjj gingen veel met onze buren om en zoodra Elsbeth volwassen was vond zjj de noodige aan bidders doch uit niets bleek dat zjj den een boven den ander verkoos. Zjj schertste met allen en voorloopig was ons dat zeer aangenaam. Wjj hadden nog volstrekt geen behoefte om van onze lieveling te scheiden. Daar kwam de jonge graaf Bolko Von Falkenh&jjn van een lange reis, welke hjj voor zjjne verdere ontwikkeling ondernomen had, te Sierakana terug. Gjj kent het goed, dat een uur hier van daan ligt, en ook den graaf. Hij woont er thans nog ongehuwd. Als vriend van onzen Erik bracht hjj ons weldra een bezoek en stelde ons een vriend, doctor Frejjwald voor. Ter wille van den graaf ontvingen wjj den doctor ook vriendeljjk, doch waren niet met hem inge nomen. De graaf had hem aan de universiteit leeren kennen en waardeeren. Zjj waren onaf scheidel jjke vrienden geworden en in Griekenland had de dokter den graafnaar deze zeide, het leven ge red. Hjj was ongetwjjfeld een groot geleerde en wilde zich geheel aan de wetenschap wjjden. Maar hjj had zeer overdreven opvattingen over alles wat het maatschappeljjke leven betrof. Vrijheid, geljjkheid was zjjn machtspreuk, waarover de graaf en wjj dames lachten, doch die bjj mjjn man steeds grooter ergernis wekte. Deze was te zeer yan de behoudende beginse- den noordschen reus van de zonzjjde bekeken te hebben, zooals beleefde Fransche reizigers door gaans zeer vatbaar zjjn voor vriendeljjke beschou wingen. Het spook van het nihilisme had haar volstrekt niet verschrikt, wat trouwens bjj velen het geval is, die Rusland goed ken nen. Ook zij was overtuigd dat de onbezon nen aanslagen nooit verbeteringen en ook zeker geen ontbinding zullen teweeg brengen, terwijl door vreemdelingen, uit de verte, dikwerf vrij onschadelijke fladdermjjnen voor geduchte sloo- piagsmjjnen worden aangezien. De vereeniging van twee zoo tegenstrjjdige beginselen als het persoonljjk bezit en het recht van allen op alles, ban en zal zeker nooit door geweld duurzaam verkregen worden, maar is alleen te naderen (natuurlijk nooit te bereiken) door de individueel© toepassing van het Christeljjk beginsel, of, wat hetzelfde is, het streven, opgeweld uit het godde lijke hoekje (zooals Heinrich Heine het noemt) van het gezonde menschenhart. De oplossing van het schjjnbaar zoo ingewikkelde sociale vraagstuk ligt voornameljjk in de toepassing van het een voudige (ook in Middelburg verspreide) versje dat de dichter G. W. Van der Pot in 1881 in het album voor Hendrik Conscience schreef: «Strooi vsn daag een enkele bloem Op der naasten pad; Strijk hem van 't bezord gelaat Enkle rimpels glad. Lenig druk, of droog een traan Breng een enklen zegen aan Doe een woord van liefde hooren, En uw dag is niet verloren. Het ware te wenschen, dat alle nihilisten zoo onschuldig waren als een paar, die wjj het voor recht hadden hier in den schouwburg te zien, toen op den 8en Dec. de leden van het «Utrechtsche studententooneel" voor een volle zaal van ge- noodigden eene uitnemend geslaagde voorstelling gaven. »De dwaasheden waarover men later lacht" bestonden in een geestige klucht aan het studenten leven ontleend, met een paar damesstudenten, en een groen Sophie, die in de theologie kwam studeeren. Een Middelburger, aan wien het stuk ook opgedragen was, speelde daarin zóo gemakkelijk en natuurljjk als een volleerd acteur. Niet minder grappig was een Grieksch drama op moderneD grondslag, natuurljjk vol zotte anachronismen, en waarin o. a. Eteocles en Polynices en hunne zusters Antigone en Ismene, die duizend jaren voor onze tijd rekening leefden, telkens in aanraking kwamen met een nieuwerwetschen commissaris van politie en diens agenten, en toen de Thebaansche broeders door elkanders hand waren gesneefd, zong het boor van Grieken in plechtig lijkgezang: Ach, mijn lieve Augustijn, Beiden zijn dood. D'een sloeg den ander dood D'ander den eenen dood. Ach, mijn lieve Augustijn, Beiden zijn dood. Dergeljjke bonte vertooningen, vol licht, kleuren en vrooljjkheid, en waarbij de les behartigt is ^kort heid kenmerkt vernuft" (brevety is the soul of wit), trekken den geest voorbjj, zooals soms een vrien deljjke morgendauw, nadat men even te voren den grauwen winterdag door de beslagen ruiten heeft zien schemeren. Zoo lang onze «hoop des vaderlands" opgewektheid bezit om dergeljjke geestige potsen uit te voeren, mag men veronder stellen, dat zjj nog niet aangeraakt zijn door den killen adem van het jjskoude pessimisme, want: «Wie lachen kan met kinderzin Heeft kinderdeugd en onschuld in." Ieder hart zong dan ook heilwenschend mede toen het oude levenslustige Iö vivat door de volle zaal klonk. Als de ruimte het toeliet, zou ik nog van meer kunstavonden en muziekuitvoeringen vertellen kunnen, zooals van het eerste stadsconcert op den 6 Dec., waarop Joachim, de grootste onder de grooten, de toehoorders door edel vioolspel ver rukte; de schoone stem van mevr. Schmidt— Kohne ieder boeide, en de eerste uitvoering der derde symphonie van onzen Richard Hol, waarin, naar ik hoor, levendigheid, gevoel en oorspron- len doordrongen om niet verontwaardigd te zijn wanneer hjj die in zjjn eigen huis zoo lichtvaar dig hoorde bespotten. Mjjn dochter leefde echter in dien tjjd heelemaal op; haar gevoelsleven scheen zich sterk te ontwikkelen. Wij schreven dit aan liefde voor graaf Bolko toe, die er geen geheim van maakte hoe innig hjj haar beminde. Zoo verliep er een half jaar. Doctor Frejjwald maakte zich gereed om naar Berljjn te gaan, waar hjj zich als docent in de nieuwe talen wilde vestigen. Wjj gaven ons aan een groote blijd schap over, daar mjjn man en ik beiden geloofden dat alleen de tegenwoordigheid van zjjn vriend den graaf weerhield om zjjne liefde te verklaren. Het was de dag voor het vertrek van den doctor, die met den graaf zjjn afscheidskezoek kwam maken en wij hadden nog geen erg toen de doctor voor het laatst de terrassen wilde bezoeken en vroeg of onze dochter hem mocht vergezellen. Toen de heeren daarna wegreden viel het mjj op dat Elsbeth zeer zenuwachtig was en ik schreef het hieraan toe dat de graaf haar voor het eerst de hand gedrukt had. Tot onze groote vreugde verscheen de graaf dienzelfden avond weer. Nu zou het bljjde uur voor ons huis slaan, dacht ik, toen hij mjjn man om een vertrouweljjk onder houd verzocht. De heeren begaven zich in de bibliotheek en het duurde heel lang eer ik iets vernam. Eindeljjk verscheen mjjn man bljjk baar zeer verstoord. Ik zag den graaf tegeljjker- tjjd wegrjjden en kreeg het voorgevoel van een groote ramp. {Wordt vervolgd). keljjkheid als om den voorrang kampen, voor treffelijk slaagden. Na den langsten nacht vierden onze voorouders het vroolrjke Joelfeestdan werd er gejuicht wegens het wentelen van het rad van den tijd, en het te voorschijn komen van den zonnegod. Het getuigt van groote scherpzinnigheid en diep gevoel, toen de Christeljjke kerk hier in de vierde eeuw het Kerstfeest plaatste „de wieg des verlossers bij Let graf van den tjjd." De vormen veranderen en werden veredeld, maar het wezenljjke bleek,Doch, afgescheiden nog van godsdienstige oprotting, schijnt mij Kerstmis een heerlijk feest. De ver beelding toovert dan met eigenaardige kracht het verledene, de bljjde jeugd, voor den geest. Het is of wjj duidelijker dan anders vriendelijke aan gezichten zien, die wjj nooit meer aanschouwen zullen; naar bekende stemmen luisteren, die'wjj nimmer meer hooren kunnen, en dierbare namen noemen, die wjj aan niemand meer geven. Zoo flikkeren er aan den donkeren hemel van de barre wintermaand ook heldere sterren, en de dichter Withujjs merkte terecht op Want rijk is December voor geest en gemoed Aan hemelsche en aardsche genuchten Eu daarom ook is hij ons welkom en zoet, Al heeft hij geen bloemen, geen vruchten Zijn schatten bevatten oneindig veel meer Die3 houden wij dankbaar December in eer. Den lezers bljjde Kerstdagen en een gezegend Nieuwjaar Du choc des opinions jaillit Ia vérité. Veroorloof mjj, geachte redacteur, onder boven staand motto, eenige woorden van kritiek te uiten over de thans alhier tentoongestelde schilderjjen van den heer Van der Weele, en wel naar aan leiding van de beschouwing, die Z. in de Middel- burgsche courant van 19 dezer over die kunstwerken ten beste geeft. Na de lezing van dat artikel vroeg ik mjjzelf af, wat Z. toch wel van de werken der eerste meesters zeggen zou, als hjj zich geroepen achtte daarover zjjne bewondering uit te spreken. Daar enboven geloof ik dat men den heer V. d. Weele geen al te goeden dienst bewjjst, door alzoo zjjn stukken op te hemelen. Ontegenzeggeljjk zijn ze knap geschilderd en ik moet volkomen toestemmen dat onze vroegere stadgenoot rassche vorderingen maakt, doch m. i. zijn die zoogenaamde vlekjes, die Z. maar niet zal noemen te grootom zjjne werken tot die van den eersten rang te stempelen. Is het bjjr. geen groote fout te noemen dat de grond van het landschap volstrekt niet vlak ligt, doch erg oploopt Is da zwarte koe niet te lang? En spreekt het sterke zonlicht zóó treffend Voorzeker niet op den grond, doch alléén op het roodbonte jonge dier, dat ook overigens keurig is gepenseeld. De slagschaduw van de deur op den grond heeft bijna dezelfde kleur als die in de schuur. Het gras ljjkt me veel te sappig en malsch tegenover den kurkdroogen grond. Voorts is de lucht, die hier en daar door de boomen heengluurt, overal van dezelfde kracht. En wat de andere schilderjj betreft, de zwaan s prachtig en eveneens de grond (fond), doch of het dier ligt op een tjjgervel, een leeuwenhuid of iets dergeljjks (sommigen zien het zelfs voor een mat aan) is mjj niet recht duideljjk. Maar genoeg, mijnheer de redacteur, ik ben overtuigd van de waarheid van het gezegde >la critique est aisée, mais Vart est difficiledoch ik meende mjjne opmerkingen niet achter te mogen houden. P. Het algemeen reglement voor de polders of waterschappen in Zeeland. ew-O Mijnheer de Redacteur. De ondervinding is nog steeds de beste leer-» meesteres, en zoo heeft ook eene meer dan tienjarige proef geleerd dat het bovengenoemde reglement herziening behoeft. In den loop van 1884 hebben feiten plaatsge grepen die in het algemeen belang een ernstiger contróle, een uitgebreider macht van gedeputeerde staten noodzakeljjk maken. Hier treft men een ambtenaar aan die zich aan niet te qualificeeren handelingen schuldig maakt, daar een ander die willekeurig en straffeloos zjjn plicht verzuimt, ginds een derde die de wet slechts naar zjjn meeste voordeel interpreteerteindeljjk smeedt men kom- plotten die niets anders ten doel hebben dan persoonljjken haat te bevredigen, en eigenbaat. Dit laatste bleek dezer dagen nog toen een alge meen geacht dijkgraaf bjj zjjne periodieke aftreding eenvoudig uit partjjzucht, zooals men openljjk durfde te verklaren, niet herkozen werd. Théorieën die men elders met vuur had verdedigd, werden op deze .vergadering door dezelfde persoonljjkheid heftig bestreden het doel heiligde de middelen. Aan zulk een toestand kan alleen een einde komen wanneer de benoeming van bestuursleden, die aan da vergadering van ingelanden is opge dragen, onderworpen wordt aan de goedkeuring van gedeputeerde staten, en dit college tevens gemachtigd wordt om dtór, waar men ingebreke bljjft wegens immoraliteit of plichtverzuim een ambtenaar te ontslaan, dit ambtshalve te doen. Met de plaatsing dezer regelen zult u verplichten Uw dw. dienaar, 4« district, Festina Lente. 18 December 1884. Gedrukt bjj de Gebr' Abrahams, te M'

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1884 | | pagina 5