127® Jaargang. 1884. Maandag N° 2 17 November. Middelburg 15 November. Dit Mad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdageüï Prijs per 3/m. franco 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cenf. Advertentiën* 20 Gent per regel: Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1 -7 regels 1,10 iedere regel meer f 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte Bij deze courant behoort een BIJVOEGSEL. Be Mamt-tapi. MIDDELBIIRGSCHE COURANT. Agenten zijn te VlissingenP. G. Da Veij Mestdagh en Zoon, te GoesA. A. W. Bolland, te KruiningenP. Van der Peijl, te Zierikzee: A. C. De Mooij, te TholenW. A. Van Nieüwenhuijzen, en te Ter Neuzen A Van der Peul Jz. Hoofdagenten voor het Buitenland te Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube en Cie., John F. Jones opvolger. Nu deze beweging zich ook in onze naaste omgeving met eenige meerdere kracht doet gelden dan tot nu toe het geval was en de bij eenkomst, deze week in onze gemeente gehouden, bewijs gaf van belangstelling in dit vraagstuk van den dag, meenen wij daarvoor nog een oogenblik de aandacht onzer lezers te mogen vragen. Wij doen dit om enkele bedenkingen te opperen die op de gehouden vergadering bij ons opkwamen en die wij daar hadden willen méedeelen, ware het niet dat plotseling het meerendeel der aanwezigen de zaal verliet zonder dat nog van eene behoorlijke sluiting der ver gadering sprake was geweest. Het was ons plan niet invloed uit te oefenen op hen die aan de roepstem om toe te treden tot de Ned, vereeniging Door Zondagsrust wilden gehoor geven, en wij meenden daarom eerst de voorstanders aan het woord te moeten laten, de inteekeniüg geheel te moeten laten afloopen voor wij het woord vroegen. De gelegenheid daartoe bleef ons dus niet overen op gevaar af van in herhalingen te vervallen van hetgeen wij vroeger reeds schre ven hoe vaak moet eene redactie van een blad dit niet doenwillen wij onze op merkingen thans hier neerschrijven.. Bij onze beoordeeling over het vraagstuk plaatsen wij ons op het standpunt, door wijlen Aart Admiraal indertijd zoo schoon aangegeven in deze regelen »Het vrij zijnhet mensch zijn is de kernwaarom de geheele Zondagsviering zich moet bewegen. Wij zijn door een tijdruimte van zes, zeven eeuwen geseheiden van de toestanden onder een dwingende kerkmacht, waarin slechts twee menschensoorten bestonden: die werkte en voor wie gewerkt weTd. Als destijds de minderen feest» dagen kregen, dan waren die feesten dierlijk uitgelaten, want er was geen vrijheid, er was dus geen besef van menschenwaarde. Laat onze tijd van die vreeselijke toestanden ook daardoor onderscheiden zijn, dat er geen reden besta voor dolheid of dierlijkheid. Waarachtige Zondagsviering door arm en rijk is een der schoonste 'egeteekenen van den vooruitgang, omdat zij in eenvoud en waarheid getuigt van die vrijheidsliefde, waarin elk individu zichzelf kent en waardeert. In zulk een tijdperk en aan zulke menschen worden geen feestdagen gegeven, zij bereiden ze zichzelf. Bij al de dwalingen en misstappen, waaraan onze eeuw moge schuldig verklaard worden, wordt toch de rnenschheid vrij en dit bewustzijn is de stempel dien haar arbeid en 'haar uitrusten draagt. Op deze vrijheid wordt in vete stelsels van volksverbetering geen acht geslagen. Sommigezijnzelfssleehts gedaantewisselingen van de maatregelen der geestelijkheid uit die eeuwen toen er nog geen individuen maar slechts kudden waren. De hedendaagsehe menschen vrienden mogen daarom hun Stelseltjes nóg wel eens herzien: zij bebben er een kleinigheid in vergeten: de vrijheid. Vooral in Nederland is men kitteloorig op dat punt. Men laat zich niets voorschrijven, zelfs geen feesten. Zij dienen te rekenen met een vrije menscbeljjke natuur, ook al schijnt die vrij heid, die menschelijkheid, die natuurlijkheid hoogst verdacht. Waar is het zeker, dat zij soms als weggekropen zijn. Doch zij zijn er, zoo waar als elk mensch een hart heeft". Waar dus quaestie is van een bond tot bevordering van Zondagsrust daar kan, krach tens dit standpunt, deze alleen invloed uitoefenen op zijne leden, en blijft elk ingrijpen en zich mengen in de aangelegenheden van anderen een pogen om inbreuk te maken op anderer vrijheid, een pogen waarvan wij weinig nut verwachten en dat wij in vele opzichten niet te verdedigen vinden. Het is hierbij als met de vereeniging tot afschaffing van sterkedrank wie behoefte gevoelt om zich daarbij aan te sluiten teneinde ssiqhzelveu te verbinden zulke drank niet te gebruiken, hij kan wellicht een goed werk doenwaar de vereeniging haar waarschuwende of verzoekende stem doethooren kan dit mede nuttig wezen maar tot oplossing van zoovele maatschappelijke vraagstukken, nauw aan het misbruik van sterkedrank verbonden, baat zulk een bond niet. Op dien grond ontstond dan ook reeds het Mullapatior bond dat zich op meer practisch terrein bewoog. Ot het nog bestaat weten wij niethooren doen wij er in ieder geval niet van. Wat den Zondag betreft, men heeft reeds eene Vereeniging tot heiliging van den Zondag maar om thans allen te vereenen die met zulk z. g. heiligen van den Zondag niet bijster in genomen zijn heeft men nu een ander middel verzonnen, nl. om eene Ned. vereeniging tot bevordering van Zondagsrust op te richten. Het klonk zeker zeer fraai waar men Woensdagavond op de gehouden bijeenkomst sprak van zich te vereenen, omdat reeds zoo veel ons verdeelt, maar slechts dan vinden wij vereenen nuttig wanneer daardoor een prac tisch resultaat verkregen kan worden. En dat nu juist verwachten wij van deze vereeniging niet, zoolang de werkgevers zeiven niet aan het hoofd daarvan staan. Wil men strenge toepassing en bevordering van het beginsel dat de vereeniging voorstaat, dan moeten zij daartoe meewerken; en nu behoeft men slechts bekend te wezen met den bestaanden toestand om te begrijpen dat die vereeniging jaagt naar een utopie. Wij hebben het reeds meermalen gezegd: ook wij gunnen gaarne ieder éen dag van de zeven rust, maar omdat wij de onmogelijkheid inzien om die aan allen op Zondag te verschaffen drukken wij niet zoozeer op Zondagsrust. Dat optreden van de Ned. vereenigingwaarvan nu eene afdeeling Middelburg is opgericht, naast die voor Zondags heiliging komt ons on zuiver voor, omdat het aanleiding tot verwar ring en verkeerde begrippen moet geven. Dit bleek ons Woensdagavond opnieuw. Een der heeren oproepers deelde eene ontmoeting mee die hij met een agent van politie hier ter stede had gehad. Men zou meenen dat van een oprichter van de vereeniging tot bevordering van Zondagsrust, die het lichamelijk belang op den voorgrond stelt, alleen uit dat oogpunt belangstelling in de Zondagsbezigheden van dien gemeente-ambtenaar werd geopenbaard. Neen, de eenige vraag die den agent was gedaan betrof de quaestie of hij Zondags wel ter kerk kon komen. Ziedaar nu juist aanleiding om een onzui- veren toestand te verkrijgen. Men doet wat men wil vermijden en waarom men zich plaatst naast de vereeniging van Zondagsheiliging men mengt zich in de vrijheid van anderen, om bij het verkrijgen van Zondagsrust die te be steden zooals zij zeiven dit wenschen. Chaque prêcheurpréchepour saparoisse. Dit is een gevaarlijk standpunt; en veel meer reden van bestaan en veel eerlijker is dan de vereeniging voor Zonda gs A et'%ingomdat zij duidelijk aan geeft wat zij wil en éen bepaald doel voor oogen houdt. Men zij vooral bij deze quaestie niet half slachtig met zeer gemoedelijke redeneeringen lost men geen sociale vraagstukken, zelfs niet dat betreffende Zondagsrust op. Wie de handelsbeweging in groote steden gadeslaat weet dat er dringende zaken op Zondag moeten gebeuren dat men telegraaf en posterijen niet kan laten stilstaan. Zelfs in onze ge&eente kan het werken op Zondag aan een schip b. v. eene dringende noodzakelijkheid wezen. Maar bovendien, dewerkgevers dienen daarin vrij te zijn, evenals ieder ander in de wijze waarop hij zijn vrijen Zondag wil ge bruiken. Wanneer iemand de overige zes dagen der week hard gewerkt heeft, zonder tijd te hebben voor eenig verzet, kan hij gerust den zevenden eenige ontspanning nemen. En nu past het niemand om hem tot verwijt te maken wanneer hij naartoe een tochtje hier of daarheen ver kiest of een soireetje wil geven, al moet daarvoor ook een ander diensten verleenen. Zijn recht daarop blijve even ongeschonden als dat van een ander die zijn Zondag bij voorkeur in de kerk doorbrengt. Wij stemmen toe dat elke werkgever die het wel meent met zijn arbeiders verplicht is hun de noodige rust te verschaffen, maar de maatschappelijke toestanden eischen gebiedend dat de regeling daarvan aan hem zeiven blijve. Daarin kan een bond voor Zondagsrust geen verandering brengen, want er zijn omstandig heden die alleen zulk een werkgever kan beoor-deelen. Dat de staat zijn ambtenaren die rust alleen geven kan ten koste van anderen d. w. z. door inkrimping van de diensten welke hij verleenen moet omdat hij zich het monopolie daarvan heeft toegeeigend, is onbillijk. Toe vallig zond men ons heden uit IJzendijke een in dit nommer geplaatst bericht, waarin een klacht voorkomt over de a. regeling van den post dienst op Zondag aldaar. Dat bewijst op.nieuw het onbillijke van het streven om zulke diensten op Zondag in te krimpen. Er kunnen op dien dag even spoedeisehende zaken voorkomen als op de overige dagen der week. Maar er is een ander middel voor den staat om in dezen te doen wat zijn plicht ishij neme meer personeel of betale o. a. de plaatsver vangers, die postboden op Zondag- zich nu alleen voor eigen rekening kunnen verschaffen. Dan ondervindt niemand schade van een maatregel die de staat verplicht is te nemen, ook om een voorbeeld te geven hoe men zijne ondergeschikten moet behandelen zonder aan de verplichtingendie men tegenover anderen op zich nam, te kort te doen. En hun,die op den z. g. rustdag werken moeten, verschaffe men door de week een dag vrij. Maar om hunnentwil bezorge men ons geen doodende en vervelende Zondagsrust zooals in Engeland, waar men dan ook al meer en meer van dat idee terugkomt. Wie ons den Zondag in Engeland wil aan prijzen als model hij leze Max O'rell's werk John Buil en zijn eiland. Daarin lezen wij „Bijbel of bierevangelie of jenever er ia des Zondags niets andersgeen tusschending in dit land van contrasten Het is zooals Taine gezegd heeft, bet paradijs of de hel; er is in Engeland geen vagevuur. „De kinderen mogen op Zondag niet spelen. Ik zag er eens twee, die hun sinaasappel in de hoogte wierpen en opvingen. Een heer liep rechtstreeks op hen toe, en onderhield hen scherp over het ongepaste hunner handeling. Het waren kinderen van zes ot zeven jaar. De oude jongejuffrouwen zijn dien dag onuitstaanbaar; te beklagen zijn de kinderen, die op Zondag met haar in aanraking komen." Vindt men zulk een toestand te benijden. Wie zich wil aansluiten bij de Nederland- sche vereeniging voor Zondagsrust neemt dure ver plichtingen op zich. Hij verbindt zich om voor zichzelven tot in de uiterste consequentie een beginsel door te voeren, dat in onze maat schappij niet geheel kan doordringen. Of hij daarmee niet in botsing zal komen is voor ons geen vraag meer maar dient voor .hen die toetreden toch een punt van ernstige overweging nit te maken, want handelt men in strijd met de verplichtingen die de vereeniging iemand oplegt dan doet men veel meer kwaad aan een goede zaak welke men voorstaat dan menig ander die zich van aansluiting onthield. Te Kilburn, een kleine, maar zeer gegoede wijk van Londen, zijn 25 kerken of kapellen en 35 public-houses. Den 20 November 1882 zijn er van zes tot aebt uur 's avonds 5570 personen ter kerke gegaan eu 5591 in de public-houses. Daily News. A public worship and public-house census at Kilburn.) In het studentenweekblad Minerva schrjjft een der redacteuren A. A. H., voortredeneerende op de dwaze en zeer onware stelling, dat wij het Leidsche studentencorps hebben beschuldigd van de groenen stelselmatig te kwellen, dat wij op het, volgens hem zeer kalme stuk van den heer Brevet de qualificatie laten wij gaarne ter beoordeeling aan onze lezers, evenals de stelling zelve eene bestrijding lieten volgen, die de palen der welvoe- gelijkheid verre overschrijdt. Het ware van den heer H. eerlijker en flinker ge weest als hij ons antwoord aan B. in Minerva in zjjn geheel had medegedeeld. Hij had dan tevens zijn medestudenten kunnen laten oordeelen over onze repliek en over zijne opvatting daaromtrent, en wij houden ons overtuigd dat het meerendeel zich aan onze zijde zou scharen en, juist lezende, zou verklaren dat wij wel de daders van hetgeen gebeurd is gispten maar slechts op een onderzoek aandrongen in het belang van dat corps zelf, wiens goede naam en eer daarbij betrokken waren, wat de heer H. zelf erkent. Vermakelijk is het volgende dat de heer H. nog schrijft„Ik zou wenschen dat geen student meer de M. C. ging bestrijden, allerminst hare redactie hielp hare kolommen te vullen. Tegenover zulke bestrijders, als de M. C. getoond heeft te zijn, is het beter te zwijgen. Wij hadden reeds lang verwacht dat de M. C. hare beschuldiging omtrent het dwingen van een groen, om gedurende 14 dagen ontzaglijke hoeveelheden dranks enz. enz., zou hebben terug getrokken. De heer fiomme heeft toch namens den persoon zelf verklaard, dat het bericht omtrent hem onwaar was". Denkt de heer H. soms dat men ons een dienst bewijst met onze, zoo hoog noodige ruimte, in te nemen Het tegendeel zou men bij een redacteur mogen veronderstellenmaar ook diende hij voorlichter van anderen te beseffen dat zoolang er nog tegenstrijdigheid heerscht tus- schen de brieven die men ons zond en de berichten die van een andere zjjde, kennelijk met het doel om het gebeurde te verzachten, worden in omloop gebracht er voor ons geen reden is om iets te herroepen. Na gewezen te hebben op de mededeelingen, die in de Amst. voorkwamen en ook door ons zijn opgenomen, tracht de heer H. het eenige tot heden bewezen feit te verzachtenhij vraagt zelfs of dit nu zoo verschrikkelijk is? Maar eenige regels later schrjjft hij „De feiten hebben eenmaal plaats gehad. De zaak is diep treurig voor de beide personen, wien zoo ongelukkig lot trof in de eerste plaats natuurlijk, maar ook omdat ons corps daardoor ten onrechte in het oog der buitenwereld een smet is aange wreven". Consequent redeneert de heer H. dus ook al niet. Verder maakt hij zich reeds bekommerd over het volgend jaar dat nl. het gebeurde invloed zal uitoefenen op het aantal nieuwe studenten, die komen zullen. Nu reeds zouden moeders hunne zonen niet willen toevertrouwen aan die Leidsche *beulen". Waar de heer H. aan de eene zijde liefst mét zachte kleuren schildert, ontziet hij aan den ande ren kant niet om, waar dit in zjjn betoog te pas komt, wat somberder tinten aan zijne schilderjj te geven. En toch, er kan iets waars zijn in hetgeen hjj schrjjft. Juist de geruchten in dien geest noopten ons om meer licht te vragen over het gebeürdej opdat blijken zou wie de ware schuldigen zijn geweest en opdat niet op anderer rekening zon worden gesteld wat zjj misdreven. En daarover maken de heeren H. en anderen zooveel misbaar Ter voorkoming van hetgeen hij vreest is slechts een middelde volle waarheid mee te deelen. Wij hebben met een goede bedoeling jegens het stu dentencorps daarnaar gestreeld dit handhaven wij ook tegenover den schrijver in Minerva. Slechts vooringenomenheid en al te overdreven jjver maken hem blind om dit goed te begrjjpen. Ten slotte dit. De heer H. kon weten wij zonden hem met opzet de laatste nommers waarin deze quaestie door ons is behandeld dat bjj ons brieven berusten, die pleiten voor hetgeen wij hebben geschreven en die, hoewel niet voor pu bliciteit vatbaar, door een ieder kunnen gelezen worden. Ook heden ontvingen wij een dergelijk schrjjven, en daarin wordt o. a. erop gewezen dat in de mededeelingen van het D. v. N. geen melding wordt gemaakt van het feit, dat ook wjjlen de student Vereeke dageljjks op den Ladder is ge weest, iets wat iemand die daarmee bekend is, f een nijdig ding noemde.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1884 | | pagina 1