van gegadigden in 1865 door het publiek ontvangen werd. Twee aanvragen om toezending der voorwaar den kwamen in en slechts een van deze had eecig gevolg. De vroegere ondernemer van den dienst, de heer D. Dronkers alleen bood zich aan, doch op zulke bezwarende voorwaarden, dat zij toenmaals èn door ons college én door uwe vergadering ten eenenmale onaannemelijk werden geoordeeld. Eigen exploitatie was daarvan het gevolg en al spoedig leerde de on dervinding, dat de Provincie zich gelukkig mocht achten hare volkomen vrijheid te hebben bewaard. Gedurige veranderingen waren noodigomaan de steeds wisselende eischen van het openbaar belang tegemoet te komen Wij wijzen slechts op den aanleg en de in dienst- stelling der groote werken in Walcheren en Zuid- Beveland, op de opheffing der rechtbank te Goes en op de gebleken noodzakelijkheid om het aanvankelijk noodig geachte aantal stoombooten te verdubbelen, om aanstonds te doen begrijpen hoe belangrijk de inge voerde wijzigingen waren en hoe spoedig er van de in 1865 gestelde voorwaarden zou zijn moeten afge weken, indien de provincie erin geslaagd was onder deze voor een zeker aantal jaren eene overeenkomst aan te gaan. Eene, naar aanleiding van het verslag der zomerzit- ting, bij ons ingekomen voorloopige aanbieding tot overneming van de exploitatie, bevestigt ons in onze meening, dat slechts betrekkelijk geringe besparing van nitgaven van eene overdracht mag worden gewacht en dat daarentegen de gevreesde nadeelen zich in ruime mate in haar gevolg zullen vertoonen. Onzekerheid betrekkelijk de te stellen eisehen was en is nog steeds het groote struikelblok voor aanbe steding. Mogen er al in de naaste toekomst geene zoo ingrij pende veranderingen te wachten zijn als de gewijzigde toestanden sedert 1865 hebben te weeg gebracht, toch blijft de onmogelijkheid bestaan om voor geruimen tijd de plaatsen aan te wijzen tusschen welke gevaren zal moeten worden en het aantal reizen to bepalen welke zullen moeten worden volbracht. Om dit duidelijk te maken zij het genoeg te wijzen op de noodzakelijkheid om rekening te houden met de uren van aankomst en vertrek der verschil lende spoorwegen; op de eiscüea van den postdienst, bij welks goede regeling de provincie zoo groot belang heeft en waarbij onze dienst tevens geldelijk zoo zeer is betrokken op de plannen voor den aanleg van lokaalspoorwegen in Staats-Vlaanderen en, wat vooral niet vergeten mag worden, op de mogelijkheid eener in het leven te roepen concurrentie op een der meest voordcel belovende punten. Gaarne leggen wij de verklaring af dat wij geene kans zien om voorwaarden te ontwerpen, waarbij in al deze gebeurlijkheden zoodanig is voorzien, dat zij de provincie niet blootstelt aan latere moeilijkheden en teleurstellingen en een eventueelen ondernemer niet aanstonds afschrikt of tot overmatige eischen prikkelt. Geldt dit bezwaar in het algemeen, te sterker drukt het nu, om het groote kapitaal dat hier gevorderd wordt; alleen aan eene overeenkomst voor een langen termijn schijnt te knnnen gedacht worden. Maar er zijn nog andere bezwaren. Het is u be kend hoe veeleischend het publiek is en hoe verschil lend en uiteenloopend de belangen zijn welker voor ziening het vraagt. Weinig houdt het daarbij rekening met de geldelijke uitkomsten of met de belangen van anderen. Zou het wenschelijk zijn de reeds bestaande moeilijkheid nog te vergrooten door de strijdige be- f langen nog te vermeerderen met dat van den onder nemer Zal netheid der booten en geschiktheid van het personeel, wat wij thans, naar wij meenen te recht, hooren roemen, niet lijden onder de zucht van iederen ondernemer naar bezuiniging en voordeel? Wat zal er geschieden als na zeker tijdsverloop de ondernemer blijkt zich vergist te hebben en genood zaakt is den dienst te staken of der provincie reden geeft om de vernietiging vsu het contract te wenschen en tot eigen exploitatie terug te keeren? Zal zij dan niet wellicht genoodzaakt zijn tot overneming van minder gewenscht materieel omdat de dienst toeh niet gestaakt kan worden? Al deze bezwaren, mijne heeren! zijn met zorg en nauwgezetheid door ons overwogen en wij zijn tot de eenstemmige overtuiging gekomen dat wij u niet mogen aanraden aan den wensch van den heer Vau Waesberghe toe te geven. Voordeelen zijn er onzes inziens voor de provincie niet van te verwachten, na deel en gevaar is er daarentegen in vele opzichten voor haar van te duchten. Thans overgaande tot het andere denkbeeld namelijk dat van den heer A. Smit, bieden wij u ook daarom trent den uitslag van ons onderzoek aan. Reeds vroeger waren wij er op bedacht geweest om de vraag, of toepassing van het compound systeem op onze booten mogelijk en geldelijk voordeelig zijn zou, aan een deskundige te doen onderwerpen, maar het toen ontvangen antwoord had ons van verdere over weging doen afziec. Nu ons geacht medelid eensdeels de goede uitkomst bij andere booten bevestigde en anderdeels een aan merkelijk lager cijfer noemde voor de aan te wenden kosten, hebben wij aan de maatschappij de Schelde bepaalde opgaven van prijs gevraagd en tevens bij verschillende directiëa naar de uitkomst van de aan wending van het compound systeem op hunne booten ten aanzien van besparing op onderhoudskosten en brandstoffen onderzoek gedaan. Wat het eerste punt betreft, de kosten, ontvingen wij van do maatschappij de Schelde bericht dat voor de verandering zoowel voor de Zeelandia als voor de Zeeuwsch-Vlaanderennieuwe ketel daaronder begrepen, 125000 zal noodig zijn, terwijl de machine der W ester - Schelde te oud en de verandering niet meer waard wordt geacht. Een geheel nieuwe machine zou voor die boot f 40000 kosten. Met betrekkiug tot het laatste punt, de resultaten luidden alle berichten gunstig, doch de genomen proeven hadden tekort geduurd en de omstandigheden, waar onder de booten voeren, waarop de proef was toege past, weken te veel af om met eenige zekerheid te kunnen voorspellen hoe groot de bezuiniging zal zijn, welke op onze booten en in onzen dienst mag worden verwacht. De voorgespiegelde winst is echter te groot en de ontvangen adviezen boezemen ons te veel vertrouwen in, dan dat wij zouden aarzalen u voor te stellen het systeem reeds dadelijk op een onzer booten toe te passen. Wel zal die toepassing eene buitengewone uitgaaf veroorzaken, maar deze zal weldra door de te verwachten mindere kosten van onderhoud en brandstoffen worden opgewogen. De toepassing zal bovendien slechts gelijdelijk kunnen plaats hebben, daar de eischen van den dienst niet toelaten meer dan éene boot tegelijk uit de vaart te nemen en zij ook dient samen te vallen met den tijd waarop de booten van ketel moeten wisselen. De Zeeuiosch-Vlaanderen is voorleden jaar van een anderen ketel voorzien, voor de Wester-Schelde staat een herstelde ketel ter inneming gereed, beide komen das voor het oogenblik niet in aanmerking, maar voor de Zeelandia is u bij de begrooting het aanschaffen

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1884 | | pagina 7