Bijvoegsel van de Middelburgsche Courant van Woensdag 12 November 1884. gaven, waarvan in fcet polderarchief geen afschriften aanwezig zijn, bedragen de uitgaven over 1872 f3349,65 en over 1873/74 f 1596,45. Over de laatste twaalf jaren is het bedrag derhalve f 71445,66. Het verschil wat aangaat de uitgaven in het dienstjaar 1878/79 kan, naar wij meeDen, met stilzwijgen worden voorbijgegaan daar het op het totaal bedrag van weinig invloed is. Wat het jaar 1883/84 betreft is bet verschil hieraan toe te schrijven dat in het overzicht niét en in de opgaaf wél zijn begrepen de kosten van de dichting der doorbraak van den zeedijk in 1883 en van het maken van steenglooiing en van steenen hoofden. Men kan dus aannemen dat de uitgaven in het ge noemde tijdvak werkelijk f 71445,65 hebben bedragen of gemiddeld per jaar voor den geheelen polder f 5953,80 en per hectare f 209 96£. In de tweede plaats verlangt art. 4 van het reglement een onderzoek naar den oorsprong en den aard van de op den polder gevestigde schulden, de noodzakelijkheid dier schulden en de mogelijkheid om in plaats van door eene leening, de uitgaven door een hooger dijkgeschot te dekken. Volgens de bijlage heeft de polder 21 April 1884 eene leening aangegaan van f 3000, rentende 4§ ten honderd, waarvan de aflossing ad f 1000 per jaar moet beginnen met 1913. Daar het door ons goedgekeurd besluit tot geldlee- ning inhoudt, dat de aflossing geschiedt met f 1000 "s jaars, zonder vermelding van het jaar 1913 als aanvang is het bestuur er op gewezen dat,indien in een besluit tot geldleening niet uitdrukkelijk een ander tijdstip van aanvang wordt aangegeven, het in den aard der zaak ligt, dat de aflossing aanvangt in het jaar volgende op dat waarin de leening is aangegaanen dat hieruit volgt dat niet door ons is goedgekeurd een leenings- besluit met aanvang van de aflossing in 1913. De mededeeling, dat ten behoeve van den Willempol der door den Anna Jacobapolder eene leeniDg is gesloten van f 29000 tegen eene rente van 4j pet. met jaarlijk- scbe sflossiDg van f1000 is juist Het daartoe Btrekkend besluit is door ons goedgekeurd, daar wij allerminst konden ontkennen, dat het belang van den Anna Jaco bapolder als zoodanig ten nauwste verbonden is tij behoud van den Willempolder. Toen uit gevoerde briefwisseling echter bleek dat die leening niet alleen ten behoeve maar ook ten laste van den Willempolder gesloten was, zoodat rente en aflossing ten slotte door den Willempo'der zouden moeten voldaan worden zonder dat uit het goedgekeurd besluit van den Anna Jacobapolder daarvan blijkt, is het bestuur van den Willempolder verantwoordelijk gesteld voor de gevolgen en er op gewezen dat indien de polder mocht worden calamiteus verklaard rente en aflossing noch van de eene noch van de andere leening zouden kunnen worden opgenomen onder de onderwerpen van uitgaaf, bedoeld in art .2 der wet van 19 Juli 1870. Staatsblad no. 119. Dat voorts de leeningen noodzakelijk waren en de daardoor bestreden uitgaven niet door hooger dijkge schot konden gedekt zijn, blijkt uit het hiervoren gemeld gemiddeld jaarlijksch bedrag der uitgaven per hectare. Van het vervreemden of bezwaren van eigendommen, in de derde plaats in voorschreven art. 4 genoemd, is niet gebleken. De uitslag van het in de vierde plaats verlangde onderzoek naar de wijze, waarop gedurende de laatst verloopen jaren is beheerd, is niet ongunstig. Zooals uit het bericht van den hoofdingenieur blijkt zijn ter verdediging van den oever niet meer werken noodig geweest dan zijn uitgevoerd, terwijl, wat da zeewering betreft, daaraan reeds veel tot verbetering is uitgevoerd. Van verwaarloozkg der zeewering en oeverveidediging kan alzoo redelijkerwijs geen sprake zijn. Overeenkomstig de laatste zinsnede van art. 4 van het reglement zijn de belanghebbende bestaren en bijzondere personen in het algemeen, door nederlegging der stukken ten raadhuize te St. Philipslaod, in de gelegenheid gesteld hunne bezwaren mede te dealen. Ook is omtrent het verzoek, onder mededeeling van des hoofdingenieurs rapport, bet. gevoelen ingewonnen van de besturen en de vergaderingen van ingelanden van den Anna Jacoba- en den Kramerspolder. De daarop van de besturen der Willem-, Anna Jacoba- en Kramerspolders ingekomen brieven zijn mede in afdruk bij dit verslag gevoegd. Het in die brieven aangevoerde geeft nog slechts tot een enkele opmerking aanleiding. De vraag of heffing van bijdrage van den Kramers polder billijk is, kan buiten beschouwing blijven daar de laatste (nieuwe) zinsnede van art. 95c van het reglement dit punt beeft beslist. De heffing dier bijdrage zou het onvermijdelijk gevolg zijn van den waterstaatkundigen toestand, volgens welken de Kra mers- en Anna Jacobapolders in éen bedijking liggen. Wat betreft het door den Willempolder medege deelde als zouden de uitgaven over 1873/74 waar schijnlijk f 4595 hebben bedragen, verwijzen wij naar de in der tijd door het polderbestuur ingezonden opgaaf, waaruit blijkt dat de uitgaven hebben bedragen 1596.45. De vraag of er voldoende termen bestaan tot cala- miteusverklaring meenen wij ontkennend te moeten beantwoorden. In de toelichting der wet van 19 Juli 1870, staats blad no 119, opgenomen in het verslag der staatscom missie die deze wet voorbereidde, komt ten opzichte van de beteekenis der calamiteusverklaring o. a. het volgende voor: „Zij geeft aan een polder onder zekere voorwaarden „aanspraak op tegemoetkoming uit 's rijks schatkist. „Deze kan echter alleen geschonken worden wanneer het algemeen belang door de instandhouding van den polder wordt gebaat. Van een recht op calamiteus verklaring kan dus nimmer sprake zijn. Vóör dat zij geschiedt moet steeds de vraag: of het behoud van den polder ook voor anderen dan zijne ingelanden opoffering waard is bevestigend worden beantwoord. Bij de beschikking op een verzoek om calamiteusver klaring zal dus op de algemeene waterstaatsbelangen en op die van andere waterschappen, wanneer de nood lijdende polder er door zijne ligging en den aard zijner werken invloed op uitoefent, moeten worden gelet. Met den hoofdingenieur van den provineialenwa ter- staat zijn wij van oordeel, dat bij het behoud van den Willempolder het algemeen belang niet is betrokken, zoodat eene calamiteusverklaring in strijd zou zijn met de bedoeling der wet van 19 Juli 1870, Staatsblad no. 119. Dat het belang van den Anna Jacobapolder in sterke mate betrokken is bij het behoud van den Willempolder kan allerminst reden zijn tot calamiteusverklaring van den Willempolder; deze zou slechts kunnen strekken om de kosten van zeewering en oververdediging voor een aanmerkelijk deel door rijk en provincie te doen dragen. Uit de reeds in de nota van den hoofdingenieur aangehaalde woorden uit den brief van den dijkgraaf van den Anna Jacoba- cn den Willempolder blijkt dat, welk ook het motief voor de indijking van den Wil lempolder moge geweest zijn, de oever verdediging der beide polders onafgescheiden onder éen beheer is ge- 4

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1884 | | pagina 9