gestelde deel van den Anna Jacobapolder een tweede waterkeering te verkrijgen; terwijl daardoor de kosten van onderhoud der zeewering voor den Anna Jacoba polder, voor zooveel deWillempolder daarvoor gelegen, zonden ophouden. Als zoodanig is de onderneming wellicht niet ge waagd, of ondoelmatig te noemen, doch dan is de Willempolder ook niet te beschouwen als een op zich zelf staande bedijking, maar als een werk, waartoe aan den eigenaar van den Anna Jacobapolder vergunning is gegeven in het belang van dien polder, en dan kan er van eene afzonderlijke calamiteusverklaring van den Willempolder geen sprake zijn. Besluit. Op grond der hiervoor geleverde beschouwingen, heb ik de eer als mijn gevoelen mede te deelen, dat geenerlei algemeene belangen door de calamiteusver klaring van den Willempolder zullen gebaat worden, dat deze alleen zou strekken ten bate van de eigenaren van dien polder, tevens eigenaren van den achterlig- geDden polder Anna Jaeoba, en eindelijk dat eene ca lamiteusverklaring van den Willempolder in strijd zou zijn met de bedoeling der wet van 10 Juli 1870, no. 119. De inwilliging van het verzoek van ingelanden van den Willempolder moet daarom ontraden worden. De als bijlage bij de nota gevoegde raming van kosten der uit te voeren werken luidt als volgt A. Dijksverhooging. Zuidelijke schenkeldijk, lang 113 M. 600 M" zand en 115 M3 klei dijk langs het Zijpe van dijkpaal 9—dijkpaal 17, lang 1615 M. 18160 M3 zand en 4750 M3 klei; noordelijke schenkeldijk, lang 280 M. 1500 M3 zand en 410 M3 klei. Te zamen 20260 M3 zand en 5275 M3 klei. 20260 M3 zand te schuieren uit den vooroever of nit den polder k f 0.50 per M3 80130; 5275 M3 klei van het schor, met inbegrip van den aankoopprijs k f 1.60 per M3 f 84403400 MS zomermat ter bekram- ming van het buitenbeloop a f 1.10 per MS f 340, Zamen f 18910. Zegge f 19000. B. Dijksverdediging. Ter vervanging van vilvoord sche glooiing over eene lengte van 1120 M. en eene breedte van 7.5 M. 4200 Ms bazaltglooiingen te herzetten van gesorteerden steen 4200 M2 vilvoordsche glooiing; alsmede ter vervanging van krammat over een lengte van 400 M. en eene breedte van 7.5 M. 3GOO MS bazaltglooiingwaarin te verwerken 3 rijen 20500 perkoenpalenachter de glooiing te leggen van aanwezige vilvoordscbensteen 1520MSsteenstrook; tot aanvulling van bet profilverwerken 1520 M3 scborgrond voor de briklaag te leveren onder de ter vervanging van de bestaande vilvoordsche glooiing te leggen bazaltglooiing en te herzetten glooiing van gesorteerden vilvoordschen steen tegen 7.5 scheeps ton per 300 M2 630 scheepston puinonder de ter vervanging van krammat te leggen bazaltglooiing ad 20 scheepston per 100 M2 600 scheepston puin. 4200 MS glooiing te herzetten van te sorteeren vil voordschen steen ad f 0.75 f 31507200 Ms bazalt glooiing ad f 5 50 f 39600 20500 gecreosoteerde per koenen ad f 0 40 f 8200; 1520 MS steenstrook ad 0 50 760; 1520 Ms schorgrond ad 1.60 f 2432; 1230 MS scheepston puin ad f 2.50 f 3075verdeelen van vilvoordschen steen langs den voet der werken 833. Te zamen f 58050. C. Uitbreiding der oeververdediging gesteld op 20000. Te zamen f 78050. Namens ingelanden van den Willempolder schreef de dijkgraaf aan gedeputeerde staten van Zeeland. De ingelanden van den Willempolder hebben kennis genomen van de ten raadhuize te St. Philipsland gelegen hebbende stukken iu zake de door hen gedane aanvraag om calamiteusverklaring van dien polder en veroorloven zich op de enkele in de stukken gemaakte bedenkingen eenige ophelderingen te geven. Aan het geschiedkundig overzicht van den hoofdin genieur meenen zij het volgende te moeten toevoegen, waaruit ten duidelijkste het gegronde van de gedane aanvraag zal blijken. In de laatste jaren is ten zuiden van den Willem polder de laagwaterlijn der slikken meer en meerden dijk genaderd en tevens een geul van 9 M. diepte beueden laagwater gevormd op eenigen afstand van den dijk. Om de nadering van dien geul tegen te gaan zijn dan ook in de jaren 1832, 83 en 84 de door den hoofdingenieur vermelde vier hoofden gelegd. Deze geul bestond daar vroeger niet, maar lag eenige honderden meters verder van den dijk verwijderd terwijl zich toen tussehen die geul en den dijk van den Willempolder een hooge vooroever bevond. De slikken, ten westen van den Willempolder tegen over den Bruinissepolder gelegen, waren vroeger even zoo hoog, maar werden in de laatste jaren merkelijk lager, terwijl zich in die slikken onmiddellijk voor de buitenteen van den dijk de door den hoofdingenieur genoemde slenk hoe langer hoe meer vormt. Het zal nu wol geen betoog behoeven dat door deze omstan digheden, die aan toevallige stroomverleggicg te wijten zijn, de Willempolder in de laatste jaren in een veel ongunstiger toestand is gebracht, doordien de dijken ten westen een lager voorland hebben gekregen met een zich uitbreidende slenk en ten zuidwesten, dus op het meest bedreigde puntin plaats van een hoog en breed voorland, zooals vroeger, de bovenver melde ongeveer 9 M. diepe geul. Bij de veelal heer- sc-hende z. w. stormen loopen nu de in het Mastgat gevormde hooge golven, die vroeger op de slikken gebroken werden, ongestoord de geul ten zuiden in om met volle geweld tegen den dijk van den Willem polder aaD te rollen, waardoor de bedijking veel meer wordt geteisterd dan ooit het geval was. In hoeverre de bedijking gewaagd geweest is of eenig ander doel dan landaanwinning kan beoogd zijn, kan thans naar ons oordeel buiten beschouwing blijven als zoodanig heeft men ze bij het verleenen der con cessie zeker niet geoordeeld en moet men zich, ter beoordeeling van de aanvraag om calamiteusverklaring, alleen op het standpunt van de tegenwoordige eigena ren van den Willempolder, die bovendien wel ingelan den van den Anna Jacobapolder dooh niet de eenige eigenaren daarvan zijn, en van den actueelen toestand van den polder stellen. Volgens verklaring van den Ingenieur van den waterstaat te Tholen, dd. 24 October 1859, is door den bedijker ten volle voldaan aan al de voorwaarden bij de concessie gesteld en zija de dijken volgens de door het rijk vastgestelde profillen en afmetingen gemaakt. Veranderde stroomrichting echter heeft de kosten van verdediging der zeewering zoodanig doen sty gen, dat het den ingelanden nu onmogelijk wordt die zonder hulp van den staat en de provincie te bekostigen. Dat het behoud van den Willempolder van groot belang voor de Anna Jaeoba- en Kramerspolders en voor de daarachter gelegen polders van St. Philipsland is, is naar onze meening boven bedenking verheven. Ten slotte spieken ingelanden als hun meening uit dat het, door den hoofdingenieur voor in staat van verdediging brengen van den dijk van den Willem polder, ingeval van calamiteusverklaring, geraamd bedrag te beschonwen is als een maximum van mogelijke kosten, welk maximum zeer vermoedelijk by lange na wel niet zal benoodigd zijn. Ingelanden vermeenen door deze ophelderingen de enkele bezwaren tegen de calamiteusverklaring, in de

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1884 | | pagina 7