En na verloop van 5 jaren per jaardijkgescbot,
met inbegrip van het 1/20 682.50, bijdrage achter
liggende polders f 1350.—, zamen f 2032.50.
De financiëele gevolgen der calamiteusverklaring
van den Willempolder zullen dus zijo 1« jaar te kort
1 35345.2e jaar te kort 16095.3e jaar te kort
15845.— 4" jaar te kort f 15595.5e jaar te kort
f 153456e en volgende jaren te kort 102.50.
Ingevolge art. 9 van de wet op de calamiteuze pol
der zou 1/3 gedeelte van dit tekort ten laste der
provincie Zeeland komen.
Onderzoek naar de we n s c h el ij k h e i d
en mogelijkheid eeuer calami
teusverklaring.
Na in het vorenstaande te hebben nagegaan de ge
schiedenis van den Willempolder, den tegenwoordigen
toestand van dien polder, de werken, noodig om den
Willempolder in geheel veiligen toestand te brengen,
alsmede de financiëele gevolgen, die een calamiteus
verklaring hoogstwaarschijnlijk zou hebben, moet thans
overwogen worden, in hoeverre de inwilliging van het
verzoek van ingelanden om calamiteusverklaring van
den Willempolder wenschelijk, en met het oog op de
wet voor de calamiteuze polders, mogelijk is.
In de beantwoording der volgende 6 vragen worden
de verschillende omstandigheden overwogen, waarmede
bij eene aanvraag om calamiteusverklaring rekening
te houden is.
1° Is de polder door de kosten van zeewering en
oeververdedigiog te zwaar belast
Blijkens de nota, over de bescheiden bij het verzoek
om calamiteusverklaring van den Willempolder over
gelegd ter voldoening aan art. 3 van het reglement
voor de calamiteuze polders of waterschappen in Zee
land vo'gt uit de bescheiden bij de aanvraag om cala
miteusverklaring overgelegd, dat voor zeewering en
oeververdediging in de laatste twaalf jaar per hectare
moest opgebracht worden f 210 Wanneer men nagaat
dat de opbrengt per H. wellicht op 50 a f 60 te
schatten is, dan mag dit cijier aidoend genoemd wor
den. De gedane uitgaven waren voor den Willem
polder eenvoudig niet mogelijk geweest, indien deze
niet waren betaald geheel of gedeeltelijk door den
achterliggende, aan deuzelfden eigenaar toebehooren
den Anna Jacobapulder.
Deze vraag is dus toestemmend te beantwoorden.
2» Zijn de zeewering en oeververdediging in de
laatste jaren niet verwaarloosd?
Met de oeververdediging is dit zeker niet het geval.
Tot nu is werkelijk niet meer noodig geweest daa is
uitgevoerd.
Omtrent de zeewering wordt opgemerkt, dat deze
nog niet is wat zij moest wezen, om den polder ge
heel veilig te doen zijn doch ontkend kan niet wor
den, dat tot verbetering al veel is gedaan sedert de
polder tot stand kwam. In redelijken zin kan hier
van verwaarloozing geen sprake zijn.
3° Is de ongunstige geldelijke toestand des polders
niet ontstaan door boos opzet of verzuun, om
de uitgave tijdig te dekken door een redelijk
geschot
Na de mededeeling der geschiedenis des polders, en
na opgaaf der daaraan ten koste gelegde gelden, blijkt,
dat dit punt ontkennend is te beantwoorden.
4°. Is het behoad van den polder ook voor anderen
dan zijn ingelanden opoffering waard
De ligging van deu Willempolder in aanmerking
nemende, waartoe verwezen wordt naar de kaart, valt
in het oog dat, zoodra de zeedijk van dezen polder
verdwenen zal zijn, de daaraanliggecde dijk van den
Anna Jacobapolder zeewering wordt, en deze na korten
tijd aan dezelfde beschadigingen zal zijD blootgesteld,
als thans de dijk van den Willempolder ondervindt,
en evenals deze door voldoende afmetingen en kunst
matige verdediging van het buitenbeloop worden in
gericht, om een veiligen toestand voor den Anna
Jacobapolder, en den daarmede gemeen liggenden
Kramerspolder te verkrijgen.
Evenals thans voor den Willempolder, zal, na bet
verdwijnen daarvan, voor bet achtergelegen deel van
den Anna Jacobapolder te zijner tijd strand-en oever
verdediging noodig zijn.
Voor de polders Anna Jacoba en Kramers is dus
het behoud van den Willempolder van belang.
Hierbij moet echter de aandacht vallen op de bijzon
dere omstandigheid, dat de Willempolder en de Anna
Jacobapolder aan dezelfde personen behooren; het
belang van den eigenaar van den Wiilempolder en dat
van den eigenaar van den Anna Jacobapolder is slechts
éénzelfde belang.
Andere belangen dan die van de genoemde polders,
tegen den Willempolder aansluitende, acht ik bij het
behoud daarvan niet betrokken.
Uit eene aandachtige beschouwing van de kaart
moet opvallen, dat het algemeen belang niet betrokken
is bij het behoud van den Willempolder.
Hetzij de weinig beteekende geul vóór de zuidpunt
van den Willempolder al dan niet verder inscbaart,
en den Willempolder zoover opruimt, dat de dijk van
den Anna Jacobapolder'zeewering wordt, invloed kam
dit niet hebben op den algemeenen toestand van het
g roe te vaarwater het Masgat en Zijpe, alsmede van den
grootendeels bij laagwater droogvallenden zeearm tus-
schen Philipsland en Tholen, genaamd de Mosselkreeb,
en van de daarlangs gelegen oevers.
5°. Worden door de btoogde calamiteusverklaring
geen sommen ten koste gelegd aan dijk- en oever
vakken, die in het belang van andere werken
eerder moesten worden opgeofferd
Uit bet onmiddellijk voorafgaande volgt dat deze
vraag ontkennend te beantwoorden is; hetbéhoudvan
den Willempolder is niet nadeelig voor andere werken;
voor andere oevervakken, behalve van den Anna Jaco
bapolder, is het behoud van den bedoelden polder vrij
onverschillig.
6°. Wordt door de calamiteusverklaring geen ge
waagde bedijking met eene tegemoetkoming uit
's rijks- en provinciale kassen beloond, en voor
het vervolg aangemoedigd?
Deze vraag is, naar mijne overtuiging, zonder eenig
voorbehoud toestemmend te beantwoorden.
De aanvankelijke bekading der schorren, thans deu
Willempolder uitmakende, was, uit een technisch oog
punt, bepaald een waagstuk. Ieder, eenigszins bekend
met Zeeuwsche toestanden, zal moeten erkennen, dat
in deze provincie het in het leven roepen van zomer-
polders, zooals bij de eerste aanvraag bedoeld, een zoo
goed als onmogelijke zaak is.
De ondervinding heeft dit trouwens geheel bevestigd.
De later gevolgde bedijking van de reeds bekade
gronden op zich zelf beschouwd, was eveneens én
technisch èn fioantiëel eene gewaagde onderneming.
Anders toch is niet te betitelen het bedijken van slechts
28 H. A. middelmatigen grond, wanneer daarvoor
noodig is eene bedijking lang ruim 2 Kilometer, te
leggen aan den buitenrand van het schor, blootgesteld
aan sterken golfslag, en wanneer deze bedijking zonder
eenige kunstmatige verdediging en met een zwak profil
wordt tot stand gebracht.
Men moet dus wel aannemen, dat de bedijking in
tegenstelling met de aanvankelijke bekading minder
het doel heeft gehad, voordeel te behalen door de in
gedijkte 28 H. A. schor, dan wel op bet meest bloot-