N° 265,
127* Jaargang.
1884.
Zaterdag
8 November.
Gemeente-belastingen.
Middelburg 7 November.
Een Monument.
Dit blad verschijnt dagelij ks>
met uitzondering van Zon- en Feestdagen:
Prijs per 3/m. franco f 3,50.'
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiën* 20 Cent per regel:
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1 -7 regels 1,10
iedere regel meer f 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte
MIDDËLBURGSCHE COURANT.
Agenten zijn te VlissingenP. G. De Veij Mestdagh en Zoon, te GoesA. A. W. Bolland, te Kruiningen: F. Van der Peijl, te Zierikzee: A. C. De Mooij, te TholenW. A. Van Nieuwenhuijzen, en te Ter Neuzen A. Van der Peijl Jz.
Hoofdagenten voor het Buitenland te Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube en Cie., John F. Jones opvolger.
Suppletoir kohier n° 1 voor de plaatse
lijke directe belasting op de
inkomsten over 1884.
De burgemeester en wethouders van Middelburg
brengen ter kennis van de ingezetenen, dat het
le suppletoir kohier van de plaatselijke directe
belasting op de inkomsten over het jaar 1884 door
gedeputeerde staten van Zeeland den 31 October
1884 is goedgekeurd, en ter invordering aan den
gemeente-ontvanger uitgereikt, terwijl het in af
schrift, van den 10 November 1884 gedurende vijf
maanden, op de ssecretarie dezer gemeente voor
een ieder ter lezing zal worden nedergelegd en
aldaar in druk verkrijgbaar gesteld, tegen betaling
van 10 cent per exemplaar.
Middelburg, den 7cn November 1884.
De burgemeester en wethouders voornoemd,
P I C K
De secretaris,
A. DE VULDER VAN NOORDEN.
Er zijn ruim twee jaren verloopen sedert de
droeve ramp met de Adder plaats had. De
indruk van het gebeurde moge verflauwd zijn
de herinnering eraan is nog levendig genoeg
en zal dit zeker nog jaren lang blijven, omdat
het gebeurde in de geschiedenis van ons ma
rine-wezen een treurige bladzijde vormt,
waarop telkens de woorden zorgeloosheid en
onvoorzichtigheid te lezen staan.
En zoolang niet alle pogingen zijn aange
wend om te trachten voor het vervolg derge
lijke onheilen te voorkomen is het niet te
wenschen, dat de gedachte aan het in Juli
1882 gebeurde geheel worde uitgewischt.
Het is een feit, waarop destijds meer dan
eenmaal is gewezen, dat er onverantwoordelijk
is gehandeld, dat een vaartuig naar zee is
gezonden dat weinig handelbaar en voor de
vaart op zee totaal ongeschikt was, maar het
is ook gebleken, dat bij voldoende inrichting
van het toezicht op onze kusten er waarschijn
lijk nog tijdig hulp had kunnen verleend
worden. Daarin te voorzien is een eerste
plicht, vooral voor ons, die nog den naam van
eene zeevarende natie in eere hebben te
houden.
Dit toonden eenige heeren, met den heer
mr. E. N. Rahussen aan het hoofd, te begrij
pen, toen zij zich vereenigden om de middelen
te beramen ter voorziening in het gemis eener
kustbewaking of kustwacht. Aanleiding
vooral vonden zij ook in het den 18 Nov.
1883, nabij het uiteinde van het Noorderhoofd
te IJmuiden gebeurde, waar het Engelsche
stoomschip Condor strandde en 13 van de 21
opvarenden het leven verloren.
De vrucht van al hunne overleggingen is een
voorstel aan de regeering, dezer dagen in
het licht gegeven tot oprichting van zulk
eene kustwacht langs onze noordzeekusten,
gepaard aan een verbeterd, reddingswezen.
Deze punten zijn in ons land in het geheel
aiet of zeer onvoldoende geregeld.
„Wanneer toch een in nood verkeerend schip
zich in 't zicht onzer kunsten bevindt," zoo
schrijft de commissie in het verslag van hare
bemoeiingen, „dan is het mogelijk dat het
wordt opgemerkt en dat toch de noodige
hulp achterwege blijft, omdat bij ons de zaak
der kunstwacht niet is geregeld.
„Wel is in den zomer van 1883 het
houden van uitkijk en het rapporteeren van
in nood verkeerende schepen aan het perso
neel der kustverlichting opgedragen, doch
Slechts in zooverre als de belangen van den
dienst medebrengen. Bij de bestaande sterkte
Van het personeel, kan van het uitkijken weinig
^verwacht worden."
Hun voorstel nu komt neer op het beginsel
om den dienst der kustwacht te verbinden aan
dien der kustverlichting. Men vreesde eerst
dat bij nacht het branden van het licht juist
eene onoverkomelijke hinderpaal zoude ople
veren om van den toren uit te zien in het
duisler. Die vrees is echter ongegrond geble
ken. Twee leden der commissie, de heeren
A. De Bruijne en J. V. Wierdsma, hebben op den
vuurtoren van Goedereede een onderzoek inge
steld, dat alleszins gunstige resultaten opleverde
en geopperde bezwaren te niet deed,
Voorloopig nu wilde de commissie, behou
dens enkele uitzonderingen, alleen die lichtto
rens in de kustwacht opnemen, welke be
stempeld worden met den naam van „groote
verlichtingen" en die alle lichten zijn van de
le of 2e grootte.
Het personeel van iederen toren bestaat uit
een lichtopziehter en twee of drie lichtwachters.
De commissie meende dat aan den „licht
opziehter", die chef is van het geheel, zonder
bezwaar de regeling van den geheelen dienst
der kustwacht kon worden toevertrouwd.
De lichtwachters doen beurtelings dienst
zijn zij drie in getal dan is voortdurend éen
wakende en éen slapende wachter op den toren
zijn zij slechts twee sterk, dan wordt de dienst
door éen wachter verricht.
Het onderhoud der verlichting vordert daarbij
tamelijk veel zorgover dag worden vaak
diensten van al de wachters gevergd.
Wil men daarom werkelijk goede resultaten
van de kustwacht erlangen, dan zal het aan
tal lichtwachters moeten worden versterkt en
voor elke verlichting, bijv. met éen of twee,
moeten worden vermeerderd, hetgeen voor de
meeste posten de noodzakelijkheid van den
bouw van een of meer nieuwe womngen zal
medebrengen.
De vraag of ^kan geacht worden dat het
tegenwoordige personeel bij de kustverlichting
de noodige geschiktheid heeft voor de vervul
ling van den dienst der kustwacht, kon ook
voldoende worden beantwoord.
De commissie wenschte dus met het be
staande personeel den dienst der kustwacht
aan te vangen om later bij vervanging en
aanvulling enkele pertinente eiscben te stellen.
Zij was verder van oordeel dat de kust
wachtstations bebooren te worden ingericht als
seinstations, die passeerenden schepen voort
durend de gelegenheid aanbieden om, door het
seinen met vlaggen, ook gewone berichten te
verzenden. In het buitenland toch hebben deze
seinstations een hooge vlucht genomen en bieden
zij de scheepvaart groote faciliteit en tevens
een beduidende bron van inkomsten aan.
In onze provincie nu wenscht men de licht
torens te Westkapelle, West-Schouwen en Noord-
Schouwen als kustwachtstations te gebruiken.
Verder zou de kustwacht nog worden ingericht
op 11 punten, nl. Goedereede, Hoek van Hol
land, Scheveningen, IJmuiden, Egmond, Kijk
duin, Eijerland, Vlieland, Terschelling, Ameland
en Schiermonnikoog. Deze kustwachtstations nu
dienen in verbinding gebracht te worden met
de stations van redding booten; en het verkies-
lijkst daartoe vond de commmissie het gebruik
te maken van de telephoon. In overleg met
de besturen der bestaande Noord- en Zuid-
Hollandsche en de Zuid-Hollandsche redding
maatschappij werd een plan opgemaakt voor
36 aansluitingen aan de 14 kuststations.
Zooals bekend, is de verbinding op die wijze
tusschen Westkapelle en Vlissingen en tusschen
den Hoek van Holland en 's Gravezande en
Monster reeds door onze regeering tot stand
gebracht en kwam deze daardoor tegemoet aan
de wenschen dier commissie wier plan zij hare
ondersteuning beloofde. Maar van haar alleen
is het tot stand komen dezer zoo hoogst nut
tige inrichting niet afhankelijk. De staten-
generaal moeten hare medewerking verleenen
om te verkrijgen wat andere landen reeds lang
bezitten en bij ons zoo dringend noodig is.
Èene dergelijke kustwacht behoort uit te
gaan van en behartigd te worden door den
staat. De commissie zegt het nadrukkelijk en
ieder zal toestemmen dat zulk eene zaak niet
aan particuliere handen kan en mag toever
trouwd worden, laat staan dat nog iemand
bereid zou zijn om dit te ondernemen.
De staat alleen kan waarborgen leveren, dat,
zelfs met geldelijke opofferingen, de dienst goed
geregeld zij.
Welnu, aan de tweede en eerste kamer thans
om den wensch der commissie te bevredigen
te doen wat in dezen reeds lang had moeten
geschieden.
De onkosten, aan de invoering en inrichting
van zulk een kustwacht verbonden, schat de
commissie op 135.600 uitgaven in eens en op
14.800 aan jaarlijks terugkeerende.
Tot de eerste behooren 120.000 voor 24
lichtwachterswoningen a 50005.600 voor
inrichtingen voor semaphoredienst op 14 stations
met vlaggen enz. a f 400 per station en
10.000 voor telephonische aansluitingen.
De jaarlijksche onkosten bestaan uit 9,600
voor bezoldiging van 24 lichtwachters, 1,800
voor verhooging van salaris van 12 opzichters
bij de kustverlichting en 3400 voor jaarlijksch
onderhoud der wachterswoningen en der in
richtingen voor semaphore-dienst.
De commissie wijst op de baten welke in het
buitenland de seinstations opleveren en, werden
dé kustwacht-stations daartoe ook hier inge
richt, zeker niet zouden ontbreken. De onkosten
zouden daardoor veel minder worden. Maar
dat is, dunkt ons, geen vereischte. Voor eene
goed, doch niet weelderig ingerichte kustwacht,
zooals de commissie die voorstelt, mogenja
moeten wij zulke uitgaven ons getroosten.
Wanneer men bedenkt welke groote belangen
er op het spel staan; hoe velemenschenlevens
er gered zouden kunnen worden, wanneer zulk
eene inrichting tot stand kwam, mogen wij
niet tegen de onkosten opzien.
De geschiedenis met de Adder is nog daar
als waarschuwend teeken; als aanmoediging
om op dit punt niet karig te zijn.
Toen er een beroep werd gedaan op de
algemeene liefdadigheid ten behoeve der na
gelaten betrekkingen van de slachtoffers dier
ramp bracht de gansche natie hare offers met
smart, maar ook met liefde.
Laat dan onze regeering gerust vragen om
haar te steunen tot het in het leven roepen
van eene inrichting, die den wakkeren zeeman
kan helpen in uren van gevaar en zooveel
mogelijk rampen van hem kan weren.
En onze kamers verleenen dien steun met in-
genomenheid.Het geld, daaraan ten koste gelegd,
is goed besteed en niemand zal zeker daartegen
bezwaren inbrengen, hoe slecht onze financieele
toestand ook zij. Het geldt bovendien een
voorstel, dat, door mannen van kennis en er
varing gedaan, steunt op goede gronden en
gegevens.
Het is het schoonste monument dat gesticht
kan worden ter eere van de ongelukkigen die
bij de Adder-mm^ omkwameneen monument
dat spreken zal van zeer harde lessen, maar die
toch vruchten hebben gedragen. Het zal
kunnen getuigen van ons streven om nog goed
te maken wat jaren lang werd verzuimd en
niet het minst onze eer als zeevarende natie
verhoogen.
Keuchenius kiest voor Middelburg.
Zoo lazen wjj in eene advertentie in ons vorig
nommer.
Dit bericht is voor ons niet onverwacht, al wist
de Standaard nog, zooals wij meldden, niets met
zekerheid hieromtrent mede te deelen. En zulk een
besluit van den heer Keuchenius is te begrijpen.
Te Gorinchem, waar de anti revolutionaire party
geheel meester is, zal wel spoedig een andere
candidaat gevonden worden.
Zij schijnt intusschen in ons district vrij zeker
van hare zaak. Maar overwinnen kan zij toch
niet zonder hulp der R. K. kiezers.
Hoe deze echter met volle overtuiging een man
kunnen stemmen als Keuchenius, die zich op de
meest minachtende wijze over hunnen godsdienst
uitlaat, is ons onbegrijpelijk.
Men herinnere zich zijne woorden, uitgesproken
op 4 November 1881 in eene algemeene vergade
ring van het Bond tegen vaccinedivang.
Daar sprak hij het volgende
„Aan het leerstuk van de onfeilbaarheid van
den Paus heeft eene verdwaasde, Gods Majesteit
uittartende, onder dwaling, ziekteen zondelijdende
menschheid doen voorafgaan, dat van de onfeil
baarheid der vaccine; aan het leerstuk
van de onbevlekte ontvangenis van
Maria, dat van de onbevlekte ontvan
genis van de koe!"
Men schrijft onsDe Middelburgsche antirevo
lutionaire kiesvereeniging zegt in hare strooibil
jetten, dat hare partij nooit hatelijkheden uit
tegen de liberalen.
Toen werd aangetoond dat de heer 't Hooft in
twee jaren slechts tweemaal over ondergeschikte
punten had gesproken, beschuldigde Het Zuiden
van 27 Oct. den heer Van Eek, dat hij ook bijna
niet sprak; tevens verweet dat blad hem in het
zelfde nommer dat hij zooveel sprak dat het
tegenzin moest wekken. Beide verdachtmakingen
dienden alleen om den heer 'tHooft te dekken;
beide waren onwaarheden, want de waarheid lag
juist in het midden.
Het Zuiden voegt erbij, om aan zijne kwaad
sprekendheid bot te vieren, dat de heer Van Eek
op het taalkundig congres te Brugge tot de orde
moest worden geroepen. Ofschoon het een feit is,
dat door de handelingen der staten-generaal wordt
aangetoond, dat de heer Keuchenius onophoudelijk
door den voorzitter in de rede moet worden ge
vallen om hem tot de orde terug te brengen,
hebben de liberalen daarvan geen melding ge
maakt. De opmerking tegen den heer Van Eek
js daarentegen niets anders dan eene bedriegeljjke
kiesmanoenvre. Niemand heeft den heer Van Eek
tot de orde geroepen. De eenige, die daartoe
bevoegd zou zijn geweest, was de voorzitter, jh' De
Maere die integendeel aan den heer Van Eek zjjn
compliment heeft gemaakt over zijne, volgens den
voorzitter, practische en degelijke opmerkingen.
En toch zegt men, dat de antirevolutionairen geen
hatelijke opmerkingen maken!
Mr H. Van Lier heelt bedankt voor zjjne benoe
ming tot lid der eerste kamer voor Drente.
De staten in die provincie kozen heden in zijn
plaats den heer W. A. baron Van der Feltz, lid
der tweede kamer voor Assen, die deze benoeming
in beraad nam.
Onder de afgetreden en herkozen leden del'
eerste kamer in de provincie Gelderland noemden
wjj abusievelijk L. G- A. graaf Van Limburg
Stirum, die overleden en vervangen is door den
heer mr C. J. Sickesz, eerst kort geleden gekozen
en nu ook weer herkozen.
St. Annaland, 7 Nov. De begrooting
dezer gemeente voor 1885, zooals die door den
raad vastgesteld is, bedraagt in ontvang en uitgaaf
een som van 13002.81.
De voornaamste posten van ontvangst zijnover
schot van vorige dienstjaren 1962.05 J opbrengst
van gemeente-eigendommen ƒ205; havengelden;
schutgelden en vergunningsrecht 1000; opeenten
op 's rijks directe belastingen f 2199.64*; vier
vijfden van het personeel 2899.67|; hoofdelijke
omslag ƒ2700; tegemoetkoming in de kosten
van het lager onderwijs ƒ1050 enz.
Onder de uitgaven komen voorjaarwedden,
presentiegelden en andere kosten van het dage-
ljjksch bestuur 2075.50onderhoud van open
bare gebouwen en wegen enz. 805 kosten van
politie 777 straatverlichting enz. 207ge
neeskundige dienst en armwezen 470lager
onderwjjs 4500; interest en aflossing 1249 enz'
De heer J. Polderman, die in 1832 tot gemeente*
ontvanger is benoemd en toen ook reeds belast
was met de waarneming van het secretariaat bjj
alwezigheid van den toen te Tholen wonenden
secretaris, geniet alzoo het voorrecht, dat hjj met
burg. en weth. de begrooting voor de 54e maal
behandeld en voor de 52e maal aangeboden heeft
en dat wel 34 maal onder het bestuur van dei\
heer A. J. Biereus als burgemeester.
'V*