N° 224.
127® Jaargang.
1884.
Maandag
22 September.
onzer mmmm.
Middelburg 20 September.
Dit blad verschijnt dagelijks>
met uitzondering van Zon- en Feestdagen;
Prijs per 3/m. franco f 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Gent.
Advertentiën* 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1 -7 regels l,£ü
iedere regel meer f 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte
Bij deze courant behoort een BIJVOEGSEL.
MIDDELBURGS» COURANT.
Agenten zijn te Vlissingen: P. G. De Veij Mestdagh en Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: F. Van der Peijl, te Zierikzee: A. C. De Mooij, te Tholen: W. A. Van Nieuwenhuijzen, en te Ter Neuzen A. Van der Peul Jz.
Hoofdagenten voor het Buitenland te Parijs en Londen, de Compagnie générale de Pubücité étrangère G. L. Dadbe en Cie., John F. Jones opvolger.
Wie zich tegen 1 October op ons blad abonneert
ontvangt de nog in dit kwartaal verschijnende
nommers kosteloos.
i.
Onder de vruchten der Amsterdamsche ten
toonstelling van 1883 behoort een Fransch
boekje, vanwege de Association littbraire inter
nationale te Parijs uitgegeven, welke vereeniging
hare algemeene vergadering, de laatste in
liet aan congressen en redevoeringen zoo
overrijke tcntoonstellings-tijdperk, dat jaar
in onze hoofdstad gehouden heeft. Als eene
beleefdheid tegenover het land, waar zij gast
vrijheid genoot, had de Association een prijskamp
uitgeschreven van verhandelingen over „Ne
derland en de vrijheid van denken in de 17e
en 18e eeuw." Zes antwoorden waren ingekomen
van welke twee een eersten prijs, een ander
eene eervolle vermelding waardig gekeurd
werden. Het bij Calmann Lévy uitgekomen,
werkje bevat deze drie opstellen met het verslag
der jury, en eene inleiding betreffende de
geschiedenis cn het doel der Association, door
haar voorzitter, den heer L. Ulbach.
Het komt ons wenschelijk voor op deze ver
handelingen de aandacht onzer lezers te
vestigen. Vooral is dit van toepassing op die
der beide met den eeisten prijs bekroonden,
welke wij aan onzen landgenoot, den heer J.
Hora Siccama, verschuldigd zijn. Het komt
niet in ons op en zou van weinig wellevendheid
getuigen, iets af te dingen op de verdienste der
dichterlijke en wijsgeerige bespiegeling, welke
op degelijke en veelzijdige kennis moet rusten,
die de beer Louis Fortoul gewijd heeft aan het
aandeel van Nederland in de geschiedenis van
het vrije denken. Veeleer zijn wij van meening
dat de beide bekroonde opstellen elkander aan
vullen; dat het eene de Nederlancsche, het
andere de algemeen menschelijke zijde van het
onderwerp in zulk een helder licht stelt, dat
ze liefst niet van elkander gescheiden moeten
worden. Moesten wij echter kiezen, dan zouden
wij zeggen het geschrift van den heer Hora
Siccama worde, liefst door den auteur zeiven,
vertaald en als leesboek onzer scholen en
volksbibliotheken verspreid. Het bevat eene
bladzijde onzer geschiedenis welke onder het
volk veel te weinig bekend is. Het geeft die
bladzijde zonder opschik, omhaal, toespeling of
afdwaling, in onweerspreekbarefeiten, eenvoudig
en toch boeiend verhaald. Voor geleerden is
het misschien slechts eene samenvatting van
bekende zaken. Voor het groote publiek
laat het, daarvan zijn wij overtuigd, een
nieuw licht opgaan over de redenen, waar
om wij, Nederlanders, roem mogen dragen
op ons verleden. Een licht tevens, dat,
terwijl het ons sterkt en verheft door het tafe
reel onzer verdwenen glorie, ons niet ontmoe
digt door de tegenstelling met hetgeen over
gebleven is. Want aan den fakkel, door Nederland
gedurende bijna twee eeuwen omhoog gehouden,
hebben andere volken hunne lampen ontstoken.
Indien thans overal helderheid heerscht en
Nederland daardoor niet meer als een eenzaam
lichtpunt in 't oog valt, is dat eene reden van
zeltkennis, niet van zelfverwijt.
Zelfkennis, geen grootspraak, ook in onze
historische begrippen, wordt ons door den heer
Hora Siccama geleerd. Het zou niet bijzonder
veel moeite kosten de paradoxale stelling te
verdedigen, dat onze voorouders van onbelem
merde vrijheid in het denken en schrijven alles
behalve vrienden zijn geweest. Immers, aan
verbodsbepalingen en bedreigingen tegen het
uitgeven van ongeoorloofde geschriften hebben
zij het nooit laten ontbreken. Zonder tot de
plakkaten van Karei V en Philips terug te
gaan, weten wij dat de Synode der gerefor
meerde kerk het recht van censuur uitoefende
op godgeleerde werken,'door hare leden uitge
geven. Ook de staten-generaal waren onvermoeid
in het uitvaardigen van besluiten tegen „libellen
en pamfletten," gevaarlijk voor de veiligheid
van den staat of van de algemeene zedelijkheid.
De staten konden niet anders.. Republikeinen
te midden van koninkrijken, stroomde naar
hun gebied alles wat elders onderdrukt
werd en vond hier een bodem, waar van
oudsher de hekelzucht, in den vorm van het
schotschrift, het schimpdicht of de spotprent,
welig tierde. De teugelloosheid der Holland-
sche drukpers joeg ons, voor een niet gering
deel, den oorlog van 1672 op het lijf. Onder
Cromwell waren het de uitgeweken Engelsche
cavaliers, onder Lodewijk XIV de Fransche
emigranten, die uit Amsterdam, Den Haag of
elders in de republiek hun schotschriften tegen
de machthebbenden in hun vaderland slingerden.
Nog andere ongemakken ondervonden de staten
van de speculatiezucht der uitgevers. Diploma
tieke onderhandelingen, in het diepst geheim
gehouden, werden hier gedrukt alsof het alma
nakken waren. Vreemde regeeringen werden
huiverig voor het mededeelen van gewichtige
bescheiden. Van daar het strenge verbod van
4 Januari 1651 tegen het openbaar maken
van staatsstukken zonder behoorlijke mach
tiging.
Evenmin was men, in beginsel, vrijgevig ten
opzichte van zedelijke en wijsgeerige geschriften.
De heer Siccama waarschuwt ons, de staten-
generaal niet aan te zien voor mannen die van
geestdrift brandden voor de vrijheid in het
afgetrokkene. „üe gedachte om die vrijheid
in andere landen aan te moedigen, zou nooit
bij hen opgekomen zijn ja indien zij de macht
ertoe gehad hadden, zij zouden buiten hunne
grenzen haar veeleer belemmerd hebben."
Wijten wij het al niet aan hunne onverdraag
zaamheid, maar aan partijtwist, dat de eerste
uitgaaf van Grotius' beroemdste werk te Parijs
gedrukt moest worden en waren niet de staten,
maar de toenmalige wachters op Sion's muren
oorzaak dat Balthazar Bekker tengevolge van
zijn Betoverde Weerelt van zijn predikambt
ontzet werd, zeker is het dat de Leviathan van
Hobbes verboden werd dat in 1669 de staten
een decreet uitvaardigden tegen zedenbe
dervende romansdat om niet meer voor
beelden te noemen, de materialistische
kwakzalver La Mettrie het land uitgejaagd en
zijn boek L'Homme Machine door beulshanden
verbrand werd. Vervolgd werden ook de
werken van Voltaire, de Lettres de la Montague
van Rousseau, wiens Emilemen schaamt zich
nu bijna het te vertellen, als een goddeloos,
schandelijk en heiligschennend boek, op straf
van duizend gulden boete, verboden werd.
Dit een en ander, dat als uitzondering op
een algemeenen toestand vermeld moest wordeD,
neemt echter niet weg dat.de republiek der
Vereenigde Nederlanden haar leven lang de
veiligheidsklep geweest is, waardoor de vrije
gedachte gelegenheid vond zich in de wereld
te verspreiden. Aardig zegt Louis Fortoul, dat
evenals op de Hollandsche werven schepen
werden gebouwd, die aan zeewaardigheid de
nationale eigenschappen van netheid en regel
maat paarden, zoo ook uit de drukkerijen van
een Elzevier, een Blaeu, een Jansonius en vele
anderen voortdurend boeken de wereld ingingen;
die door keurigheid van letter, band en papier
en door de zuiverheid van hun tekst dezelfde
eigenschappen als de Hollandsche zeekasteelen
vertoonden. De ondernemende geest onzer
uitgevers bedacht allerlei vormen om datgene,
wat tot dusver voor de geleerden bewaard was
gebleven, tot het gemeengoed der menschen te
maken. Getuige de uitgave der Grieksche en
Latijnsche klassieken in 12°, die men vroeger
nooit anders dan als schrikwekkende folianten
gezien had. De doctoren en professoren schrik
ten ervan. Maar het publiek schonk bijval
en aan de koene drukkers, de Elzeviers, profijt.
Dit wat den vorm betreft. De inhoud van
hetgeen de Hollandsche drukpersen in de
wereld verspreidden, laat zich niet noemen of
schatten, Galileï, Cartesius, Hobbes, Spinoza,
Bekker, Bayle, Voltaire, Rouseau, wij grijpen
slechts waar het toeval in de prijs-verhande-
lingen ons oog laat vallen. Alle beroemde
namen bijeen vertegenwoordigen echter slechts
een klein gedeelte van de beweging der geesten,
die door het middel van minder bekende boe
ken, vlugschriften, nieuwsbladen enz. op de
drukkerijen in ons land een weg vond om
zich te uiten.
Hoe kwam het nu dat deze weg hier open
en veilig was, niettegenstaande wij gezien heb
ben dat bij de staten-generaal de wil niet
gemist werd om hem door mijlpalen en wacht
posten af te zetten?
Ten deele lag dat aan hunne onmacht. De
heer Siccama herinnert aan onzen eigenaardigen
staatsvormeen gemeenebest van zeven zelf
standige staatjes, alle oprecht eendrachtig?
wij plaatsen hier een vraagteeken dat de
fchiijver, misschien uit vaderlandsliefde, in zijn
voor vreemden bestemd prijs-opstel achterwege
liet, in tijden van gevaar, maar anders ge
scheiden door allerlei naijver en vijandschap.
Geen centraal gezageene „hoogmogende"
vergadering van afgevaardigden, meerendeels
gekozen door vroedschappen, waarvan elke
zich als souverein beschouwde. Hierdoor kwam
het dat een verbod tegen een of ander boek
soms in de eene provincie gehandhaafd, maar
weinige uren van daar niet geteld werd.
Toen de staten in 1581, in het felst van den
tachtigjarigen oorlog, den stroom van pamfletten
zochten te breidelen door te bepalen dat voortaan
niets gedrukt zou mogen worden zonder verlof
der stedelijke overheid, weigerde de magistraat
van Leiden, door de leeraren der jeugdige
hoogeschool en hunne uitgevers opgestookt,
rondweg de hand te houden aan een voorschrift
dat zij toch geen kans zag uit te voeren. De
staten hielden vol, maar het bleef bij dreigen.
Ook kwam het voor, bij de periodieke verwis
seling der vroedschappen, dat een boek heden
tot de verboden, weinige jaren later lot de
geoorloofde werken behoorde.
Maar het zou onbillijk zijn, alleen door
machteloosheid te verklaren wat, indien er
werkelijk een sterke wil geweest was, toch wel
te onderdrukken zou zijn geweest, in een tijd
toen het gezag zooveel minder dan thans in de
keus zijner wapenen beperkt en de openbare
meening nog niet geboren, althans nog geen
erkende macht was. Niet voor niets echter
was de republiek de vrucht van een opstand,
die niet minder met de pen en het woord dan
met de wapenen gevoerd was. Vrijheid om
gevoelens te uiten, in strijd met die van de
machthebbenden der aarde, was voor de be
stuurders der republiek een bestanddeel van
de lucht, waarin zij, of hunne voorouders, op
gegroeid waren. Chassez le naturelil revient
au galop. Dat bleek ook hier. Al deden
„redenen van staat" of het vermeend belang
der zeden de staten soms naar de wapenen des
gezags grijpen, het was hun geen meenens.
Zij sloten de oogen voor het overtreden hunner
strengste verbodsbepalingen zij lieten toe dat
iemand, wien het niet aanstond, zich niet hield
aan hunne administratieve voorschriften, zooals
dat op ieder boek de naam van drukker of
uitgever en zijne woonplaats vermeld moest
worden. Hoe dikwijls ook daartoe aangezocht,
tot het instellen eener praeventieve censuur
hebben zij nooit willen besluiten. De strengste
hunner drukpers-verordeningen, die van 1608,
toen de persen letterlijk zwoegden onder een
stortvloed van schotschriften over binnen- en
buitenlandsche staatkunde, die de in- en uitwen
dige belangen des lands voortdurend in gevaar
brachten, eerbiedigde nog de persoonlijke vrij
heid der schrijvers en uitgevers.
Intusschen is hiermede nog niet volkomen
het verschijnsel opgehelderd, hoe in een tijd,
toen vrijheid van drukpers nergens een erkend
beginsel was, de regeerders onzer republiek,
welke persoonlijk niet gezegd kunnen worden
in dit opzicht hun tijd vooruit te zijn geweest
en meermalen bewijzen van het tegendeel
gegeven hebben, ondanks alle gevaren die
hunnen staat door de vrijmoedig- en vrijpostig
heid der pers dreigden, toch die vrijheid, zoo
niet rechtens erkend, dan toch feitelijk ge
handhaafd hebben. Tot nadere opheldering
hiervan moet op eenige bijzondere en algemeene
oorzaken het oog gevestigd worden, waarbij
zoowel de nauwkeurige aanwijzingen van den
heer Siccama als de wijsgeerige stellingen van
de heer Fortoul ons van dienst zullen wezen.
Wij hadden nooit het voorrecht meenden wp
te zetten, maar ons dunkt, dat woord is hierbij
niet op zijn plaats, en daarom houden wij ons
liever buiten elke beoordeeling door eenvoudig te
schrijven de gelegenheid om een minister van
financiën zijne millioenenspeech te hooren uit
spreken, maar naar onze meening moet die rede
voering onwillekeurig doen denken aan het luiden
van een kerkklok, zij het ook dat de laatste wel-
luidender misschien klinkt.
Het telkens herhaalde bom-bom vormt bet
hoofdmotief van de stem die de kerkgangers op
roeptin 's lands vergaderzaal laat de minister
slechts het eentoonig en toch zoo veelbeteekenend
woord hooren te kort.
Overal in de laatste jaren te kortis het wonder
dat er weinig variatie is in zulk een speech
alleen dan is hiervan sprake wanneer er quaestie
is van minder te kort en van plannen om de
deficits te dekken.
Dat klokje van te kort luidt reeds zoovele
jaren en men doet of men het niet hoort. Zal
het zoo lang blpven luiden totdat het over onze
financiën klinkt als de kerkklok bp eene begrafenis
Met hoeveel nauwgezetheid de minister Grobbée
dit jaar zijn overzicht heeft gegevenhoe zuinig
alles is opgemaakt, aan de ziekte onzer schatkist
kon hij toch geen einde maken.
Hp geeft daartoe middelen, deels bekende, deels
nieuwe, aan de hand.
Men kan ze in ons bijblad lezen.
De tabaksbelasting, wij zien haar nog niet in
gevoerd en, wat ons betreft, zijn wp naar die
invoering niet verlangend.
Een wijziging der zegelbelasting lacht ons even
min toe.
Maar wat wij wenschen kunnen wij evenmin
ver krijgen
En naar ons gevoelen zal hetzelfde klokje vrp
luid het volgend jaar blpven luiden, want de heeren
kamerleden zullen dit jaar allerminst tpd hebben
aandachtig naar zijn roepstem te hooren, en nog
minder gelegenheid om zich met een goede regeling
van het financieel vraagstuk bezig te houden.
Aan lust daartoe ontbreekt het hun anders niet
dat heeft het afgeloopen zittingjaar geleerd?
De tweede kamer heeft gisteren geen woord
gesproken over en geen bezwaar hoegenaamd
ingebracht tegen het voorstel der centrale sectie
om Maandag in de afdeelingen het wetsontwerp
betrekkelijk de herziening van art. 198 der
grondwet te behandelen.
Dat is een gunstig teeken en pleit voor onze
kamerleden.
Het bestuur der vereeniging tot bevordering van
goede voorstellingen op kunstgebied te Middelburg
heeft met het Eed, tooneel eene overeenkomst
gesloten tot het geven van vier tooneelvoorstel-
lingen in onzen schouwburg, en wel op vier
Donderdagen, n. 1. 2 Oct., 13 Nov. en 11 Dec.
van dit jaar en 5 Maart 1885.
Bp die voorstellingen zal echter alleen de
Rotterdamsche afdeeling der vereeniging