N» 217.
127* Jaargang.
1884.
Zaterdag
13 September.
Middelburg 12 September.
MABMOENB
Dit blad verschijnt dagelijks
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.8
Prijs per 3/m. franco f 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Gent.
Advertentiën* 20 Cent per regel:
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1 -7 regels 1,40
iedere regel meer f 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte
"FEUILLETON.
nooit.
ADOLPHUS SEGRAVE.
MIDDELBURGSiCHE COURANT.
Agenten zijn te VlissingenP. G. De Veij Mestdagh en Zoon, te GoesA. A. W. Bolland, te KruiningenF. Van der Peijl, te ZierikzeeA. C. De Mooij, te TholenW. A. Van Nieuwenhuijzen, en te Ter Neuzen A. Van der Peul Jz.
Hoofdagenten voor het Buitenland te Parijs en Londen, de Compagnie générale de Puhlicité étrangère G. L. Daube en Cie., John F. Jones opvolger.
Morgen is mijn Dichter jarig"
Galmt het schaatrend naar omhoog,
Ieder, dien hij heeft gezongen,
Zingt met opgewonden geest
Morgen, morgen is hij jarig,
Morgen viert hij vroolijk feest
Slaap en Tijd ik tart uw woede,
Die met zooveel geestdrift spot,
'k Droom nog voor mijn Dichter droomen,
Van het zaligst heilgenot.
Altijd droomen dwaze droomen -
Of hij iets aan droomen had
Juistmaar 'k bied hem al de wenscheu
In mijn droomen saamgevat.
De Genestbt.
Morgen zullen velen opgaan naar de grijze
bisschopstad om „een best schrijver en een
best mensch" te eerenvertrouwelijk hem de
hand te drukken of met eerbied en dankbaar
heid hem hulde te brengen.
Van heinde en ver zal men samenkomen om
zich te kwijten van een plicht dien wij, Neder
landers, tegenover een man als Beets hebben,
hem geluk te wenschen met de zeventigste
maal, dat hij den dag herdenken mag waarop
hij in Haarlem het levenslicht aanschouwde.
En wie Beets als professor niet mocht ken
nen wie hem niet waardeeren kan als prediker
wie hem nooit gadesloeg in zijn huiselijken
kring, waar de grootste deftigheid met de
meeste hartelijkheid gepaard gaat, die kent toch
Hildebranddie ons in zijn Camera Obscura den
grootsten schat op letterkundig gebied verschaf
te, rijk aan schetsen, getrouw naar de natuur ge-
teekend, vol van gevoel, vol van dien humor
en die scherts, zooals Beets zelf zegt dat zij
zijn moet:
Vroolijk, vriendlijk, en goedmoedig
En niet scherp, maar fijn;
't Lachje, dat zij op doet rijzen,
Zij nog wreed noch wrang;
Glimlachje op de lip der wijzen,
Kuiltje in poezle maagden wang.
Hildebrand zeventig jaar.
Hoevelen zullen er zijn die, niet in de
gelegenheid deel te nemen aan de hulde welke
men Beets te Utrecht brengen zal, zullen den
ken aan het voorrecht dat hem te beurt valt,
juist omdat hij de schrijver van de Camera
Obscuraiseen voorrecht dat wij hem allen
zoo van harte gunnen, met vreugde niet alleen
LXXVI.
Het spook gleed weer langs den rand van het
boschik wachtte even en reed er toen recht op
in, vast besloten om er zoo dicht mogelijk bij te
komen. Het paard bleef echter eensklaps staan
en wilde geen stap meer doen, keerde zich om
met een ruk, die mij bijna uit het zadel wierp en
holde in de tegenovergestelde richting voort. Zoodra
ik mijn paard weer eenigszins meester was, bracht
ik het op naar een ander punt aan den boschrand
en reed daar langs terug naar dezelfde plekmaar
het spook was verdwenen. Ik wachtte geduldig
of het ook zou terugkomen,'t geen tien minuten later
op een andere plaats gebeurde en ditmaal viel het
maanlicht er zoo helder op dat het een reuzen-
sneeuwpop geleek.
Nu beter voorbereid op de bewegingen van mijn
paard, liet ik het voelen dat weerstand niets
baatte en reed langzaam op mijn doel af, ofschoon
het even bang was als een onervaren jager voor
een leeuw. Het spook stond stil, als wachtte het
mij afmaar het paard bleef op twintig pas staan
en was niet verder te krijgenhet stond pal, doch
grilde als een riet.
maar ook met weemoed, omdat hij reeds zoo
gevorderd is op den levensweg.
Hildebrand is de naam, waarmee hij zich
een eerezuil stichtte in veler harten, in- en
zelts buiten zijn vaderland.
Maar laat ons den dichter, den gevoelvollen
mensch, met zijn rijk hart vooral wat goed is,
met zijn liefde voor het opkomend geslacht
niet vergeten op dien feestdag.
Ook met zijne gedichten zoowel als met zijn
standaardwerk toonde hij te streven naar het
geen zijn ideaal wasaan gansch ons volk te
willen behooren
Partijman wezen wil ik niet.
'k Wil aan geheel mijn volk behooren.
Mijn ernstig woordmijn vroolijk lied
Moet zijn voor aller hart en ooren.
Partijman wezen wil ik niet.
Zoo zong hij en dat doel heeft hij nooit uit
het oog verloren. Met volle recht kon daar
om zijn vriend Hasebroek hem toezingen
Gij werdt de dichter van uw volk,
Zijn lievelingsbard, zijn trouwste tolk,
Dien 't met zijn hulde omstraalde.
En welke verzen schonk hij. Niet alle even
mooi maar toch alle onberispelijk van vorm,
taalkenner als Beets is, van wien het alleen
te betreuren is geweest dat hij in Nederlandsche
taal en letterkunde geen professoraat bekleedde,
wat beter voor hem geweest zou zijn dan dat
in de godgeleerdheid.
Zoo gij mij boeien wilt en treffen
Door Poëzij
Zoo dwing mij 't oog omhoog te heffen
Zweef boven mij
Yan dichters wensch ik liefst te ontmoeten
't Gevleugeld soort
Beleefd wil ik ook de anderen groeten,
Maar pak mij voort.
Die eisch, door hem zeiven gesteld, verloor
hij nooit uit het oog. Men moge met hem
verschillen in godsdienstige opvatting zijne ge
dichten treffen ieder door de ernstige, waarlijk
christelijke opvatting die er uit spreekt.
Wie kent niet het heerlijk gedichtWanneer
de kinderen groot zijn
Hoe treft het door zijn waarheid, eenvoud
en door het aangrijpend slot
De kindren werden grooter,
En grooter, naar de rij.
Maar eer er een volwassen was,
Kwam daar alweer een bij.
„Wees welkom, vierde zoontje
Gij komt nog juist bij tijds;
Ook gij zult eenmaal groot zijn,
Gods grooten naam ten prijs
„Wie en wat zijt gij vroeg ik in het
Fransch, en het spook antwoordde met een grafstem:
„Ik ben de ziel uws broeders
Mijn toorn over dit brutale bedrog was zoo groot
en onweerstaanbaar dat ik zonder een oogenblik
beraad aanlegde en vuurde. Het spook slaakte
een kreet en verdween in het dichtst van het
woud. Ik reed schielijk terug naar den stal en
begaf mij toen naar mijn kamer, in de kalme
overtuiging dat wij nu spoedig zouden vernemen
wie het spook was en wat het te beduiden had.
LXXVII.
Den volgenden morgen vertelde Emil mij dat
Migeon door een wilddief ernstig aan den schouder
gewond was. Ik verwachtte dit bericht en het
eenige nieuws was de staat der wond. Ik hield
mij echter verwonderd en legde groote belang
stelling voor den patient aan den dag. Als Emil
al begreep wie zijn knecht gewond had, deed hij
om de een of andere reden, alsof hij het niet wist.
Ik ging niet bjj Migeon, doch bood aan om ter
stond naar Marmorne te rjjden en een dokter te
halen, 't geen Emil aannam.
Er was niet altijd een chirurgijn in het dorp,
maar nu was er een officier van gezondheid, die
bereid was om naar Boisvipère te rijden. Ik kon
hem niet vergezellen, daar ik Perrin verlangde te
zien, die te les Cliaumes bij zijn moeder was. Ik
wilde die oude vrouw niet in het vertrouwen
nemen en riep Perrin dus buiten de hut, vertelde
Wees niet bezorgduw moeder
Neemt u met blijdschap aan
Zij heeft er zooveel grootgebracht,
Het zal ook ditmaal gaan.
Ai mijdaar breekt op eenmaal
Dat dierbaar leven af
De kindren worden grooter
Maar op hun moeders graf.
En zoo bevat die rijke bundel dichtwerken
van Beets zoo menigen, bij velen minder beken
den schat, waarvan de vorm twist om den
voorrang met de schoone gedachten, die eruit
spreken.
Aan dien Beets, den vaderlandschen letter
kundige, die op zoo menig taalkundig congres
een lans brak voor onze taal, die, zooals Busken
Huet het noemt, „een zoo aanmerkelijk stuk
nationaal leven als ons in de Camera Obs
cura wordt geschonken tot een kunstwerk
heeft weten te kneden," en die door zijn werken
eenwig zal blijven voortleven, wil men morgen
hulde brengen.
Welk een voorrecht, want het is een zegen
in deze dagen van afscheiding, van verwijde
ring, van drijven, te mogen staren op zulk
een schouwspel.
En zouden wij dan geen groet zenden uit het
zuiden, en vooral uit ons gewest hem geen
blijk geven van onze sympathie
Wij weten het: aan belangstelling zal bet
uit Zeeland niet ontbreken, maar een wensch
uit aller naam hem brengen is slechts het doel
van de eenvoudige herinnering aan hetgeen
morgen te Utrecht geschiedt. Beets kent
Zeeland en menigeen herinnert hem zich nog
van het taalcongres, in Sept. 1872 te Middel
burg gehouden.
Hij wenschte ons gewest toen toe
Uw vette klei zij meer en meer
Met voedzaam goud beladen
Uw handel bloei, gelijk weleer,
Langa nieuw beproefde paden
De ronde Zeeuw verandre nooit
De Zeeuwsche zij zoo schoon als ooit;
En al wat Zeeuwsch ia toone
Den glans van 't Goede en 't Schoone
Die wensch van onzen Hildebrand mag ook
nu nog wel gehoord wordenhij kan een
prikkel wezen om steeds te trachten ouden
roem te handhaven, een goeden naam in eere
te houden.
En niets beter weten wij thans den jubilaris
toe te roepen dan den wensch, dien hij destijds
zijn gastheer op Overduin aanbood, maar met
wijziging van een paar woorden
hem alles van het spook en overtuigde hem dat
er niet veel kan3 op een nieuwe verschijning was.
Hij trad dus weer bij mij in dienst en beloofde
's avonds zijn werk te komen hervatten.
Ik reed alleen terug en ontmoette den officier
van gezondheid. »De wohd is zeer ernstig", zei
hij, „en zal waarschijnlijk blijken erger te zijn dan
zij- zich mi laat aanzien. Het is mij onmogelijk
den man op dien afstand te behandelen; hij moet
naar Marmorne gebracht worden en in de ambiu
lance bij de overige gewonden liggen, dan kan
hij behoorlijk verpleegd worden. Uw broeder
schjjnt hier sterk tegen te zjjnmaar ik heb er
op aangedrongen en zal eenige manschappen zen
den om den gewonde te halen."
- »Dit ongeval komt mijn broeder zeker zeer on
gelegen, daar Migeon zjjn eenige knecht is."
„Ja, dat zei hij, en hij gaf mij een boodschap
mee voor een zekeren Jean, die knecht bjj den
heer De Marmorne moet geweest zjjn, en Migeon
zou kunnen vervangen. Een ding interesseert mij.
Men zegt dat het schot van een wilddief komt*
En het is een kogelwond, waarschijnlijk een
pistoolschot. Stroopers schieten gewoonlijk met
hagelmaar in deze streek schijnen het brutale,
gevaarlijke kerels te zijn, die als roovers gewapend,
rondloopen."
„Ja, zij zijn heel gevaarlijk, zei ik droogjes.
LXXVIII.
Bij mijn terugkeer op het kasteel wachtte mij
weer wat nieuws.
»Lang en gelukkig leef de man,"
Roepe ieder duizend malen,
»Die ons zoo goed vereenen kan
En ons zoo schoon verhalen
M en telegrapheert ons
De Italiaansche matrozen der Nisero zijn in
vrijheid gesteld. De Radja van Tenom beloofde
ook andere gevangenen vrij te laten.
Door gedeputeerde staten van Zeeland zijn be
noemd als deskundigen voor de schatting der landen
in de calamiteuse polders of waterschappen de
heeren
J. De Vlieger, te Noordgouwe, voor den cal.
Burgh en Westlandpolder; R. Groeneveld De Kater,
te Noordgouwe, voor het cal. waterschap Nieuw-
Bommenede; Iman Bevelander, te Nieuwerkerk,
voer het cal. waterschap BruinisseP. J. Ampt,
te Oud-Vosmeer, voor het cal. waterschap Stave-
nisseA. Bierens, te St. Annaland, voor het cal.
waterschap Scherpenisse J. J. Van Weel, te Wol-
faartsdijk, voor den cal. Ooat-Bevelandpolder; C.
Caboort, te Kloetinge, voor den cal. Willem Anna-
polder; J. Oele Hz., te Kapelle, voor het cal.
waterschap Ellewoutsdjjk en den cal. polder
BorsseleG. J. Van de Linde, te Colijnsplaat, voor
den cal. polder Anna en VlieteJ. Sanders, te Sluis,
voor het cal. waterschap Tienhonderd en Zwarte
en den cal. AdornispolderJannis Erasmus, te
Cadzand, voor het cal. waterschap Oud en Jong
BreskensIz. Risseeuw AJz., te Zuidzande, voor
den cal. Hoofdplaatpolder P. P. Fruijtier, te Hon-
tinisse, voor de cal. polders Margaretha, Kleine Huis-
sens en EendragtA. IJzebaert, te St. Jansteen,
voor den cal. Stad Philippinepolder en P. Moes,
te Ter Neuzen,voor het cal. waterschap Walzoorden.
Bij kon. besluit is aan de na te noemen gemeen
ten tot eene behoorlijke inrichting jran baar lager
onderwijs eene subsidie verleer dNieuwvliet
van ƒ5400, Philippine van ƒ4600, St. Philipsland
van ƒ12.500, Retranehement van ƒ10.185 en
Westkapelle van ƒ5885.
Namens den koning is door den minister van
waterstaat enz. aan de Telefoon-vereeniging te
Middelburg tot wederopzeggens vergunning verleend
tot den aanleg en het gebruik van yoor publiek
verkeer bestemde electrische geleidingen in de
gemeente Middelburg.
(Zie laatste berichten van gisteren).
Blijkens ingekomen ambtsberichten zijn in het
tijdperk van vier weken, dat op 6 September jl.
geëindigd is, 7 gevallen van longziekte buiten den
afgesloten kring van het spoelingdistrict waar»
genomen, waarvan 5 te Roosteren (provincie Lim
burg) en 2 te Glinge (provincie Zeeland).
In de slachterijen binnen den kring bleken de
longen van 4 runderen, bij 4 veehouders, door
longziekte te zijn aangetast. Deze gevallen kwamen
in de weide voor.
Gedurende voormeld tijdperk werd afmaking
bevolen van 87 van longziekte verdachte runderen
sedert 1 Januari jl. van 2530,
Door het bestuurder vereeniging De Ambachts
school alhier was tegen gisteren avond eene bui
tengewone vergadering bijeengeroepen teneinde te
kunnen overgaan tot herziening der statuten. Het
bestuur had ondervonden dat de bestaande bepa«
lingen, indertijd ontleend aan de statuten van
Ik zei tot mijn broeder: a Wij kunnen het
toch niet geheel zonder bediende doen en dus heb
ik Perrin overgehaald om terug te komen."
Emil keek verbaasd over die stoutmoedigheid
en zei kortaf
„Het spijt mij dat gij dit gedaan hebt, zon
der mij te raadplegen. Ik wil hem niet in huis
hebben."
„Waarom niet
»Daar behoef ik u geen rekenschap van te
gevenmaar ik wil u wel zeggen dat zijne manieren
mij niet aanstaan."
»Gij behoeft niet met hem in aanraking te
komen, als gij niet wilt. Hij was voor mij een
goede knecht en ik heb hem terug genomen".
„Hij mag hier niet wonen".
»Dat is al heel vreemd. Mag ik, terwijl gij
mij toestaat mijne kamers hier in het kasteel te
behouden, niet voor mjjn eigen rekening een knecht
in dienst nemen, dien ik goed vind".
„Er kunnen geen tweo heeren in een huis
zijn. Boisvipère behoort aan rnjj".
(Wordt vervolgd),