N". 183 127® Jaargang. 1884. Dinsdag 5 Augustus. Nationale Militie. "•FEUILLETON. Middelburg 4 Augustus. MARMORNE Dit blad verschijnt dagelijks> met uitzondering van Zon- en Feestdagen: Prijs per 3/m. franco f 3,50: Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentiën* 20 Cent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1 -7 regels 1,S0 iedere regel meer f 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte Oproeping van verlofgangers der lieliting 1881. ADOLPHUS SEGRAVE. MIDDELBURGSCHE COURANT Agenten voor dit blad zijn te Vlissingen: P. G. De Veij Mestdagh, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: F. Van der Peijl, te Zierikzee: A. C. Da Mooij, te ThoienW. A. Van Nieuwenhuijzen, en te Ter Neuzen A. Van der Peijl Jz Hoofdagenten voor het Buitenland te Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube en Cie., John F. Jones opvolger. De burgemeester van Middelburg, gezien de circulaire van den commissaris des konings in deze provincie van den 17 Mei 1884, A n° 889/3e afdeeling (provinciaal blad n° 46), roept bij deze op de in deze gemeente wonende milicien-verlof gangers der lichting 1881, behoorende tot de 3e en 6e batterij en 2e trein-compagnie van het le regi ment leiil-trtii Icricom op den tijd en plaats als in de aan hen uit te reiken order is vermeld, tegenwoordig te zijn, voorzien van al de voorwerpen van kleeding en uitrusting, door hen bij bnn vertrek met groot verlof medegenomen, benevens van hun verlofpas, teneinde rechtstreeks naar hun korps te vertrekken. Zij moeten zich vooraf, en wel op "Woensdag den 13 Aug3 a., des voormiddags tusschen 10 en 11 uren, bij den burgemeester hunner woonplaats aanmelden, voorzien van hun verlofpas, ten einde de noodige biljetten, alsmede daggeld, indien zij dit verlangen en daarop recht hebben, te ontvangen. De verlofgangers, die op het bepaalde uur niet ter aflevering verschijnen, worden bij bun korps gestraft. Zij, die niet aan de oproeping voldoen, worden als deserteurs behandeld, terwijl degenen, die door ziekte verhinderd worden op den bepaalden dag onder de wapenen te komen, van die omstandig heid, onder overlegging van eene verklaring van den geneesheer, tijdig kennis behooren te geven aan den burgemeester. Na bun herstel vervoegen zij zich bij hun korps. Middelburg, den 4 Augustus 1884. De burgemeester voornoemd, F. ERMERINS, L. B. Men schrijft ons: Uw artikel, mijnheer de hoofdredacteur, omtrent de houding der Nederlandsche natie ten opzichte van de iWsero-quaestie, is volkomen juist. Die houding is diep treurig. Men liet de tegenwoor dige regeering maar haspelen en knoeien, zooals zij wilde. Men dacht als men nog dacht dat de vertegenwoordiging van het regeerend deel van ons volk wel zou weten te dirigeeren en te controleerenhelaas, slechts een paar stemmen gingen nog op in de woestijn van het laissez-faire. Zou die vertegenwoordiging dan zóo vervuld zijn met haar kleingeestig gekrakeel en geharrewar, dat zjj langzamerhand oor noch oog meer heeft zelfs voor zulke Nederlandsche belangen In plaats van, juist tegenover het bjjeengescharreld" ministerie de hand aan 't roer te houden, liet zij dat minsterie maar handelen. Onze natie begrijpt nog niet dat wij met zulk regeeren, vooral in Indië, noodwendig ten gronde moeten gaan. En onder die omstandigheden komt DOOR XX Fill. Mijnheer De Marmorne bleef niet langer dan tien dagen in de hoofdstad van het departement maar in al dien tijd hoorde of zag ik niets van de dames. Zoodra de oude heer terug was, werd ons verkeer weer levendig; doch ik bleef zelden langer dan een paar nachten logeeren. Ik vond het het be9t om te Boisvipère een kleine huis houding op te zetten. De vrouw van den huisbe waarder kookte heel goed en hield de drie kamers die ik bewoonde, netjes in orde, zoodat ik niet meer vrouwelijke bediening noodig had, maar ik moest een knecht hebben en dien vond ik in een stevigen, goedaardigen jongen, die voor alles te gebruiken scheen. Ik kocht twee rijpaarden en reed bijna eiken dag, 't geen mijn gestel zeer versterkte, en nu was de akelige indruk dien Boisvipère op mij gemaakt had ook bijna geheel geweken. Ik voelde er mij thuis en de eenzaam heid hinderde mij niet meer. Ik had mijne ver trekken laten schildereren en behangen en uit al de kamers de beste meubels daarheen laten bren gen. Mijnheer De Marmorne gaf mij een paar platen en zoo werd mijn woning tamelijk gezellig voor een geleerde. Ik zette een letterkundigen .arbeid op touw, die eenige maanden moest professor Brill in het laatste nommer van de Gids, ons vertellen: »Het is inderdaad niet ten onpas, dat iemand zich late hooren om aan Ne derlanders den roem hunner natie voor te houden." Bittere ironie van het toeval dat wij juist nu weder op dergelijke phrases onthaald wordenPreekjes, toosten en phrases hebben nu toch waarlijk lang genoeg ons politiek leven in en buiten de vertegenwoordiging in booge mate ziekelijk en slaperig gemaakt. In zooverre heeft dan ook Nederland, even als elk volk, het regeeringspersoneel dat het verdient. Meegaande en onderworpen aan de machtheb benden heeft ons volk slechts in zeer geringe mate het besef dat al die autoriteiten en autoriteitjes slechts bestaan ten behoeve van bet volk. Zeer terecht hebt gij, mijnbeer de hoofdredacteur, gezegd dat wij nog veel van onze naburen kunnen leeren op dat punt. Het is hoogst belachelijk en tevens diep treurig na te gaan hoe het Nederlandsch publiek bij al die autoriteitjes als niet bestaande wordt beschouwd; ieder dier autoriteitjes kijkt naar de oogen van het boven hem staand autori teitje, maar heeft de meest koninklijke minachting voor de publieke opinie. De dagbladpers, als de uiting daarvan, wordt eenvoudig genegeerd, getuige nog onlangs de dwaze houding van het gemeente bestuur te Delft. En in plaats dat die pers toen eenvoudig de Delftsche gebeurtenissen óok igno reerde, bepaalde zij zich tot een protest, alsof dit iets helpen zou. Wordt de houding van eenigen ambtenaar in de dagbladen afgekeurd, hij denkt er niet aan om zich zooals in het naburig België te rechtvaardigen. Wendt men zich beleefdelijk tot eenigen ambtenaar om inlich ting, velen antwoorden u eenvoudig niet. Ieder Nederlander beweert men is van nature aristocraat en uit zich in die hoedanigheid steeds in zijn kring of kringetje, ten nadeele van het algemeen Zie, mijnheer de hoofdredacteur, zoolang zoo danige ziekelijke toestanden voortduren; zoolang het publiek, als natie, zóo weinig gevoel van eigenwaarde bijjft bezitten en onverschillig blijft omtrent al wat »de heeren wijzen," onder welken naam en in welken vorm ook, zal waarachtige vooruitgang op politiek-sociaal gebied voor onze natie wel tot de vrome wenschen blijven behooren. Trouwens men weet dat Napoleon I van Nederland getuigdeLa Hollande n'est pas une nationmais une société honorable de marchands. De heer J. Fan Enst alhier had het voornemen heden middag in het kanaal eene proef te nemen met een door hem samengestelde watervelocipède. Wijl hem echter gebleken is dat het stuk werk nog eene kleine verandering moet ondergaan, is de proefneming uitgesteld. Wij waren in de gelegenheid de watervelocipède te zien en kunnen daarom melden dat het toestel, dat den naam Johanne Louise draagt duren en zoo bracht ik mijne stille uren zonder een zweem van verveling door. Doch nu en dan sloeg ik met genoegen mijn boek dicht om te paard naar Marmorne te rijden, over een weg die voor de ossenwagens, welke het hout vervoerden, gemaakt was, en dus ontoegankeljjk voor eenig ander rijtuig, XXIX. Het Engelsch spreken met Abeille werd hoe langer hoe aangenamer. Nu wij elkaar meer kenden, verbeterde ik hare fouten, ofschoon het mij speet dat ik daardoor niet langer haar eigen aardige uitdrukkingen hoorde. Tot mijn groote verbazing zei mijnheer De Marmorne op zekeren dag dat ik twee nieuwe leerlingen kreeg. Hjj had met Ada in stilte de grammaire bestudeerd in een oud boek, dat eon afschuwelijke uitspraak leerde zoodat ik moest beginnen met hen allerlei verkeerde aanwensela af te leeren. De volharding van den ouden man was waarlijk aandoenlijk, maar nog meer zijn nederigheid en gewilligheid. „Misschien ben ik een oude dwaas" zei hij «van op mjjn loeftjjd zoo ietB te willen leeren maar ik studeer zooveel andere dingen, dus waarom ook geen taal Mijn stelsel ia dat oude lui niets meer kunnen leeren omdat zij het afgewend zijn; maar ik ben mjjn heele leven blijven leeren en het valt mij dus volstrekt niet moeilijk. Op die wijs tracht ik mjj zelf te overtuigen dat het nog wel gaan zal. Ik begin dus bout weg en als ik het vóór mijn dood niet verder breng dan de be ginselen, dan hoop ik hier namaals mijne studies te mogen voortzetten." bestaat uit twee aan de voorzijde spits toeloopende houten kokers, 6.40 M. lang en 16.25 cM. dik deze twee kokers, elk door schotten in verschil lende afdeelingen verdeeld, zijn 0.96 M. van elk ander verwijderd en op 0.65 M. van het einde door koppelijzers aan elkaar verbonden. Te midden daarop vindt men, behalve een rooster en spatbord, een krukas, waarmede twee schepra deren in beweging gebracht worden in den vorm van de raderen eener gewone raderstoorabootvoor de krukas vindt men eene zitplaats voor twee personen, er achter de plaats voor den vélocipède- schipper. F oor dien laatste plaats is een toestel aange bracht, waarmede de schipper een onder bet midden van bet toestel aangebracht roer kan beweger. De inrichting van het roer nu moet worden gewijzigd. Het toestel is geheel en al met schroeven bearbeid en kan ten deele uit elkander genomen worden. Op de proefneming komen wij, wanneer ze heeft plaats gehad, terug. Het geheimzinnige, het mysterieuse trekt den mensch aan. Daaruit is het te verklaren, dat de heer Ernst Basch steeds zeker kan zijn van een dankbaar gestemd publiek. Wij behoeven den ook hier van vroeger bekenden „toovenaar" niet in te leiden maar wij moeten, naar aanleiding van de eerste voorstelling in den Schouwburg op Za terdag 11., verzekeren dat al zijne toeren wederom met eene onberispelijke wijze van uitvoeren ge paard gaan, en dat de heer Basch enkele zeer verrassende nieuwe nummers op zijn programma heeft gebracht; zoo die „rozenboom uit bet para dijs," waaraan men de heerlijkste rozen ziet te voorschijn komen; zoo die «vliegende danseres" die aan de meest fantastische tooversprookjes her innert. De heer Basch vertoonde ook de „caleidos copische galerjj", en eindigde met een schitterende «apotheose" van levende beelden. Doch al bekleedt de eigenaar van het Cagliostro- theater" eene groote plaats bij de voorstellingen, men moet verdacht zijn op nog andere verras singen. Tlie Clives doen wonderen met hunne beenen, armen, ja hunne ganscbe lichamenzjj schuiven en springen als alen zoo vlugen wringen zich in de onmogelijkste bochten, of zij vallen neer als zware blokken hout. Dit alles werkt bij menig een sterk op de lachspieren. Bovendien treedt er een jong meisje op, Ernestine Boucher, die misschien twaalf jaren oud is, en met veel handigheid reeds de viool weet te han- teeren. 't Was alleraardigst die kleine tengere vingertjes zich zoo vlug op de snaren te zien bewegen. Onwillekeurig vraagt men zich af, wat een kind met zooveel aanleg zou kunnen worden, indien niet van bet kleine boompje vóór den tijd vruchten gevraagd weiden. Om de altjjd aantrekkelijke werkzaamheden van den «duizendkunstenaar", en om de groote ver scheidenheid van het programma verdient het Cagliostro-theater in deze week een druk bezoek. Hij geloofde stellig dat hjj in het paradjjs goede bibliotheken en een onuitputteljjke bron van nieuwe kennis zou vinden. Het was ook zeer interessant om te zien hoe een talentvolle vrouw, gelijk Ada, die reeds zoo veel wist, zich beijverde om het droge werk der eerste taalstudies te doorworstelen. Geen moeite was haar te veelzij verried geen ongeduld, in éen woord, zjj verstond de kunst om te leeren en bezat een onwankelbaren vasten wil om vooruit te komen. XXX. In November zou Julius uit Londen vertrekken en Emil schreef mjj dat ik, als ik hem nog wilde zien, bet best deed met naar Engeland te koftien. Ik vond het wel vreemd dat dit verzoek niet van Julius zelf kwammaar verliet Boisvipère toch terstond en bereikte Londen in een paar dagen Mjjn vader had een huis te Ken gehuurd, omdat Julius daar de botanie bestudeerdezij hadden verscheiden maanden samen doorgebracht, die, zoo als zjj beiden gevoelden, wel voor goed de laatste zouden zjjn. Want ofschoon vader niet erger was dan in de laatste jaren, wist hij toch dat hjj steeds langzaam achteruit ging. Ik begaf mij regelrecht naar Ken, zonder bjj Emil aan te gaan. Julius was verwonderd van mjj te zien en bet eerst wat hjj zeide was dat hjj voornemens was geweest te Boisvipère afscheid van mjj te komen nemen. „Ik ga over Marseille en Egypte, over de Roode Zee naar de Oostkust van Afrika, en wilde op mjjn reis door Frankrjjk bjj u komen. Maar Wij gelooven dan ook V&bt, dat er telken avond meerderen zullen gaan genieten in den Schouwburg dan Zaterdagavond het geval was. Vlissingen, 3 Aug. 1884. Heden namiddag kwam alhier ter reede het Belgische stoomjacht Parlement Beige van Ostende, aan boord hebbende HH. MM. den koning en de koningin der Belgen. Na te zijn opgestoomd tot voorbjj de nieuwe spoor weghaven wendde bet jacht den steven en vertrok weder naar zee. Denzelfden dag kwamen alhier van 's Graven- hage aan de Fransche gezant, de hr. L. Legrand en echtgenoote, die, na een kort verbljjf te Middel burg en Flissingen, de reis naar Londen maakten met de stoomboot Prins van Oranje, van de stoomvaart-maatsü Zeeland. Yerseke, 4 Aug. Fan hier is aan den mi nister van waterstaat verzonden een verzoekschrift van vele oesterhandelaars en oesterkweekers om doorloopenden dagdienst van het telegraafkantoor gedurende 1 Sept.30 April. De adressanten wijzen op de uitgebreidheid van den handel, op het gering getal goederentreinen waarvan zjj gebruik kunnen maken, zoodat sluiting van het kantoor gedurende eenige uren dikwjjls een heelen dag vertraging in de uitvoering van ontvangen orders tengevolge heeft, en op de afge legenheid van het naaste spoorwegstation, waar door minstens een uur tusschen het ontvangen van een telegram en de uitvoering eener bestelling verloopt. De behoefte aan doorloopenden dagdienst is in derdaad geen hersenschim. Telkens nog is eene verbetering in de dienstregeling van ons telegraaf kantoor door eene aanzienljjke uitbreiding van bet telegraphisch verkeer gevolgd. Door de verbetering gedurende het vorige verzendingseizoen zjjn dan ook velen gebaat geweest, maar, omdat de ver zending naar zoovele landen geschiedt, was nog niet in aller behoeften voorzien. Het is daarom te hopen, dat de minister aan bovenbedoeld verzoek in het belang van dezen gewiebtigen handel zal kunnen voldoen. In zijne nieuwe aanschrijving aan ged. staten deelt de minister van binnenl. zaken mee dat, teneinde het overbrengen van cholera aan de landzjjde zooveel mogeljjk tegen te gaan, aan de chefs van grensstations der spoorwegen is opge dragen reizigers, die uit het buitenland aankomen en bjj wie zich cholerische verschjjnselen vertoo- nen, aan het station op te houden en den bur gemeester te waarschuwen, teneinde deze zorga dat zjj afgezonderd en verpleegd worden. Daarvoor is het noodig, dat zich in die gemeenten een inrichting bevinde voor afzondering en ver pleging van lijders aan een besmettelijke ziekte. De minister geeft daarom in overweging art. 7 der wet van 4 December 1872 op die gemeenten het is heel vriendeljjk van u dat gjj nog hier komt". Emil kwam 's avonds en verklaarde zjjn boodschap aan mjj door de dwaling waarin hjj verkeerde dat Julius rond de kaap de Goede Hoop zou zeilen. Hjj verontschuldigde zich bjj ons en ei dat ik mjj mjjn reis toch niet zou beklagen, daar ik Julius nu langer zag en mjjn vader tevens. Na dien tijd had Emil het te druk om veel bij ons te komen en al heel spoedig was de dag waarop het vertrek bepaald was aangebroken. Het spreekt van zelf dat ik Julius zou verge zellen tot Dy on en Emil beloofde dat hjj zich na de scheiding geheel aan sir Anthony zou wjjden. „Gjj zult waarschjjnljjk mijnbeer De Mar morne nog gaan zien," zei Emil tot Julius, waarop Sir Anthony aanmerkte dat hjj beter deed van nog een daglanger bjj zjjn ouden vader te big ven, als hjj nog tijd over had. „Het is waarschijnlijk de laatste, dien wjj samen doorbrengen, mijn jongen", zei bij droevig. Julius streed bljjkbaar met een hevige ontroering, terwjjl hjj antwoordde dat bjj heel bang was om de boot te Marseille niet te halen en waarschjjnljjk zeer vermoeid te Parijs zou komen. Spoortreinen vermoeiden hem altjjd erg en het was een groote rek door geheel Frankrijk. Emil vroeg in welk hotel wjj dachten te logeeren, en J alius zei dat wjj zooals gewoonl jjk bjj Menrice zouden afstappen. Eindelgk waren de toebereidselen voor het ver trek afgeloopen. De grooterc stukken der bagage waren vooruit gozonden, en twee Engelschen, die aan de expeditie zouden deelnemen, vertrokken met de rest. Mjjn broeder behield niets bjj zich dan een gewoon handkoffer. Wordt vervolgd^

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1884 | | pagina 1