MIDDELBURGSCHE COURANT 9 FEUILLETON. MAEMOENE BIJVOEGSEL Maandag 4 Augustus 1884, N°. 182. Middelburg 2 Augustus. Brieven uit de Hofstad. ADOLPHUS SEGRAVE. VAN DE VAN 1 Augustus 1884. De tegenstelling van een vorst en een „gewoon mensch" wekt wel eens den lachlust op, soms ook een zeker medelijden met het gevoel van onder worpenheid van hem, die zoo spreekt, bij enkelen zelf3 groote verontwaardiging. Toch zal ieder, zelfs de meest volbloed sociaaldemocraat, die in den laatsten tijd eenigszins opmerkzaam heeft rondgezien, moeten erkennen, dat versten werkelijk in sommige opzichten „buitengewone menschen" zijn. Niet altijd echter in den schoonsten zin van dat woord. Het is waar, dat vorsten dikwerf de stem van hun hart moeten smooren door den onverbiddelijken etiquette-dwang, doch waar dit niet noodig is bemerkt men bjj hen soms niets van de ingevingen van een gewoon menschenhart; het is alsof die dwang, welke soms aan die stem in het binnenste het zwijgen oplegt, een zekere ongevoeligheid heeft doen ontstaan, die den twijfel wettigt of een vorstenhart wel dat van een ge woon mensch" is gebleven. Toen gansch Neder land met verslagenheid de oogen richtte naar het paleis op den Kneuterdijk, waar prins Alexander pas den vorigen dag was gestorven, zag men prinses Hendrik op den drukken Zondagmiddag langs den veel bezochten ouden Scheveningschen weg een rijtoer in open victoria maken. Als het zware rouwgewaad niet van het tegendeel overtuigd had zou men geneigd zijn geweest te gelooven, dat haar de doodstijding van het aanstaand hoofd van het koningshuis, waartoe toch ook zjj door haar hnweljjk behoort, nog niet ter oore was gekomen. De vorstelijke étiquette schjjnt zich, in tegenstelling met die van een «gewoon mensch", niet te verzetten tegen die vertooning in het publiek nog geen vier en twintig uren na het stervensuur. Zoodra, na verloop van acht dagen, vooral met het oog op de vele vreemdelingen, de muziekuitvoeringen op Scheveningen weer aangevangen waren, reed dezelfde prinses gere geld 's avonds onder langs het terras heen en weer, als stond niet het ljjk van den prins van Oranje nog boven asrde. Laat een aanbehuwd tante van een gewoon mensch eens iets dergelijks doen, wat zou dit stof tot op- en aanmerkingen gevenOm de frissche lucht te genieten behoeft men zich toch ook niet op de drukste verzamelplaatsen van menschen te bewegen, onder de toonen eener opgewekte muziek. Een „gewoon mensch", die uit het buiten land terugkeert om zijn eenig overgebleven zoon ten grave te zien dragen, en die weet de geheele familie in zwaren rouw te zullen ontmoeten, zal zich wel wachten, al ware het alleen voor de wereld, in een licht grijs fantaisie-costuum uit den trein te stappen om de eerste betuigingen van deelneming te ontvangen. Niet alzoo een koning. Althans onze koning was op die wijze gekleed toen hjj met zijne in diepen rouw gehulde gemalin, de stiefmoeder van den doode, aan den arm, van de coupé naar de wacht kamer ging, daar op eene bij de droeve gebeurtenis passende wijze werd begroet door autoriteiten met teekenen van rouw voorzien, en verder ten nan- schouwe van eene groote volksmenigte, wier eerbiedige houding getuigde van medelijden met den koninklijke vader die zjjnjongsten en laatsten zoon heeft verloren, in een hofrijtuig plaats nam. De hof-étiquette brengt mede, dat ter gelegenheid DOOR XXIV. Ik kreeg vrjj dikwijls brieven van Emil die, als de eigenljjk beheerder van vaders fortuin, het recht had om in alle opzichten op de hoogte ge houden te worden van de werken, die wjj onder nomen hadden. Hjj vroeg dan ook naar onze manier van leven en ik verhaalde hem vrjj nauwkeurig hoe alles toe ging. Hjj vroeg her haaldelijk of Julius al in het boseh leefde en betuigde eenige bevreemding dat hjj zoo onbepaald te Marmorne bleef en zelfs geen hut gebouwd had Toor den winter. Kort daarna deelde hjj eensklaps mede dat hjj zelf naar Boisvipère kwam en een kamer in het kasteel verlangde. Hij verscheen drie dagen na zjjn brief en wel regelrecht te Boisvipère, zonder Marmorne aan te doen. Hjj kwam 's avonds aan en wjj dineerden om acht uur in de ouderwetsehe eetzaal. De vrouw van den huisbewaarder kookte mjjn eten en deed het op in het oude porcelein dat te Boisvipère te vinden was. Tot mjjn verbazing legde Emil een verregaande kieschheid aan den dag over het mis bruik maken der gastvrijheid van mjjnheer De Marmorne. Hij prees mjjn gevoel van betameljjk- van de begrafenis een maaltjjd wordt aangeboden aan de vertegenwoordigers daarbij van vreemde vorsten. Een vreemde étiquette voorwaar, die wel wat overeenstemming vertoont met de gewoonte der Zeeuwsche plattelands-bewoners, om een be grafenis-maal aan te rechten als gold het een bruiloft. Intusschen vordert misschien de beleefdheid tegenover vreemde mogendheden zulks. Een gewoon mensch" zou dan echter die vormelijke bjjeen- komst zoo spoedig mogeljjk doen afloopen en bljjde zjjn weder tot de kalme rust van zjjn huiskamer te kunnen terugkeeren. Het begrafenis-diner ten hove werd echter zeer gerekt en juist ditmaal werd niet de gewoonte gevolgd, die anders in de hofkringen wordt toegepast, om onmiddelljjk na het diner de koffie en de thee te doen aanbieden, waarna de gasten, of zooals ten paleize gebruikeljjk is, de gastheer spoedig heengaat. Neen, nadat men van tafel was opgestaan, bleef de koning nog twee en een half uur, zich een minzaam gastheer betoonende, te midden zjjner gasten vertoeven. Dit gebood nu toch de étiquette niet. Zou dan waarljjk het gemoed van Z. M. zoo tot gezelligen kout zjjn gestemd geweest Een «gewoon mensch" vat dit niet. Het is niet te verwonderen bjj den overvloed van paleizen, die de koninkljjke familie bezit doch waarom dan weer een nieuw aangekocht bjj Wageningen, alsof Het Loo, Soestdijk en Het Huis ten Bosch geen aangename en geschikte zomer- verbljjven waren dat het paleis van den over leden kroonprins zal worden verkocht. Een natuurljjk gevolg daarvan is ook de verkoop van het ameublement, dat immers niet geheel naar het paleis des konings kan worden overgebracht. Zoo handelt een «gewoon mensch" ook, doch wat een «gewoon mensch" zeker niet in publieke veiling zou brengen is de inhoud van den wjjn- kelder zjjns pas overleden zoonsdaarvoor zou in de gewelven onder 's konings paleis nog wel plaats te vinden zjjn. Op bevel van Z. M. zal echter ook de voorraad wijn van prins Alexander onder den hamer worden gebracht. Mjj dunkt, dat die verkoop zonder eenige nood- zakeljjkheid alleen strekken kan om voedsel te geven aan de bestaande meening, dat de verhou ding tusschen den koninklijken vader en zjjn zoon niet van de aangenaamste was. Die verkoop is als het ware een openljjke verklaring, dat Z. M. niets wenscht te bezitten van hetgeen zjjn zoon heeft nagelaten, welke verklaring nog wordt bevestigd door het feit, dat de koning de erfenis heeft verworpen. Naar het heet is dit geschied ten behoeve van prinses Wilhelmina, doch waarom deze reeds als klein kind zoo moet worden be voordeeld, misschien ten nadeele van een zoon, die nog kan geboren worden en dan als troonop volger meer onmiddelljjke behoefte aan rijkdom heeft dan ons prinsesje, is voor een „gewoon mensch" moeiljjk te begrjjpen. Als een «gewoon mensch" een droom heeft gehad, die, ware hjj werkeljjkheid, tot de be straffing van dezen of genen aanleiding zou moeten geven, vat hjj het gedroomde ook werkeljjk als zoodanig op, niet als iets wat inderdaad is voor gevallen. Indien een «gewoon mensch" droomt, dat zjjn knecht hem 's nachts heeft geslagen, zal hjj bjj het ontwaken zelf lachen om die wonder- ljjke werking der hersenen gedurende den slaap en er niet aan denken dien bediende onmiddelljjk te ontslaan. Maar een koning handelt anders. Hjj laat den vermeenden schuldige door een adjudant aanzeggen dat hem de dienst is opge zegd. Een koning schjjnt niet te bedenken, dat hetgeen hjj meent dat is geschied niets anders dan een droom kan zjjn. Welke lakei toch zal het in het hoofd krjjgen zjjn koning des nachts een pak Blaag te gaan toedienen, en welke koning zou hem rustig laten begaan, geen alarm maken, laat staan niet een sabel tot zelfverdediging opnemen, maar kalm wachten tot den volgenden morgen om dan strafgericht te houden? Zou een «gewoon mensch" dan ook niet voor overtuiging vatbaar zjjn als hem het onmogeljjke van hetgeen hjj meent dat is voorgevallen wordt aangetoond Of heeft misschien alleen een „gewoon mensch'' het voorrecht op mogeljjke dwalingen, op parten, die de slaap hem speelt, te worden gewezen heid dat ik een kamer te Boisvipère had genomen. Hjj gaf toe dat het geen zeer vrooljjk verbljjfwas» maar het behoorde ons toe en het paste mjj beter om dit te gebruiken dan om altjjd onzen vrienden tot last te zjjn. „Waarom zou Julius niet bjj ons komen?" vroeg hjj. «Als wjj met ons drieën hier waren zou het veel beter uit te houden zjjn." Ofschoon ik Emil verteld had dat mjjnheer De Marmorne met Julius op een geologische expeditie uit was, ging hjj den volgenden morgen toch naar Marmorne en vroeg niet of ik medeging: hjj gaf mjj zelfs te kennen dat ik beter deed met mjj naar het nieuwe meer te begeven. Ik weet niet wat er gedurende zjjn bezoek voorviel, maar daal de dames thuis waren, 't geen hjj vooruit wist, was het waarschjjnljjk dat hjj in haar gezelschap belooning genoeg zou vinden voor zjjne wandeling. Toen hjj 's avonds terugkeerde merkte ik echter een wolk op zjjn gelaat die iets ergers uitdrukte dan eenvoudig knorrigheid en hjj sprak met sar castische strengheid over onzen broeder, „Julius kwam hier om in de bosschen gebrek te lijden en zich voor te bereiden op zjjne reis zjjn manier van gebrek te ljjden bestaat in weken achtereen bjj dien gastvrjjen ouden heer te bljjven hangen. Hjj heeft niet de minste geestkracht en is besluiteloos. Ik geloof dat hjj die heele groote expeditie opgegeven heeft." „Nu Emil, als dat zoo is, zal niemand het betreuren, denk ik. Vader zal zeker heel bljj zjjn en gjj zelf hebt nooit iets ten gunste van zijn voornemen gezegd." Maar laten wjj thans de gewone en niet ge wone menschen laten rusten en tot ernstiger zaken overgaan, tot buitengewone aangelegenheden, die thans de beide kamers der staten-generaal ver vullen. Terwijl ik dit schrjjf wordt waarschijnlijk het wetsontwerp, houdende benoeming van H. M. koningin Emma tot regentes, door de vereenigde kamers aangenomen. Hiermede is éen der twee allernoodzakeljjkste voorzieningen, met het oog op onverhoopte omstandigheden, genomen, en zeker in den geest der natie, die zelve reeds dadeljjk onze jonge, maar begaafde en beminde koningin aanwees als degene, die de teugels van het bewind bjj het overljjden van haren gemaal behoort over te nemen. Dat door enkele leden een balletje werd opgeworpen van de meerdere wenscheljjkheid dat een man daartoe zou geroepen worden, staat in verband met hetgeen ik vroeger mededeelde omtrent het verlangen van een paar staatslieden, om zelf eenmaal de drager van het koninkljjk gezag te worden. Dat men werkeljjk een geheel Duitsehen vorst zou verkiezen boven de niet alleen wetteljjk maar ook feiteljjk Nederlandsche gewor den vorstin van Waldeck-Pyrmont, is toch niet wel aan te nemen. De andere dringende voorziening is de wijziging van art. 198 der grondwet, hetwelk verandering der hoogste staatswet gedurende een regentschap verbiedt. In mjjn voorlaatsten brief meldde ik dat daarover door de regeering ernstig werd gedacht, en inderdaad is nu een wetsvoorstel tot opheffing van dat verbod reeds bjj den raad van state aan hangig. Binnen kort zullen wjj dus eene ontbinding der beide kamers beleven, want dat het voorstel in beginsel niet de goedkeuring der staten-generaal zal wegdragen, behoeft men niet te vreezen. Mjjne mededeeling in mjjn laatsten brief, dat jjverig werd gewerkt ook aan de wet tot regeling der voogdjj over onze minderjarige troonsopvolgster, is thans door den heer Heemskerk officieel beves tigd. De minister verklaarde immers bjj de aan bieding van het wetsontwerp voor het regentschap, dat de voorbereiding van zoodanig voorstel reeds ver gevorderd was. Wie de als voogden aan te wjjzen personen zjjn zullen schjjnt nog een diep geheim, althans voor zoover zjj niet door hun betrekkingen van zelf zjjn aangewezen. De enkele namen, die reeds eenigen tjjd geleden genoemd zjjn, zullen dan ook wel niet misgeraden zjjn. Het zou in dezen drukken tjjd der regeering niet kwaljjk te nemen zjjn, dat zjj aan hare beslomme ringen zooveel mogeljjk spoedig een einde maakt, indien die niet juist zulke gewichtige belangen golden als die bjj de M.sero-quaestie betrokken, Deze zjjn te gewichtig om uit gemakzucht of om des lieven vredes wille de zaak te beëindigen, geljjk nu is geschied. Onze met Engeland gemeen- schappeljjke zending aan den radjah van Tenom, onzen vasal die met Engeland niets uitstaande heeft, onze gezamenljjke bedreiging om in veree- niging geweld te gebruiken op ons grondgebied, de beloften onzerzjjds aan den oproermaker en zeeroover gedaan, maken de oplossing van het geschil met Engeland niet tot de meest gewenschte. Als het geineenschappeljjk optreden noodig was, om den radjah te doen inzien dat hjj van Engeland geen hulp te wachten heeft, dan had men, geloof ik, dat doel ook wel langs anderen weg kunnen bereiken. Die eensgezindheid der beide eerste koloniale mogendheden zou hem evengoed aan het verstand zjjn gebracht, indien Nederland alleen bet ultimatum had gesteld, en Engeland gelijk tijdig tot den radjah den dringenden raad had gericht om zich te onderwerpen, daar hjj anders het ergste van Nederland, met volkomen goedvinden van Enge land zou te vreezen hebben. Had hjj daarop niet toe gegeven dan zou ons dapper Indisch leger alleen, zon der vreemden bjjstand, zeker wel evengoed in staat zjjn geweest hem te tuchtigen als een vereenigde krjjgsmacht. Indien wjj alleen niet tegen hem op gewassen zjjn, de hulp van Engeland zal daartegen niet baten. De gezamenljjke macht zal toch niet zóo groot zjjn, dat wjj die niet alleen zouden hebben kunnen ontwikkelen, en de bedreiging met dat bondgenootschap zal den radjah niet meer afschrikken dan ons zelfstandig optreden. Door zoo te handelen hadden wjj ten minste niet den schijn op ons geladen van ons gezag niet meer „Zeker niet zoolang het een los voornemen was. Maar nu het bekend gemaakt is aan alle menschen die wij kennen en in de couranten be praat, is zjjn eer ermede gemoeid. Hjj kan zich niet met fatsoen terugtrekken. Hjj heeft er zjjn beroep voor vaarwel gezegd. Als hjj er nu voor terugdeinst zal hjj er een besluitelooze dwaas geljjken. Waarom heeft hjj ooit den dienst ver laten? Als een man zelf zoo weinig vastheid van wil heeft, is de beste betrekking voor hem, die waarbjj hjj slechts te gehoorzamen heeft." Zoo praatte hjj nog geruimen tjjd voort en het was te voorzien dat hjj, zoodra de gelegenheid zich voordeed, hetzelfde tot Julius zou zeggen. XXV. Toen mjjnheer De Marmorne terug was kregen Emil en ik een vriendeljjke uitnoodiging om te komen eten. Hjj beknorde ons dat wjj te Boisvi père woonden en hield vol dat er een geheime oorzaak moest zjjn voor zulk een onverklaarbaar gedrag. „Monsieur Emil'' zei hjj „had zeker in de diepte der bosschen een verboden liefde, een liaison die hfi bjj zjjn vroeger bezoek had aangeknoopt en welke hjj nu, door een onuitwisbaar souvenir, gedwongen was te hernieuwen." Dan weer be weerde hjj de schoone tooverfee ontdekt te hebben, een bjjzonder leeljjk oud wjjf, dat hout sprokkelde in de bosschen en in een hutje aan den zoom woonde. Emil nam die plagerjj zeer goed op en beantwoordde haar met een handige nabootsing alleen te kunnen handhaven, waarvan anderen in den Indischen archipel misschien partjj zullen trekken. En hadden wjj Engeland op beslister toon het recht ontzegd zich met onze eigen zaken in te laten, wjj hadden zeker op anderer steun bjj die fiere, doch volkome gewettigde houding kunnen rekenen. En dan zou waarschjjnljjk ook die ergerljjke belofte niet van ons zjjn afgeperst om aan ons vjjandeljjke havens open te stellen tot invoer ook van wapenen en ammunitie. Die open stelling zal ons later, als Atjeh goed van aü&dei oorlogsbehoeften door de Engelsche kooplui zal voorzien zjjn, en dus het belang voor den radjah om ons gezag te bljjven erkennen en eer biedigen in de wenscheljjkheid om ons te beoor logen is verkeerd, wellicht duur te staan komen. Maar het ergste van de zaak is vooreerst dat Engeland van nu af weet, dat het doen gelden van zjjn werkeljjke of beweerde belangen voldoende is om ons naar zjjn wil te doen optreden, en dat het slechts een zjj het ook vriendschappeljjk klin kenden, hoogen toon heeft aan te slaan om zich een deel van onze souvereine macht te zien over dragen, en ten andere dat door het tegenwoordig bondgenootschap bjj de Indische bevolking het vermoeden zal worden gewekt, dat Nederland machteloos is tegenover opstandelingen in zjjne overzeesche bezittingen. Met ingang van 4 dezer wordt te Philippine een rjjkstelegraafkantoor met beperkten dagdienst, ingericht voor telephoondienst, voor het algemeen verkeer geopend. De diensturen zjjn geregeld als volgtop werk dagen van 9 tot 11 uren voor- en van 4 tot 6 uren namiddags; op Zon- en feestdagen van 4 tot 5 uren namiddags. Op het verkeer van dit kantoor met alle overige telegraafkantoren in Nederland is het gewone ta rief van toepassing. Wolfaartsdijk, 1 Aug. Toen 12 Juli jl. alhier het telephoonkantoor werd geopend vond menigeen het bespotteljjk eene gemeente als de onze in het telegraafnet op te nemendaarom verdient het vermelding, dat sints dien dag 74 be richten behandeld werden. Nog al te veel aanzienljjke plattelands gemeenten in Zeeland zjjn verstoken van de voordeelen en het groote gemak, die de electrische gemeenschap oplevert. Onwillekeurig denkt men hier aan Heinkenszand. De telephoon toch, die de gemeenten slechts weinig bezwaart en voor de ingezetenen een groot gerief oplevert, kan geen uitbreiding genoeg vinden. Overal heeft men een postambtenaar die voor eene betrekkeljjk geringe vergoeding wel bereid zal gevonden worden tegeljjk den telephoondienst waar te nemen. Het voorbeeld van deze gemeente kan wellicht menig bestuur van andere plaatsen opwekken dit na te volgen. Coljjnsplaat schijnt reeds dien weg te willen inslaanvoor die gemeente is een telephoon zeker wel van groot belang. De heer J. A. F. Damme, commies der posterjjen, zal zjjne functie uitoefenen te 's Gravenhage. Behalve dat, zooals wjj gisteren reeds meldden, den heer Ch. Rochussen ter gelegenheid van zjjn 70ett jaardag een marmeren buste aangeboden werd, heeft eene commissie uit zjjne vereerders te Rot terdam den heer De Josselin de Jong uitgenoodigd het portret van den kunstenaar te maken. Door onvoorziene omstandigheden is de schilderjj, een kniestuk meer dan levensgroot, niet op tjjd gereed kunnen komen. Daar de heer Rochussen om zjjne een weinig geschokte gezondheid eenige dagen geleden Rot terdam verlaten moest, werd hem door de com missie, ook namens de overige deelnemers, een harteljjken gelukwensch met zjjn zeventigsten geboortedag schrifteljjk toegezonden, de hoop uitdrukkende dat hjj nog vele jaren gespaard moge bljjven voor het vaderland en de kunst. Dien brief vergezelde een album, de portretten en namen der Fransche luchthartigheid. Niets trof mjj meer dan het gemak waarmede Emil zich als een Franschman aanstelde. Zjjne Fransche manieren waren zoo echt, dat ik mjj afvroeg of die de aangenomen waren of wel de Engelsche. Mogeljjk was de ware oplossing dat zjj beide aangenomen waren. Zjjn omgang met Julius, terwjjl hjj in tegen woordigheid van mjjnheer de Marmorne Fransch sprak, was broederljjk. Hjj betuigde zjjn bljjd- schap dat, naar hjj merkte, de Afrikaansche tocht opgegeven was «een tocht", voegde hjj er bjj, „die hoe voorzichtig ook geleid (en hjj twjjfelde niet of Julius zou zulk een expeditie met groote omzichtigheid leiden) altjjd uiterst gevaarljjk moest zjjn. Het zou voor mjjn vader een heele rust zjjn als hjj wist dat dit denkbeeld opgegeven was." Julius, die minder vlot Fransch sprak dan Emil en lang niet zoo over de fijne nuances der Fran sche taal kon beschikken, zei tameljjk kortaf dat de expeditie volstrekt niet opgegeven, niet eens uitgesteld was. Hierop stelde Emil zich verbaasd aan, ja toonde zelfs leedwezen. «Ziende dat Julius niet in het bosch kampeerde had hjj be grepen dat hjj van plan veranderd was. Misschien was het echter beter om niet over het bosch te denkenhet had den naam van gevaarljjk te zjjn er waren nog veel slangen in en al» Julius zjjn verblijf tot den winter rekte kon hjj wel eens last van wolven krjjgen. Het wa» reel wjjzer om te Marmorne te bljjven en gebruik te maken van

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1884 | | pagina 5