N° 179. 127e Jaargang. 1884. 31?Juli. Donderdag Middelburg 30 Juli. Dit blad verschijnt dagelijks^ met uitzondering van Zon- en Feestdagen; Prijs per 3/m. franco f 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cents Advertentiërr 20 Cent per regel: Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1 -7 regel» 1,10 iedere regel meer f 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte: Jaardag van H. M. de koningin. MIDDELilRGSCHS COURANT. Agenten voor dit blad zijn te VlissingenP. G. »e Veij Mestdagh, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: F. van der Peijl, te Zierikzee: A. C. de Mooij, te TholenW. A. van Nieuwenhdijzen, en te Ter Neuzen A. van der Peul Jz Hoofdagenten voor het Buitenland te Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daubb en Cie., John F. Jones opvolger De burgemeester en wethouders van Middelburg, gelet op de verordening van algemeene plaatselijke politie, maken bekend dat, ter gelegenheid van den verjaardag van H. M. de koningin op den 2en Augustus a. s., het afsteken van vuurwerken zal geoorloofd zijn en wel, wegens de op de Groote Markt te houden jaarmarkt, op het exercitieplein, bij uitsluiting van alle andere plaatsen, erf zulks van 8 tot li uren des avonds, alsmede dat het verkoopen van vuurwerken eveneens tot 11 uren des avonds zal worden toegestaan. Middelburg, den 25 Juli 1884. De burgemeester en wethouders voornoemd, F. ERMERINS, L. B. De secretaris, G. N. DE STOPPELAAR. De uitslag der in het district Haarlem gehouden herstemming voor een lid der tweede kamer vacature-Mirandolle is dat de heer Jacoli Duijvis gekozen werd met 1023 stemmen, tegen 639 op mr J. Kappeyne van de Coppello. Bij de eerste stemming verkreeg de heer Duijvis 786 en mr J. Kappeyne 580 stemmen. Er is ditmaal minder gestemd dan veertien dagen geleden. Toen brachten 1940, Dinsdag 11. 1713 kiezers hun stem uit. De tegenpartij heeft zich gedeeltelijk onthouden, doch hare aanhangers die stemden hebben hoogst waarschijnlijk den heer Duijvis gekozen. Volgens mededeeling, gisteren in het Britsche lagerhuis door de regeering gedaan, had de radjah van Tenom reeds voor langen tijd zijne formeele onderwerping aan de Nederlandsche regeering onderteekend. Thans had hij als een der voorwaarden van het staken der rebellie de opening zijner havens gesteld. De blokkade was een oorlogsmaatregel van Nederland, en wanneer Engeland geen operatie ter zee en geen schending van het Nederlandsche gebied door middel eener gewapende expeditie in het binnenland wilde, dan bleef er voor Engeland geene andere politiek over dan die thans gevolgd is, en deze zal waarschijn lijk eene bevredigende schikking ten gevolge hebben. Daar de voornaamste eisch van den radjah thans ingewilligd wordt, zal hij de gevangenen wel vrijlaten en alzoo de Engelsche regeering ontheffen van de noodzakeljjkheid, waarin zjj zich anders zou bevinden, om gemeenschappelijk met Nederland eene gewapende expeditie uit te zenden tot bevrijding der gevangenen en tot bestraffing van den radjah. De regeering van het vereenigd koningrijk zal nu nogmaals geinterpelleerd worden. De onver moeide interpellant Storey zal dan in 't licht stellen, boe eerst het leven van vier der gevangenen door de werkeloosheid der regeering opgeofferd is, en hoe later door eene verkeerde inwerking het leven der overige gevangenen in gevaar werd gebracht. Onze regeering heeft weêr eenige stukken open baar gemaakt. Voor een blad als het onze is het niet mogelijk die in hun geheel op te nemen; TrouwenB zij brengen niets nieuws aan het licht; het standpunt, dat thans is aangenomen, wordt echter nader toegelicht. Wij ontleenen daaromtrent aan het Vad. het volgende. Bjj schrjjven van 21 Juli verklaarde onze regee ring dat zij haar vroeger aanbod van 100.000 voor de vrijlating der gevangenen handhaaft, maar dat zij die som ook zal uitkeeren aan iedereen, die haar de gevangenen uitlevert, en dat zonder rekening te houden met den persoon, aan wien zij hun vrijheid zullen verschuldigd zijn, of met de wijze, waarop hun bevrijding zal verkregen worden. Verder werd erop gewezen dat na de vrijlating der gevangenen de havens zullen geopend worden voor den handel en niet voor vrijheid van handel", zooals lord Granville schreef. In dien geest deed zij een voorstel, luidende »De Nederlandsche regeering zal de blokkade opheffen, die zij heeft ingesteld, ten einde de bevrijding der gevangenen te verkrijgen. Zij zal daarenboven aan dengene, die haar de gevangenen zal uitleveren, de som uitkeeren, die reeds vroeger door den gouverneur van Atjeh is aangeboden;" Daartegen had de Engelsche regeering bezwaar. Zij aehtte het onmisbaar, dat de geheele overeen komst in de instructie zal worden opgenomen en ook dat de radjah zal onderricht worden, dat, als hij den eisch der beide regeeringen toestaat en zich aan het Nederlandsche gezag onderwerpt, niet alleen de blokkade zal worden opgeheven, maar ook vrijheid van handel zal worden toege staan in zijn havens, zoolang hij niet weder als rebel optreedt. De Engelsche regeering hoopte nu, dat de Nederlandsche haar goedkeuring zou hechten aan de volgende redactie van het bewuste art. 2 Indien de radjah toegeeft en zich aan het Nederlandsch gouvernement onderwerpt, zal de blokkade van zijn havens worden opgeheven en vrjjheid van handel gehandhaafd, tenzij hij weder in verzet komt. De Nederlandsche regeering zal ook voor de bevrijding der gevangenen de vroeger aangeboden som van 100.000 betalen." De betaling aan den radjah was, volgens het oordeel van lord Granville, uitdrukkelijk overeen gekomen. In zijn antwoord hierop herinnerde onze minister van buitenlandsche zaken aan den tekst der over eenkomst. Daarin was de sommatie aan den radjah met de bedreiging van tuchtiging door de twee mogendheden de hoofdzaak van het voorgesteld gemeenschappelijk optreden; slechts in de tweede plaats zou het ultimatum op de wijze, die het aangenaamst zou zijn aan de Neder landsche regeering, er bijvoegen, dat in geval van voldoening aan het ultimatum van den radjah, zijn havens opnieuw voor den handel zouden geopend worden. Ook werd in die overeenkomst door de Engelsche regeering van het geld ge sproken als in een onderstelling dat, indien dit noodig mocht zijn, de Nederlandsche regeering het aanbod van den eenmaal aangeboden losprijs zou gestand doen. De woorden vrijheid van handel" kwamen in die overeenkomst niet voor er was slechts sprake van »weder openen voor den handel". Er was ook geen sprake van een mededeeling aan den radjah, zooals de Engelsche regeering wilen niets in de akte van overeenkomst deed denken aan een collectieve verantwoordelijkheid van de beide regeeringen tegenover den radjah, ten aanzien van de vervulling dezer belofte. De minister schreef voorts, dat het voorstel van een gemeenschappelijke handeling, door de Engelsche regeering aan de Nederlandsche gedaan, niet nagelaten heeft ernstige tegenwerpingen op te wekken in den boezem van het kabinet van 's Gravenhage, maar dat het ten slotte in de gegeven omstandigheden aan de regeering voor kwam, dat dergelijke handeling kan worden toegelaten", en dat een onderneming uit vrije overeenstemming van de beide koloniale mogend heden een heilzamen invloed kon uitoefenen op de koloniale aangelegenheden in Azië. De minister herinnerde overigens aan art. 5 van het tractaat van 1824 betreffende de wederzijdsche verplichting om in de Indische zeeën de zeerooverjjen tegen te gaan. Onze regeering verklaarde tevens niet te kun nen goedkeuren eene kennisgeving aan den radjah die tegenover deze een collectieve verantwoorde lijkheid van de beide regeeringen omvat voor de vervulling van een belofte, welke wij hem ten aanzien van zijn havens zouden doen. Dit zou overeenkomen met hem het verschiet te openen, dat hij op de bemiddeling van de Engelsche regeering een beroep zou kunnen doen, telkenmale dat hij daden van rebellie zou plegen tegen de Nederlandsche regeering, welke daden door de sluiting van zijn havens gestraft zouden worden. Op verschillende gronden stelde de regeering daarom voor weg te laten de woorden vrijheid van handel", die op dubbelzinnige wijze verklaard kunnen worden. Die woorden toch zouden de onderstelling kunnen wettigen dat de maatregelen, door de regeering elders noodig geacht om den invoer te beletten van oorlogswapenen, munitie en contrabande niet meer op de kust van Tenom toepasselijk zouden zijn. De havens van Tenom kunnen slechts open blijven voor den deerlijken handel, die is toegelaten voor de andere havens van Atjeh, waar de orde heerscht. Ook handhaafde de minister zijn voorstel om de 100,000 te geven aan dengene, die de gevangenen zal uitleveren, en stelde de minister deze redactie van art. 2 voor Indien de Radjah toegeeft en zich Onderwerpt aan het Nederlandsch Gouvernement, zal dit de blokkade van zijn havens opheffen en toestaan weder handel te drjjven, tenzij hij weder als rebel optreedt. De Nederlandsche regeering zal ook voor de bevrijding van de gevangenen aan den persoon, die hen bevrijdt, de vroeger aangeboden som van 100,000 betalen." De Engelsche regeering verklaarde zich, na eene kleine wijziging, met die redactie te ver eenigen. Dientengevolge luidde deze bepaling thans Indien de Radjah den eisch toegeeft en zich onderwerpt aan de Nederlandsche regeering, zal deze regeering de blokkade van zijn havens op heffen, die weder voor den handel zullen geopend worden, tenzij hij wederom in rebellie komt. Enz." Met ingang van 1 Sept. zijn bij de rijkstelegraaf verplaatst de heeren L. F. Smeltzer, telegrafist le kl., van Rozendaal naar Middelburg en P. Bruggeman, telegrafist 2e kl., van Middelburg naar Rozendaal. Yrjjdagavond te 7 uren geeft het muziekkorps der dienstd. schutterij op het Molenwater eene openbare uitvoering. Het programma is samen gesteld als volgtMarsch; Wals, LabitzkyIk ken een lied, de MolFantaisie uit de opera la Favorite DonizettiFrühlings Erwachen, E. BachMa zurka, Sahan; Potpourri uit de opera Martha, FlotowMarsch. Borssele, 30 Juli. Aanstaanden Maandag zal door den dijkraad voor de waterkeering van het calamiteuse waterschap Ellewoutsdijk-Borssele eene vergadering worden gehouden ter benoeming van een of twee deskundigen als schatters der onzuivere opbrengst van de calamiteuse polder- gronden ten behoeve der regeling van het dijk- geschot, dat als bijdrage in de kosten der zeewering en oeververdediging gedurende de tien volgende jaren moet worden opgebracht. In 1874 werden twee deskundigen benoemd nl. een voor Ellewoutsdijk en een voor Borssele, respectievelijk wonende in de gemeenten van die namen. Nu geen medebestuurder of belanghebbende bij de schatting meer verkiesbaar is, zal de keuze moeten vallen op een of meer personen, die buiten het waterschap en den polder woonachtig zijn. De vorige commissiën van schatting bestonden uit de heeren J. M. Kakebeeke te Goes, G. De Jager en A. Weststrate, beiden te Ellewoutsdijk, voor bet waterschap, en uit de heeren J. M. Kakebeeke voormeld, Iz. Rottier en A. Van Overbeeke, beiden te Borssele, voor den polder. Ter Keoien, 29 Juli. Gisterenmorgen is weder eene oeverafschuiving ontstaan aan den calamiteusen Nieuwen Neuzen polder en wel langs de Wester-Schelde, even beoosten de afschuiving van 12 dezer. Deze afsohuiving sleepte in den val mede gedeelten van 2 rjjshoofden en gedeelten van 3 zinkstukken, benevens een geheel kraag stukje, allen werken in de laatste drie jaren aangebracht De kortste afstand van den rand der afschui ving tot den dijksteen is ongeveer 50 M. De grootste lengte der afschuiving is 200 M. en de grootste breedte 55 M. waardoor de oppervlakte ruim 9500 M. zal wezen. Spoedige voorziening van den oever zal nood zakelijk zjjn. Het wetsontwerp op het regentschap, dat door de regeering is ingediend, bevat dit eenig artikel. »Voor het geval van minderjarigheid van onzen troonopvolger op het tijdstip zijner komst tot den troon, wordt tot regentes van het koninkrijk be noemd onze beminde gemalin, H. M. Adelheid Emma Wilhelmina Theresia, koningin der Neder landen, geboren prinses van Waldeck en Pyrmont, gedurende haren weduwelijken staat. Lasten en bevelen, enz." De memorie van toelichting luidt in haar geheel: „Wegens de onzekerheid van het mensehelijk leven heeft de grondwet bepaald, dat nog bjj het leven des konings een regent moet worden benoemd, indien de troonopvolger minderjarig is. Ten ge' volge van het diep betreurde overlijden van Z. K. H. den prins van Oranje behoort derhalve, evenals bij art. 1 der wet van 4 Mei 1850 (S/bl. n° 21) geschied is, tot de benoeming van een regent overgegaan te worden. „De regeering vertrouwt dat in de gegeven omstandigheden omtrent deze benoeming geen verschil van gevoelen zal bestaan. Er zijn thans geene prinsen uit den manstam van den stichter der dynastie meer in leven. En de preesumtieve troonopvolger is H. K. H. prinses Wilhelmina, die nog geen vier jaren oud is. „Indien Nederland het ongeluk mocht treffen, dat de koning overlijdt vóór de meerderjarigheid zijns troonopvolgers, zal de waarneming van het koninklijk gezag aan niemand beter kunnen wor den toevertrouwd dan aan HD. getnaiin, de moeder des troonsopvolgers. »De regeering is overtuigd dat deze benoeming overeenstemt met de wenschen van het Neder landsche volk, hetwelk bereid zal zijn op de geëerbiedigde koningin de trouw en de gehecht heid over te brengen, welke het sedert eeuwen heeft betoond aan het vorstelijk geslacht, waaraan zij door haar huwelijk is verbonden. Het volk van Nederland, zijn taal, zeden en grondwettige instellingen zijn haar reeds thans dierbaar gewor den. Bovenal ligt in de nauwe betrekking tot haar kind de beste waarborg, dat het belang en de waardigheid van het koningschap door haar gehandhaafd zullen worden. De zeer verwijderde mogelijkheid van een later huwelijk mag bij deze wetsvoordracht evenmin als in art. 31 der grondwet uit het oog verloren worden. Deed dit geval zich voor, een nieuwe wet in gelijkeD vorm als de thans voorgestelde tot stand gebracht, zou beslissen of het regent schap aan H. M. de koningin opgedragen zal blijven of daarin op andere wijze zal worden voorzien." De kolonel W. C. Hojel, adjudant van wijlen Z. K. H. den prins van Oranje, is bevorderd tot commandeur in de Orde van de Eikenkroon. Men meldt thans weer dat de Luxemburgsche regeering officieel bericht dat de woorden, door den koning gesproken betreffende de erfopvolging in Luxemburg, zoowel in vorm als zin onjuist zijn weergegeven. De militaire kommandant van Atjeh en onder- hoorigheden meldt dat den veertienden Juni een transport van Anagaloeng naar Glekambing onge stoord heen en terug is gegaan, nadat vorige transporten telkens werden aangevallen. Overigens zijn de jongste berichten van Atjeh verre van bevredigend. De vijand toch heeft al weer een nieuw middel bedacht om ons afbreuk te doen, namelijk door het aanleggen van mijnen. Zij hebben daartoe, waarschijnlijk op het idee gebracht door onze deserteurs, ongesprongen gra naten verzameld, die ingegraven en op het oogen- blik, dat ons transport passeerde, doen springen. Onze verliezen zjjn vrij belangrijk. De correspondent van het Hbld. in Atjeh bericht dat de assistent-resident der westkust van Atjeh, de heer Van Langen, van den radja van Tenom een uitnoodiging had ontvangen om met hem te komen onderhandelen. Hoewel de heer v. L. geneigd was te gaan, heeft de gouverneur van Atjeh zulks niet toegestaan. Den 19ea en 20ea Juni ontving de gouverneur van Atjeh Toekoe Oemar (van Rigas), die met den radja van Analaboe te Kota Radja was aan gekomen. Vermoedelijk staat dit in verband met de uitnoodiging van den radja van Tenom. Uit de residentiën Menado, Timor, Ternate, Amboina en Celebes meldt men dat de algemeene toestand bevredigend en de gezondheidstoestand gunstig is. De Arnh. Crt meldt omtrent de plannen tot concentratie van ons gezag in Atjeh nader, dat om den kraton heen eene linie van posten zal behouden blijven. Met Kotta-Radja en Oleh-leh als hoofdstelling, loopt die linie van Kroeng-Raba over Boekit Sabong en Pakan-Badak, Katapan» Doewa, Oleh-Soeso, Lambaroe (de zuidelijkste post behoorende tot de XXII Moekims) noordwaarts naarPango, Oleh Kasang, Lamjong, Pakan-Kroeng Tjoet of misschien wel Toengkoep. De eerste vijf posten behooren tot de XXV Moekims, Lambaroe tot de XXII en de vijf laatste tot de XXVI Moekims. Wanneer men dit terrein op de kaart nagaat, voegt de Ai'nh. Crt hieraan toe, »zal men erkennen dat het slechts eene beperkte oppervlakte beslaat; nochtans zou het groot genoeg zijn cfm eenige duizenden Atjehers in veiligheid te brengen en er eenige duizenden te vestigen om daar rust en misschien welvaart genieten. Mocht men hierin slagen, dan zou dit door onze posten ingesloten terrein mettertijd het uitgangspunt kunnen vormen voor eene pacificatie en voor vrijwillige onder werpen van de streek buiten dit rayon." vellbetebtftg. Het begin van het verslag der raadszitting, Maan* dag te Zierikzee gehouden, verzoekt onze correspon dent, ter voorkoming van verkeerde opvattingen, hier gewijzigd te herhalen. Het moet luiden als volgt Wordt gelezen een verzoek van Wouter Van den Berg te Bruinisse, om den pachttjjd (1 Mei 18821 Mei 1887) zijner visscherjj met 5 jaren te verlengen en hem vergunning te verleenen tot het maken van een oesterput in „de Val," ond?|

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1884 | | pagina 1