Nü 176.
127® Jaargang.
1884.
Maandag
28 Juli.
Heldhaftige strijders?
Dit blad verschijnt dagelijks>
met uitzondering van Zon- en Feestdagen;
Prijs per 3/m. franco f 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Gent;
Advertentiën* 20 Gent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1 -7 regels 1,50
iedere regel meer f 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte;
Bij deze oourant behoort een BIJVOEGSEL.
liddslteg 26 Juli.
Brieven uit Zuid-Beveland.
IkHDDELBlIRGSCHE COURANT.
Agenten voor dit blad zijn te VlissingenP. G. de Veij Mestdagh, te GoesA. A. W. Bolland, te KruiningenF. van der Peijl, te ZierikzeeA. C. de Moou, te TholenW. A. van Nieuwenhüijzen, en te Ter Neuzen A. van der Peijl Jz
Hoofdagenten voor het. Buitenland te Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daübe en Cie., John F. Jones opvolger
Het was te wachten dat zij, die van begin
af aan de herdenking van den sterfdag van
Willem I hebben bestreden, ook na afloop daar
van nog zouden trachten hunne houding te
verdedigen.
Zelfs de Tijd had tot na die herdenking voor
ons eëne verrassing bewaard, nl. een onloochen
baar historisch document uit het Groot Placaet
boeck, bijeen gebracht door mr. Cornelis Cau,
's Gravenhage 1658, Daaruit zou blijken dat
in een plakkaat van 20 Dec. 1581 feitelijk
de godsdienst van het grootste deel des volks
door den prins werd afgeschaft en verboden
En bet blad had gelijk, maar het heeft ook
niet ontbroken aan de noodige protesten, waar
het blad uit dat plakkaat de gevolgtrekking
maakte dat prins Willem tegenover de katho
lieken onverdraagzaam was.
Het bewuste placaet was, zoo luidt het, ge
richt tegen liet stroeyen van seditieuse Boecken
Geschriften oft Refereynenende (bevatte een)
ordre jegens liet onordentelyck Drucken. Tevens
was het gericht tegens Pansselijcke conventiculen
ende het dragen van geestelijc/ce Rabiten als oock
op 't stellen van de Schoolmeesters. Uit het
gansche stuk blijkt voldoende dat godsdiensti
ge bijeenkomsten werden gebruikt om plannen
te smeden tegen de zaak der vrijheid en in
het belang van Spanje's koning en tevens dat,
al moest de prins tot zulk een maatregel over
gaan, het hier bij meer gold te waken voor de
belangen van de gemeene saeckedan een pogen
om iemand noodeloos te kwetsen in zijne gods
dienstige overtuiging. In dat plakkaat staan
dan ook duidelijk deze woordenSonder
nochtans yemandt in sijn consciëntie ofte ghemoet
te willen beswaren ofte rechercheren.
In dagen van woeling en strijd als in het
jaar 1581 waren buitengewone maatregelen vaak
noodig, doch nooit zal men Willem den Zwijger,
die zelfs tegenover zijn vriend Marnix van St.
Aldegonde het recht der katholieken op de
vrijheid van hun godsdienst verdedigde en die
in de staten van Holland daarvoor warm ijver
de, kunnen beschuldigen zonder dringende
noodzakelijkheid aan dat beginsel te kort ge
daan te hebben. Was er in dezen schuld, dan
kwam die hoofdzakelijk neer op hen die van
zulk eene vrijheid niet het juiste begrip hadden,
en de belangen van hunne kerk stelden boven
die van bet algemeen. Zulk een verkeerde
opvatting was in die dagen begrijpelijk, toen
de hervorming en de strijd tegen Spanje, het
streven om zich vrij te maken van de macht
eener kerk en dat om het juk af te werpen
van een despotisch vorst te zamen vielen. Toen
sprak het van zelf dat men beide zaken met
elkaar verwarde en het juist en zuiver schiften
van beide begrippen tot de onmogelijkheden be
hoorde. Thans nog, na al die jaren, valt er
op dat gebied veel te verbeteren overis het
dan te verwonderen dat men zoovele jaren
vroeger op het punt van verdraagzaamheid nog
ten achter stond, en dat dit aanleiding moest
geven tot maatregelen die niet aan een man
geweten mogen worden maar aan den geest diè
algemeen heerschte
Bij de Tijd voegde zich de Standaard, iets
wat van zelf sprak, maar deze raadde mede
werking aan de herdenking van 10 Juli 1584
af op gansch andere gronden, al verzweeg het
de voornaamste.
Redenen van politiek belang alleen spoorden
{1Ü blad tot zulk een houding aan. Hoe kon
het ook anders bij een partij-orgaan dat zelfs
bij den dood van onzen kroonprins niet kon
nalaten in politiek te doen en destijds schreef:
„Is de twist des Heeren met ons volk dan zoo
hoog gerezen, dat ten leste zelfs het dierbaarste,
wat ons volk te verliezen heeft, ons als offer
wordt opgelegd
En die politieke overwegingen dwongen het
blad zich te onthouden van een huldebetoon
aan de nagedachtenis van een man, dien het
juist dezer dagen een voorbeeld noemde, een
geloovig en verdraagzaam man bij uitnemend
heid; die, zoo bij nog leefde, aan de zijde
van Keuchenius zou staan.
Kon het blad sterker démenti geven aan de
houding, door de anti-revolutionairen, op zijn
raad bij de herdenking aangenomen Heeft
het niet daardoor juist het ware licht doen
schijnen op het verfoeilijk spel dat gespeeld
Wordt tusschen de beide partijen die, eens
slechts op een puntden strijd tegen de libe
ralen, elkaar op alle mogelijke wijzen nog
moeten ontzien?
Men heeft natuurlijk motieven gezocht en
gevonden om die onthouding te verdedigen
waar de vrijmetselarij zich zooals het
anti-revolutionaire blad het noemt van den
grondlegger onzer vrijheid heeft meester ge
maakt, daar mocht de vrome schare niet
meedoen 1 Want verderfelijker mannen dan de
vrijmetselaars zijn er nietal maakt de Standaard
"zich over hen minder ongerust dan zijne Room-
sche landgenooten, niet omdat het minder dan
zij hunne beginselen verderfelijk acht, maar
„omdat die beginselen, geheel overeenkomende
met die der modernen en der godloochenaars,
in ons landwaar vrijheid van godsdienst
bestaat, er niet veel gevaarlijker om worden,
al tooien hun belijders zich met den mystieken
naam van Vrijmetselaars, en al vereenigen zij
zich in voor het publiek niet toegankelijke
plaatsen, terwijl zij zich met eenige symbolieke
teekenen versieren, die voor het publiek even
onverstaanbaar zijn als voor de meesten de
symbolische teekenen, hij de Roomschen in
gebruik."
En het blad gunt ons een kijkje in den
kring van die verderfelijke persouen het wijst
ons daarom op hetgeen in den boezem van die
mannen voorvalt en schenkt ons een blik in
statuten van het Groot Oosten in Nederland
Volstrekt niethet haalt enkele bepalingen aan
uit de statuten van een z. g. vrije loge, die
zich geheel van de groote vereeniging heeft
afgescheiden. Zoo mengt men waarheid en
onwaarheid dooreen.
De redactie weet zeer goed dat hetgeen zij
aanhaalt lang niet als algemeenen regel geldt;
zij moet gevoelen dat zulk een tactiek even
oneerlijk is als het wezen zou wanneer wij,
om den geest der hervormde kerk te doen
kennen, haar de begrippen der christelijk af
gescheidenen toeschreven of verkondigden dat
het Roomsch-katholiek kerkgenootschap en dat
der oud bisschoppelijke cleresie volkomen de
zelfde beginselen huldigden.
Onwaardig is dus eene bestrijding op zulke
gronden onwaardig vooral omdat zij geschiedt
tegen heter weten in. Onder hare aanhangers,
het kan de redactie bekend zijn, komen even
goed die verfoeilijke vrijmetselaars voor als
onder de katholieken. En wil het blad weten
welke beginselen op den voorgrond staan in
den kring, dien het zoo bestrijdt, dan vindt
het daartoe gelegenheid in de volgende woorden^
in een der loges bij de herdenking van den
10™ Juli gesproken
»De vrijmetselarij blijve voortgaan te wake"
voor de handhaving van eea beginsel, dat de
grondslag was van het streven van Willem van
Oranje vrijheid van geloot maar ook vrijheid om
niet te gelooven.
»Geen godsdienst, die zoovelen verdeelt, scheide
hare aanhangers.
»In haar midden wordt aller standpunt op het
gebied van dien dienst geëerbiedigd, en bare
aanhangers doen dat ook daar buiten.
»Laat men in bet dagelijksch leven vrjj buigen
voor zijne altarentroost zoeken bjj een priester;
hulp vragen bij een prediker. Laat men gelooven
in een Godin een Jehova of niet gelooven aan
hooger krachten dan die der natuur, de vrijmet
selaar reikt allen de band en vraagt slechts om
bewijzen dat men, door welke kracht ook gedreven,
toone bet goede te willen, bet rein menschelijke
te beoogen.
»Niet tegen de leeken is de strijd der vrijmet
selaren gericht ook niet tegen die geestelijken
die uit waarachtige overtuiging hunne volgelingen
naar hooger wijzen om hier het goede hen te
laten doen, maar wel tegen die priesters die voor
hunne eer- en heerzuchtige plannen, tot verkeerde
doeleinden hun invloed misbruiken."
Is dat standpunt de redactie van de Standaard,
al te vrijzinnig? Voorzeker. Zij kent alleen
de braafheid in een vorm, zooals een redenaar
op het laatste zendingsfeest dien voorspiegelde
toen hij beweerde, dat, al is men nog zoo goed,
al doet men al wat een mensch ten plicht is
opgelegd, dit alles niets baat, wanneer men
niet gelooft
Als zoo de helden van het anti revolutionaire
blad spreken, dan weten wij wat wij te duchten
hebben van hen, bij wie slechts éen zaak op
den voorgrond staathun kerkdienst, hun geloof.
Om dat te handhaven huichelt men, lastert
men en wringt men zich in velerlei bochten.
Dit hebben wij bij gelegenheid van 10 Juli
opnieuw kunnen zien.
Aan de herdenking van dien dag schreven
wij geen algemeene samenwerking, geen groote
uitgebreidheid toemaar dit sucee3 heeft zij
gehad dat er opnieuw gebleken is hoe noodig
het is dat de staat hare macht blijve band
haven, teneinde het algemeen welzijn zijner
burgers te beschermen tegenover de eischen der
verschillende godsdienstige partijen, die allen
voor zichzelven het gezag opvorderen, en wier
vaderlandsliefde nog niet tot zulk een peil is
gestegen dat de liefde voor hun kerk daarbij
achter staat.
En of het heldhaftige strijders zijn die, ter
bereiking van zulke doeleinden, middelen aan
wenden als die waarop wij hebben gewezen,
laten wij over ter beoordeeling van een ieder,
die bet wel meent met het algemeen.
Het Dagblad van Zuid-Holland en s Graven
hage bevat in zjjn nommer van heden eene ver
betering van het (doer ons overgenomen) bericht,
nopens de staatsloterij. De daarbij betrekkelijke
zinsnede moet zóo worden verstaan, dat het
meerdere voordeel, 't welk, als gevolg van de
reorganisatie, zal worden behaald, f 180,000
's j a a r s zal bed ragen.
Naar wij vernemen zal a. week te beginnen
eene stoomboot La belle alliance van Ter Neuzen
op Dordrecht vice-versa tweemaal 's weeks varen.
(T- N. Ct
In de Dinsdag te Hulst te houden vergadering
van den gemeenteraad zal worden overgegaan tot
de benoeming van een opzichter der gemeente
werken, in de plaats van wijlen den heer L. J.
Janssens. Sollicitanten voor die betrekking zijn
de heeren F. E. Van der Heijden, L. H. Joziassen,
M. A. G. Kieboom, P. De Lozanne, J. B. Schiffer,
F. Smit, J. Regenbosch, J. W. Warnier, allen te
Hulst woonachtig.
Het programma van het XIXe Nederlandsche
taal- en letterkundig congres te Brugge is thans
vastgesteld. Wij vinden daarin het volgende
bepaald
Zondag, 24 Augustus, 's avonds te half negen,
ontvangst der congresleden aan het station, fak
keltocht door de voornaamste straten van de stad,
plechtige verwelkoming door burgemeester en
schepenen ten stadhuize, uitvoering op de groote
markt met begeleiding van klokkenspel en bazuin
geschal der nationale hymnen van België, Neder
land en de Transvaal.
Achttien vereenigingen hebben zich reeds voor
den fakkeltocht doen inschrijven.
Maandag 25 Augustus, 's avonds, concert in den
stads schouwburg.
Dinsdag 26 Augustus, avondfeesten in de lokalen
van verschillende maatschappijen en vereenigingen.
Woensdag 27 Augustus, 's avonds te 7 uur,
feestmaal in de bovenzaal van het voormalige
Boterhnis.
Gelijk het courantenlezend publiek weet, zijn
er in de laatste tijden verscheidene groote en kleine
diefstallen in Zuid-Beveland gepleegd. Na de bru
tale inbraak bij den heer J. A. A. Fransen van de
Putte heerschte er eene ware paniekHet gerucht
ging van mond tot mond dat men met eene dieven
bende te doen had, waarvan men er slechts éen,
zij het dan ook de gevaarlijkste, in handen had.
Wanneer men aan al de praatjes geloof had willen
slaan zou men zich stellig verbeeld hebben, dat
de beruchte bende van Jan Katoen herleefd was.
Zulk een vaart heeft het echter tot nu toe gelukkig
niet genomen. Indien er van samenwerking tus
schen eenige sujetten werkelijk sprake is, zal het
onze tamelijk sterke en zeer waakzame politie
macht zeker gelukken hen op het spoor te komen.
Zijn het op zich zelf staande feiten, diefstallen
zonder eenige afspraak door verschillende indivi
duen gepleegd, ook van deze zullen, naar wij hopen,
de daders ontdekt worden. Voor de eer der
justitiebeambten en de veiligheid der Zuid-Beve
landers is het zeer wenschelijk. Trouwens de
eerste hebben zich door hunne plichtsbetrachting
bij twee der misdrijven reeds zeer verdienstelijk
gemaakt.
In zulke dagen, als wij beleefd hebben, wordt,
de politie eerst gewaardeerd. Worden hare die
naren anders niet zelden als lastige dwarskijkers
beschouwd, dan worden ze als de beschermers van
ons eigendom en onze persoonlijke veiligheid
gevierd. Men juicht de moedige mannen toe,
die volgens plicht en eer, tegen den gevaarlijken
vijand oprukken en hem overmeesteren. Het
was daarom goed, dat de mannen beloond werden,
al zou men voor sommige wel iets meer dan eene
eervolle vermelding gewenscht hebben. Ook de
bezoldiging der mindere politiedienaren is niet
zoo, dat hun bij buitengewone plichtsbetrachting
niet een douceurtje mag geschonken worden.
Ik wenschte nog eens op de misdadigers zeiven
terug te komen. Vooraf moet ik echter verklaren,
dat ik volstrekt niet laboreer aan sympathie voor
beruchte misdadigers, maar deze sympathie als
een ziekelijkeen verderfelijk verschijnsel van
onzen tijd beschouw.
Dit sluit echter geen medelijden met eene geval
lene uit. Men zij humanist of Christen waarom
gebruikt men voor deze twee verschillende woor
den beiden dienen in den medemensch, ook in
den diepst gevallene, een broeder te zien. Laten
wij dan ook broederlijk oordeelen. Letten wjj
op het temparement, de opvoeding, de levensom
standigheden van den misdadiger, misschien dat
dan niemand onzer het wagen zal den eersten
steen op hem te werpen. Laten wij nog liever
het oordeel aan de heilige gerechtigheid over. Mij
bevangt altjjd eene huivering als ik een mensch
zie, die voor vele jaren uit de maatschappij
gestooten moet worden en misschien van deze
schoone aarde niets meer genieten zal. Ontroering
maakt zich van mij meester als ik een mensch
zie terugkomen uit die gedwongen eenzaamheid,
waar hij, naar het heet, niet alleen voor onze
veiligheid, tot voldoening der geschonden gerech
tigheid, maar ook tot zijne verbetering vertoefd heeft,
en die mensch zjjn misdadig leven zie hervatten,
hem ook voor goed zie verbannen uit de samen
leving. Ik heb wel eens gedacht: zouden zijne
medemenschen niet gedeeltelijk de schuld dragen
van deze verstoktheid? Toegestemd, dat er door
slechte menschen zjjn, wie het stelen of moorden
misschien ook al een tweede natuur geworden is;
bij wie het goddeljjke in den mensch geheel en
al uitgedoofd is, toch geloof ik dat er uit de
gevangenis, uit het tuchthuis weeromkeeren, die
berouw hebben of die, afgeschrikt door het nare
gevangenisleven, het heilige voornemen koesteren
een braaf mensch te worden. Hoe gaat het hen
echter? De een wil hen niet in zijnen dienst
hebben; de andere gooit, bij hunne nadering, de
deur op het nachtslot. Waar is gemeenljjk de
mensch, de humanist, de christen, die hun tegemoet
treden wil, hun de broederhand toesteekt en ge
looven durft in de goede voornemens van zulk een
ontslagene Toch zou een liefderijk hart en eene
behulpzame hand, waaraan hij zoo groote behoefte
heeft, wellicht een edel werk aan hem en eene
groote weldaad aan de maatschappij bewijzen,
En toch, zoo zelden geschiedt dit. De ontslageia^
bljjft een uitgestootene,