De tatvierini m 24 Juli 1884 te Ylissiip. Wel heeft het bestuur steeds dien heer bedankt maar thans vond men het eigenaardiger dien dank hem over te brengen namens de leden der ver- eeniging zeiven. Ter voorziening in een drietal vacaturen ging men ten slotte tot stemming over. Periodiek moesten aftreden de heeren m* G. N. De Stoppelaar, voorzitter, en W. Appel. Daar volgens het reglement alleen de voorzitter herkiesbaar is, en de overige leden niet, stelde de secretaris voor om den heer De Stoppelaar bjj acclamatie te herkiezen. Hjj merkte op dat Uit het VolkVoor het Volk zonder zijn voorzitter niet kon, en de vergadering bevestigde dit door aan zjjn wenk gehoor te geven en den heer De Stoppelaar bjj acclamatie opnieuw die waardigheid op te dragen. Genoemde heer betuigde zijn dank daarvoor, en liet zich die keuze welgevallen, in het vertrouwen op den voortdurenden steun van zjjn secretaris en zijn penningmeester. In plaats van den heer W. Appel werd gekozen de heer W. Van den Berghe, oud-bestuurslid, met algemeene stemmen op^een na. Met hem stond op de voordracht de heer A. W. Berdenis Van Berlekom. Ter voorziening in eene tusschentjjdsche vaca ture, ontstaan door het bedanken van den heer dr J. J. Couvee, werd met 14 van de 21 stemmen gekozen de heer Joh. L. Van der Pauwert; 6 stemmen verkreeg de heer H. J. E. Gerlach die met hem op de voordracht stond, terwjjl éen briefje blanco was. Beide nieuw gekozenen verklaarden hunne be noeming aan te nemen. Ben lauwerkroon zij opgezet Aan Aagjen en Elizabeth. schreef de heer Jos. A. Alberdingh Thijm in zijn, voor de onthulling van het gedenkteeken ter eere van Betje Wolff en Aagje Deken expres- seljjk geschreven heerlijk lied aan Neerlands taal» waarin bp dank en lof brengt »aan 't edel, geestig zusterpaar, dat trouw gewerkt heeft in haar hof, en Hollandsch schreef rein, krachtig, klaar." Die wensch is vervuld; heden, den dag waarop vóór 150 jaren Elizabeth Bekker te Vlissingen het eerste levenslicht aanschouwde, wordt haar en hare getrouwe vriendin en medewerkster Aagje Deken door het dankbaar nageslacht niet alleen in woorden maar ook metterdaad eene eerzuil gesticht, die de herinnering aan de begaafde schrijfsters en dichteressen, de edele burgeressen van Vlissingen, steeds levendig houden zal. Tegen een uur heden middag toog eene groote schare, dames en heeren, naar het lokaal van den heer Kujjpers op de groote Markt, om, alvorens bp de onthulling van het gedenkteeken tegenwoor dig te zjjn, van den heer dr. J. Dyserinck te hooren waarom die hulde aan Betje Wolff en Aagje Deken gebracht werd. Onder de aanwezigen waren, behalve de afstam melingen van de begaafde schrijfsters, ook nazaten van de familie, met wie beide zoo nauw door vriendschap waren verbonden. Wp merkten ook op, behalve eene deputatie van het Zeeuwsch genootschap der wetenschappenleden van het comité voor de oprichting van het gedenkteeken en leden van het gemeentebestuur van Vlissingen, benevens de dochter van den man, wijlen dr. J. Van Vloten, van wien het eerst het denkbeeld uitging om de nagedachtenis van de Zeeuwsche dichteressen eere te brengen. De heer mr. G. N. De Stoppelaar, voorzitter van het oprichtings-comité, leidde den spreker in met te herinneren hoe in 1880 door dr. J. Van Vloten te Vlissingen en te Middelburg eene lezing werd gehouden over Elizabeth Bekker en Aagje Deken en hoe deze, in overleg met eenige leden van het Zeeuwsch genootschap, de taak ter hand nam die heden zal afgeloopen zpn. Hjj bracht daarbp ook hulde aan den heer gevaren eener ontdekkingsreis verkoos boven het luie garnizoensleven. Hp noemde ditdouter excen triciteit. Evenmin begreep hp de redenen waarom ik mjjn studieleven gekozen had, en mpn afkeer van een beroep noemde hp eenvoudig zwakheid, het Ijjdt geen twijfel of een advocaat met een klimmende praktjj k kan zich op meer succes be roepen dan een reiziger, wiens ontdekkingen nog gemaakt moeten worden, of een geleerde die nog niets uitgegeven heeft. xm. Het was mpn eerste bezoek aan het vasteland, maar de gewone moeilijkheid met de taal bestond voor mp niet. Ten tpde mpner grootmoeder was het in onze familie gebruikelijk om Fransch te spreken en ons accent was niet erg verbasterd Fransch was de moedertaal van sir Anthony en onze gewoonte om die met hem te spreken maakte dat wp vloeiender en beter Fransch spraken dan de meeste Engelschen. Men zal het dus verklaar baar vinden dat ik bjj mpn eerste bezoek te Boisvipère met onze buren kon omgaan met een gemak dat Engelschen eerst na eenige jaren in een Fransche omgeving krpgen. Het noviciaat van onbeholpenheid, de hachelpke en bjjna be lachelijke positie van iemand die half doof en half stom is, werd mp dus bespaard en om de zelfde redenen mpn broeders later ook. XIV. Ik bereikte binnen drie dagen de buurt van Mannome; doch in plaats van terstond naar het Dyserinck, die zich zooveel moeite en opoffering heeft getroost om de gedachte te verwezenlijken en die gisteren en heden de herdenking van de begaafde vrouwen heeft op zich genomen. Daarna betrad de heer Dyserinck het spreek gestoelte om in de eerste plaats een woord van dank te spreken aan hen, die de verwezenlijking van het door dr. Van Vloten geopperde denkbeeld hadden mogelijk gemaakt. De pogingen, door het comité aangewend, zijn boven verwachting geslaagd. Dank bracht spreker daarvoor aan de edele weduwe van prins Hendrik, van wie de eerste vorstelijke gift inkwam, en innigen dank aan den voor weinige dagen overleden prins van Oranje, die, na zich eerst op de hoogte van het plan gesteld te hebben, de grootste bijdrage voor het monument gaf. Ook de andere gevers en geefsters werden niet vergeten en daarna kwam de heer Dyserinck aan het letterkundig deel aijilet rede. Hoe gaarne wij - die rede hier zouden weergeven, in al haar gloed en al haar kracht, onze plaats ruimte gebiedt ons ze slechts korteljjk teresumeeren. We hopen echter dat die resumtie, hoe kort en hoe onvolledig ook, velen zal aansporen de weldra in druk verschijnende rede ter hand te nemen en zoo kennis te maken met een bloemtuil geplukt in den zoo rpken hof, waarin èn Betje Wolff èn Aagje Deken zoo vlijtig hebben gegaard en gewerkt. Dan zeker, zal spoedig de profetie van dr. Dyse rinck worden vervuld Zij zjjn vergeten, maar zp zullen herleven na dezen tijd." Spreker ontwikkelde dan in zjjne voordracht wat Betje Wolff en Aagje Deken geweest zpn voor onze Nederlandsche taal en letteren, en wees erop hoe zij in den treurigen tijd van de tweede helft der 18° eeuw, toen de mode zijn afschuwelijken invloed deed gelden en de gansche Nederlandsche juffer schap aan Fransche en Engelscbe litteratuur de voorkeur gaf, eene andere richting hebben baan gebroken. Waar mannen als Framjois Valentjjn, Simon Stjjl en Justus van Effen als wegbereiders optraden werd hen door onze Ylissinger vrouwen de hand gereikt. Zp hebben daardoor grooten invloed uit geoefend op de algemeene ontwikkeling en bescha ving onzes volks, in de eerste plaats door te werken voor de opvoeding in hun geschriften, in de tweede plaats door het schrjjven van liedjes waardoor zij het volk hoopten te leeren zingen en in de derde plaats door hetgeen zij voor het tooneel hebben gedaan. Door het vertalen toch van goede too- neelstukken en daardoor verbeteren der voorstel lingen oefenden zij grooten invloed uit. Wat in onze eeuw Geel en Hildebrand waren waren in de vorige eeuw Betje Wolff en Aagje Deken. Na het eerste deel dezer voordracht bracht het uit een 125tal meisjes bestaande kinderkoor, onder leiding van den heer W. Van Kamer, met bege leiding van koper door O».? Genoegen, het heerlpke lied van den heer Alberdingh Thii/Ia ten gehoore, waarvan we de twee laatste regels aan het hoofd van dit opstel plaatsten Kent gjj een taal waar kloek verstand En teer gevoel en faDtazie In klinkt en spreekt en glanst en biandt Met al de macht der harmonie Die zefyrzucht en bliksemstraal Is, Nederland, nw rijke taal. zoo ving het lied der kleinen aan, dat met eene hulde aan Aagjen en Elizabeth eindigde. Verder toonde de heer Dyserinck aan wat beide als burgeressen voor ons vaderland geweest zijn, hoe zij geleefd en gestreefd hebben voor vrijheid van gedachte, vrpheid van godsdienstige en ook vrijheid van staatkundige overtuiging. Betje Bekker kon dan ook zingen Ik ben de dichteres der vrijheid, O, ik ken geen grooteT eer. En hierop viel het kinderkoor weder in met het vrijheidslied Wij leven vrij, wij leven blij Op Nêerlands dierbren grond Maar waren ze goede burgeressen van haar vaderland, vervolgde de spreker daarop, niet minder koesterden zij warme liefde voor haar vaderstad en het eiland Walcheren. Op het buiten Altijd Wel onder Souburg dichtte Betje Walcheren ten roem en ter eere en bezong zij de helden, die Vlissingen aan het vaderland had geschonken. Dat Lustig Vlissing, Zeelands glorio, Ruime welgelegen ree, heerenhuis te gaan, bleef ik in het dorpje of ge huchtje Les Chaumes, in een ellendige herberg. Ik wenschte het genoegen te hebben om Bois vipère alleen in oogenschouw te nemen. Van Chaumes was het niet zichtbaar maar ik kreeg terstond aanwijzingen die nauwkeurig genoeg waren om mij naar het kasteel te voeren. Les Chaumes lag in een enge vallei of bergpas, aan weêrszjjden ingesloten door naar het scheen rots achtige bergtoppen, In de werkelijkheid waren het echter slechts de golvende lijnen van een tafelberg, gelijk ik spoedig bemerkte, toen ik een pad volgde dat naar den top leidde. Die tafel berg had een onmetelijke uitgestrektheid. Deze zoowel als de vallei van Les Chaumes en al de heuvels die men er over zagwaren met dichte bosschen begroeid. Neen, midden op het plateau was een groote opervlakte waar de zon al het gras verschroeid had. Hier liep het boschpad dood en ik strompelde over de hobbelige steenen voort. Maar ik had geen pad meer noodigwant midden op die kale vlakte stond het kasteel van Boisvipère. Wordt vervolgd. Stad, gewoekerd uit de zee, Stad, beroemd in 's lands historie Om uw kooplust en dien moed Die der vrijheid hulde doet. waarvoor zij bad: Wat wenscht mijn hart u nog na Willem uwen heer, God zegene u mijn stad. Wat zal, wat kan ik meer, Tot uw bestendig heil genegen, U wenschen dan Gods dierbren zegen. Eindelijk vestigde de heer Dyserinck er de aan dacht op dat ook Aagje Deken deel heeft in de hulde beide vrouwen gebracht. In tegenspraak met [sommige geleerden, o. a. Busket Huet, wees de heer Dyserinck erop dat Aagje niet was de brievenschrijfster en voorlezeres van Betje, maar wel degelijk hare medewerkster. In de werken die beider namen dragen heeft Aagje voor de helft deel en bovendien schreef zjj Mijne offerande aan het vaderland, liedjes voor den boerenstand en liedjes voor ouders en kinderen. Zij werkten samen en Betje bad dan ook leven en sterven wij samen", daarbij den wensch uitende dat »hare geliefde vriendin ook naast haar rusten zou in het graf". Die wensch is vervuld. Slechts negen dagen na elkander legden zij haar stoffelijk omhulsel af en beider overschot rust vereenigd op den doodenakker Ier Navolging onder Scheve- ningen. Vereend waren zij in leven en dood en dat zullen wij niet scheiden." Na deze slechts in korte trekken weergegeven en aandachtig aangehoorde improvisatie werd door de genoodigden, voorafgegaan door het muziek korps Ons Genoegen, den tocht naar het Elisabeth- Wolffsplein aanvaard. Nadat het kinderkoor aldaar een hymne aan het Vaderland had doen weerklinken, betrad de heer mr G. N. De Stoppelaar het spreekgestoelte en hield de volgende, door herhaalde toejuichingen afgebroken, toespraak „Hier ter plaatse blijft mij, als voorzitter der commissie, de eervolle taak over, om tot de ont hulling van het gedenkteeken ter eere van de beroemde vaderlandsche vrouwen en schrijfsters, Betje Wolff en Aagje Deken, te doen overgaan, en het namens allen, die ons door hunne bijdragen tot de stichting daarvan in staat gesteld hebben, aan de gemeente Vlissingen over te dragen. Vergun mjj echter alvorens nog een enkel woord te spreken, hoofdzakelijk om te voldoen aan de plichten der dankbaarheid die op de commissie rusten. „Het is overbodig in beschouwingen te treden over de vele verdiensten van Vlissingen's burgeres en hare vriendin, nu deze ons op eene zoo hoogst verdienstelijke wijze zoo even in herinnering zijn gebracht. „Namens de commissie betuig ik u, geachte heer Dyserinck, dank, niet alleen voor alles wat gjj verricht hebt als lid der commissie, maar ook voor de betoonde welwillendheid, om heden als feestredenaar op te treden. Aan wien kon dit laatste ook beter worden toevertrouwd dan aan u, die door uwe uitgebreide kennis op letterkundig gebied tal van bijzonderheden, waarvan het bestaan tot dusver onbekend was, aan het licht hebt ge bracht en waardoor de algemeene belangstelling in beide vrouwen en schrijfsters als opnieuw is opge wekt en bevestigd. „Heeft, zooals gij ons in de feestrede herin- nerdet onze helaas overleden dr Van Vloten aan de stichting van dit gedenkteeken het initiatief gegeven gij zjjt degene die zoowel tijdens zijn leven als na zjjn afsterven zich met de verwezen lijking van het plan hebt belast. »Aan u is Vlissingen het straks te onthullen gedenkteeken voor een groot deel verschuldigd. „Met het oog op de groote verdiensten ten deze zoo van dr Van Vloten als van den geachten secretaris d' Dyserinck zal het niemand bevreem den dat de commissie beider dochters heeft uitge- noodigd, om zich te willen belasten met de onthulling van een gedenkteeken, dat wjj aan de onvermoeide pogingen van beider vaders te danken hebben. »Voor een groot deel zeide ik zoo even want wjj mogen niet uit het oog verliezen, dat het vooral ook de milde bjjdragen zjjn, zoo van eenige vorstelijke leden uit het huis van Oranje, als van zóóvele Nederlandsche landgenooten en van eenige Vaderlandsche instellingen, zooals van het Zeeuwsch genootschap der wetenschappen en het Doopsgezind weeshuis de Oranje Appel te Amsterdam, die de stichting van het gedenk teeken mogeljjk hebben gemaakt, en aan wie openlijk dank wordt toegebracht. Strekt ons aller tegenwoordigheid hier ter plaatse ten bewjjze van onze belangstelling in de feesteljjke gebeurtenis hoeveel te belangrijker en treffender moet de dag van heden zjjn, in de eerste plaats voor hen, die als afstammelingen van het geslacht Bekker zich thans in ons midden bevinden; ten anderen voor hen, die, aan- of afwezig, als afstammelingen der trouwste vrienden en vrien dinnen van Betje Wolff in leven zjjn, met name mr J. P. F. Van der Mieden van Opmeer, mr H. Vollenhoven en Louis Couperus; »in de laatste plaats niet minder voör regenten en regentessen van het zooeven genoemde weeshuis, waar Aagje Deken eenmaal als pleegkind werd opgenomen. »Zoodra straks het gedenkteeken zal zjjn ont huld, vrij voor aller oog, vleit de commissie zich, dat daaraan de algemeene goedkeuring zal mogen ten deel vallen. »Bjj eene vergelijking der daarop voorkomende medaillonportretten, met de bewaard gebleven en ten raadhuize ter bezichtiging gestelde origineele portretten van Wolff en Deken, zult gjj u kunnen overtuigen van de goede geljjkenis en van de voortreffelijke wijze, waarop zij door den verdien stelijken jeugdigen bee ldhouwer, den beer G. >-a Den Hollander, Middelburger van geboorte, zjjn gemodelleerd. »De commissie wenscht u zoo wende de spreker zich tot den heer Den Hollander van harte gelu k met den volbrachten arbeid en hoopt dat gjjb jj voortdurende studie, jjver en volharding, op het gebied der beeldende kunsten, steeds meer en meer tot sieraad van ons land zult strekken. »Erkenteljjk zjjn wjj u bovenal, dat gjj geheel belangeloos de aan dien arbeid verbonden werk zaamheden hebt willen verrichten. Onze dank geldt ook den heeren Becht en Dyse rinck, bronsfabrikanten te Amsterdam, vervaar digers van het gedenkteeken, die met de meeste krachtsinspanning zich bejjverd hebben, om de commissie in staat te stellen de onthulling heden te doen plaats hebben, den 24 Juli, den dag waarop voor l£ eeuw Elizabeth Bekker te Vlis singen geboren werd. »Mogen zjj de voldoening smaken, dat het ge denkteeken door een ieder met ingenomenheid zal worden begroet. „De commissie herdenkt tevens met erkentelijk heid de vele, door den heer I. H. Harte, in zjjne betrekking als gemeente-bouwmeester alhier, mede geheel belangeloos, bewezen diensten, en door wiens ijverige bemoeiingen dit geheel nieuw terrein in zoo korten tjjd is aangelegd, om het gedenkteeken in zjjn midden te kunnen ontvangen. »Met recht zou men de commissie van ondank baarheid kunnen beschuldigen wanneer zjj ook niet een woord van dank richtte tot den heer W. Van Kamer en zjjne jeugdige zangeressen, die zoowel heden morgen als nu door hunne ver heffende en veredelende liederen de plechtigheid van dezen dag hebben willen verhoogen. »Voor alles had de commissie zich behooren te kwjjten van de hoogst aangename taak om u, mjjne heeren, geacht bestuur dezer gemeente, ha ren dank te betuigen voor de welwillende belang stelling die zij steeds uwerzjjds heeft mogen on dervinden. „Duidt het der commissie niet ten kwade dat zjj het tot dit oogenblik heeft uitgesteld, omdat de u toe te brengen dank nauw samenhangt met het daarmede gepaard gaande verzoek, om het gedenkteeken onder uwe hoede te mogen stellen. „Aanvaardt de verzekering dat de commissie zeer erkenteljjk is voor uwe zoo hoog gewaardeerde medewerking en dat zjj het op zeer hoogen prjjs stelt, dat gjj aan het plein, waar wjj thans ver eenigd zjjn en waarop het gedenkteeken is verre zen, den naam hebt willen geven van Betje Wolffs- plein, terwjjl de straat van hier naar den zeedjjk naar Aagje Deken is genoemd. „Mjjne heeren, waarnemende burgemeester, wet houder en leden van den gemeenteraad, uit naam van allen, die de commissie tot het stichten van het gedenkteeken voor Betje Wolff en Aagje Deken in staat gesteld hebben, veroorloof ik rnjj de vrjjheid dit gedenkteeken, nadat het zal zjjn onthuld, in eigendom over te dragen aan de gemeente Vlissingen, door u hier vertegenwoordigd »De commissie stelt daarbjj geene andere voor waarden dan alleen deze, dat de gemeente, den eigendom aanvaardende, tevens aanvaardt de ver plichting om het gedenkteeken in den tegenwoordi- gen staat te onderhouden en voor zjjne beveiliging en bewaring steeds de meeste zorg te dragen en te doen dragen, opdat dit gedenkteeken na tal van jaren aan het nageslacht getuigenis moge geven, dat zelfs na eeuwen aan ware verdiensten rechtmatige hulde wordt gebracht. »Van uwe belangstelling in alles wat dit ge denkteeken betreft, hebt vooral gjj, hooggeachte heer Van Ujje Pieterse, waarnemend burgemeester, in uwe betrekking als lid onzer commissie zoo herhaaldelijk de meest overtuigende bljjken gege ven, dat dit reeds der commissie tot waarborg strekt, dat het bezit van dit gedenkteeken door Vlissingen steeds zal gewaardeerd worden. »Moge dit gedenkteeken tot een bljjvend sieraad strekken in het midden dezer geheel nieuwe wjjk, waarvan het grootsche plan werd ontworpen door den onvermoeiden jjver van Vlissingen's wakkeren burgemeester Smit, dien wjj helaas hier heden moesten missen. ïDank aan allen, die deze plechtigheid door hunne tegenwoordigheid hebben opgeluisterd. »En nu, gedenkteeken van hulde, waardeering en erkenning van de verdiensten van onze beroemde vaderlandsche vrouwen en schrijfsters Betje Wolff en Aagje Deken, vertoon u vrjj voor aller oog." Hierop viel het doek dat het gedenkteeken tot dusver verborgen had en kon men het fraaie werkstuk van de firma Becht en Dyserinck, brons- fabrikanten te Amsterdam, aanschouwen. Aan de eene zjjde van het vierkant jjzeren voetstuk van de monumentale fontein prjjkt de beeltenis van Betje Wolff en aan de andere die van Agatha Deken, beide uitstekend uitgevoerde medaillonportretten, genomen naar de bekende gravure die van beide vrouwen in de Fabelen voorkomt. Zjj zjjn het werk van onzen bekwamen stad genoot den heer G. J. den Hollander, die dit geheel belangeloos verrichtte. Aan de derde zjjde leest men Nationale Hulde aan Elizabeth Wolff geb. Bekker en Agatha Deken 24 .Tuli Vlissingen 1884. Aan de vierde zjjde vindt men de titels vermeld van beider vrouwen voornaamste werken. Men leest daar Sara Burgerhart Willem Leevend Economische Liedjes Brieven Liedjes voor het vaderland. Op dit voetstuk rust een groot bekken met 8 leeuwenkoppen versierd, die door afzonderlijke leidingen water geven.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1884 | | pagina 2