N° 161
127° Jaargang.
1884.
Donderdag
10 Juli.
De rijke erfgename
Middelburg 9 Juli.
Dwang en vrijheid.
FEUILLETON.
Dit blad versc.liijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco 3.50.
Afzonderlijke nommers jzijn verkrijgbaar a 5 Cent.
A^dvertentiën: 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten, enz.-, van 1-7 regels ƒ1.50
iedere regel meer 0.20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
MIDDELBIIRGSGHE COURANT.
Agenten zijn te VlissingenP. G. de Veij Mestdagh, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: F. van der Peijl, te Zierikzee: A. C. de Mooij, te Tholen: W. A. van Nieüwenhüijzen, en te Ter Neuzen A. van der Peul Ji.
Hoofdagenten voor het Buitenland te Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube en Cie., John F. Jones, opvolger
Deze gedachtenisviering is een Roomsch idéé,
werd beweerd, nog wel bij wijze van protest
door hen die juist, naar ons gevoelen, daarin
een motief moesten vinden tot instemming.
Stel dat dit zoo is, het doet aan de waarde
ervan niets afhet goede kan men nemen
waar men dit vindt. Dit was het beginsel
ook van den grondlegger onzer vrijheid, van
den strijder, zelfs tegenover vele zijner vrien
den, voor gelijke rechten op godsdienstig gebied.
Toen in Mei 1576 Holland en Zeeland een
unie sloten om eendrachtig en krachtig die beide
gewesten te verdedigen werd den prins opge
dragen de wetten te handhaven, de overheden
volgens de landswetten aan te stellen, maar
voorts om den hervormden godsdienst te be
schermen en de uitoefening van den Roomschen
godsdienst te beletten.
Nadat de prins in Juli van genoemd jaar het
bestuur aanvaardde, veranderde hij deze on
verdraagzame bepaling en stelde hij in plaats
van den Roomschen godsdienst de woorden
van iederen godsdienst, strijdig met de Heilige
schrift. Wel was het nog niet ten volle hetgeen
dezer dagen het hoofdbeginsel moet wezen,
maar voor dien tijd kenmerkt deze daad reeds
voldoende den man die eendracht zocht, en
inzag dat de godsdienst de grootste hinderpaal
was om de gewenschte samenwerking te ver
krijgen.
Plutarchus zegt van Aratus, die den bloei
der republiek Achaja verhoogde, dat hij was
een man van veel verstand en bekwaamheid,
beleefd, mild, grootmoedig, die op het welzijn
van het algemeen meer lette dan op zijn eigen
belangdie tyrannen met alle macht bestreed
en aandrong op eendracht tusschen steden en
landen. Oorlogsman was hij niet, maar in het
regelen van zaken, waarbij het vooral aankwam
op overleg en kennis, was hij uiterst bekwaam.
In de republiek verwierf hij zich door zijn
beleid en deugd groot gezag, maar van den
anderen kant had hij zich door zijn strijd tegen
tyrannie ook vijanden berokkend, die het op
zijn leven aanlegden. En al deed men menige
poging om hem te dooden, dit weerhield Aratus
niet om zich ongewapend onder het volk te
begeven, overtuigd dat er geen veiliger lijf
wacht is voor een vorst dan de liefde van
zijn volk.
Volgens Polybius was Aratus in het beleid
van zaken in alle deelen een volmaakt man,
welsprekend, verstandig, stizwijgend, die bui
tengewoon slag had om menschen tot zich te
lokken, geschillen bij te leggen en bondgenooten
zich te verwerven. En uit zijn geslacht zijn
vele voortreffelijke Grieken voortgekomen. Een
oud geschiedschrijver heeft volkomen gelijk
waar hij prins Willem vergelijkt met dien man.
Aratus vernieuwde het verbond der republiek
Achaja, en maakte haar daardoor sterk.
Zoo ook bracht prins Willem de Unie tusschen
Holland en Zeeland tot stand, de gewesten
die het eerst krachtig zich verzetten tegen
Spanje's heerschappij dan bevorderde hij de
pacificatie van Gent, waarbij de 15 overige
gewesten zich met Holland en Zeeland vereenig-
den om den gemeenschappelijken vijand te
bestrijden, zonder te letten op godsdienst, en
ten slotte is de prins de man geweest die de
Unie van Utrecht hielp in het leven roepen, al
komt daarvan het meest nog de eer toe aan
zijn broeder Jan Van Nassau.
Eendracht was hetgeen Aratus en Willem
van Oranje beiden hebben bevorderdde eerste
om zijn land tegen de koningen van Macedo
nië te beschermen, de laatste om de Neder-
landsche gewesten vrij te maken van de ty
rannie van Spanje's zijde, waardoor alle vrijheid
van denken werd gedoofd.
Aratus stierf, door toedoen van Philips II,
koning van Macedonië, door vergifPhilips
II, koning van Spanje, wist door belofte van
aardsche goederen en hemelsche zaligheden te
bewerken dat Willem de Zwijger door Bal-
thasar Gerard werd gedood.
Maar een groot onderscheid is er tusschen
beide figuren uit de oude en de nieuwe ge
schiedenis.
Aratus zag zijn volk, waaraan hij zijne ta
lenten en krachten wijdde, in bloei en mocht
dus de vruchten plukken van zijn werken
prins Willem van Oranje ging heen, en nog
was de toekomst van zijn land niet helder.
Al zijne opofferingen, het verlies zijner goede
ren, het gemis van zijn zoon die in Spanje was
opgevoed en dien hij nooit weêr zag, werden
hem niet eens vergoed door het aanschouwen
van de kroon op zijn werk. Wel zijn tal van
teleurstellingen hem ten deel gevallen.
Eerst jaren later heeft de strijd, door hem
begonnen, ons de vrijheid verschaft welke hij
najoegeerst langzamerhand heeft men getoond
te begrijpen, dat hij het juist vatte toen hij
verklaarde dat een der eerste vereischten voor
het welzijn van een volk dit is dat men elk vrij
gelooven late wat men wilniemand belemmere
om in zijn kerk behoefte te zoeken voor het hart
en voor bet leven, maar dat staatkundige vrij
heid dan alleen bestaanbaar is wanneer men
den godsdienst daarbuiten sluit.
Wij verdiepen ons niet in de overwegingen,
waarmee Philips zijn aanval op prins Willem
verdedigde, op den man die evengoed souve-
Solautterlj
De burgemeester en wethouders van Middelburg
maken bekend
dat de commissie, welke ingevolge artikel 15
der wet op de schutterijen van den 11 April
1827, voor dit jaar binnen deze gemeente is
samengesteld tot het onderzoeken van en beslissen
omtrent de redenen van vrijstelling en uitsluiting
hare zittingen zal beginnen op het raadhuis dezer
gemeente den 21 Juli 1884 des voormiddags te
10 uren.
Zij herinneren voorts de belanghebbenden aan
de artikelen 9, 10, 11, 12, 13 en 16 van zijner
majesteit besluit van den 28 Juni 1828 Staats
blad no 42), terwijl diegenen, welke vermeenen
mochten op grond van artikel 23 der wet aan
spraak te kunnen maken om bij de reserve te
worden geplaatst, zich eveneens op den 21 Juli a.,
bjj de commissie zullen moeten aanmelden.
Middelburg, den 8 Juli 1884.
De burgemeester en wethouders voornoemd,
F. ERMERINS, lb.
De secretaris,
G. N. DE STOPPELAAR.
Wij behoeven waarlijk in deze dagen niet
uit het verleden quaesties aan te roeren die
ons scheiden kunnen het tegenwoordige levert
ons die reeds in voldoend aantal, maar even
min past het om, ter wille van hen die door
hun drijven en verzet toonen na drie eeuwen
nog niets geleerd of begrepen te hebben, de
herinnering uit te wisschen aan een man die,
met al zijne gebreken, een voorbeeld zich toonde
van toewijding aan eene goede zaak, van
waarachtige verdraagzaamheid.
Evenmin als hij toen reeds begrepen werd,
wordt thans algemeen gevoeld wat het hoofd
beginsel was waarvoor prins Willem streed
staatkundige en godsdienstvrijheid. Dit kan
onmacht wezen, maar bij velen getuigt het ook
van onwil.
Zeldzame en schoone bladzijden bevat de
geschiedenis van onzen strijd met. Spanje,
waaraan wij niet in den breede behoeven te
herinneren, wijl ieder ze kentmaar wanneer
men het eene beleediging durft noemen voor an
deren, dat wij op den dag, waarop aan een voor
ons land zoo werkzaam leven als dat van Wil
lem den Zwijger een einde werd gemaakt, even
terug willen gaan met onze herinnering en
dankbaar denken aan het goede dat hij deed,
dan verkracht men daardoor het groote begin
sel dat men de kloeke figuren uit onze geschie
denis niet vergeten mag.
DOOR
zr,_ jêht_
Den eersten avond, dien ik in zijn gezelschap
doorbracht, behandelde hjj mij met een minachting,
een aanmatiging en een air van meerderheid,
die mijn bloed aan het koken brachten. Hij was ver
liefd op zijn nicht en razend jaloersch op iedereen die
genade in haar oogen vond, en dat weerhield mij om
hem openlijk zijn onbeschoftheid te verwijten; maai
de verdraagzaamheid heeft ook hare grenzen en
toen hij op zekeren avond, nadat ik met Genoveva
gezongen had een beleedigende toespeling maakte
op gelukzoekers en mij daarbij met een onmis.
kenbaren blik aanzag, kwam het tot een open
lijken twist
Den volgenden mof-gen verzocht ik den heer
Browne om een onderhoud, teneinde hem vaarwel
te zeggen
„Tut, tut," zei hij hartelijk, „dan heeft die
jaloersche gek airs tegenover u aangenomen
Hij sprak gisteren avond met mij, maar ik zei
hem dat ik u kende en kon vertrouwen."
Maar ik wist dat ik mij zelf niet kon vertrou
wen en verzocht hem mij bij Genoveva te ver
ontschuldigen en haar voor mij vaarwel te zeggen
Ik vertrok met het voornemen om haar nooit
terug te zien.
De oude heer moet onder dit gesprek de waar
heid eenigszins vermoed hebben, want ondanks
mijn eigen ontroering, zag ik dat hij bezorgd en
droevig was. Ik was in dien tijd bezig aan een
landschap, waarvoor ik nog wel een week in die
buurt zou moeten blijven, maar in de eerste twee
dagen vorderde ik weinig; het was mij onmogelijk
om te werken. Daarop greep mij eensklaps een
koortsachtige geestdrift aan. Ik was verwaand
genoeg om mij te verbeelden dat Genoveva mijn
liefde beantwoordde en allerlei kleine herinne
ringen bevestigden mij in die meening.
Ik zei tot mijzelve dat ik hard moest werken
om een positie te veroveren, die mij het recht
zou geven om te spreken, en met een vlugheid
die mij zelf verbaasde voltooide ik mijn schilderij
en begon er een pendant voor. Ik werkte dag
aan dag, en gunde mjj nauwelijks den tijd om
te eten.
Op zekeren middag had ik om drie uur gedaan
en keerde naar mijn logement terug. Ik was op
gewonden van ijver en mijne gedachten waren
geheel met Genoveva vervuld. Kon ik haar slechts
nog eenmaal „zien dacht ik, terwijl ik door
het bosch schreed.
Als in antwoord op dien wensch, zag ik haar
eensklaps op eenigen afstand voor mij doch toen
ik mij naar haar toe spoedde zag ik dat zjj niet
alleen was, Ik bleef duizelend, als versteend staan
want zij was met mijn mededinger Vane Haar
hand lag in de zijne en zij scheen gewillig naar
hem te luisteren. Maar neen eensklaps wer
den de neergeslagen oogen opgeheven zij sprak
schielijk, met nadruk, worstelde om zich los te
te rukken. Ik stortte naar voren. - «Het is een
leugen hoorde ik haar uitroepen, „en gij zjjt
een lafaard
Toen wendde zij haar gelaat, waarop verrassing,
blijdschap van mij te herkennen, vrees en verlegen
heid te lezen stond, naar mij toe en het volgende
oogenblik lag haar vervolger op den grond uitge
strektik waggelde, viel er kwam een groote
duisternis over mij, en daarna wist ik niets meer.
Een wereld, bevolkt met allerlei gezichten, be
kende, vreemde, medelijdende, wreede, vroolijke
gebeurtenissen, die elkaar met ongeloofelijke snel
heid opvolgden, zoowel aangename als hachelijke;
een verwarde, pijnlijke strijd om iets vreeselijk
moeielijks te begrijpen, een geleidelijke verminde
ring van die inspanning en eindelijk het lieve,
bezorgde gelaat mijner moeder, dat zich over mij
heen boog. Gerust gesteld door het besef barer
tegenwoordigheid, viel ik in slaap. Yan lieverlede
keerde echter de herinnering terugdaarop volgde
een langdurig, langzaam herstel, waarin ik vernam
dat men dagelijks van Dalhorst naar mij laten
vragen en bloemen en vruchten gezonden had.
Nu waren zjj op reis gegaan.
rein was als hijmet wien hij het niet bene
den zich achtte om onderhandelingen aan te
knoopen, maar dien zelfs de schitterendste
aanbiedingen, door den hertog van Terra
Nova gedaan uit Philips naam, niet konden
bewegen zijn strijd voor hetgeen hij goed
noemde te staken.
Hetbandecreet, tegen den prins uitgevaardigd,
was het laatste redmiddel en in die dagen
was het wapen waarnaar Philips greep een
bij beide, zoowel Protestantsche als Katho
lieke, partijen zeer gewoon middel. Daarom
bij deze herinnering geen scherpe woorden
over den bestrijder van onze onafhankelijkheid;
die ook streed voor zijn recht; geen aanval
op den moordenaar dien wij moeten beschouwen
in de lijst van zijn tijd waarin godsdienst
waanzin en dweeperij zoo ontzachlijk veel
kwaad deden en alle edele gevoelens verstikten.
Ons doel is niet geweest historie te schrijven
slechts eene herinnering aan hetgeen drie
eeuwen geleden plaats had, vinden wij nuttig
om als sprekend voorbeeld te dienen dat de
dood der martelaren het zaad is voor de kerk,
hier in dit geval voor de bevordering van de
beste zaakdie der vrijheid en verdraag
zaamheid.
Steeds zijn wij op dat gebied vooruitgaande
al blijft er ook nog veel te wenschen over.
Het gezag moge zich nog vaak rechten
aanmatigen boven de vrijheid, aan protesten
en ernstig verzet ontbreekt het niet, en in geen
geval behoeven wij bevreesd te zijn dat zulk
een strijd noodig zal wezen als Willem I voor
ons heeft gestreden. Maar toch dient de her
inneringsdag van 10 Juli ons waakzaam te
maken en op onze hoede voor hen, die steeds
spreken van hun vrijheid en dieom die te
beschermen, den staat zouden willen dwingen
alleen hun richting op kerkelijk terrein te volgen.
Tegenover hunne eisclien dient het Ik zal
handhaven van den eersten Willem het devies
te blijven voor hen die strijden tegen dweep
zucht, en weten dat in den stroom der kerke
lijke meeningen de strijd zoo heftig vaak wordt
dat moord en doodslag niet ontzien worden.
En op staatkundig terrein gevoelen wij onS
gelukkig door de verkregen vrijheid die ons
sterk genoeg doet zijn om ons prestige te
handhaven, zelfs tegenover een machtig rijk
als Engeland
Wat wij zijn danken wij voor een groot
deel aan hem, op wiens graf morgen door de
Nederlandsche natie een krans zal worden
gelegd en wiens nagedachtenis wij in eere
moeten houden.
1 i i■iiïV.nir.mir.'1
«Pardonriep ik verstrooid uit, daar ik
eensklaps vrij onzacht tegen eene dame aanliep;
die even als ik den höek eenef straat in Hammer
smith omsloeg. Ér hing een dikke mist en zij
droeg een dichten siuier, zoodat het niet vreemd
was dat ik haar niet terstond herkende. «Juffrouw
Brown is het mogelijkEn alleen
„Ik ben zelfstandig geworden, zooals gij
ziet" sprak zij op eenigszins verlegen toon.
«Laat ik u een rijtuig bezorgen. Waar gaat
gij heen vroeg ik als in een droom.
„Naar huis neen, neen, als 't u blieft
nietIk kan het niet toelatenvoegde zij er bjj
toen ik haar parapluie en muziekrol wilde aan
nemen, doch op zulk een zwakken toon, dat ik
het waagde om ongehoorzaam te zijn.
Ik bood haar mijn arm aan en ging zwijgend
naast haar voort, want ik kon aan haar gejaagde
ademhaling hooren, dat zij met een hevige ontroe
ring te kampen had.
«Wat zult gij van ons denken riep zjj
eindelijk uit, «van ons stilzwijgen Het was niet
mijn schuld. Zijt gjj weer geheel hersteld?
Gaandeweg vernam ik nu dat hun geheele vermogen
weg was en dat zjj thans muziekles gaf om in
haar onderhoud en dat van haar vader te voorzien^
De oude man was ziekelijk, zwak en erg veran
derd. Zij woonden op kamers en hadden het zeer
armoedig; doch met haar goeden smaak en eenigö
overblijfselen uit den gooden. tjjd, had Genoveva
er toch een bekoorljjk aanzien aan weten te geven,