Bijvoegsel van de Middelburgsche Courant van Maandag 7 Juli 1884.
PROVINCIALE STATEN VAN ZEELAND
Avondzittirig van Dinsdag 1 Juli. Opening der verga
dering onderzoek geloofsbrieven nieuw gekozen leden
toespraken voorzitter; mededeeling afwezige leden en
ingekomen stukken mededeelingen namens gedeputeerde
statenvoorstellen van gedeputeerde statenvoorstel
mr J. G. Van Deinse splitsing in afdeelingenbepa
ling van den dag der volgende vergadering.
Voorzitter jhr. mr. W. M. De Brauw.
Tegenwoordig 39 leden, de heeren Th. Van Uije
Pieterse, J. C. Lantsheer, J. P. I. Boteux, J. H. Snij
ders, F. D. Sprenger, J. H. C. Heijse, jhr. mr. J. J.
Pompe van Meerdervoort, A. Smit, mr. J. G. Van Deinse,
D. A. Dronkers. H. J. M. Onghena, J. A. A. Fransen
van de Putte, L. J. M. Van Waesberghe Janssens,
mr. P. C. J. Hennequin, C. Van der Vliet Dz., H. A. A.
baron Collot d'Eseury, J. H. Bijbau, mr. B. V. Van
der Bilt, J. Sipkes, mr. J. P. Dronkers, mr. F. J. Brevet,
B. G. Van der Have, D. Bolier, H. G. Hammacher,
mr. J. C. R. Van der Bilt, J. Hoogenboom Bz., mr. C-
Lucasse, J. M. De Glopper, W. A. graaf Van Lijnden,
mr. T. A. Wagtho, M. Maznre, C. C. P. Pierssens,
C. J. J. A. Van Teijlingen, J. O. Risseeuw, jhr. J.L.
De JoDge, mr. F. J. F. M. Walter, J. M. Kakebeeke,
mr. C. J. Fokker en P. Moes.
De voorzitter opent deze zomervergadering in
naam des konings.
De voorzitter stelt aan de orde het onderzoek
der geloofsbrieven van de nieuw gekozen leden,
de heeren mr C. J. Fokker en ff* Hoes, en
draagt dat onderzoek op aan eene commissie, bestaande
nit de heeren Pompe van Meerdervoort, Lantsheer en
Hammacher.
De heer Pompe van Heerdervoort brengt
het rapport uit der commissie, strekkende tot toelating
van beide heeren.
De nieuw gekozen leden worden daarop door den
griffier binnengeleid en leggen in handen des voorzit
ters de vereischte eeden af.
De voorzitter wenscht beide heeren geluk met
hnnne verkiezing en heet hen welkom in deze verga
dering. De heer Fokker vervangt een lid, wiens naam
in deze vergadering een goeden klank had en die
daarin lange jaren zitting had. De voorzitter uit den
wensch dat het den heer Fokker gegeven zal zijn
eveneens vele jaren in dit college zitting te hebben
en dat hij het vertrouwen dat de kiezers in hem
hebben gesteld zich zal waardig toonen.
De heer Moes neemt de plaats in van een lid dat
slechts korten tijd deel dezer vergadering uitmaakte.
De voorzitter spreekt de hoop uit dat de heer Moes
ianger tijd zitting zal hebben en het mandaat hem door
de kiezers geschonken op waardige wijze zal vervuilen.
De voorzitter deelt mede dat is ingekomen een
brief van den minister van binnenlandsche zaken van
H3 April 1884, houdende mededeeling van het ontslag
van Jhr. Mr. A. P. C. Fan Harnebeek en
de benoeming van Jhr. Mr. W. M. Me Mrauvr
als commissaris des konings in Zeeland.
Ha voorlezing door den griffier van dit schrijven
houdt de voorzitter de volgende toespraak:
„Mijne heerenDe eer is mij te beurt gevallen
door den Koning benoemd te worden tot 'Zijnen Com
missaris in de provincie Zeeland.
Aan mijne benoeming tot deze gewichtige betrekking
hecht ik groote waarde, omdat ik daarin een blijk van
vertrouwen mag zien van het geëerbiedigde Hoofd van
den Staat, waarvoor ik diep erkentelijk ben.
Maar nog om eene andere reden wordt mijne be
noeming door mij hoog gewaardeerd.
Het is eene groote eer geroepen te worden om het
koninklijk gezag te vertegenwoordigen in eene pro
vincie zoo belangrijk als Zeeland, en het is een zeer
groot voorrecht in de gelegenheid te worden gesteld
om in overleg met u, mijne heeren! den bloei van
dit schoone gewest en de welvaart van zijne ingezetenen
te bevorderen.
Van mijne belangstelling in deze provincie, van
mijne warme ingenomenheid met Zeeland en met de
Zeeuwen kan ik reeds nu, ofschoon nauwelijks veer
tien dagen in uw midden gevestigd, de meest oprechte
verzekering geven. Indien gij mij iets zult kunnen
verwijten, het zal niet zgn dat mij de wil ontbreekt
om de belangen uwer provincie krachtig voor te
staan.
Dat ik bij de vervulling van de taak, die ik niet
zonder schroom aanvaard heb, uw aller steun niet zat
kunnen ontberen, behoeft bijkans niet te worden
gezegd. En indien ik reeds de aangename ervaring
heb mogen opdoen, dat ik op de meest welwillende
medewerking van heeren Gedeputeerde Staten en op
de trouwe hulp van den heer Griifier kan rekenen,
de geschiedenis der provinciale staten van Zeeland en
het getuigenis mijner beide voorgangers geven mij de
zekerheid dat ook uwe bijstand en medewerking,
mijne heerenmij niet zullen worden onthouden.
Ik ben geroepen een man te vervangen, die uwe
achting en uw vertrouwen had weten te winnen door
zijne bekwaamheid, zijn ijver en stalen werkkracht. Zijn
vertrek wordt dan ook met reden door u betreurd.
Mg ziet gij voor u als een onbekende, van wien gij
wellicht met voorkomende welwillendheid goede ver
wachtingen kunt koesteren, maar die nog geene rechten
op uw vertrouwen kan doen gelden.
Op dit oogenblik, mijne heerenkan ik slechts de
plechtige belofte afleggen, dat ik al mijne krachten
zal inspannen om, onder Hoogeren Zegen, de mg toe
vertrouwde belangen naar eisch te behartigen.
Ik voeg daarbij dat het mijne beste belooning zal
zijn, wanneer eenmaal mijn geweten deze waarachtige
uitspraak zal kunnen doen:
„Gij hebt des Konings vertrouwen niet beschaamd,
en gij hebt het vertrouwen der Zeeuwen niet alleen
gewonnen maar ook verdiend."
(De vergadering geeft herhaalde blijken van instem
ming met het gesprokene).
De voorzitter „Mijne Heeren Wij verkeeren
allen onder den indruk van de smartelijke gebeurtenis
die weinige dagen geleden het Koninklijk Huis en het
Vaderland getroffen heelt.
De Prins van Oranje, wiens warme belangstelling in
ons land en volk ik in de gelegenheid ben geweest te
leeren waardeeren, is bezweken, nadat wij ons reeds
meenden te mogen vleien dat Hg zou herstellen vau
de hevige ziekte, die Zijne krachten heeft ondermijnd.
Het treffend en voor ons land zoo ernstig verlies
van den vermoedelijken troonopvolger en eenig over
gebleven Zoon des Konings, heeft ook in Zeeland diepe
droefheid veroorzaakt. Ik hond mij overtuigd dat
uwe vergadering zal willen doen blijken van hare
deelneming, en stel u daarom namens Gedeputeerde
Staten voor aan onzen geëerbiedigden Vorst een adres
van rouwbeklag aan te bieden, waarvan een ontwerp
is gereed gemaakt, dat u zal worden voorgelezen''.
(De vergadering geeft blijk pan instemming met het
gesprokene).