N° 158. 127® Jaargang. 1884. 1 Maandag 7 Juli. Middelburg 5 Juli. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco 3.50. Afzonderlijke noinmers zijn verkrijgbaar [a 5 Cent. Ajd v e r t e n t i!ë n20 Cent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten, enz.: van 1-7 regels ƒ1.50 iedere regel meer 0.20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Bij deze couranl bekoorcn twee BIJVOEGSELS. CRITIEK. Brieven uit Zuid-Beveland. -=vx*x-— '~'~I Agenten zijn te VlissingenP. G. de Veij Mestdagh, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: F. van der Peijl, te Zierikzee: A. C. de Mooij, te Tholen: W. A. van Nieuwenhüijzen, en te Ter Neuzen A. van der Peul Jz. Hoofdagenten voor het Buitenland te Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube en Cie., John F. Jones, opvolger Naar aanleiding van hetgeen wij in ons nominer van Vrijdag over het nieuwe tooneelstuk van den heer Jan C. De Voslk heb een stuk geschreven opmerkten ontvingen wij een brief van zijne hand, waaraan wij met zijne toestemming een en ander ontleenen. Vooraf aan den schrijver de mededeeling dat wij zeiven hem ons nommer van Vrijdag deden zenden; het is steeds onze gewoonte dit te doen wanneer wij onze meening zeggen over het een of ander en daarbij iemand betrokken is die wel licht zich zou willen verdedigen. Het doet ons genoegen dat de heer De Vos van deze gelegenheid gebruik maakt en daardoor helpt een misverstand uit den weg te ruimen. De heer De Vos vindt het niet eerljk dat wij schreven: Volgens de recensies in verschil lende bladen koos hij voor hoofdpersonen in zijn stuk de slechtste elementen die er in de tooneelwereld zijn te vinden. Geen enkel fat soenlijk acteur wordt in zijn stuk voorgesteld. „Alleen" zoo luidt zijn brief „werden in de N. R. Crt de artisten, welke ik voorstelde, ploertig genoemd. Ik beweer evenwel dat de N. R. Crt zeer oppervlakkig oordeelde, zóo opper vlakkig, dat ik het de moeite niet waard achtte haar erop te wijzen of te antwoorden. „Ik moet het evenwel betreuren dat nu door u en wellicht door andere bladen iets veroordeeld wordt waarover men zelf nog niet oordeelen kon. Om der rechtvaardigheidswille verzoek ik u dan ook beleefd op uw berichtje terug te komen. De hoofdpersonen in mijn stuk zijn een auteur, zijn vrouw en zijn schoonvader. Bijrollen zijn de acteurs. Wat ik van de tooneelwereld liet zien is een schets van vroegere Amsterdamsche toe standen. Op programma's en biljetten staat dan ook: speelt eenige jaren geleden te Amsterdam. „Mij dunkt dus dat ik het tooneel volstrekt niet in een slecht daglicht stel of ernstige verheffers een dementi geef, wanneer ik een zedenschildering van vroegere toestanden gaf. „Even dwaas ware het te beweren dat men zijn vaderland verzaakt, wanneer men de geschiedenis naar waarheid schetst „Wanneer een algemeen erkend bevoegd beoor- deelaar, voorstander van het Ned. Tooneelmijn stuk, na herhaalde lezing, een opvoering waardig keurt moest dit voor nadenkenden al waarborg genoeg zijn dat het tooneel er niet in kwaden reuk door zou komen. „Maar onze dierbare Hollandsche kritiek schit tert door oppervlakkigheid 1" De heer De Vos vergist zich wanneer hij meent dat alleen de N. R. Crt ons aanleiding gaf tot de eenvoudige opmerking, die wij maakten uit zuivere belangstelling in den stand, welken hij op zulk een uitstekende wijze vertegenwoordigt. Tot bewijs laten wij hier volgen hetgeen uit Rotterdam werd geschreven aan de Amsterdammer, en voorkomt in het nommer van 2 Juli van dat dagblad »Ilet stuk is eene opmerkelijke verschijning in de tooneelwereld. De schrijver, wetende dat het publiek zeer gaarne gediend is met dingen, die bij tooneelspelers achter de schermen gebeuren, of beter gezegd met de chronique scandaleuse der tooneelspelers, heeft ons achter de schermen laten zien. Hier komt ons dus een acteur toonen, hoe zijn collega's er uitzien. „Lijkt het? vraag ik den acteur-auteur. Hij moet het het best weten; hij is zeifacteur. Maar vvaarom het publiek dat alles laten zién II faut laver son linge sale en familiedat moest hij toch begrepen hebben. Wanneer het publiek nu geen hoogen dunk krijgt van tooneelspelers, dan is het aan hem, den acteur zelf, toe te schrijven, want die stand komt er bij hem zoo ongelukkig af, als het maar eenigszins mogelijk is. Stel u voor een acteur, wiens geest zich uit door een papieren poppetje aan iemands jas te spelden, eene actrice, type van eene maitresse van laag allooi, een acteur-klaplooper en intrigant van de ergste soort, maar geen enkel fatsoenlijk acteur. Mij dunkt, de heer De Vos heeft wel acteurs van ander slag bij ons aangetroffen en niet alleen »»Scborrie-morrie"( zooals hjj ons laat zien. Open hartig gezegd, het spijt mij voor den tooneelspelers- stand, dat hij, de acteur, zoo iets heeft durven schrijven. Voor het overige behelst het stuk nog tal van satyrieke opmerkingen over het tooneel en natuurlijk de tooneel-critiek." Nu stemmen wij het den heer De Vos toe dat de heeren critici een fout hebben begaan door niet te letten op de jaren, waarin het stuk ge zegd wordt te spelen. Hierbij vooral komt het aan op de lijst, waarin het geheel is geplaatstmaar wij, die op dit punt zooveel eenstemmigheid in de pers vonden, meen den dat wij waarlijk niet behoefden te wachten op eigen aanschouwen om, op grond van die be oordeelingen, te zeggen wat ons op het hart lag. Wij maakten dan ook wel degelijk een reserve door te schrijvenmet die recensies voor oogen." Het oordeel van den grooten voorstander van het Nederl. tooneel, die zijne goedkeuring aan het stuk schonk, heeft, dunkt ons, wel eenige waarde, maar is daarom nog niet altijd van dat gewicht hetwelk de heer De Vos eraan schijnt te hechten. Het is hem zeker nog meer dan ons bekend, hoe er b. v. kermisstukken worden opgevoerd, die men waarlijk niet als modellen zal beschouwen. Maar ook hierbij pleiten wij verzachtende om standigheden. Men kon zulke stukken wel eens moeten opvoeren. De critiek is ook op dat punt niet altijd even billijk en plaatst zich menigmaal op een geheel verkeerd standpunt. Menig beoordeelaar vraagt niet welke invloeden er bij een schrijver of een acteur in het spel kunnen geweest zijn om het zoo en niet anders te doen, en eisoht van tooneel- gezelschappen te veel dat zij vooral niet tot het publiek afdalen. Men vergeet dat daardoor een groot deel van het publiek wegloopt en het too neel door gebrek aan toeschouwers nooit een leerschool kan zijn. Op dit punt moet een lang zame overgang plaats hebben tooneelgezelschap- pen moeten zich beijveren aan allen te voldoen, en in bevattelijken vorm te spreken ook tot de minder ontwikkelden, voor wie het tooneel vooral zoo nuttig wezen kan. Maar men eische dan niet dat onverteerbare spijzen dat publiek worden voortgezet. Wij, die ons kunnen vergasten aan heer lijke fijne vruchten, behoeven niet met minachting erop neer te zien, als men hun, die deze delicatessen niet waardeeren kunnen en er niets om geven, een minder soort voorzet. Het tooneel is en blijft in hoofdzaak een middel tot ontspanning en dat ver liezen de critici te veel uit het oog. Voor zijn aanval heeft de heer De Vos wel grond. Maar hij wachte zich toch voor overdrijving. Zoo menige critiek wordt geleverdvooral inde N. R. Crt., die verre van oppervlakkig is. Wij zijn echter even nieuwsgierig om zijn volgende opmerkingen tegen de critiek te lezen als kennis te maken met zijne nieuwe penne- vrucht. Wij zullen dan nog beter kunnen oordeelen aan welke zijde het recht is. Want het blijft ons toch altijd nog een ra idsal waar om een acteur, die toch ook belang heeft bij de verhef fing van zijn stand, juist voor stoflage van een stuk dat hjj schrjjft bij voorkeur oude figuren uit de doos haalt, daar waar wij in den tegenwoor- digen tijd op zoovele betere ons kunnen beroemen. Wellicht geeft de heer De Vos ons in eene latere pennevrucht als tegenhanger van het voorheen, te zien hoe het op dit punt thans is gesteld. Blijkens eene aankondiging van den vice-president van den raad van state, voorzitter der afdeel ing voor de geschillen van bestuur, worden in de Staatscourant van 4 dezer opgeroepen de onbe kende belanghebbenden in zake van het beroep van het bestuur der waterkeering van het calami- teuse waterschap Ellewoutsdijk ën den calamiteusen polder Borssele, van een besluit van gedeputeerde staten van Zeeland, waarbij machtiging wordt ont houden voor de uitvoering van werken aan den Noordnol van den polder Borssele, om zoo zij dit noodig achten hunne memoriën en bewijs stukken in te zenden aan den raad van state te 'sGravenhage vóór den 16 Juli 1884. Tot dien dag liggen de stukken ter inzage ter secretarie van den raad van state. Gisteren en heden werden de vier laatste can- didaten voor het hier afgenomen apothekers examen geëxamineerd en allen met goeden uitslag. Het waren de heeren J. Roelofs, geb. te Amster dam, J, J. Coene, geb. te Utrecht, H. A. Hacken- berg, geb. te Middelburg en J. A. Van Ketel, geb. te Amsterdam. In het geheel werden 57 candidaten geëxami neerd j een bleef wegens ziekte afwezig. Vail de 29 vrouwelijke aspiranten slaagden er 20 en van de 28 mannelijke 14. Het eerste nummer van Domburgsch Badnieuws en vreepidelingenlijst is weder verschenen. Als naar gewoonte zal het gedurende het badseisoen weder eiken Zaterdag het licht zien. 25eveij1)erg-en, 5 Juli. Nu de katholieke kiesvereeniging Noord Brabant besloten heeft den antirevolutionairen candidaat te steunen, is in den verkiezingsstrijd de val van den liberalen candi daat bijna zeker. De antirevolutionairen werken met voorbeeldigen ijver, wat van de liberalen niet gezegd kan worden. H. K. H. de prinses Von Wied werd heden 43 jaar. In een artikel omtrent de verwerping der klas- senbelasting geeft de Friesche Crt. de volgende „gelijkenis" ten beste. Er was eens eene arbeidersfamilie die had eene koe. De koe voorzag in de behoeften van keuken en kelder, en moeder de vrouw vond in het boter- geld terug wat zij bij den winkelier van het dorp voor de huishouding koopen moest. Ze was als van de familie, de koe, en zonder geleide kon zij den langen weg van de gemeene weide terugvinden naar den warmen stal. De koe werd ziek, zieker, doodziek. De menscben waren door en door be droefd. Al de buren kwamen op hun beurt eens kijken; de een raadde een kouden drank, de andere een warmen drank, een derde was voor een dub belen deken om het ljjf gewonden, een vierde weel voer frissche lucht door open deuren en ramen, anderen weer waren voor purgeeren, weer anderen voor stoppen. En de man en de vrouw, staande tusscben al die elkander tegensprekende raadgevin gen/zaten met de handen in het haar. Van ader laten wilden ze volstrekt niets weten. Foei wie kon dat zieke beest nog zeer doenEnfin, er was overvloed van raad, maar gedaan werd er niets. En de koe werd al zieker en zieker, en eindelijk ging het arme beest dood. Er was eens een land, waarvan de volksvertegen woordiging geroepen werd om te beraadslagen over een door den minister van financiën ingediend ont werp tot versterking der geldmiddelen. De eene enz. enz.de andere enz., enz. En eindelijk joeg het volk de volksverte genwoordigers naar huis, als „onbekwaam tot eenig goed," dan misschien om de belangen van hunne partij, van hunne club en clubjes te behartigen, waardoor zij vergaten het vaderland te dienen. De Kruiningsche kermis, pas achter den rug, en de Heinkenszandsche, thans in vollen gang, zijn de voornaamste dorpskermissen in Zuid-Beveland. Al zijn ze ook in verval geraakt, toch worden ze noch altijd tamelijk druk bezocht. In ieder geval worden zij, eerstgenoemde in oostelijk, laatstge noemde in westelijk Zuid-Beveland, als feestdagen algemeen gevierd. Wie geen kermis houdt, gaat zijne familie opzoeken, maakt een toertje door het eiland, onderneemt een uitstapje, naar Rotter dam of Antwerpen b. v., of blijft thuis en eet met vrouw en kinderen eens iets extraas, al naar de verschillende omstandigheden van den onthouder dit meebrengen. Niemand werkt den besten kermisdag. Niet alleen wordt echter kermis ge houden op de dorpen, waarnaar de twee hoofd- kermissen genoemd worden, maar ook op de omliggende dorpen laat dan de speelman zich hooren. De kermislustigen, die niet naar Krui ningen of Heinkenszand tijgen, de meesten doen dit echter, blijven op hun dorpje om daar pret te hebben. Mag ik den lezer eens op de hoofd- kermis rondleiden Het zal er anders toegaan dan hij misschien wel meent. Nadat 's middags de kramen geopend, de carou sels aan het draaien en de begaafde kunstenaressen en kunstenaars, die voor weinige centen heel veel muziek te genieten geven, met en benevens eenige ongelukkige verminkten te voorschijn gekomen zijn, komen de harstochtelijkste kermisvrienden van alle zijden opdagen het zijn de kinderen. Geen van allen heeft den tijd er af kunnen nemen om eer aan het kermismaal te doen wegens hun drift om van huis te gaan. Trouwens met ver scheidene kinderen van bij en over de duizend weken was dit niet minder het geval In hun nen eenvoud hebben zij dol veel pleizier. Hun lust is aan tafeltjes of kraampjes mot snuisterijen of versnaperingen belangrijke inkoopen te doen soms wel voor vijf cent te gelijk hun leven is rond te draaien op een paard, soms op den kop van eenen leeuw. Hunne vroolijkheid stijgt tot uitgelatenheid wanneer de eene of ander kinder vriend het met den carousel baas op een akkoordje gooit en allen voor puur niemendal laat rondrijden. Waarljjk voor de jeugd, vooral de dorpsjeugd zou het jammer zijn als de kermissen als al het aardsche voorhij gingen. Ze vermaken zich er zoo uitnemend. Men merkt op, dat er van alle zijden intusschen volk gekomen is. Jonge, vroolijke meisjes met glinsterende oogen en snoeperige gezichtjes dren telen de straat nu op en neer of vatten post bjj eene caroussel, naar de booze wereld beweert, om daar op een kermisvrijer te wachten, voor zooverre zij dien nog niet mochten bezitten. Vele jongelui verlustigen zich, in afwachting van de dingen die komen zullen, met koekslaan, waarbij zij lessen in de welsprekendheid kunnen ontvangen van den buitengemeen woordenrijken koekkramer. Ook ouders met een half dozijn telgen strijken hjjgende en blazende neer in de herbergen. Zij zijn een aardig eindje komen loopen en nuttigen nu een glas bier of een andere hartsterking. Het wordt later. Lange rijen van jongens en meisjes loopen gearmd naar de dansgelegenheden. De Zuid- Bevelandsche rondedans wordt geopend, zeker de vermoeiendste en minst sierlijke van alle dansen. Het voornaamste is echter, dat allen er veel van houden. De danslustigen vermeerderen. Alle herbergen geraken stampvol, zoodat men niet zonder groot gevaar voor zijne eksteroogen het buffet kan be reiken. Meer bejaarde en vermoeide jonge paartjes blazen achter groote lange tafels op schragen eens uit onder het genot van een fiesch wijn, waarvan het merk ons onbekend is. Anderen vergasten zich in de eene of andere van ouds bekende wafelkraam op iets goeds. Weer anderen geven de voorkeur aan een toertje in den caroussel, waarin de jongelui, wat minnekoozen betreft, precies handelen of ze thuis waren. Vreemden gaan eindelijk vertrekken; de getrouwde dorpelingen zoeken hunne respectieve huisgoden op. Nog een dol dansje en de paartjes gaan mede huiswaarts, nadat eerst menig galant minnaar zijne uitverkorene een kolossale kermiskoek present gedaan heeft. Het eigenlijke kermisvolk gaat nog eens voor zichzelve uit. Eindelijk geeft de onver- beterlijkste plakker, naar de Zuid-Bevelandsche wijze van spreken, den laatsten man het pak op. En de kermis is verzameld tot hare vaderen. Het is zeker vrij gewaagd van mij om, waar zoovele welversneden pennen tegen de kermis geschreven hebben, voor het behoud der kermis te pleiten. Het is alleen maar, omdat ik er van overtuigd ben, dat de heeren kermisverfoeiers deze zaak erg overdrijven, dat ik deze stoutigheid ondernemen durf. Men zegt altijd dat de kermis de onzedelijkheid en het drankmisbruik bevordert. Niet geheel waar. Het drankgebruik is op kermissen ik spreek natuurlijk alleen van Zuid-Bevelandsche niet gering. Toegestemd. Maar het overgroote meeren- deel der kermishouders gaat ongetroubleerd naar huis. Zij komen om pleizier te maken, niet om te drinken, al mag ook een enkele bij ongeluk min of meer bestoven worden. Men ziet dronken lui, doch dat zijn gewoonlijk vrienden, die alle dagen een droge lever bezitten en wie de centen altijd in den zak dansen. Al worden alle ker missen morgeD afgeschaft, ze zullen toch de plaatsen wel weten te vinden, waar, alweer volgens de Zuid-Bevelandsche wijze van spreken, onze Lieve Heer zijn arm uitstrekt. De kermissen kweeken geen dronkaards. Dat is mijne meening. Wat verder de onzedelijkheid betreft, och, wie ooit achter de schermen gekeken heeft weet heel goed dat hier meer de schijn dan het wezen tegen de kermishouders is. De jongelui geneeren zich volstrekt niet als zij met hunne dulcinea's achter- de tafels of in de carousels zitten. Het is boven reeds opgemerkt. Doch al wat er verder geschiedt, mag gerust het daglicht zien. Wie op dat punt niet deugt, wacht de kermissen niet af. Met grond kan men beweren, dat het kermishouden ruw in zijn werk gaat, hoewel ook hierop gun stige uitzonderingen aan te wijzen zijn. Toch zelfs jonge lui uit de hoogste standen, wanneet zij uit zijn, munten ook niet altijd door gentle manlike manieren uit. Wie in eene academiestad gewoond heeft weet er alles van. Wie zal het daarom wagen den eersten steen te werpen op onze Zuid-Bevelandsche, op onze Zeeuwsche boertjes en boerinnetjes Wat verder sterk voor de kermis pleit is ditj altijd naar mijne bescheiden meening. Men zegt wel eens dat vermaak de specerij dos levens ia. En terecht. Het zjju bewonderenswaardige groote

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1884 | | pagina 1