Maandag
9 Juni.
"134
1884.
Bij kt zieM van een listen*
Middelburg 7 Juni.
Rechtszaken.
Dit blad verschijnt d a g e 1 ij k s>
met uitzondering van Zon- en Feestdagen
Prijs per 3/m. franco 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Gentï
Advertentiën* 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van i -7 regels 1,1
iedere regel meer f 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte:
Bij deze eourant behoort een BIJVOEGSEL.
AIDDËLBl!
COURANT.
Agenten voor dit blad zijn te Vlissingen: P. G. de Veij Mestdagh, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruimngen: F. van der Peijl, te Zierikzee: A. C. de Mooi;, te Tholen: W. A, van Nieüwenhuijzen, en te Ter Neuzen A. van der Peijl Jz.
Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube en Cie., John F. Jones, opvolger
De bijna afgeloopen week vult eene eigen
aardige, deels treurige, deels opwekkende
bladzijde in onze geschiedenis. Er openbaarde
zich een zeldzame belangstelling van de zijde
van ons volk voor hetgeen er voorviel in het
paleis te 's Gravenhage, waar hij woont dien
wij allèn slechts weinig kennen en die toch is
aangewezen om de eerste plaats in ons mid
den in te nemen.
Al moge menigeen niet rondweg willen uit
komen voor zijne belangstellinghaar ver
bergen achter een zekere onverschilligheid,
toch bleek uit een niet te bedwingen nieuws
gierigheid, dat zelfs de meest onverschillige
zich niet onttrekken kon aan het algemeen
idee dat er gewichtige dingen kunnen gebeuren.
De ernst voor 's lands belangen, voor ons
volksbestaan openbaarde zich dezer dagen bij
velen, bij wie men dien niet had gezocht. En
dit is de opwekkende zijde van het treurige
tafereel dat Den Haag deze week lieeft te
aanschouwen gegeven.
Daar ligt op het ziekbed de e e n i g e man
nelijke telg, behalve onze koning, uit ons
vorstenhuis.
De eenige nog en dat juist is het
ernstig teeken.
Met gewettigde trotschheid werd onlangs
van Duitsche zijde gewezen op het feit en
zoowel de graveerstift als de photographie
vereeuwigde dit dat vier opvolgende ge
slachten aanwezig waren. De ijzersterke
eerbiedwaardige, grijze keizer droeg zijn
achterkleinzoon op de armen.
Zoo was het ruim veertig jaren geleden ook
bij ons.
Den 4ea September 1840 werd de oudste
zoon van onzen tegenwoordigen koning geboren
en Willem I viel het geluk ten deel dat te
beleven.
Bij gelegenheid van de doopplechtigheid van
dien vorstentelg sprak dan ook de predikant
Van den Broek „Meer dan zeldzaam, mis
schien eenig is het voorrecht, dat de hoofden
van vier opeenvolgende geslachten, dat een
viertal vorsten, die de koninklijke kroon ge
dragen hebben, nog dragen of eenmaal, zoo
wij hopen, dragen zullen, zich tot hetzelfde
godsdienstig' doel vereenigd vinden om Gods-
verhond te houden en Zijne inzettingen te
bewaren".
Die hoop is niet geheel verwezenlijkt, en
na een in de wereldgeschiedenis zeer kort
tijdsverloop bestaat thans gevaar dat wij het
laatste mannelijk oir uit dat geslacht verliezen.
Het is of een noodlot rust op ons vorsten
huis.
Na den dood van koningin Sophia viel slag
op slag. Jong en oud werd getroffen en de
oudste won en wint het nog van den jongere.
Men denke slechts aan prins Frederik en
sla onzen koning gade, hoe krachtig hij nog op
zijn leeftijd ie boven velen. En toch brengt
die leeftijd ook reden tot bezorgdheid mede.
Groote belangen staan op het spel, en uit
dat bewustzijn vooral spruit de algemeene be
langstelling die zich op dit oogenblik openbaart.
Men weet dat, mocht de slag vallen die onzen
eenigen prins ons ontneemt, wij staan voor een
tijdperk van overgang, waarin belangrijke za
ken kunnen gebeuren.
De staatscommissie, die belast is geweest
met het onderzoek van welke bepalingen dei-
grondwet herziening noodzakelijk en thans
raadzaam is, schreef in haar verslag over de
troonopvolging: „Er is geen enkele reden om
in de algemeene regelen van erfopvolging mate-
peple veranderingen te brengen. Maar wel
is het raadzaam, den vorm te verbeteren. De
bestaande bepalingen laten aan duidelijkheid
en volledigheid veel te wenschen over en
kunnen daardoor tot allerlei misvattingen aan
leiding geven. Het zal wel overbodig zijn
uiteen te zetten tot welke moeielijkbeden deze
gebreken in buitengewone omstandigheden aan
leiding zouden kunnen geven."
Welnu, die buitengewone omstandigheden
doen zich wellicht spoedig genoeg voor. De
treurige ervaring der laatste jaren, door
ons vorstenhuis opgedaan, had voor ons
een les en eene waarschuwing moeten en
kunnen zijn om met meer voortvarendheid
een werk te volbrengen dat noodig is en ieder
oogenblik steeds dringender om afdoening
vraagt. Maar zooals met zoovele zaken heb
ben wij den tijd voorbij laten gaanelk ver
lies dat wij leden beschouwden wij niet als
eene waarschuwing, behartigden wij niet als
een wenk om ons te haasten. De politiek
nam onzen ganschen tijd in beslag; en nu
nog zal er wie weet hoeveel tijd voorbijgaan
vóór wij aan die herziening de hand slaan
Het ziekbed van onzen troonopvolger kan
ook in dezen eene vingerwijzing zijn.
Wat er gebeuren zal wanneer de noodlottige
slag eens vallen mocht, zegt onze tegenwoor
dige grondwet.
Het prinses] eis dan aangewezen als 'skoning's
opvolgster en staat, zoolang zij minderjarig is,
onder voogdij van eenige leden van het konink
lijk huis en eenige aanzienlijke Nederlanders.
De voogdij wordt geregeld en de voogden
worden benoemd bij eene wet, vastgesteld in
eene vereenigde zitting der beide kamers.
Bij het leven van den koning wordt deze
wet nog gemaaktis dit niet geschied, zoo
worden, is het doenlijk, eenige der naaste
bloedverwanten van den minderjarigen koning
(of de minderjarige koningin) over de regeling
der voogdij gehoord.
Gedurende die minderjarigheid wordt verder
het koninklijk gezag waargenomen door een
regent.
Welk een geheel andere toestand dan de
tegenwoordige kan hierdoor in het leven worden
geroepen 1 Een ruim veld wordt dan geopend
voor allerlei intrigues en bovenal worden wij
blootgesteld aan vreemden invloed.
En zonder dat het noodig is om ons ongerust
te maken over Duitschland's macht, valt het
toch niet te ontkennen dat, hoe men de zaken
ook moge bezien, van daar toch moeten komen
de naaste familieleden, die over het prinsesje
voogdijschap zouden moeten uitoefenen.
Die invloed zou zich onmiskenbaar doen ge
voelen, en of dit wel nuttig zou zijn voor
onze belangen, betwijfelen wij.
Wij blijven liefst buiten vreemden invloed,
omdat wij het met Tollens eens zijn:
Dat land is sterk, geen sterker land
Dat zich omgordt met d'eendragtsband
l)at trouw aan aard en afkomst blijft
En vreemde zeden buiten dr^ft.
Wat enge ringmuur 't ook beperk',
En bad bet wal nog vestingwerk,
Dat land is sterk."
Daarom vooral slaan wij met gespannen ver
wachting den loop der ziekte van onzen troon
opvolger gade en daarom ook is de algemeene
wensch dat hij herstellen moge.
Maar ook om zijnentwil hopen wij op zijn
herstel. Wij hebben ons nooit geschaard on
der hen die hem hard vielen over de houding,
door hem in de laatste jaren aangenomen, al
gevoelden wij ons evenmin geroepen om als
zijn verdediger op te treden.
In zulk een geval vooral is het hoogst
moeilijk een billijk oordeel uit te spreken,
omdat men niet met alle omstandigheden be
kend is, niet alles weet wat er is gebeurd, niet
begrijpt welke drijfveeren hem nopen zoo te
handelen als hij doet en niet anders.
Ook Willem III nam als kroonprins weinig
deel aan de staatkundige aangelegenheden van
het land, maar niet met zijn vrijen wil. Een
jaar voor zijn troonsbeklimming richtte hij
tot een onzer staatslieden deze woorden
„Ik kan u niet aanzien zonder te denken,
hoeveel gij voor het vaderland gedaan hebt,
en mij te bedroeven dat ik nog geene gelegen
heid heb gehad, er^ets voor te doen."
In de hofwereld zijn zoo vele verborgenheden,
waarover de toekomst eerst den sluier kan
lichten en waardoor het onmogelijk is het heden
uit een onpartijdig standpunt te beoordeelen.
Men vergete bovendien niet dat menig harde
aanval, waaraan onze prins bloot staat, niet
voortkomt uit waarachtige belangstelling in
ons land maar dat zekere partij, die nu
niet zoo bijzonder aan het vaderland is ge
hecht, er juist belang bij heeft om de scha
duwzijden van zijn karakter in het licht te
stellen om ook daardoor onze eendracht, ons
volksbestaan te ondermijnen.
Uiterst omzichtig dient men te zijn met
zijne instemming daarmee te betuigen, al be
hoeven wij evenmin blind te wezen voor de
gebreken die onze troonopvolger heeft.
Te ontkennen valt het echter niet dat zijn
leven eene aaneenschakeling van bittere te
leurstellingen is, dat hij, niet aangewezen voor
de gewichtige taak, welke hem thans wacht,
tijd van voorbereiding moest hebben.
Hoe lang die tijd moet duren of hij al niet
te lang heeft geduurd Ziedaar vragen waarop
het antwoord moeilijk is te geven.
Maar juist de door prins Alexander aange
nomen houding legt dubbele verantwoordelijk
heid op zijne schouders tegenover ons allen.
Eenmaal zou hij moeten optreden ook om zich
zeiven te rechtvaardigen en te toonen dat hij
ernstig handelde toen hij zich schijnbaar aan
alles onttrok.
En de gelegenheid om dat te doen zou hem
worden ontnomen, wanneer nu reeds zijn levens
draad werd afgesneden.
Dit zou bovendien eene teleurstelling we
zen voor hen, die beweren dat hij wel degelijk
gereed is voor en op de hoogte van de gewich
tige taak die hem als koning wacht.
Daarom en ook om hem zelfswille hopen wij
op herstel. De geschiedenis alleen kan uit
spraak doen over hetgeen velen onzer nog een
raadsel is dubbel treurig zou het wezen wan
neer een einde werd gemaakt aan het leven
van een vorstenzoon, dat op zich zelf reeds
tragisch is en bij welks behoud zulke gewich
tige belangen zijn betrokken,
En wanneer de prins herstelt zal zeker de
algemeene belangstelling, die hem is en wordt
bewezen, een prikkel kunnen zijn om met moed
en vertrouwen zich te wijden aan de belangen
van een volk, dat toonde hem genegen te zijn
en bij zijn ziekbed zijne tekortkomingen te
vergeten.
De beden uit 's Gravenhage ontvangen berichten
omtrent den toestand van den kroonprins luiden
als volgt
Het bulletin, uitgegeven te half twaalf, meldt
De prins bracht den nacht wakende door. Heden
morgen werd eenige koortsverheffing geconstateerd.
Overigens is de toestand dezelfde.
Te 4.13 was er in den toestand geen of weinig
verandering. Behoudens onvoorziene incidenten zal
dit vooreerst zoo blijven.
Naar wij vernemen zal de aftredende commis
saris des konings allen, die mochten verlangen hem
nog te spreken, voor het laatst daartoe gelegenheid
geven aanstaanden Donderdag ten half elf ure.
Met betrekking tot bet te 's Gravenhage gear
resteerde fatsoenlijke meisje, waarvan in ons
vorig nommer sprake was, wordt ons medegedeeld
dat zij eene oude bekende van de justitie is en
reeds een paar vonnissen wegens diefstal tot haar
last had. Het hof te 's Gravenhage veroordeelde
haar tot twee jaren en de rechtbank in de resi
dentie tot 3 maanden gevangenisstraf.
Dit verklaart wel eenigszins hare gevangen
neming, doch heldert nog niet de ongerijmdheid
van een deel van het schrijven in het Haagsche
Dagblad op Als de schrijver onwaarheid meldde
moet hij openlijk in het ongelijk worden gesteld.
Heden middag te 3 uren werd op de werf der
kon. maatsch*1 De Schelde te Ylissingen, met uit
stekend gevolg, te water gelaten het 41* op die
1nrichting gebouwde vaartuig Rosalind. Dit schip
xs gebouwd voor rekening van de heeren Coppack
Carter en c° te Cheshire.
Het is geheel van ijzer, volgens Lloyds classe
100 A, special survey, heeft eene lengte van 176,
eene breedte van 27 en eene diepte van 121 Eng.
voeten.
De machine en stoomketels, in dit schip te
plaatsen, worden op de fabriek De Schelde vervaar
digd en zijn zoo ver gereed dat zij spoedig in het
schip zullen kunnen gesteld worden. De machine
van compound systeem heeft een hooge en lage
drukcylinder van 22 en 41 duim met 30 duim
slaglengte.
De ketel is van staal vervaardigd, op een stoom
druk van 95 Lbs. Het schip moet geheel uitge
rust ready jor see worden afgeleverd, en is bestemd
als general trader dienst te doen.
Vóór het afliep werd het schip door mrs
Davres op Engelsche wijze gedoopt. Dezelfde
dame hakte ook het touw voor het laatste belet
sel weg.
Omtrent de ziekte van den kroonprins en de ge
neeskundige behandeling, worden aan verschillende
bladen de volgende mededeelingen verstrekt:
Sedert het laatst van de vorige week overnach
ten de hofmaarschalk-adjudant en de tweede
adjudant van den prins beurtelings ten paleize,
waar een groot gedeelte van het dienstpersoneel
des nachts in functie is. In het paleis, vroeger
bewoond door wijlen 's prinsen's broeder, zijn logeer
vertrekken ten behoeve van een der adjudanten
beschikbaar gesteld.
De ziekte van Z. IC. H. eischt haar gewonen
o ut wikkel i ngstij d en vertoont het gewone verloop.
Kritiek blijft de toestand nog steeds, daar het
gevaar voor het intreden van perforatie gansch
niet is geweken. Heeft zich deze complicatie bij
een lijder vertoond, dan beschouwen de genees-
heeren zijn toestand in den regel als hopeloos.
De geneesheeren van den prins meenen echter
met grond te mogen hopen, dat Z. K. H. dit ge
vaar zal te boven komen.
De diarrhee, waaraan de prins lijdende was,
heeft sedert heden opgehouden, ongetwijfeld een
niet ongunstig verschijnsel.
Zooals reeds werd medegedeeld, gebruikt de
prins weinig voedsel, hetgeen geen bijzondere
bezorgdheid behoeft te wekken, omdat bij de
ziekte, waaraan Z. K. H. lijdende is, het voedings
proces altoos stoornis ondergaat.
Men maakt zich bovendien in dit opzicht niet
ongerust, in de eerste plaats omdat het lichaam
van den prins alsnog tegen tijdelijke onthouding
van voedsel bestand is, en voorts verkwikkings
middelen, als ezelinnenmelk, gelei van hartshoorn
e. a., welke de prins geregeld gebruikt, genoeg
zame voedingsbestanddeelen leveren. Overigens
neemt Z. K. H. geregeld de voorgeschreven ge
neesmiddelen in.
Hoewel de ziekte zijne krachten aanmerkelijk
deed afnemen, voelde de prins zich weinige dagen
geleden nog sterk genoeg om uit eigen beweging
en zonder steun het bed voor enkele oogenhlikken
te verlaten.
Van zijne kamerdienaars ontvangt Z. K. H. eene
voortreffelijke verpleging.
Voor het even edelmoedige als zelfopofferende
aanbod van eenige dames van hoogen huize, om als
liefdezuster den prins te verplegen, zal vermoedelijk
bedankt worden.
Herhaalde malen daags, en ook heden, deed de
prins zijnen secretaris aan het ziekbed ontbieden
tot bespreking van eenige loopende zaken.
De ziekekamer van Z. K. H. maakt deel uit van
5 kamers en suite met elkaar in gemeenschap, en
die tot gewoon verblijf van Z. IC. H. dienen. In
alle het ziekevertrek omgevende apartementen zijn
de vensters geopend tot het binnenlaten van de
frissche buitenlucht. Nadat zijne ongesteldheid
van ernstigen a.ard is geworden, zijn 's prinsen
lievelingen, papegaaien, parkieten, fraaie vogels, uit
zijne kamer en belendende vertrekken verwijderd,
terwijl ook de prachtige gitzwarte poedel, die des
nachts voor het bed van zijn vorstelijken meester
gewoon was te waken, tijdelijk een ander verhipt
heeft betrokken.
Arrondissements-rechtbank te Middelburg.-
Heden zijn veroordeeld
A. W., 35 j., waschvrouw te Goes wegens dief
stal tot eene maand cel. E. D. De P., 33 j.,'
klompenmaker te Koewacht wegens mishandeling