MIDDELBURGSCHE COURANT Nationale Militie. OUDERLOOS. BIJVOEGSEL Maandag 19 Mei 1884. N3. 118. "•FEUILLETON. Middelburg 17 Mei. Brieven uit de Hofstad. Brieven uit Zuid-Beveland. VAN DE VAN De burgemeester en wethouders ran Middelburg, gelet op het besluit van den commissaris des koninga in de provincie Zeeland, van den 10 Mei 1884, A, n° 903/', 3e aid. (provinciaal blad n° 42) maken bekend dat het onderzoek van de in deze gemeente zich bevindende verloigangers van de militie te land, om het even uit welke provincie zij afkomstig zijn, en onverschillig tot welke lichting zij behooren, voor zoover zij vóór den 1 April jl. in het genot van onbepaald verlof zijn gesteld, zal plaats hebben op Woensdag den 4 Juni a., des voormiddags te 10 uren, op de koop mansbeurs alhier. Zjj herinneren de belanghebbenden verder aan de navolgende bepalingen der wet op de nationale militie van 19 Augustus 1861, (Staatsblad n° 72). 1° de verlofganger meldt zich, binnen dertig dagen na den dag waarop hem de verlofpas is uitgereikt, bjj den burgemeester zijner woonplaats aan, teneinde deze zijn verlofpas voor gezien teekene; (art 133). 2' de verlofganger die zich in eene andere gemeente gaat vestigen, geeft daarvan kennis aan den burgemeester zijner woonplaats. Binnen der tig dagen na den dag, waarop hjj komt in de gemeente, waarin hjj zich vestigt, meldt hjj zich evenzeer aan bjj den burgemeester dier ge meente, opdat deze zjjn verlofpas voor gezien teekene(art. 134). 3° de verlofganger van de militie te land mag zich, zonder toestemming van den minister van oorlog, niet langer dan gedurende vier weken buiten 's lands begeven(art. 136). 4° de verlofganger, die artt. 133, 134 en 136 niet naleeft, wordt in werkeljjken dienst geroepen en gedurende drie maanden gehouden (art. 137). 5* de verlofganger van de militie te land, die bij openbare kennisgeving is opgeroepen om door den militie-commissaris te worden onderzocht, verschijnt bjj het onderzoek in uniform gekleed, en voorzien van de kleeding- en uitrustingstukken, hem bjj zijn vertrek met verlof medegegeven, van z.jjn zakboekje en van zijn verlofpas(artt. 138, 139 en 140). 6' de verlofganger van de militie te land is aan de militaire rechtspleging en tucht onderworpen, onder andere gedurende den tjjd dien het onder zoek voor den militie-commissaris duurt en, in het algemeen, wanneer hjj in uniform gekleed is (art. 130). 7" behoudens het bepaalde bjj art. 130, kan een arrest van twee tot zes dagen, te ondergaan in de naastbij gelegen provoost of het naastbjj zijnde huis van bewaring of arrest, door den militie commissaris worden opgelegd aan den verlofganger 1® die, zonder geldige reden niet bij het on derzoek verschjjnt; 2' die, daarbjj verschenen zijnde, zonder geldige reden, niet voorzien is van de bjj art. 140 vermelde voorwerpen 3° wiens kleeding- en uitrustingstukken bjj het onderzoek niet in voldoenden staat worden bevonden 4° die kleeding- of uitrustingstukken, aan een anderbehoorende, als de zijne vertoont; (Art. 141) 8° onverminderd de straf, in het voorgaand artikel vermeld, is de verlofganger verplicht, op daartoe door den militie-commissaris te bepalen tjjd en plaats, en op de in art. 140 voorgeschreven wjjze, voor hem te verschjjnen, om te worden onderzocht(Art. 143) 9" de verlofganger, die zich bjj herhaling schul dig maakt aan het feit, sub. 4° van art. 141 bedoeld, of niet, overeenkomstig art. 143 voor den militie-commissaris verschjjnt, of, aldaar verschenen zjjnde, in het geval verkeert, sub. 2° en 3® van art. 141 vermeld, wordt onder de wapenen geroepen en van drie tot zes maanden gehouden. (Art. 144) 10° de verlofganger, die niet voldoet aan eene oproeping voor den werkeljjken dienst, wordt als deserteur behandeld (Art. 145) 11° elk, die voor de militie is ingeschreven, en ieder, die daarbij is ingeljjfd, kan, overeen komstig de daaromtrent bestaande voorschriften, tot een vrjjwillige verbintenis, voor den tjjd van Roman van Uetlef Stern. TWEEDE DEEL. Op veie. Tweede Hoofdstuk. Berger lachte en antwoordde freule Berndt vonder goed geleide niet en ik stel mjj gaarne beschikbaar". Van het Colyseura trokken wij naar de Therme di Caracallade groote baden, waarvan men echter ook nog slechts den uiterlijken vorm ziet al de inwendige pracht van marmer is verdwenen. Verder naar het Columbario, een vierkant gebouwtje, waarvan slechts een klein gedeelte boven den grond uitsteekt. Wjj daalden eenige treden af en bevonden ons in een vertrek, waarvan de wanden rondom tallooze kleine nisjes boven elkaar bevatten, waarin de asch van voor eeuwen ont slapen Romeinen bewaard wordt. In kleine bont gekleurde urnen stonden de overbljjfselen van geheele gezinnen bjj elkaar in een ruimte, waarin nauweljjks éen kinderljjkje zon kunnen staan. Berger sprak zjjn ingenomenheid met die wjjze van begraven uit en hoopte dat zjj spoedig weer ingevoerd zou worden. »Vreeseljjkriep freule Berndt uit, »alsik ze» jaren of langer, worden toegelaten bjj de zeemacht, het korps mariniers hieronder begrepen, bjj het leger hier te lande, of bjj het krijgsvolk in 's rijks overzeesche bezittingenplaatsvervan gers echter niet bjj de zeemacht of korps mariniers, gedurende het eerste jaar van hunnen diensttijd (Art. 9 en 74) 12° aan den bjj do militie te land ingeljjfden, die verlangen na volbrachten oefeningstjjd, mins tens voor zes maanden onder de wapenen te blijven of te komen, zonder zich als vrijwilliger te verbinden, wordt dit vergund. (Art. 126.) Hiervan is afkondiging geschied waar het be hoort, heden den 16 Mei 1884. De burgemeester en wethouders van Middelburg, PI C K De secretaris, G. N. DE STOPPELAAR. 16 Mei 1884. Is het wonder, dat een Haagsche briefschrijver aan het voornaamste in Zeeland verschjjnende dagblad voor den aanhef van zijn brief gretig gebruik maakt van de omstandigheid, dat twee belangrjjke herinneringsdagen in de Nederlandsche historie binnen lands vergaderzaal het eerst door een Zeeuwschen afgevaardigde zijn ter sprake gebracht Zeker niet. Het bloed kruipt waar het niet gaan kan, en waar de niet ondergetee- kende geen inwoner van Zeeland is en ook niet zjjn kan, wil hjj brieven uit de Hofstad bljjven schrijven, knoopt hjj toch gaarne hetgeen hjj te zeggen heeft vast aan iets, wat die provincie in een meer bijzondere mate betreft. Zoo wil hjj thans aanvangen met de mededeeling van zijn gedachtenloop, ontstaan naar aanleiding van de redevoering van den Zierikzeeschen afgevaardigde ter tweede kamer, betreffende de vjjf en dertig jarige regeering van koning Willem III. Hadden vele gewesten en steden in vroeger dagen hare eigen geschiedschrjjver, alsof die taak niet beter ware overgelaten aan ieder, die er zich toe geroepen gevoelde, de heer Van Kerkwjjk schjjnt zich, hetzjj uit opdracht van zjjn medeleden, hetzjj uit zuiveren drang des harten, tot taak te hebben gesteld de gedenkwaardige dagen uitr'de vaderlandsche historie in het geheugen'van zjjn tjjdgenooten terug te roepen,- Die 'handelwijze verdient zeker niets dan lof. Behalve het beoog de doel wordt daardoor ook nog dit bereikt, dat zij het anders vrjj zeldzame schouwspel levert, dat kamer en regeering eenstemmig lucht geven aan wat hun op het Nederlandsche, Oranjesgezinde hart ligt. Zjj geven als het ware éen lied te hooren, achtereenvolgens in eerste en tweede stem gezongen. Wel een geschikte gelegenheid om de toongevers, zoowel op de gewone banken als aan de groene tafel, te doen denken aan deze maar al te vaak uit het oog verloren waarheid, dat het waarachtig belang des lands éen is en niet mag worden benadeeld door kleingeestig part jj - getwist en parlementaire haarkloverjjen. Men spreekt wel eens van koud metaal en kou den steen. Zou die hoedanigheid ook wel eigen zjjn aan het metaal en den steen, waaruit men standbeelden giet of beitelt? Men zou geneigd zjjn het tegendeel te gelooven als men denkt aan de ligging van het Binnenhof, waar de heer Van Kerkwijk deze week sprak over de regeering van onzen tègenwoordigen koning, vooral in verband met de hernieuwde vriendschapsbanden met onze zuidelij ke naburen, onze Belgische broeders, waar hjj korten tijd geleden wees op den naderenden driehonderdsten gedenkdag van den moord op prins Willem I gepleegd. Men zou haast denken dat de metalen standbeelden, ter weerszjjde van het Bin nenhof geplaatst,op het plein dat van den vader des vaderlands, op het Buitenhof dat van koning Willem II, den dapperen bestrijder van den Bel gischen opstand, den spreker in de zaal der volks vertegenwoordiging hadden geïnspireerd. Mocht dit zoo zjjn dan heeft standbeelden-metaal bewezen, bedenk dat ik na mjjn dood verbrand zou kunnen worden, o! »Zoudt gjj dit denkbeeld ook zoo akelig vinden, juffrouw Werner? »Ik vind het zoo erg niet; maar ik zou de urn met mjjn asch liever in een koel graf, onder gras en bloemen geplaatst hebben, niet zoo als hier, als in laadjes bjj een drogist". Hjj lachte over die huiseljjke vergeljjking en maande ons tot spoed aan, daar wij nog voor den donker langs de Via Appia wilden rjjden en een blik in de Catacomben werpen. Tusschen de hooge muren der graven door, langs het graf van Cecilia Metella, de ruïnen der oude waterleiding, bereikten wjj eindeljjk de Campagna, waar ik weer ruimer adem haalde. Ik voelde mjj beklemd tusschen al die oude murenmaar freule Berndt wilde niet verder naar buiten, uit vrees dat het anders te laat werd voor de Catacomben. Wjj keerden dus terug en stapten uit bjj een klein kerkje waar een oude monnik juist bezig was om twee dikke kaarsen aan te steken, ten einde twee der Spaansche pelgrims in de onder- aardsche gangen voor te lichten. Hjj gat ons ook elk zulk een kaars en ging voorop. Door een kleine deur kwamen wjj uit de kerk terstond in de duisterniseen smalle glooiende gang voerde ons naar beneden in verschillende vertrekken, waar men de plaatsen ontwaarde, waarin de doodkisten der eerste Christenen ingemetseld waren geweest. Hier en daar waren de openingen nog gesloten door steenen zerken met onleesbare opschriften' al is het zelf misschien nog even koud als lang vóór het in den vorm werd gegoten, dat het toch warmte vermag op te wekken en bezielen kan. Zou het daarom zjjn, dat men thans ook het Binnenhof zelf een soort van standbeeldje geven wil Ik vrees anders, dat de leden der staten- generaal, die niet reeds van zelf bezield zijn met het verlangen om 's lands welzijn zooveel mogelijk te bevorderen gesteld dat er zulke bjj vergissing mochten zjjn afgevaardigd niet veel door het bedoelde beeld zullen worden geïnspireerd en op gewekt tot krachtig handelen zonder tijdverspilling. Het bezielende van een standbeeld hangt toch zeker in de eerste plaats af van den persoon dien het voorstelt. En hoe ter wereld zal nu iemand zich bezield gevoelen door de aanschouwing van een beeld van graaf Willem II, die meer dan zes eeuwen geleden leefde Ja toch, wellicht is er iemand, die bjj het gezicht van dat beeld een gevoelige snaar in zijn binnenste zal voelen trillen, een man, die, zjj het dan ook al niet in 's lands vergaderzaal, toch ook op het Binnenhof huisvest, de bekende referendaris bjj het departement van binnenlandsche zaken, afdeeling kunsten en weten schappen, jhr. mr. Victor De Stuers. Van dezen schjjnt het denkbeeld te zjjn uitgegaan om op het Binnenhof eene monumentale fontein op te richten, gekroond met het beeld van den genoemden graaf van Holland, die in 1250 zich een paleis liet bouwen, dat het begin is geweest van de tegenwoordige schoone gebouwen rond het Binnen hof. Uit een oogpunt van kunst en kunstver- heerljjking kan dat monument van gesmeed jjzer misschien iets tot den toeschouwer zeggen en dus in de eerste plaats tot den kunst-referendaris zelf, die zich bovendien in zekeren zin het vaderschap daarvan mag toekennen. Gesteund door aanzien lijke bjjdragen van eenige rijke vrienden werd hjj in staat gesteld de bedoelde fontein aan te koopen en pasklaar te doen maken voor hare nieuwe standplaats. Als versiering zal zjj zeker goede diensten bewijzen, en als zoodanig beschouwd zal het rijk, waaraan zjj in eigendom zal worden overgedragen, haar ongetwjjfeld gaarne aanvaarden. Van de standbeelden van prins Willem I en koning Willem II gesproken, in welk een vreemde, min passende omgeving zjjn die vorstenfiguren thans verzeild! Zjj staan beiden bjjna^gehggl— weggedoken tusschen de kermi;tchtën en po ffertj es- kramen. In plaats, van het beeld van onzen vori- gen -kciring ziet de wandelaar op het Buitenhof thans de kleurig uitgedoschte clowns aan den ingang van verschillende tenten de boeren, bur gers en buitenlui" tot een bezoek aan de prach tig ingerichte" tent uitnoodigen, of wel een sober gekleede dame (althans wat de quantiteit der kleeren betreft) tot een twijfelachtig lokaas strek ken voor de kermisminnende voorbijgangers. Op het Plein heft tusschen het voortdurend kermisgewoel prins Willem ernstiger dan ooit zjjn wijsvinger tot de door de spellen heenglurende kermisgasten omhoog, als om te waarschuwen tegen al de losbandigheid, waartoe de Haagsche kermis in de schoone Meimaand aanleiding geeft. Ja, met de bloeiende heesters komt ieder jaar ook de oude maar nog steeds bloeiende kermis weerom. Het is als ware zjj sedert het vorige laar vele jaren jonger geworden. Zjj schjjnt zich dit jaar te hebben voorgenomen het bewijs te jeveren, dat zjj ook tegen de verdrukking in kan groeien, want zij is van grooteren omvang dan in den laatsten tjjd meestal het geval was. Het statige voorhout vooral is in jaren niet zoo met kramen bezet geweest. Wij zullen zien of het misschien een opflikkering kort voor den dood is. Ik hoop het, al valt het te betwjjfelen, althans voor zoover den Haag aangaat. Tot dezen min liefderjjken wensch zal ik mjj bepalen. Een plei dooi voor de opheffing der kermis is reeds vaak genoeg geleverd en zou thans te midden der vreugde, door haar gebracht, toch niet baten. Een ander, beter genot geeft de residentie sedert gisteren mede te genieten. De jaarljjksche ten toonstelling van schilderijen van levende meesters wordt dit jaar in hare teeken-academie gehouden en geeft zeer veel schoons te zien. De inzendin gen waren buitengewoon talrjjk, zoodat de com missie, met het oog op de beperkte plaatsruimte, maar de meesten waren open en leeg of bevatten eenige doodsbeenderen. Slechts enkele beelden waren er, maar die moesten zeer heilig zijn, want de monniken begroetten ze met groote vereering en vielen zelfs voor elk heilig gebeente op de knieën. Wij gingen hoe langer hoe dieper den grond in en liepen heel voorzichtig achter elkaar op het smalle paadje. Ik stond een oogenblik in gepeins verzonken, bij de gedachte aan die eerste Chris tenen die hier, veracht en vervolgd, het kleine lichtje ontstoken hadden, dat later bjjna over de geheele wereld zou schjjnen. Daar merk ik eens klaps dat de lichten vóór mjj verdwenen waren en op hetzelfde oogenblik werd ook het mijne als door een onzichtbaren adem uitgeblazen. Ik ontstelde hevig en wilde roepen doch eer ik er de kracht toe vond voelde ik een ijskoude hand op mjjn mond en hoorde ik een bevende stem achter mjj zeggen »Nu heb ik u in mijn macht 1 Nu kan ik mij wreken over den tegenstand, dien gjj mjj ge boden hebt, over de teleurstelling welke gjj mjj bereid hebt. Roep maar gerust", en de hand lie mjjn mond los, »nu hoort u niemand meer." »Maar freule Berndt zal mjj missen men zal zoeken en mjj vinden. Waartoe dient die bangma- kerjjik ben geen kind dat bang is in het donker." „Ook niet, als ik u alleen laat „Minder alleen dan met u, mjjnheer Berger »Zoo, nog al tjjd even halstarrig. Wjj zullen het er eens op aan laten komen." „Gjj moet, om den weg te vinden, toch be- reel heeft moeten afwijzen, wat anders welwaard zou geweest zjjn te worden aangenomen. Het getal geweigerde stukken bedraagt niet minder dan 86. Over de politiek valt niet veel te melden. Het bericht in de dagbladen, dat de wet tot invoering van het wetboek van strafrecht, spoedig de kamer zal bereiken kan waar zijn, want aan het ministerie van justitie is zjj geheel gereed, nadat zjj reeds de andere departementen heeft doorloopen en dientengevolge hier en daar nog wat is gewijzigd en verbeterd. Alleen de noodige overeenstemming met den premier schjjnt niet gemakkei ijk te verkrijgen. Een tegenstander van het nieuwe strafwetboek als de heer Heemskerk is, tracht hjj op alle mogeljjke wijzen daarin als nog veranderingen aan te brengen en de beweerde gebreken daaruit zooveel mogelijk weg te nemen of onschadelijk te maken. De invoeringswet nu, die omtrent het al of niet van kracht bljjven van alle bestaande strafwetten beslist, biedt een ruim veld aan om tegen het wetboek te reageeren. Op die wjjze zou het nog wel wat kunnen duren eer de invoeringswet bjj de staten-generaal wordt in gediend. Intusschen is de regeering ook ijverig in de weer, behalve met de invoering van het strafwet boek, met de grondwets-herziening. Herhaaldeljjk werden in den laatsten tjjd avondzittingen van den ministerraad gehouden, uitsluitend ter behan deling van het ontwerp voor eene nieuwe grondwet. De tijd zal leeren wat er van komen zal. Naar aanleiding van mjjn vorig schrjjven heeft de tram-directie zich in het Dagblad verdedigd. Ik verlang den strjjd niet voort te zetten, maar wil tegenover hare cjjfers alleen opmerken, dat de door mjj medegedeelde getallen mjj van wege beambten der maatschappij zelve waren opgegeven. Een der ergste mannenplag-gn" is ongetwjjfeld de groote schoonmaak. *.i«^Telken jare komt zij ons toch al zoo prpyrematisch Meigenot vergallen. Akelige työgh, die schoonmaaktijdenEerst hooreft-^ boven onze hoofden een vervaarlijk ge stommel, terwjjl er hier en daar door de misschien niet al te dichte zolderingen water sjjpelter wordt „boven" schoongemaakt. Een paar dagen later worden onze verbanningsdekreten geteekend en moeten wjj naar onze zomervertrekken ver huizen. Beneden zjjn nu onze vrouwen, bjjgestaan door gedienstige maar onvriendelijke geesten, aan het schrobben, schuren, poetsen, witten en be hangen. Wij zijn landerig en staan doodsangsten uit. Landerig over de zeer bescheiden menu's ons s middags voorgelegd, omdat men geen tjjd heeft aan eten te denken 1" Doodsangsten, wanneer wjj de acrobatische toeren aanschouwen, door onze vrouwen uitgevoerd, wel licht op een waggelenden stoel boven eene tafel of anders op een zwakke ladder om den zolder af te doen. 's Middags komen wjj thuis en zien onzen stoel tusschen den wand en eene tafel geplaatst. Juist, een uitgelezen plekje om de krant rustig te lezen. Verdiept in het een of ander artikel, bemerken wjj niet hoe de tafel achtereenvolgens beladen wordt met een volledig eetservies, een paar karaffen met spirutialia, een statenbjjbel, eene melkketel, een handveger en eene kalkpot en hoe verder het heele vertrek bjj- zonder veel op een uitdragers winkel begint te geljjken, door de meest heterogene bestanddeelen van een huishouden die daarin op en naast elkaar zjjn gestapeld. »Man, die stoel moet weg!" Och arme! We werpen de krant neer, mompelen eene verwensching, nemen een teug uit een der karaffen en stormen de deur uit om er niet voor 's avonds in terug te keeren, wanneer onze vrouwen doodaf onze thuis komst verbeidenEn zoo gaat het voort. Zou de schrijver soin3 meeneu dat de vrouwen voor haar plezier dat werk verrichten? Wij doen het best zulk een jaarlijks terugkeerende periode te rangschik ken onder de noodzakelijke plagen voor alle partijen. (Red.) ginnen met uw eigen kaars weer aan te steken en die zal mjj ook lichten." »Slim overlegdmaar toch mis. Ik weet welke richting ik moet volgen en kan nog wel een uur lang in 't donker voortgaan. Ik laat u dus alleen. Moge uw moed u niet begeven „Gjj zult niet gaan Dat moogt gjj niet riep ik nu inderdaad in doodsangst uit steek onze kaarsen weer aan en laat ons de anderen volgen die ongepaste aardigheid heeft nu lang genoeg geduurd. Aardigheid? Neen waarachtig 1 Het is geen aardigheid", riep hjj dreigend uit. »Hebt gjj mjj gespaard toen gjj mjj in uw macht hadt? Thans zult gjj mjj de vernedering betaald zetten, die ik door u ondergaan heb. Een paar uur angst in dit donkere gewelf is te nauwernood straf genoeg." Na deze woorden hoorde ik het geluid zjjner voet stappen die zich verwijderden en ik was alleen in die onmeteljjke ruimteAls die wraakgierige man het er eens op toe wist te leggen dat men mjj aan mjjn lot overliet? Ik rilde. Maar neen dat was niet mogeljjkFreule Berndt mocht mjj niet in den steek laten zjj was toch in zekeren zin verantwoordelijk voor mjj zjj zou wel haar best doen om mjj te vinden. Ik leunde tegen den vochtigen aarden wand en sloot de oogen. De tjjd verliep; de minuten schenen uren. Ik berekende dat de zon nu ondergegaan zou zjjn; dat het gezelschap reeds lang weer boven moest gekomen zjjn; dat men mjj nu wel zou gaan,

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1884 | | pagina 5