0114.
127® Jaargang.
1884.
W oensdag
14 Mei.
Het MiËÉi®É muziekfeest.
Middelburg 13 Mei.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen:
Prijs per 3/m. franco f 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent:
Advertentiën- 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1 -7 regels 1,50
iedere regel meer f 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte:
Bij deze courant behoort een BIJVOEGSEL.
Het programma.
COURANT.
Agenten voor dit blad zijn te VlissingenP. G de Veu Mestdaoh, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruisingen: F. van dek Peul, te Zierikzee: A. C. de Moou, te Tholen: W. A. van Nieüwenhüuzen, en te Ter Neuzen A van dek Peul Jz
Hoofdagenten voor het Bu.tenland: te Parijs en Londen, de Compagnie génerale de Publicité étrangère G. L. Daübe en Cie., John F. Jones, opvolger
De tweede kamer nam heden eene beslissing in
de zaak van mr L. Büchler, leevaar aan de H. B.
school te Zwolle, waarover wij meermalen ons
gevoelen hebben gezegd en die wij bij onze lezers
algemeen bekend kunnen veronderstellen.
Wij herinneren in 't kort dat genoemde heer in
de Prov. Overijsselsche en Zwolsche courant van
31 Mei een door hem geteekend stuk heeft doen
opnemen, waarin, onder meer, voorkomt, dat hij
tot de ongeloovigen behoort en dat hij zijn lid
maatschap van het Nederduitsch hervormd kerk
genootschap opzegt.
De commissie van toezicht op het middelbaar
onderwijs te Zwolle zag daarin een nadeel voor
het middelbaar onderwijs, vond het verkeerd dat
juist een leeraar bij het middelbaar onderwijs bij
een courant-artikel aan zoovele aanvallen van
dien aard steun kwam geven en richtte den 24"n
Juni 1883 daarover een brief aan den inspecteur
dr A. T. Van Aken, die daarop aan den minister
voorstelde des ministers ontevredenheid daarover
aan den leeraar Büchler kenbaar te maken.
De minister, erkennende dat hier geene over
treding was van art. 1 der wet van 29 April
1879 Staatsblad n° 87), meende dat de verkla
ring van mr L. Büchler, dat hjj tot de onge
loovigen behoort, niet anders dan een nadee-
ligen invloed kan uitoefenen op de school en
dat zjjne toelichting niet geschikt is om een goeden
dunk 'te geven van zijne bezadigdheid en van de
zucht om naderen niet te krenken: eigenschappen
die voor den opleider uei - .--.i. y
Om deze redenen werd door den minister aan
den inspecteur Van Aken opgedragen aan den
leeraar Büchler des ministers ontevredenheid ter
zake te betuigen met den ernstigen raad zich in
het vervolg van dergelijke handelwijze te onthouden,
welke betuiging en raadgeving aan den leeraar
Büchler plaats hadden bij een briefje van den
directeur der rjjks hoogere burgerschool te Zwolle
van 8 September 1883.
Hierover beklaagde de heer Büchler zich bij de
tweede kamer. De commissie der kamer, in wier
handen de inlichtingen van den minister van
binnenlandsche zaken op dat adres werden gesteld,
bestond nit de heeren Van Wassenaer Catwijck,
Goeman Borgesius, Schaepman, Van Gennep en
Oldenhuis Gratama. Alle partijen waren dus
vertegenwoordigd.
In haar verslag verklaarde de commissie dat zij
in deze eenvoudige en weinig beteekenende zaak
geene aanleiding vond om in breede beschouwingen
te treden. Het recht van een leeraar aan de hoo
gere burgerschool om zjjne denkbeelden door de
drukpers openbaar te maken wordt ook door de
regeering niet weersprokendat door de wijze
waarop van dat recht door den heer Büchler is
gebruik gemaakt, aan de verplichtingen door zijn
ambt hem opgelegd 'zou zjjn te kort gedaan,
blijkt niet. Inderdaad geldt het volgens de com
missie slechts eene quaestie van goeden smaak,
waarover niet te redetwisten valt en die aan het
oordeel den regeering, als zoodanig, ontsnapt.
De commissie besloot met algemeene stem
men, aan de kamer voor te stellen om te besluiten.
1°. aan den minister dank te betuigen voor de
gegeven inlichtingen;
2°. te verklaren dat er naar het oordeel der
kamer in deze voor de regeering geene voldoende
termen bestonden zich met de zaak in te laten.
Deze conclusie nu werd heden door de kamer
met 33 tegen 25 stemmen verworpen.
Eveneens verwierp de kamer met 44 tegen 14
stemmen eene andere conclusie van den heer
m> Van der Kaay, waarbij werd voorgesteld dat
de kamer zich in deze zaak van het uitspreken
van een oordeel zou onthouden.
De houding des ministers is door onze volks
vertegenwoordiging goedgekeurd en daardoor heeft
deze uitgemaakt dat een leeraar aan eene H. B.
school en zeker ieder rjjksambtenaar het recht
niet heelt om van zjjn zoogenaamd ongeloof te
doen blijken, omdat dit schaden kan aan de
inrichting waarin hjj werkzaam is. Doet hjj dit
toch, dan heeft de minister recht zoo iemand te
berispen.
Deze beslissing vinden wij treurig om haar zelve,
maar dubbel treurig omdat zjj genomen werd met
medewerking van zich noemende liberale kamer
leden, Wjj willen nu gebeel en al laten rusten
de vroeger reeds besproken vraag in hoever de
heer Büchler verstandig deed om het bewuste
stuk te schrijven wjj voor ons zouden wellicht
aan een minder geruchtmakend en eenvoudiger
schrijven aan een kerkbestuur, zonder publiciteit,
de voorkeur hebben gegeven, omdat in onze oogen
daardoor de ernst en de waardigheid van een
overtuiging w orden verhoogd. Er is echter wel dege
lijk gebleken dat bij den heer Büchler geen streven
bestond om anderen te kwetsen, noch dat er reden
is om hem te beschuldigen van zucht tot aanstel
lerij.
Maar het geldt hierbij de vraag of een leeraar
of een rjjksambtenaar recht heeft van zjjn gevoe
lens te doen blijken, wanneer zijne overtuiging lijn
recht staat tegenover de heerschende godsdienstige
meeningen? En dit is een belangrijke quaestie in
een land als het onze waar ieder het recht moet
toegekend worden te gelooven of niet te gelooven
naar welgevallen.
De leden der tweede kamer hebben door hun
votum en het door hen gesprokene op dat recht
inbreuk gemaakt.
De heer De Vos de Wael, afgevaardigde
voor 's Hertogenbosch, durfde zelfs als zjjne mee
ning uiten dat openbare vérklaring van ongeloof'
dus van geen geloof in Christus als God en
Zaligmaker" voor een ambtenaar strafbaar is.
Het Israëlitische geloof wordt door die uitspraak
ook in den ban gedaan. Joden zonden dus geen
rjjksambtenaren mogen wezen of zij moeten hun
geloof afzweren.
Nog een stap verder en de inquisitie wordt
weer ingesteld
Waarom wordt wel iemand het recht toegekend
zich geloovig te noemen
Is er eenige verdienste daarin gelegen?
Ligt er in het niet gelooven iets kwaads
Op beide vragen geven wjj een ontkennend
gelooven als een deugd dit wel te doen. Up ónfce
daden als mensch komt het slechts aan. Wij
hebben mannen gekend die steunpilaren van de
kerk waren die gezeten waren op de stoelen der
eere en die tal van ongerechtigheden bedreven.
Maar evenzeer kennen wij onverschilligen die
het met hun daden niet zeer nauw nemen.
Wie den moed heeft om waar dit noodig is,
eerlijk en rond te getuigen dat hij niet gelooft
heeft waarljjk in de wereld al genoeg te strijden
tegen vooroordeel en geloovige verdachtmakerij,
dat ons hoog college nog niet openlijk behoeft te
verkondigen dat zjj geen recht van bestaan hebben.
Eerst als mr Büchler als leeraar ware te kort
geschoten, had men recht gehad hem hard te
vallen. Nuniet.
Dat een lid der tweede-kamer-commissie zich
vereenigde met de conclusie, omdat hjj de houding
van genoemden heer toejuichte wijl zij kon mee
werken om ons onderwijs in miskrediet te brengen
bewijst reeds genoeg hoe eerlijk de taktiek van
zulk een geloovige is.
Boven hem staat dan toch een ongeloovig man
die toont zjjn ongeloof zich niet te schamen.
Wanneer dat allen deden die met hem samengaan
in ideeën zou men veel zuiverder toestand ver
krijgen.
Maar daarom vooral dient de staat, ook tegen
over zjjne ambtenaren, zich op dit punt neutraal
te houden en niet te laten influenceeren door vrees
voor bekrompen opvatting en lasterlijke verdacht
making.
Wat men doet in de wereld is hoofdzaak, wat
men gelooft bjjzaak.
Men schrijft uit Brussel aan het Dagblad:
s Aan de kanten van de stad maken de openbare
en zelfs bjjzondere gebouwen, zooals b. v. de
Passage, hun feesttoilet. Brussel wenscht zich van
zijn schoonste zijde te vertoonen aan uw monarch
en aan uw koningin, die hier met zooveel onge
duld verbeid worden. Ik overdrijf in geenen deele.
Ik ben zeker dat de ontvangst, welke hun Neder-
landsche majesteiten hier wacht, de stoutste ver
wachting zal overtreffen.
»De souvereinen van Nederland en België zullen
zich van het'station du Nord naar het koninkljjk
paleis begeven in open rjjtuigen, a la Daumont
bespannen, langs de Boulevards Botanique, Bi-
schoffsheim en du Régentde place du Trone en de
place du Palais.
»Na een lunch, zullen de beide koninklijke
familiën zich naar het Brusselseh raadhuis begeven
langs de boulevards de Waterloodu Mididu
Iiainaut en de rue du Marché-aux Ckarbons en
langs de rué dé VAmigo te 2.45 op het gemeente
huis aankomen.
„Na afloop van het bezoek aldaar, zullen de
koninklijke gasten langs dè deputatiën van de
garde civique rijden en naar het paleis terug-
keeren langs de vue de la Colline, de rue de la
Montague en de Place Royale.
sNiet alleen geheel de bevolking van de hoofd
stad, maar ook die van de voorsteden en zelfs een
groot aantal personen uit de provinciën zullen hier
vereenigd zijn om uw koning en de koningin te
begroeten.
»Het park zal 's avonds van den 20en electrisch
verlicht worden."
Den 14en April 's nam. half zes arriveerde ter
reede van Paramaribo het eerste stoomschip van
den K. W.-I. maildienst. De reis duurde 17 dagen
en 18 uren. De gemiddelde vaart bedroeg 11
mijlen. Het weder was gedurende 12 dagen ruw,
waarvan 5 stormachtig. Niettegenstaande slecht
weder en tegenwind, maakte het schip toch nog
8 mijlen per uur. De gezagvoerder berekent dat
hij onder gewone omstandigheden de reis in 16J
dag zal kunnen afleggen. Gedurende de reis heeft
de Oranje-Nassau bewezen een uitstekend goed
zeeschip te zjjn. De passagiers waren zeer vol
daan en de lading is zeer goed overgebracht. De
ontvangst in Suriname was niet warm. De ge
zagvoerders van de meeste der aanwezige Ned.
koopvaardijschepen en ook van het voor het fort
Nieuw-Amsterdam liggende barkschip Guyana,
lieten bjj het passeeren van de Oranje-Nassau hun
vlaggen nederhalen. Deze kleingeestige en on-
Hollandsehe daad wordt door de Sur. Ct. zeer
afgekeurd, terwijl ze erop wijst dat van de
belangstelling der ingezetenen gelukkig voldoende
is gebleken door het uitsteken van vlaggen enz.
De gouverneur en eenige leden van den raad van
bestuur hebben de mailboot bezocht.
Door de heeren mr Henri Benjamins én W. L.
Loth is aan het bestuur der kolonie het verzoek
gei-' spoorweg ui uaiiiwcg masojcü uc
c/uiiname en Saramacca. Het doel der requestran-
ten zou zjjn de baan te laten loopen van PI. Le-
onsberg en omstreken tot de stad Paramaribo en
daar langs den kwattaweg tot post Gro-
(77.)
nmgen.
ii.
De feestdagen naderen reeds snel, cn wij moeten
öns haasten om aan de hoofdwerken althans eenige
beschouwing te wijden. Het programma wal een
kardinaal punt voor een muziekfeest, en levens hoe
vele bezwaren zijn daaraan verbonden! Wat eene
langdurige overweging ging aan zijne samenstelling
vooraf; "hoe moest met alle uevenomslandigheden
rekening gehouden worden en toch, ook de aan
merkingen blijven niet achterwege. Doch ook hier
slaan de beste stuurlui vaak aan wal. Wanneer men
eenmaal overtuigd is dat in deze zaak de smaak van
het publiek eerst in de allerlaatste plaats in aan
merking komt, dan blijft er over stukken te kiezen
die in overeenstemming zijn met liet feest dat
gevierd wordt, met de stemming, die ten gevolge
daarvan heerscht, en met het jaargetijde. Daarom
is Haydn's oratorium Die Schöpfung, dat den eersten
dag na de ouverture van Geulen zal opgevoerd
worden, een uitnemend goede keuze in deze dagen
vol zonneschijn en bloemengeur. Ook bet program
ma van den tweeden dag. dat ons Mozart's Zau-
&er/Zó7e-ouverlure, Beethoven's zevende sympho-
nie, de gees ld rifl wek k.e n d e ballade van Max Bruch
Schön Ellen zal ten gelioore geven, kan in goede
harmonie geacht worden met liet vijftigjarig jubile
um; en ook de zeer sclioone 114s psalm van
Mendelssohn Barllioldy maakt een goed figuur tusschen
de beide reuzen onzer muzikale wereld. Voor wij
thans over de twee hoofdwerken van beide avonden
het oratorium en Beethoven's symphonie nader
uitwijden, willen we eerst de solisten noemen die
op dit muziekfeest zullen optreden. Mejuffrouw
Wally Schauscil is eene der beste sopraanzangeressen
van dezen tijd, die reeds vroeger zich hier als
zoodanig deed kennen, en die in Juni a. s. ook op hel
Nederrijnsch muziekfeest te Dusseldorf als soliste zal
medewerken, eene omstandigheid die beteekenis heeft.
Naar men vertrouwen mag zal zij waardig worden
ter zijde gestaan door dé heeren Fr. Lilzinger (tenor)
eveneens uil Dusseldorf en Joh. M. Messchaert uit
Amsterdam, wier beide namen bij niet weinigen de
herinnering verlevendigen aan genotvolle avonden.
Van deze drie solisten is ongetwijfeld zeer veel goeds
te verwachten.
Toen Joseph Haydn zijn oratorium Die Schöpfung
componeerde in 1797, stond hij op zijn hoogste punt
Doch wat is een oratorium? vraagt wellicht deze of
gene. En wij mogen als antwoord op die vraag de
woorden weergeven van Richard Hol, die in hel jaar
1861 over het zesde Zeeuwsclie muziekfeest in dit
blad zeer uitvoerige en hoogelijk gewaardeerde opstel
len heeft geschreven.
DHet oratorium" zoo schreef toen de bekende
musicus «is voortgekomen uit de middeleeuwsche
mysterieën (dramatische voorstellingen van liijbelsche
tafereelen) en is zijn naam verschuldigd aan het den
5eB Februari 1600 in Rome opgevoerd werk van
Cavaliere Dellanima e dell' corpo'. In de bidcel welke
den naam van «Oratorio" draagt, werd het op een looneel
met decoratieën, door handelende personen, zelfs
met ingevlochten dansen opgevoerd, en daarmede
voor heL latere oratorium de eerste schrede gedaan.
Welke geestelijke en muzikale ontwikkeling al
spoedig door J. S. Bach, Handel, Haydn en later
door Schneider, Mendelssohn en Hiller aan liet
oratorium gegeven is, zal duidelijk worden door
eene korte beschrijving van het wonderlijk stuk
van Cavaliere. Als inleiding werd eene madrigal
gezongen met verdubbelde stemmen en door in
strumenten versterkt, welke de melodie medespeelden
Na hel ophalen van het gordijn verschenen twee
jongelingen die de proloog uitspraken. Na hunne
aftreding verscheen als handelend karakter «de lijd";
hem werd door instrumenten de toon aangegeven.
Dan kwam «liet vermaak" en zijne gezellen, die
instrumenten in de hand hadden om hunnen zang te
begeleiden. De gestal te, welke nu optrad, moest hij som
mige treffende woorden iels aan zijne kleeding of
versieringen van zich werpen, zooals de gouden hals
keten, de pluimen van den hoed enz. De wereld en het
menschelijk leven waren hijzonder bont en rijk gekleed
als zij naderhand van die fraaiheden ontdaan werden,
vertoonden zij zich armzalig en ellendig, eindelijk als
gei aamten van dooden. Hoe de bovengenoemde
Duitsche kunslheroën hel geestelijke muziekale
wii nrafnrium nnomon 1
Keeren wij nu naar hel in 1797 gecompo
neerde werk van Haydn terug. Haydn was toen
65 jaar, en liet oratorium, dat voor de eerste maal
19 Maart 1799 te Weenen werd opgevoerd, heeft de
gansche beschaafde wereld doorgereisd en overal de
onvergankelijksle getuigenissen van algemeene hulde
zich verworven. Wal de stof, het onderwerp aangaat,
dit is ontleend aan hel bekende scheppingsverhaal,
en door Von Swielen in hel Duitsch zóo bewerkt,
dat liet musikgerechtwerd. In welke mate de
woorden in overeenstemming zijn met de muziek,
op welke wijze 'l Haydn gelukt is om zich door dit
oratorium een eerzuil te stichten, die de tijden
trolseeren moet, heeft ieder ervaren die ooit Die
Schöpfung op waardige wijze hoorde uitvoeren, en
dit zullen naar wij hopen, ook zij bewonderen, die
den Vrijdagavond in hel «Schuttershof" gaan door
brengen. Op het genot dat waarschijnlijk ons dan
wacht willen wij niet vooruilloopen, en alleen nog
herinneren aan wat een man als Ferdinand Hiller
naar aanleiding van dit werk heeft geschreven. «Het
moge hekend zijn", schreef de beroemde Keulenaar
«dat de componist de meest karakteristieke loon-
schilderingen wist te verhinden met melodieën van
onvergelijkelijke frischheid en volmaakten vorm
minder let men misschien op eene andere bijzonder
heid, die men toch noodzakelijk dient te kennen,
wanneer men de muziek met die aandacht volgen
wil, welke zij zoo ten volle verdient. Haydn ge
loofde in de almacht zijner kunst met eene overtui
ging. die in sommige gevallen zekere naïviteit
openbaart. Zoo laat hij in de recitatieven de
instrumenten, die het karakter van hel geschapene
of der natuurverschijnselen moeten teekenen, steeds
aan het noemen der voorwerpen voorafgaan, zoodat
de toonen door eigen kracht hel voorwerp vooraf
aanduiden. In hoever dit in de verschillende gevallen
mogelijk of niet mogelijk is geweest, zij daargelaten
maar cr dient op gewezen te worden, op welke
wijze die geestige ritornellen moeten gehoord worden,
namelijk voorbereidend".
Na Die Schöpfung inoet als hel grootste aantrek»
trekkingspunt van ons muziekfeest Beethoven's zevende
symphonie worden geroemd. Over Beethoven's
leven en over zijne werken beslaat een zeer uit»
gebreide literatuur: nog onlangs schreef in de Revue
des 2 mondes Ed. Scliuré over Beethoven alssympho»
nieën-componist, nadat hij met eene (van een Iranschen
wagneriaan) niet verwachte onpartijdigheid het karak
ter van dit genre onzer muzikale geschiedenis had
aangegeven. Het karakter van Ilaydn's symphonieën
zegt Scliuré, is vooral dat van een harraoiiieuseii
volksdanslachende landlieden in een bosch, die
dansen en zingen, waarna een landelijk menuet
volgt lot alles eindigt in een algemeenen rondedans,
dat alles had Haydn in zijne jeugd gezien, dit thema
varieerde hij zonder er huiten te gaan. Mozart heeft
daarbij aandoening, hartstocht zelfs gevoegdme ft