°lü2.
127e Jaargaii
W oensdag
30 April.
Mem tet weiJe en tot spijt.
Middelburg 29 April.
Dit blad verschijnt, dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen:
Prijs per 3/m. franco f 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent!
Advertentiên' 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1 -7 regels 1,50
iedere regel meer f 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
COURANT.
Agenten voor dit blad zijn te VlissingenP. G. de Veij Mestdagh, te Goes; A. A. W. Bolland, te Kruiningen: F. van der Peijl, te Zierikzee: A. C. de Mooij, te Tholen: W. A. van Nieuwenhuijzen, en te Ter Neuzen A. van der Peul Jz.
Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daübe en Cie., John F. Jones, opvolger
De ontvangst, welke aan de Transvaalsche
afgevaardigden, die nog voor korten tijd in
Nederland te gast waren, is ten deel gevallen
in België, verdient in meer dan éen opzicht
onze aandacht.
Wij hechten, dit bewerende, geen te groot
gewicht aan uiterlijk beleefdheidsbetoon, aan
straatgejuich en feest-welsprekendheid. Het
valt nimmer moeilijk, wanneer men zich er
toe zet, deze dingen te verkrijgen en
ieder kan zich voorstellen welke hoogte,
de Vlaamsche opgewondenheid medewerkende,
het peil der „betooging" aan gene zijde
onzer grens gemakkelijk bereiken kon.
Er valt echter te onderscheiden. Elke open
bare gevoelsuiting heeft haar deel van opge
schroefdheidmaar ook haar deel van oprecht
heid. Dit laatste te ontdekken is, in ieder
bijzonder geval, voor hem, die met de toe
standen en verhoudingen bekend is, niet on
doenlijk.
De komst der Transvalers in België en de
gevoelens, welke zich bij die gelegenheid ge
openbaard hebben, bezitten, wanneer men ze
kalm ontleedt en beschouwt, naar onze overtui
ging, beteekenis voor onze Nederlandsche na
tionaliteit.
De tijd waarin wij leven is, men weet het
genoeg, kwaad voor kleine volken. Niet alleen
om de gevaren, die hen van hun groote nabu
ren rechtstreeks dreigen. Maar misschien nog
meer omdat de gedachte van oplossing aller
nationaliteiten in eenige weinige als een nevel
in de lucht hangt en allengs de longen dreigt
te doordringen van hen, die het oplossings
proces zouden moeten ondergaan. Tusschen
de vier groote rassen, die met hun stoffelijke
of hun geestelijke macht het grootste gedeelte
der beschaafde wereld reeds beheerschen,
tusschen de BritteD, de Bussen, de Franschen
en de Duitschers is voor kleinere, zou men
zeggen, nauwelijks plaats meer. Deze theorie
der verdringing van de zwakken door de
machtigen neemt nu eens de logica te baat
het zou zulk een nette, gemakkelijke „indee
ling" onzer aarde zijn, wanneer enkele volken
groepen haar onder elkander verdeelden. Dan
weder, komen sehei- en natuurkunde betoogen
dat het de bestemming der kleine lichamen
is zich te laten opslorpen en aantrekken dooi
de groote. Of ook, de Darwinsche leer pre
dikt ons, dat in den strijd om het bestaan
levend te blijven slechts het loon is der krach-
tigsten. Is aldus, in theorie, de stelling be-
toogd, dan levert de geschiedenis de proef op
de som, dat wij weg moeten en feitelijk bezig
zijn weg te gaan. Aldus dagelijks bewerkt
door docenten in philosophic, in historie, in
chemie, in physica, in philologie, in politiek en
in fatalisme, eindigen wij bijna met ons te
verwonderen dat wij er nog zijn.
Tegenover al deze betoogen en gevolgtrek
kingen staat uit woord van Du Toit, den stich
ter van honderdvijtiig Ilollandsche scholen in
de Zuïdafrikaansche republiek:
„Zooals alles sedert mijne aankomst in
Nederland en België mij bewezen heeft, maken
wij Zuid-Afrikaanders éen natie, éen stam uit
met u, die in Europa woont. Wij zijn een lot
van dien stevigen stam, in den loop der tijden
overgeplant naar een vreemden grond, onder
een vreemde luchtgesteldheid. Indien dit lot,
ontsproten in een vlak en koud land, ondanks
alle hindernissen, heeft wortel geschoten en
zich tof een nieuw leven ontwikkeld in een
Warme, bergachtige streek, dan mag men wel
getuigen dat die stam er een is van het taaiste,
beste hout, door geen ander in duurzaamheid
en degelijkheid overtroffen."
Geen dezer woorden of liet werd door de
yiamingen, di© in de volgepropte zaal van het
Aardrijkskundig Genootschap te Antwerpen aan
des redenaars lippen hingen, niet slechts ver
staan, maar in het diepst van hun hart beaamd.
Kon het anders? Die strijd, waar deze man
uit Afrika op doelde, was hij niet de hunne?
Niet tegenover vreemde overheersching, maar
onder het nog moeilijker te verplaatsen over
wicht eener schitterende uitheemsche bescha
ving, die de geheele besturende klasse des
lands, met de aristocratie en de dynastie aan
haar hoofd, doordrongen heeft, toonen de lei
ders en aanhangers der Vlaamsche beweging
de taaiheid en het leven van den stam, waaraan
zij ontsproten zijn. Dezelfde overwinningen,
in de wetgeving en in de inrichtingen van den
staat, waar Du Toit een oogenblik later van
gewaagde, hebben de Vlamingen in Belgie
moeten behalen. Voor hen waren de afge
vaardigden van een Hollandsch sprekend volk,
uit een ander werelddeel, die in haar midden
verschenen, omstraald met al de glorie van
hun dapperheid, hun vrijheidszin, hun vroomheid
en hun burgerdeugd, de levende getuigen van
de waarachtigheid hunner Vlaamsche beweging.
Men heeft dan ook gezegd de Flaminganten
hebben zich van het Transvaalsche gezantschap
meester en van hun feestelijke ontvangst een
partij-zet gemaakt. Volkomen juistde Frans
kiljons hebben het met verbeten woede moeten
aanzien, dat hun tegenpartij deze sterke stuk
ken aan hare zijde van het politieke schaakbord
bracht. Wat echter kan duidelijker bewijzen,
dat bezoeker en gastheer elkander in den
bloede-bestaan, dan dat de eenheid van hetgeen
beide bedoelen, hopen, verwachten, nastreven,
zich openbaart zoodra zij elkander ontmoeten?
Dit dan, heeft de komst dezer Hollandsch-
sprekende Afrikaanders in Belgie en dit heeft
hunne ontvangst door de Belgen aan de wereld
opnieuw bewezen, dat de Nederlandsche volks
aard, wiens eervolle plaats te midden dei-
historische volken door niemand betwist wordt,
niet dood of stervenskrank, maar levend en
genoegzaam krachtig is, om ook in de toekomst
op eene bladzijde der wereld-historie aanspraak
te maken. Acht gij de Nederlandsche volken
in Europa daartoe niet machtig genoeg, welnu
zij zijn naar Afrika overgeplant. Daar waar
vele landen liggen, elk als Frankrijk zoo
groot, hebben zij reeds twee gemeenebesten
gesticht en bereiden zij een republikeinschen
statenbond voor. Twijfelt gij aan hun levens
kracht? Let op de taaiheid, waarmede de
uitgeweken geslachten hun taal, denkwijs en
zeden hebben bewaard. Betwist gij hun ver
mogen om zich te besturen en te ordenen
Sla de oogen op de twee Europeesehe staten,
die in vrijheid onder een geeërbiedigd staats
verband, in orde onder eene nergens overtroffen
onschendbaarheid der burgers, aan de andere
volken tot voorbeeld gesteld mogen worden.
Ons dunkt, eene nationaliteit die zulke titels
toonen kan, heeft niet noodig haar recht van
bestaan nog met andere gronden te bewijzen.
Tot dusver geeft de verschijning der Drie
mannen op Belgischen bodem ons reden tot
blijdschap. Niet alzoo is het met eene andere
gedachte, die zij rijzen doet.
Toen de deputatie den voet op Belgisch
grondgebied zette, werd zij door burgemeester
en schepenen van Antwerpen ontvangen en
welkom geheeten. Bij haar bezoek te Brussel
was het de burgemeester der hoofdstad, die
haar begeleidde en haar, aan het hoofd zijner
schepenen en raadsleden, in het stadhuis be
groette.
Koning Leopold en zijne gemalin verleenden
den afgevaardigden een plechtig gehoor. Met
den takt en de hooge onpartijdigheid, hem
eigen, heeft de koning der Belgen zich herin
nerd dat hij souverein is van Vlamingen en
Walen heeft hij de Franschgezinde kleine pers
laten scheelzien en gezichten trekken. Om de
deputatie meer dan een half uur belangstellend
te woord te staan, behoefde echter Leopold II
aan politiek noch diplomatie te denken. De
aardrijkskunde is zijne lievelings studie en de
beschaving der binnenlanden van Afrika het
edele doel, waar luj zijn koninklijken steunen
wetenschappelijke medewerking aan schenkt.
Niemand kon den koning meer welkom zijn
dan de vertegenwoordigers eener in staat van
wording verkeerende Europeesehe maatschappij
in het hart van Afrika.
Herinneren wij ons nu de houding van het
officieele Nederland, dan vervult, gelijk bij
vroegere soortgelijke gelegenheid meer het geval
is geweest, ons een gevoel, half van schaamte,
half van verontwaardiging.
Bij de komst der deputatie te Amsterdam
is niet éen autoriteit aanwezig geweest. De
kommandant der zeemacht, die toevallig van
het ontvangst-comité deel uitmaakte, hield zijn
rang onder zijn zwarten rok verborgen. Het
gemeentebestuur heeft niet kunnen laten, de
gasten op het stadhuis te ontvangenmaar
men droeg zorg dat het gesprek en de ont
vangst het karakter van een particulier bezoek
behielden.
Het heeft lang geduurd eer onze koning de
afgevaardigden in zijne tegenwoordigheid kon
toelaten. Zwaarwichtige etiquette-bedenkiugen
moesten eerst worden opgelost. Toen eindelijk
door Willem III gehoor verleend werd aan
het hoofd der onaihankeljke republiek», hebben
de dagbladen zorg gedragen ons te doen weten,
dat het onderhond niet meer dan twee minu
ten van 's konings tijd gevergd had.
Wat is de oorzaak geweest van al deze
terughouding en deze stijfheid, die zoo aan
stekelijk werkten, dat onze hoogere kringen
zich meest op een afstand gehouden hebben,
zoodat de scherpzinnige en geestige Du Toit
naar waarheid er te Antwerpen op gedrukt
heeft, dat vooral het Volk in Nederland de
broeders uit den vreemde hartelijk ontvangen
heelt?
Wij zijn weer overvoorzichtig geweesten
daardoor onnatuurlijk en onhandig.
Uit vrees Engeland te mishagen, deden onze
machthebbenden alsof zij de Transvalers niet
zagen. Hierdoor is echter de volksbeweging,
die men niet tegenhouden kon, onbeteugeld haar
eigen gang gegaan.
Zie nu, hoe onze benepenheid zichzelve ge
straft heeft. De Belgen zijn onbeschroomd,
natuurlijk, frank en vrij, de vreemde broeders
te gemoet gegaan. Hun koning en zijn be
windslieden hebben zich aan het hoofd der
beweging gesteld en die geleid. Geen woord,
dat Engeland kon krenken, is gesproken. Maar
in ons benauwd en diplomatiek Nederland is
men er in geslaagd, als een jongen die een
reus uitjouwt, het groote rijk onaangename
dingen aan te doen. Hier heeft men de dwaasheid
vertoond van aan deze Transvalers, die waar
lijk van ons geen vlaggen noch vlagge-preken
te ontvangen hebben, nog eens een „vierkleur"
te schenken, met de les er bij „Past goed op
haar, jongensbedenkt dat zij van ons
komt!" Hier heeft men in eene rede, die voor
dat zij verbeterd, dit is vervalscht,
werd uitgegeven, volgens haar waarachtigen
inhoud naar Engeland was overgebriefd, de
kinderachtige brutaliteit gehad van het wereld
rijk, dat de Transvalers nog meer noodig, dan
wij het te ontzien hebben, te beleedigen.
Te vergeefs zou men zich vleien met de
hoop, dat deze dingen in Engeland niet opge
merkt zijn, of vergeten zullen worden. Brengen
de omstandigheden het mede, dan zullen ze
ons, te gelegener tijd, met alles wat er nog bij
mocht komen om onze erfzonde van bloedver
wantschap met de Transvaalsche „rebellen"
te verzwaren, ingepeperd worden. Moest het
echter daartoe komen, dan zon het ons wèl
zoo goed staan, wanneer wij niet, gelijk het
lam in de fabel, beproefd hadden den tooru van
Heer Wolf te bezweren door een beroep op
onze onnoozelheid.
Dit is, want in de politiek hangt alles
aan elkander, weder een gevolg van onzen
algemeenen staatkundigen toestand. Wij heb
ben sedert jaren regeeringen die niet regeeren
en bestuurders die op niets anders uit zijn
dan op het rustig behoud en op het ongedeerd
verlaten, als 't zóo ver komt, van hunne zetels.
Niet met deze onaangename gedachte willen
f wij echter van de Transvaalsche afgevaardig-
den ditmaal afscheid nemen. Zij hebben, op
hun Europeesehe reistwee broeders ontmoet:
een ouderen en een jongeren. Bij den oudsten
hebben zij, onder een officieel vernis van stijf
heid en onnatuurlijkheid, een goed hart ge
vonden en al de grondtrekken van hun eigen
volkskarakter. De jongere gaf hun, bij het
zelfde hart, de opbruising van zijn levendiger
aard te zien. Moge het hun, in wier handen
de toekomst der Nederlandsche nationaliteit
voor een belangrijk deel gelegd is, gegeven
zijn de trekken der beide geslachten te veree
nigen tot een geheel, dat de bezadigdheid van
den rijpen leeftijd aan de bevalligheden der
jeugd paart.
De nieuwe commissaris des konings in Zeeland
jhr DeBrauw is heden in onze gemeente aangekomen
en zal een paar dagen alhier vertoeven.
In de heden namiddag alhier gehouden verga
dering van aandeelhouders der Commercie Compagnie
is de voorgestelde wijziging van art. 2 der statuten
goedgekeurd en het dividend op 5 per aandeel
van 1000 vastgesteld.
De directeur, de heer G. Knol, werd voor 3 jaren
herbenoemd.
Blijkens het verslag van de Vereeniging tot het
bezoeken der armen te Middelburg werden op de
genomen, ver-
vc tot vorige
g gezinnen of
gedane aanvragen 187 beslis,"''
deeld over 18 gezinnen
diensten behoorende, ë&~"Tïü"~ïT
personen.
Fan deze laatsten werd van de gevraagde hulp
geen gebruik gemaakt door 1 gezin of persoon.
Voorts werden afgewezen: wegens min gunstige
informatiën 8, als niet vallende in de termen 4,
te zamen dus 12 pers.nieuwe borgstellingen
werden verleend aan 1 pers.voorschotten tot aan
koop van materialenom te werken aan 3, om
eene bestaande zaak aan den gang te houden aan
2 en om eene nieuwe zaak te beginnen aan 6,
te zamen dus 11 pers.idem tot aankoop van
gereedschappen voorloodgieters aan 1, timmer
lieden aan 1, koper- en blikslagers aan 1, arbei
ders aan 1 en tot aankoop van naaimachines aan
2, in het geheel dus 6 pers.tijdelijke hulp bij
bevalling of ongeschiktheid tot werken wegens
ziekte of ongeval aan 22, geneeskundige behande
ling met verpleging (Zierikzee, Sophia Stichting te
Scheveningen en Bethanië te Zeist) aan 3, reisgeld
teneinde zich elders te doen verplegen aan 2, ter
wijl door het verstrekken van kleeding aan dienst
of betrekking geholpen werden 2, aan werk ge
holpen werden 2 en voor eens in bijzondere ge
vallen ondersteund werden 2, samen 33 pers. Nog
werden aangehouden tot het inwinnen van nadere
informatie de aanvragen van 2 personen.
Aan ligging- en dekkingstukken werden uitge
reikt 5 eenslaaps- en 23 tweeslaapsbedden, 28
peluwen en 12 dekens. Voor een en ander werd
besteed de som van ƒ182.05. Als naar gewoonte
geschiedde de uitreiking niet dan in gevallen,
waarbij onzedelijkheid of besmetting konden
worden voorkomen.
Eene der vroegere borgstellingen1 werd, na in
lossing, weder uitgegevenen de terugbetaalde
voorschotten" wijzen een saldo aan van ƒ118.03,
verdeeld over 7 gezinnen of personen, tegen
122.40 over 8 gezinnen of personen, in 1882
daarbij valt wederom op te merken, dat de g e-
deeltelijke terugbetalingen, als nog in han
den van de respectieve wijkbezoekers, eerst in de
volgende rekening kunnen worden vermeld.
Het saldo van uitgaaf voor »ligging en dek*
kingstukken" komt eveneens met^dat van 1882
-nagenoeg overeen. Tegen een 6tal bedden minder
werden een lOtal dekens meer uitgereikt. Daaren
tegen werd besteed voor ^tijdelijke hulp bij be
valling, ziekte of ongeval" 1,640,60|, verdeeld
over 33 gezinnen of personen, zijnde circa 1160
meer dan in 1882, terwijl aan »uitbetaalde voor
schotten" en bijdragen van verschillenden aard",
te zamen ad 749,03i, ruim 100 minder werd
uitgegeven.
Wat verder het geldelijk beheer aangaat, her
innert het bestuur, dat in de vorige algemeen©
vergadering werd medegedeeld, dat een bedrag
van 100 was beschikbaar gesteld voor de ver
eeniging tot »spijsuitdeeling aan behoeftige kraam
vrouwen en herstellenden" met toezegging var»
verdere ondersteuning, zoodra met grond over
de behoeften zou kunnen worden geoordeeld.
Thans kan bericht worden dat de werking dier
vereeniging van zoo groot nut gebleken ipr dat
het bestuur niet geaarzeld heeft daaraan jp JuJj