N° 99.
127° Jaargang,
1884.
Zaterdag
20 April.
Middelburg 25 April.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen;
Prijs per 3/m. franco 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent;
Advertentiën* 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1 -7 regels 1,J0
iedere regel meer f 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Bij deze courant behoort een BIJVOEGSEL.
Personeele belasting en
patentrecht.
versland en hart.
MIDDELBU
COURANT.
Agenten voor dit blad zijn te "VlissingenP. G. de Veij Mestdagh, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: F. van der Peijl, te Zierikzee: A. C. de Mooij, te Tholen: W. A van Nieuwenhdijzen, en te Ter Neuzen A. van der Peijl Jz.
Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube en Cie., John F. Jones, opvolger
De burgemeester en wetbouders van Middelburg,
gezien de circulaire van den commissaris des
konings in Zeeland van den 26en Maart 11. Pro
vinciaal blad n° 27) betrekkelijk de personeele
belasting en het patentrecht voor bet dienstjaar
1884/85,
maken bekend
1° dat met het primitief besehrijvingswerk van
de belasting op het personeel, vastgesteld bij de
wetten van den 29ea Maart 1863 Staatsblad n°
43) en van den 24en April 1845 Staatsblad n° 15)
in deze gemeente een aanvang zal worden ge
maakt op Maandag den 5en Mei 1884 en alzoo de
aan de ingezetenen uit te reiken beschrijvings-
biljetterr, met den achtsten dag daarna, vanwege
den ontvanger der directe belastingen zullen
worden opgehaald
2° dat door het gemeentebestuur, ingeval eener
herziening van het aangegeven bedrag der huur
waarde of van het aantal deuren, vensters en
haardsteden, als tegenschatters van de zijde der
belastingschuldigen te dienen zijn benoemdGr.
Jeras, C. L. Van Sorge, J. P. Akkerman en W. J.
Van Riel
3° dat wat het patentrecht betreft bepaald is,
dat, met uitzondering van patentplichtigen ver
meld onder n° 47 tot 40 van tabel XIV, zijnde
de slijters, tappers, kroeghouders en koffiehuis-
houders, die niet in de gewone beschrij ving zullen
worden begrepen, maar aan wier huizen zoodra
mogelijk na den iDgang van het dienstjaar en
zonder de gewone beschrijving af te wachten, een
declaratoir zal moeten worden bezorgd, hetwelk
na verloop van drie dagen weder zal worden op
gehaald voor zooveel aangaat alle overige patent
plichtigen, bedoeld in de eerste vijftien tabellen
der wet van den 21ea Mei 1811 (Staatsblad n° 34)
a de aangifte of verklaringen ter verkrijging
van patent zullen worden uitgegeven den 5en tot
en met den 15en Mei a.
b die verklaringen, behoorlijk ingevuld, zullen
moeten zijn ingezonden op den 31eu Mei a.
c het register van gemelde patentplichtigen
zal worden gesloten op den 23en Juni, terwijl,
ofschoon na dien tijd de aanneming van aanvragen
om patent de gewone algemeene beschrijving be
treffende, niet zal worden geweigerd, in allen ge
valle de mogelijke gevolgen, die uit een minder
tijdige aangifte voortvloeien, altijd voor rekening
der nalatige patentplichtigen blijven.
Tevens worden de patentplichtige slijters, tap
pers, kroeghouders en koffiehuishouders, onder
mededeeling, dat hunne patenten van af den lea
Juni a. ter hunner beschikking op de gemeente
secretarie verkrijgbaar zijn, opmerkzaam gemaakt,
dat het patent niet zal mogen worden afgegeven
en het daarbij uitgedrukt bedrijf niet zal mogen
worden uitgeoefend dan nadat het verschuldigde
over het voorafgaande jaar ten volle zal zijn
aangezuiverd.
Eindelijk wordt ieder aandachtig gemaakt op
de wijziging, welke een der vrijstellingen van de
vrouwelijke bedienden artikel 5 der wet van den
9ca April 1839 Staatsblad n° 59) heeft onder
gaan op die, welke in de twee eerste paragrafen
van artikel 27 der wet van den 29 Maart 1833
Staatsblad n° 4) bij artikel 7 derzelfde wet van
1869 zijn gebracht, alsmede op de verplichting
om bij de bezwaarschriften, ingevolge artikel 1
der wet van den 4C® April 1870 (Staatsblad n° 60),
over te leggen een duplicaat van het aanslagbiljet
tegen betaling van vijf cent, bij den rijks-ont
vanger verkrijgbaar gesteld.
Middelburg, den 25en April 1884.
De burgemeester en wethouders voornoemd,
F. ERMERINS, L. B.
De secretaris,
Gr. N. DE STOPPELAAR.
De minister van justitie heeft een wetsont
werp ingediend tot vaststelling der beginselen
van liet gevangeniswezen, in overeenstemming
met liet nieuwe wetboek van strafrecht, dat
reeds van zeer bevoegde zijde, die van mr
B. J. Ploos Van Amstel, vice-president der
arrondissements rechtbank en der commissie van
administratie der gevangenissen te Amsterdam,
ernstige bedenkingen ondervond, en nog
slechts openlijk verdedigd werd door hen die
steeds zich verzetten tegen al wat zij zieke
lijke pkilantropie gelieven te noemen en die
daarom den stap, dien de minister zet op den
weg tot strengere behandeling der gevangenen,
toejuichen.
Omdat het ons, uit welwillend verstrekte in
lichtingen, gebleken is hoe van andere deskun dige
zijde 's ministers ontwerp werd verdedigd en
berustte op adviezen, door hem verkregen
van personen die zeer nauw bij het gevangenis
wezen zijn betrokken, waren wij eerst huiverig
enkele bedenkingen te opperen, die onder het
nalezen van het ontwerp bij ons opkwamen.
Maar nu zelfs een man als mr. Ploos Van Am-
stel, die toch ook van ervaring op dat punt
spreken kan, zijn stem tegen het ontwerp doet
hooren, komt het ons voor dat er wel degelijk
aanleiding bestaat tot gegronde opmerkingen.
De minister stelt zich in dezen in de eerste
plaats op het standpunt der maatschappij, en be
hartigt daarna de belangen der gevangenen. Uit
dat oogpunt nu is het volgens hem dringend
noodigdat de gevangenis in de volksover
tuiging blijve eene gevreesde strafplaats en dat
de ontslagene niet verbeterde gevangene een
heiizamen afschrik van het gevaugenisleven
hebbe bekomen en zich daardoor van de reci-
dieve late afschrikken.
De minister voegt in de memorie van toe
lichting daarbij de verzekering dat hij in
sympathie voor het penitentiair strafstelsel van
bet nieuwe strafwetboek voor niemand wenscht
onder te doen, maar hij vindt het voor den
staat wenschelijker dat een enkel middel tot
verbetering (hoe deugdelijk ook op zich zelf)
ongebruikt blijve dan dat de straf haar streng
karakter zou verliezen.
Hieruit blijkt dus dat de minister beter is dan
zijn stelsel, hoogstwaarschijnlijk een gevolg van
de eenzijdige adviezen door hem verkregen.
Drie bepalingen, geheel overeenkomstig
het door den minister aangenomen systeem in
het ontwerp voorkomende, trokken onze aan
dacht.
De eerste, vermeld in art 6 van het
ontwerp, schrijft voor dat de veroordeelden in
de strafgevangenissen en in de huizen van be
waring gedurende de twee eerste" etmalen
van hun straftijd niet anders dan water
en brood ontvangende tweede betreft
het onderwijs dat de gevangenen in de gevan
genissen en in de rijkswerkinrichtingen zullen
ontvangen en dat, volgens art. 15, beperkt
wordt tot het onderricht in lezen, schrijven en
rekenen aan gevangenen of verpleegden, die
den leeftijd van 30 jaar nog niet hebben bereikt,
en de derde bepaling, volgens art. 19, geldt de
wederinvoering der lijfstraf in de bijzondere
strafgevangenis te Leeuwarden.
De minister wil dus, zooals hij zelf zegt,
de gevangenen straffen in hun maag, omdat
dit de meeste menschen het gevoeligst treft, aan
de ontwikkeling van hun verstand nog minder
zorg besteden dan tegenwoordig geschiedt, en
door het toepassen van harde straffen alle
goede gevoelens in hun hart verstikken, ter
wijl daarin dan dikwijls niet anders overblijft
dan haat en wrok.
Op zich zelf hebben wij tegen het verschaf
fen van twee etmalen lang goed frisch water
met een stevig stok brood niets geen bezwaar,
en met den minister gelooven wij dat dit voor
de gezondheid hoegenaamd geen nadeelige ge
volgen zal hebben, maar of daardoor het hoofd
doel bereikt zal worden dat een veroordeelde
minder gemakkelijk er toe overgaat dan tegen
woordig om liever te gaan „zitten" dan de hem
opgelegde boete te betalen, betwijfelen wij.
Dit laatste is een treurig verschijnsel, waarop
ook meermalen in ons blad is gewezen, maar het
eenige middel om daarin verbetering te bren-
genis, dunkt ons, hetgeen men in Amsterdam
thans wil toepassenhet opleggen voor de
eerste maal van een zeer geringe boete, die
gemakkelijk te betalen valt,
Niet wat men in de gevangenis krijgt legt
bij de veroordeelden gewicht in de schaal,
maar wel de zucht om zich een geldelijk ver
lies te besparen. Wanneer zij de gevangenis
verlaten is dan ook de gewone uitdrukking
„nu hebben wij weêr zooveel verdien d,"
Om dat verdienen juist is het hier te doen
en hoe minder de som bedraagt die hun de
schande en de opoffering van een of twee
dagen gevangenisstraf kan besparen, hoe eerder
zij ertoe zullen besluiten om die te betalen.
En hij of zij, die de minste som niet be
talen kan, zal zeker op het gebied van gastro
nomie niet zoozeer verwend zijn dat de straf,
die de minister op hun maag wil invoeren,
veel indruk zal maken.
Grooter bezwaar bestaat er bij ons tegen de
voorgestelde wijziging in het geven van on
derwijs.
Het tegenwoordig reglement laat de gevan
genen tot het onderwijs toe tot zij 45 jaar oud
zijn. Dit gaat den minister te verhij stelt
daarom den 30jarigen leeftijd er voor in de
plaats. Het is ook hierbij weer hetzelfde be
ginsel dat de minister geleid heefthet ver
blijf in de gevangenis mag niet begeerlijk
worden. De gevangenen vinden over het
algemeen het onderwijs zeer aangenaam, om
dat zij dan tijdelijk niet behoeven te arbeiden
en het eene afwisseling brengt in de een-
toonigheid van hun gevangenisleven. Boven
dien en dit argument van den minister is
zeker karakteristiek, in de maatschappij
zijn zoovele oppassende personen wien, buiten
hun schuld, alle ontwikkeling ontbreekt, Ons
dunkt, in den tegenwoordigen tijd wordt toch
alles gedaan om goed en goedkoop onderwijs
te verschaffen aan de maatschappij zelve ligt
het dus niet wanneer men niet ontwikkeld is,
aan haar is daarvan geen verwijt te maken
maar moet zij nu, omdat sommigen daarvan
geen gebruik maakten, hetzij uit eigen wil, hetzij
door de schuld van hunne ouders, een machtig
middel tot verbetering zoo min mogelijk aan
wenden een middel dat bovendien zulk een
goeden invloed kan uitoefenen omdat, de mi
nister zegt het uitdrukkelijk, de gevangenen zei
ven het zoo aangenaam vinden Het onderwijs is
een welkomen bondgenoot gelijk, dien men niet
genoeg kan te vriend houden; en de hulp van
dien bondgenoot wil de minister zoo min moge
lijk aanwenden om zijn toevlucht te nemen tot
zware straffen.
Waar de minister het verstand niet meer
ontwikkelen wil, toont hij niet genoeg den in
vloed daarvan op het hart der gevangenen te
erkennen. Grondt de minister dit gevoelen
wellicht op de vruchten die het tegenwoordig
onderwijs in de gevangenissen afwerpt Het
zou ons niet verwonderen wanneer die niet
gunstig warenmaar dat is, dunkt ons, juist
aanleiding om een anderen weg te bewandelen
dan dien hij nu inslaat.
In 1866 schreef dr. R. A. S. Piccardt, pre
dikant bij de cell, gevangenis te Goes, ook een
man van ervaring dus, het volgende
,/Ofer in de gevangenissen ook tot verbreiding van den
besten schat, de verstandelijke ontwikkeling, zooveel aan
gewend wordt? Wij beantwoorden dit liefst met eenige
vragen, die wel verdienen ernstig overwogen te worden.
Is de bepaling verstandig, dat zij die boven 35 jaren
zijn, geen onderwijs ontvangen, tenzij zij dit verzoeken,
waar zoovelen van meergevorderden leeftijd binnenkomen,
zonder de eenvoudigste kundigheden te bezitten? Zou bet
niet integendeel wenschelijker zijn, dat aan den onder
wijzer opgelegd werd, allen onderwijs te geven, ook aan
ben, die slechts herhaling noodig hebben, onverschillig
welke hun leeftijd zij Is het mogelijk, dat de onder
wijzer het nu van hem gevorderde werk verricht, en
daarbij den tijd overhoude, om iets meer te verdienen,
dan alweder die stereotype som van f 300 Mag het
voldoende worden geacht, dat zij, die nooit iets hebben
geleerd, twee uren in de week onderwijs krijgen, terwijl
zij bij uitbreiding van de leeruren, ook zelfs bij korter
verblijf in de gevangenis, veel voor hun" volgend leven
zouden kunnen profiteren Zou de onderwijzer niet juist
de aangegeven persoon zijn, om van tijd tot tijd, over
onderwerpen van geschiedenis, volkshuishoudkunde, enz.,
eenvoudige voordragteu te houden Op enkele plaatsen
schijnt dit door bereidwillige leden van het genootschap
tot zedelijke verbetering te geschieden, maar het is van
dezen niet te veraen, zich daarmede geregeld ie belasten,
terwijl de onderwijzer ook het best in de gelegenheid is.
om de voor z ij u e hoorders meest geschikte onderwerpen
te kiezen. Om alle deze redenen vraag ik: of bet niet
hoogst wen schel ij k zoude zijn, om aan iedere cellulaire
gevangenis een onderwijzer te verbinden, die zich uit
sluitend aan die taak wijdde en op zoodanige voorwaar
den, dat men niet, zooals thans, half werk deed Zeker
zou de slaat, zonder builen den kring van zijne roeping
en werkzaamheid te treden, aan een tal zijner burgers
eene weldaad kunnen bewijzen, waarvan de vrucht tot
hem zeiven wederkeerde, indien aan dit pnnt meer zorg
gewijd werd, dan nu in enkele artikelen van het dienst
reglement geschiedt."
Wij betwijfelen of er op dat punt verbete
ring is gebracht. Integendeelde onderwijzers
mogen hier en daar verbeterd zijnde inrich
ting van het onderwijs is in de gevange
nissen hetzelfde gebleven. En thans wil de
minister nog meer achteruit gaan door den
leeftijd op 30 jaar te bepalen en den omvang
van het onderwijs te beperken. Zoo de minis
ter alles wil afschaffen wat de gevangenen
aangenaam vinden, laat hij dan ook besluiten
de bezoeken der geestelijken in te kortenen
geen godsdienstoefeningen te doen houden.
Maar ook dat zou een zeer verkeerde
maatregel wezen de gevangenen waardeeren
zulk een bezoek, en al beschouwen zij nu vaak
zulke oefeningen alleen uit het oogpunt van
afwisseling, deze kunnen toch nooit anders dan
een goeden invloed uitoefenen op hun hart.
De gevangeniswereld is een afzonderlijke,
die men moet kennen om juist te beoordeelen.
Men vindt er onverbeterlijke personen, maar
ook velen die, slachtoffers van armoede, slechte
opvoeding, hartstocht en onkunde, door zacht
heid en ontwikkeling beter te leiden zijn dan
door hardheid.
Tot verdediging der lijfstraf wijst de minis
ter op een voorbeeld van een man die een
langdurigen straftijd voor zich had, een moord
aanslag op een beambte pleegde en daarvoor
nog 10 jaar tuchthuisstraf verkreeg. Toen hij
:ia de uitspraak van het arrest in de gevan
genis werd teruggebracht waren 's mans eerste
woorden tot den kummandant: „tegen u heb
ik niets, maar een doode zal er vallen." Ge
lukkig is de minister met dat argument niet.
De oogenblikkelijke opwelling van een pas
opnieuw veroordeelde wordt aangevoerd als
bewijs dat eene kastijding noodig zou wezen,
en het is jammer dat het verhaal niet verder
luidt en ons meedeelt of de man al of niet
zijne bedreiging heeft volbracht.
Art. 17 van het ontwerp wijst een 7tal
disciplinaire straffen aan die, dunkt ons, al
voldoende aan 's ministers bedoeling kunnen
beantwoorden.
Daaronder komt ook voor het verstrekken
van water en brood, het middel bij uitnemend
heid immers dat de menschen het gevoeligst
treft, n. 1. in hun maag.
De straffen, aan den lijve toegepast, kunnen
niet anders dan aanleiding geven juist tot
zulke uitingen als de minister er een aanhaalt.
Er zal dan nog meer wrok ontstaan of de
onverschilligheid zal toenemen en het eerge
voel geheel worden uitgedoofd.
Teruggegeven aan de maatschappij zullen die
gestraften daarvoor dan nog gevaarlijker wezen.
Naar ons gevoelen had de minister beter gedaan
vooruit te zien en in de verbetering van het
bestaande hulp te zoeken voor de kwalen die
hij bestrijden wil. Zoolang er, volgens deskun
digen, in de gevangenissen zeiven, wat inrich
ting en zorg betreft, nog zooveel te verbeteren
valt; zoolang het onderwijs niet die vruchten
afwerpt welke men daarvan met grond kan
verwachten, moet het eerste streven zijn om
daarin verbetering te brengen. Dat men de
gevangenen tien uren daags wil laten werken,
daartegen mag niemand bezwaar hebbeneen
ambachtsman werkt even lang; maar ook daarbij
zon men een praktischer weg kunnen inslaan,
zóo dat de gevangenen meer voordeel plukten
voor hun volgend leven. Want wat men ook
doe, alles dient vooral gericht te wezen op de
ontwikkeling van het verstand en de verbe
tering van het hart.
En dat juist verliest de minister wel eenige
zins uit het oog.
does, 25 April. Gisteravond gaf de Zahg-
vereenigiDg Excelsioronder leiding van den direc
teur, den heer P. De Jonge Jz., een concert, dat
door vele belangstellenden werd bijgewoond. En
niet ten onrechte. Yan het rijke programma werden