Benoemingen en besluiten.
Onderwijs.
Kerknieuws.
Landbouw.
Rechtszaken.
Het ongeluk op de MiJ De Schelde
Drachenvan een paar muziek avondjes die werden
georganiseerd van de tentoonstelling van een paar
schilderijen door den heer Schutz en van de uit
gave door den heer J. M. Janssen van het bekende
werkje over de badplaats.
De toegangswegen naar paviljoen, badstrand en
manteling werden weder in goeden staat gebracht
en gehouden, terwijl dit jaar ook een paar nieuwe
villa's van de heeren Boddaert en De Kanter zijn
verrezen, die Domburg »geen kleinen luister bij
zetten."
Tenslotte brengt de commissie haar dank voor
c.e van verschillende kanten ondervonden mede
werking door het in bruikleen geven van voor
werpen.
Hrulningen, 26 Febr. Bij de gisteren ge-
houden verkiezing voor een lid van den raad
waren zooals heden bleek 102 geldige stem
men uitgebracht.
Er moet, Maandag 10 Maart, eene herstemming
plaats hebben tusschen de heeren H. C. Baarens
die 43 en J. 0. Bouwens die 25 stemmen verkreeg.
Verder waren nog uitgebracht op de heeren A.
Boone Jz". 19, W. Visscher 6, J. Wondergem 3
en P. J. Visser 2 stemmen, terwijl een viertal
personen elk 1 stem verkregen.
Het Staatsblad n° 30 bevat het besluit van 15
Februari 1884, tot vernietiging van eene verorde
ning der gemeente Wissekerke, van 24 October
1883, op het tegengaan van het nazoeken van
veldvruchten in de gemeente.
In dit besluit wordt aangevoerd
dat die verordening verbiedt op eens anders ert
of land zich den afval of het overblijfsel van den
oogst toe te eigenen, of den grond om te graven
of om te woelen, of met dat doel op eens anders
erf of land, zonder toestemming van den gebruiker,
voorzien te zijn van eenig gereedschap of voorwerp
dat art. 471, n° 9 en 10, van het wetboek van
strafrecht, art. 18 van de wet van 29 Juni 1854
(Sibl. n° 102) en art. 21, titel II, van de wet van
6 October 1791 Code Rural), bepalingen bevatten
tegen het wegnemen van vruchten en veldvruchten
aan anderen toebehoorende en het nalezen van
den oogst, en dat art. 471, n° 13, en art. 475 n°
9, van het wetboek van strafrecht, bepalingen
behelzen tegen het gaan over eens anders bezaaide
of in den oogst staande gronden
dat de raad van Wissekerke, door in boven
vermelde verordening de aangehaalde wettelijke
bepalingen uit te breiden, in het algemeen rijks
belang getreden is, en voorschriften heeft gegeven
omtrent onderwerpen die bij de wet zijn geregeld
dat art. 150 der gemeentewet dit verbiedt
dat bovenvermelde plaatselijke verordening der
halve is in strjjd met de wet.
Biervliet24 Febr. Wanneer men den
eenigen verbindingsweg volgt, die toegang tot
deze gemeente verleent, treffen ons oog vele over
blijfselen van vroegere grootheid, terwijl de ge
deeltelijk hooge ligging op de oude vestingwerken,
vier molens en een drietal torens onze Beukels-
stad nog een stedelijk aanzien geven.
Stadsweiden, Gentsehe poort, stadhuis, enz. zijn
teekenen van een grooter verleen.
Meer en meer begint echter tegenwoordig ons
plaatsje naam te maken door eene stichting, die
nog niet eens voltooid is, en waaraan men nu al
een jaar gewerkt heeft, t. w. de nieuwe school,
en die nu reeds als een trotsche Don, een Spaan-
sche Grande, op tal van namen en titels bogen
mag, o. a. monument, modelschool, schouwburg,
of minder fraai benamingen, al naar gelang de
sprekers in min of meerdere mate vrees koesteren
voor hooge sommen op hunne belastingbiljetten.
Die school, rijzende boven de tinne des tempels,
staande op eene fraaie standplaats, het markt
plein en tegenover den ingang van de bebouwde
kom is eene schepping van een beroemd school-
architect, en overtreft alle scholen van Zeeland
in sierlijkheid.
Jammer voor ons gemeentebestuur, dat dit de
eer van deze moderne inrichting zich niet toe-
eigenen mag.
Hoogere autoriteiten waakten voor het welzijn
der lieve jeugdige Biervlietenaars; anders had ons
bestuur de oude school gerestaureerd. Maar die
kinderen 5 uren daags in eene achterbuurt, bij
een mestput, te doen vertoeven, mocht niet.
Onze gemeente leeft uitsluitend van den land
bouw. Raadsleden, secretaris, gemeente-ontvanger,
molenaars en andere burgers, alles boert in onze
zoo groote gemeente. Bij gunstige landbouwjaren
heerscht daardoor dan ook eene verkwik kei jjke
welvaart.
In de laatste jaren is het zooals men weet
erg sukkelen, en ware het niet, dat 't met 's lands
finantiën ook slecht stond, onze vaderlijke regeering
zou voorzeker ons materieel welzijn ter harte
nemen. We willen hopen Eene communicatie-
weg met België ontbreekteen dito met Ooste
lijk Zeeuwsch-Vlaanderen ontbreekt eveneens,
terwjjl de haven in den Braakman, die wij van
den staat ontvingen, 9 maanden 'sjaars onbereik
baar is. Vóór weinige jaren lagen de schepen
nog binnen ons stedeke, doch tal van indijkingen
in een halve eeuw deed ons de haven verliezen
en schonk ons beste kleipolders, welke in handen
van Belgische grondeigenaars kwamendie
geene eigenlijke hofsteden bouwden, jaarlijks groote
veilingen van veldvruchten houden, en aldus dei-
gemeente een gering finantieel voordeel opleveren.
Deze week is men begonnen met het amoveeren
van onzen oudsten molen, een houten korenmolen
opgericht tjjdens den vrijheidsoorlog met Spanje
en behoorende aan den heer Lijbaart, molenaar.
Deze laat nameljjk het maaltoestel overbrengen in
zjjnen steenen oliemolen, een kolossaal gebouw,
in 1842 opgericht doch dat reeds lang niet meer
werkte. De overige twee molens dienen ook om
graan te malen.
Walsoorden, 24 Febr. Door de aandeel
houders van de meestoot Oranje is met meer
derheid van éen stem besloten die fabriek te ver-
koopen. Dat zal de vijfde, van vroegere welvaart
getuigende, inrichting zjjn, die onder slopersmo
ker vallen zalbij den geringen ondernemingsgeest
toch, die onze kapitalisten toonen, is het voors
hands niet te wachten, dat in het gebouw eene
andere fabriek of trafiek zal worden opgericht.
Hontenisse, 25 Febr. Onze harmonie gaf
gisterenavond haar derde en laatste winterconcert
in dit seizoen. Het kan niet van ons gevergd
worden, dat wij eene uitvoerige beschrijving daar
van leverenwij mogen ditmaal echter niet
verzwjjgen, dat de flinke uitvoering, onder anderen
van de ouverture Le Barbier de Seville en van de
Fantaisie Polonaise par Baudonck (n° CIII van Le
Metronome), een schitterend bewijs gaf van den
voortdurenden ijver der werkende leden van dit
gezelschap. Het concert werd besloten door de
opvoering van Bernard, de advo'caat der armen,
tooneelspel in drie bedrijven door Leonard. Deze
opvoering werd algemeen als zeer verdienstelijk
geroemd en toegejuicht.
De ministers van financiën, van oorlog en van
marine verleenen deze week geen audiëntie.
Volgens het Vad. is de nieuwe Indische be
grooting voor 1884 reeds gereed en kan haar
indiening spoedig verwacht worden. De minister
van koloniën bewerkte de begrooting in de laatste
dagen van zjjn verblijf te Batavia en gedurende
zijn reis naar Europa.
De commissie voor het afnemen der in dit jaar
te houden examens bij het vak der posterijen
bestaat uit de heeren J. P. Hofstede, hoofddirecteur
der posterjjen; J. J. Doffegnies, inspecteur der
posterijen bij het departement; L. C. Bn. Van der
Feltz, inspecteur der posterijen te Arnhem; B. J.
Herweger, directeur van bet spoorwegpostkantoor
te Amsterdam; A. Van Poeteren, commies bij het
departement; W. J. Van Gorkom schoolopziener te
Goes en G. A. Hofman, hoofdonderwjjzer te 's-Hage.
burgemeesters. Aan mr A. De Ruyter de
Wildt is, op zijn verzoek, eervol ontslag verleend
als burgem. van Herwijnen.
belastingen. Benoemd tot ontvanger der reg.
en dom. te Roozendaal F. Gordon, thans in die
betrekking te Schagen.
Op 1 Jan. 1883 bedroeg het kapitaal der
schoolspaarbank te Kleverskerke 453.87§. Ge
durende dat jaar werd door 26 spaarders ingebracht
ƒ116. De rente over 1883 beliep 24.19, zoodat
het kapitaal op 1 Jan. was geklommen tot
594.06J.
Volgens het Zuiden is tegen 1 Mei tot hoofd
der Christelijke school te Goes benoemd de heer
J. C. Wirtz Czn., hoofd eener particuliere school
met den bijbel te Amsterdam.
De heer H. Poolmeijer, tot nu toe hoofd der
Goesche school, schijnt dus tegen dien tijd ontslag
genomen te hebben.
Aan de len openbare school te Groede ont
breken aan het personeel een onderwijzer met
hoofdacte en eene onderwijzeres. Niettegenstaande
de herhaalde oproeping, respectievelijk op eene
jaarwedde van 900 en 600, hebben zich tot
nu toe geene sollicitanten aangemeld.
Ook voor de betrekking van onderwijzeres, aan
de 24° openbare school te Breskens, (gehucht
Nieuwe Sluis), op eene jaarwedde van 550 heeft
zich niemand aangeboden.
Tot onderwijzer aan de openbare lagere school
te Herkingen, is benoemd de heer A. Van Over-
beeke, onderwijzer te Colijnsplaat.
Te Ter Neuzen werd Maandag de in 1883
nieuw gebouwde tweede openbare school, voor
lager en meer uitgebreid lager onderwijs, in de
kom van die gemeente geopend.
Door verschillende omstandigheden geschiedde
die opening zeer eenvoudig en zonder eenige
feestelijkheid. Tegenwoordig waren de burgemeester,
de wethouders, verschillende leden van den raad
en de leden der plaatselijke commissie van toe
zicht.
De burgemeester hield eene toespraak, waarbij
hjj hulde en dank bracht, in de eerste plaats aan
de leden van den raad en vervolgens aan den
districts- en den arrondissements-schoolopziener en
aan de plaatselijke commissie van toezicht, voor
de krachtige medewerking tot het stichten van
dat gebouw, terwijl hij ten slotte het benoemd
hoofd der school en de onderwijzers in hunne
betrekking installeerde, en den wensch uitsprak
dat deze nieuwe school een zegen voor de gemeente
wezen zou.
Het hoofd der school, de heer Van Dixhoorn,
dankte voor het vertrouwen jegens hem geuit en
verzekerde de belangen van Ter Neuzen's jeugd
met den meest mogeljjken ijver te zullen beharti
gen en bevorderen.
De school werd geopend met ongeveer 140 leer
lingen.
Den heer J. F. L. Abresch, pred. bjjdeNederd.
Herv. gemeente alhier, aan wien, na bijna 43jarige
ambtsvervulling, door het Prov. kerkbestuur van
Zeeland tegen 1 April e. k. eervol emiritaat was
verleend, is van rijkswege een jaarljjksch pen
sioen toegezegd van 1600,
De heer C. C. Schot, pred. te Tholen, heeft
voor het beroep naar Welsinge Sauwerd bedankt.
Men meldt ons uit Westelijk Zuid-Beveland:
Het contracteeren van suikerbieten is in deze
streken weêr in vollen gang. Bestond die teelt niet of
werden er geen voorschotten verleend, menig kleine
landbouwer, die nu ternauwernood het hoofd nog
boven water kan houden, ware reeds bezweken.
Door het voorschotstelsel kan hij zjjne land
pacht over 1883 betalen en houdt nog eenig geld
over. In den regel is hij een jaar ten achteren
met de betaling zijner landpacht, soms nog meer.
Tijdelijk is hij dus uit den nood geholpen, maar
't is toch een uiterst ongezonde toestand te noemen,
dat de landpachten niet kunnen voldaan worden
uit de opbrengsten van hetzelfde jaar, maar inte
gendeel moeten worden betaald met den prijs van
vruchten, die nog niet eens gezaaid zijn.
In verband met slechte oogsten en te geringe
prijzen, gevolg der concurrentie van Amerika,
dragen enkel en alleen de hooge, veel te hooge
pachtsommen de schuld van dien betreurenswaar-
digen toestand.
Hier en daar wordt er dan ook reeds over gespro
ken de loonen der arbeiders te verminderen, wat
zeker niet zou strekken om den maatschappeljjken
toestand te verbeteren. De strijd om het bestaan
is voor den veldarbeider reeds hard genoeg.
Uit Breskens meldt men ons
Het zachte winterweer doet ook in deze streken
zeer merkbaar zjjnen invloed gevoelen op plant
en dier.
Men zou zich in het begin van April wanen.
Het gras staat in groei, terwijl allerwegen de
madeliefjes hunne witte kopjes er uitsteken. De
veldvruchten zijn welig opgeschotenelk bezaaid
stuk is met een groen waas overtogen; sommige
stukken zelfs met meer dan dat. De leeuwrik
wipt reeds over den akker, terwjjl wij in de
boomen de merel hooren slaan; en de »gèle vink"
zijn deuntje in den doornstruik kweelt. Els, haze
laar en een paar wilgen zijn den bloeitijd haast
vergeten. De knoppen der vruchtboomen zwellen
sterkin sommige tuinen staat de kruisbes al in
blad. »Paaschlelie" Narcissus pseudo-Narcissus)
en Pinksterlelie" zullen dit jaar haren naam
oneer aandoen, daar de eerste öf in bloei staan,
óf op het punt staan van open te gaan.
Vele zomerbloemen kijken nu reeds boven den
grond.
Voor de arr. rechtbank alhier stond heden
terecht de heer W. H. Martin, oud 33 jaren,
werktuigkundig ingenieur bij de maatschappij
De Schelde te Vlissingen, beklaagd: van in den
middag van 20 November 1883, terwijl onder
zijne leiding en onder zijn toezicht aan de werf
der Maatschu De Schelde te Vlissingen een ketel
waterpas werd gezet in het aldaar liggend stoom
schip Soerabaga en daartoe de arbeider Dobbelaar
en anderen blokken of stoelen onder dien ketel
plaatsten, ten einde dien ketel, welke ongeveer
23000 kilogram woog, op te lichten, en zoo lang
dat plaatsen dier blokken of stoelen zoude du
ren, te doen hangen, te hebben doen bezigen een
ketting, bestaande uit schalmen zonder dammen,
van welke schalmen de ijzerdikte gedeeltelijk 22
en gedeeltelijk 23 millimeters bedroeg, welke
ketting tot dat doel aan dien ketel in twee einden
was verbonden
van derhalve tot dat werk te hebben doen
gebruiken èen ketting van te gering draagvermo
gen, zoodat dan ook die ketting is gebroken
terwijl de ketel daaraan hing en deze is gevallen
op den arm van den hiervoren genoemden werk
man Dobbelaar, welke dientengevolge zoodanig is
verminkt dat die is moeten worden afgezet.
In de eerste plaats werd als getuige en deskun
dige gehoord dr Hazenberg te Vlissingen, die den
gewonde, welke onmiddell jj k na het ongeval naar het
gasthuis gebracht is, heeft behandeld. Hij ver
klaarde dat de hand van Dobbelaar door eenig
zwaar voorwerp verpletterd was en dat amputatie
van een deel van den arm noodig is geweest.
Daarna legde Dobbelaar zelve zjjne verklaring
af. Hjj deelde mede dat, toen op den 20 Nov,
de ketel aan boord van de Soerabaja moest wor
den gebracht, de ketting die daartoe gebezigd
werd is gebroken en dat, toen die zelfde ketting
weder zou gebruikt worden om den ketel water
pas te zetten, er door werklieden gevraagd is om
er nog een bocht in te schieten, dat wil zeggen
hem dubbel te gebruiken; dit schjjnt beki. niet
verstaan te hebben; ten minste er werd aan de
vraag geen gevolg gegeven.
Toen de ketel opgetild was heeft getuige een
der blokken eronder geduwd, waarbjj hjj verklaarde
de hand op het blok gehad te hebben, wat andere
getuigen tegenspraken. Eensklaps brak de ketting
en werd Dobbelaar de hand verbrijzeld.
Dit werd in hoofdzaak door de twee volgende
getuigen, eveneens werklieden, die bij het stellen
tegenwoordig waren, bevestigd.
De vierde getuige, magazjjnmeester der fabriek,
verklaarde op de hem gedane vragen dat de ketel,
die opgetild was, 23200 kilogr. woog en dat de
ketting, die gebruikt is eene beproefde Leidsche was.
De vjjfde getuige bevestigde nog nader de ver
klaringen van de drie eerste en herinnert zich ook
dat over den minder goeden toestand van den
ketting gesproken is, terwjjl hjj op de hem gedane
vraag of de handelwjjs van Dobbelaar wel in alle
opzichten voorzichtig was ontkennend antwoordde.
Dit deed ook de zesde getuige, die eveneens bij
het ongeluk tegenwoordig was.
Daarna brachten de door het O. M. gedagvaarde
deskundigen hun rapport uit. Het waren de
heeren J. P. J. Lucardie, directeur der maatschappij
De Maas, W. C. Thoms, fabrikant, en J. David.
son, particulier ingenieur, allen te Rotterdam.
Uit dat rapport en uit de mondeling gegeven toe
lichtingen bleek dat een ketting als de onderha
vige, ter dikte van 22 a 23 mill., dub belgenomen,
volgens de bestaande conventie zonder gevaar kan
gebruikt worden tot het dragen van een gewicht
van 11184 kilogram, doch dat die geen waarborg
geeft voor een gewicht van 23000 kilogr.
Wel is waar is het draagvermogen van zooda-
nigen ketting veel grooterjdan in de praktjjk wordt
aangenomen, doch zoowel in Nederland als Fran
krijk, Duitschland enJEngeland wordt een ketting
slechts tot een vierde van het gewicht, waarop
hjj breekt, belast.
De deskundigen waren alzoo van meening dat
de gebezigde ketting te zwak en dat het gebrui
ken ervan niet voorzichtig was.
Daarna werden gehoord de heeren L. D. Van
Ouwerkerk, ingenieur aan het etablissement Fop
Smit te Kinderdijk en G. W. Van Rijnberk,
ingenieur te Fjjenoord, die als deskundigen a dé
charge waren opgeroepen.
Ofschoon erkennende dat de conventie is dat
in de praktjjk de ketting slechts tot op een vierde
van zjjn draagkracht wordt gebruikt en dat het
voor dezen ketting genoemd cijfer ongeveer juist
zal zjjn, waren deze deskundigen van oordeel dat
in speciale gevallen van die gewoonte kan worden
afgeweken.
Zij wezen erop dat, wanneer de ketting beklemd
raken kan, het hun ook niet raadzaam voorkomen
zou om het gewicht, waarvan hier sprake is, met
een ketting als ten processe aanwezig te lichten;
maar waar zooals hier, geen gevaar voor beklemming
bestond, zouden ook zjj daarin geen bezwaar zien.
Daarna werd de beklaagde gehoord. Hjj er
kende dat het werk onder zjjne leiding heeft
plaats gehad en dat, vóór het ongeluk plaats had,
de ketting gebroken is, doch verklaarde niet ge
hoord te hebben dat gevraagd was om nog een
bocht in te schieten. Hij was van oordeèl, dat
de ketting, die tot grooter gewicht beproefd was,
den ketel houden kon en had juist door het breken
van de ketting op eene plaats, waar hjj wan
trouwen had, de overtuiging gekregen dat hjj
overigens goed was.
Nadat de zitting een half uur geschorst was
en nadat nog eenige technische vragen aan de
deskundigen waren gedaan, kreeg het O. M., dat
dóór jhr m' J. Van Doorn werd waargenomen,
het woord tot het nemen van zijn requisitoir.
De hoofdzaak van hetgeen in de dagvaarding
gesteld is, zoo ving de heer Van Doorn aan, zal wel
geen vraagpunt tusschen het O. M. en de verde
diging opleveren. Door de gehoorde getuigen en
de bekentenis van den beklaagde zjjn de feiten,
dezen bjj de dagvaarding te laste gelegd, wettig
en overtuigend bewezen.
Er is gebleken dat, toen in den voor- en den
namiddag van den 20" November aan de werf
De Schelde het stoomschip Soerabaga voltooid
worden zou, o. a. door het waterpaszetten der
ketels, dit werk verricht werd onder de leiding
en onder het toezicht van den beklaagde. Bjj die
gelegenheid is een ketel, 23,000 kilogr. wegende
gehangen aan een ketting en op het oogenblik
dat men bezig was de blokken of stoelen onder
den ketel te zetten is de ketting gesprongen,
tengevolge waarvan die ketel neerviel en de
werkman Dobbelaar gewond werd. De vraag
waardoor de verwonding ontstond, of door den
ketel of door het blok, dat door den val van onder
den ketel werd geslingerd is, in deze procedure
zonder gewicht. Het staat vast dat Dobbelaar,
tengevolge van het springen van den ketting gewond
is en een deel van zjjn arm heeft verloren. Op
de vraagwaaraan is het ongeluk te wjjten,
noemt de dagvaarding als aanleiding dat tot
het werk gebezigd is een ketting van te ge
ring draagvermogen. Dat is bewezen en dat is
ook door den beklaagde erkend, en de vraag waar
over alleen verschil kan bestaan is deze: of door
te handelen zoo als beklaagde deed eene fout
begaan of eene onvoorzichtigheid gepleegd is?
Dat eene fout begaan is heeft de uitkomst bewe
zen en tot beantwoording der vraag of de beklaagde
hier met die nauwgezetheid, met die voorzichtig
heid gehandeld heeft dat, voor zoover dit te
voorzien was, alle gevaar werd gemeden, zjjn vjjf
deskundigen gehoord, die sedert jaren met derge^
ljjke zaken bekend zjjn. De drie eersten hebben
volmondig gezegder is in dezen onvoorzichtig
gehandeld, en waren wjj in de plaats van beklaagde
geweest, wij zouden niet op die manier gewerkt
hebben.
Ook de deskundigen, door beklaagde voorge
bracht, erkennen dat de draagkracht van kettingen
aan grenzen gebonden iszjj beweren echter in
strjjd met de drie anderendat zjj in de prak
tjjk, vooral wanneer er geen menschenlevens
door in gevaar worden gebracht, boven die grens
zouden durven gaan, maar bewjjzen niet dat dit
voorzichtig is.
Het O. M. gelooft dat men zich ten deze op
zeer verschillend standpunt plaatsen kan, en dat
wel niemand den beklaagde voor de voeten zal
werpen dat hjj willens en wetens, opzetteljjk, het
ongeluk veroorzaakte, maar het vraagt toch of
hjj niet verantwoordeljjk is tegenover zjjn slacht
offer.
Het O. M. is dan ook van meening dat de uit
komst van de handelwijze van den beklaagde
de strafwaardigheid daarvan medebrengt. Hij is
de algemeen aangenomen grens te buiten gegaan»
de gevolgen daarvan zjjn voor zjjne rekening.
Wanneer geen menschenlevens in het spel zjjn,
zeide een der desk. van de zjjde van beklaagde,
is er geen bezwaar om buiten de grens te gaan,
maar hier bestond daarvoor wel vrees. Het was
bovendien donker en bekl. kon daardoor den toe
stand niet geheel overzien.
Na ten slotte nog erop gewezen te hebben dat
den werkman, dien het ongeval trof, geenonvoor-