N" 49.
127e Jaargang,
1884.
W oensdag
27 Februari.
Graaf Lorenzo.
Middelburg 26 Februari.
"FEUILLETON.
Advertentiën* 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1 -7 regels 1,10
iedere regel meer f 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte:
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen:
Prijs per 3/m. franco f 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent:
MIDDELBURGSCffi COURANT.
Agenten voor dit blad zijn te VlissingenP. G. de Veij Mestdagh, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: F. van der Peijl, te Zierikzee: A. C. de Mooij, te Tholen: W. A. van Nieuwenhuijzen, en te Ter Neuzen A. van der Peijl Jz.
Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daiibe en Cie., John F. Jones, opvolger
De hooge raad beeft, door zijne, gisteren gemelde
beslissing in de zaak van den beer Roland Holst,
zijn vroeger tegenover de eeds-quaestie aangenomen
standpunt gehandhaafd.
Dit moest wel en wij hadden geene andere
beslissing verwacht; de hooge raad kon niet anders
dan bet afleggen van den eed verplichtend stellen.
Hij doet dit dan ook, voornamelijk op deze, be
kende gronden:
-dat, daar als geschiedkundig vaststaande mag worden
aangenomen dat, tijdens het daarstellen van de grondwetten
van 1814 en 1815, genoegzaam ieder hier te lande tot
eenig kerkgenootschap behoorde, de wetgever het afleggen
van den eed als een algemeene verplichting heeft aange
merkt, en daarvan ter bestendiging van hetgeen vroeger
bestond, alleen heeft willen uitzonderen heu, die door de
leer van bun kerkgenootschap van den eed werden terug
gehouden
"dat het eehter niet aangaat die uitzondering ook toe
te passen op hen, die niet tot een kerkgenootschap be-
hooren, wien alzoo de eed niet verboden is en waarvoor,
juist bij de algemeenheid der grondwet, de algemeene regel
moet gelden
«dat dan ook art. 183 zoo opgevat moet worden, dat
bet afleggen van. den eed als regel, het doen eener
belofte als uitzondering inoet gelden, en die uitzon
dering alleen kan toegepast worden op ben, die tot een
den eed verbiedend kerkgenootschap behooren
«dat door het toepassen van den regel op ben, die tot
geen kerkgenootschap behooren, de wet niet wordt uitge
breid, maar dit wel het geval zou zijn en in strijd met
de regelen van bet recht, als men dezen onder de uitzon
dering zou willen brengen, die voor hen niet is gemaakt
Op juridische gronden was dan ook het stand
punt van het Arnhemsche hof niet vol te houden
en, hoe gewillig de leden van den hoogen raad
persoonlijk ook mogten zijn om eene vrijzinnige
opvatting in deze quaestie te doen zegevieren, zij
zijn gebonden door de geschiedenis en de toelich
ting der daarop betrekking hebbende wetsartikelen.
De heer Roland Holst heeft zich verdienstelijk
gemaakt door dit vraagstuk nog eens door ons
hoogst rechtscollege te doen uitmaken, ten koste
van opofferingen, moeite en zelfs eene zeer onaan
gename gevangenisstraf.
Wij zouden echter niemand aanraden zijn voor
beeld te volgen.
Eene poging om in dezen meer vrijheid te ver
werven moet te duur betaald worden, want, zonder
nu nog van de financieele opofferingen te ge
wagen die zij na zich sleept, de zaak zelve vinden
wij niet gewichtig genoeg om daarvoor een paar
dagen gevangenisstraf zich te getroosten. Wij
zouden, werden wjj geroepen om eene verklaring
af te leggen die met een eed of belofte moest
worden bezegeld, na uitdrukkelijk geconstateerd te
hebben dat wij geen waarde* hechten aan het af
leggen van een eed en eene belofte zouden ver
kiezen, den eed zweren, omdat de wet in ons
Vrije Nederland nu niet anders toelaat.
Roman van Ursula v. Manteuffel.
ZEVEN EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
„Laat hen hun gang gaan zei Thürna wel
gemoed; „daarom was die schelm dus zoo verstrooid
dat hij mij gekookte melk in plaats van scheer
water bracht."
»0 Lorenzoen vertelt ge mij dat nn eerst
zei zij vroolijk lachenddoch eensklaps verbleekte
zij, als had zij een spook voor hare voeten gezien.
„Lorenzo, neem hem weg, neem hem weg
stamelde zij.
»Wat kind, een spin?"
»Neen, dien armband; waar hebt gij dien
van daan gehaald
»Uit een etui. Wat is daarmee Het is
een vrij smakeloos ding, dat burgerlijk blinkt;
maar er is nu geen tijd meer om hem te verruilen.
Kom
„O Lorenzo, Lorenzo, ik kan hem niet dragen
hij is hij is. mijn. hij. Tes-
selhof heeft hem mij op onzen trouwdag gegeven,"
fluisterde zij en rukte den armband zenuwachtig af.
Thurna lachte haar uit en deed haar den arm
band kalm weer aan, terwijl hij spoedig zei:
r—» Malle meid! draag hem met mijn zegen
Hoe zal de minister van binnenlandsche zaken
thans handelen in de Goesche eeds-zaak, waarin
zeker spoedig zijne beslissing kan worden tegemoet
gezien
Wij zonden het niets meer dan billijk vinden,
dat ook hij, op grond van het arrest van den
hoogen raad, het afleggen van de belofte door de
beide raadsleden en de met hunne medewerking
genomen besluiten onwettig heette. Ja, wij zouden
het zelfs geheel in den geest van de eindbeslissing,
in de zaak van den heer Holst gewezen, vinden
wanneer ook de kantonrechter te Goes geen goed
keuring verwierf van de door hem aangenomen
houding tegenover een voogd, die louter tot het
afleggen van eene belofte werd toegelaten.
Dit laatste vooral, waarvan wij vroeger melding
maakten, is nog minder uit wettig oogpunt te
verdedigen, al brengen wij gaarne hulde aan de
vrijzinnige bedoeling van den Goeschen kanton
rechter, omdat in art. 419 van het burg. wetboek
alleen sprake is van een eed, dien een voogd
in handen van den kantonrechter moet afleggen,
en daarbij dus niet eens het afleggen van een eed
of een belofte facultatief wordt gesteld.
In ieder geval is elke halfheid in deze doodend
voor eene, door ons zoozeer gewenschte, vrijzin
nige oplossing.
Het Dagblad maakt eene zeer juiste opmerking.
Het schrijft
Reeds meermalen ook heden troffen wij
in de dagbladen berichten aan omtrent de werk
zaamheden en het rapport der grondwetscommissie.
Geheel in 't midden latende in hoever die mede-
deelingen juist zijn, moeten wij er toch op wijzen,
dat ze alleen door groote indiscretie kunnen zijn
gepubliceerd, daar de leden der grondwetscom
missie onderling waren overeengekomen het ver
handelde, en zeker dus ook het rapport, volkomen
geheim te houden. Het rapport is nog in geen
andere handen geweest dan die des konings en
bevindt zich op dit oogenblik bij den ministerraad."
In Frankrijk gebeurt het meer dat er mededee-
lingen worden gepubliceerd die betrekking hebben
op commissiën, waarvan den leden geheimhouding
is opgelegd. Tot nutoe vonden wij het juist zoo
eigenaardig dat er van de werkzaamheden der
grondwetscommissie niets hekend werd. Dit pleitte,
volgens ons, voor den ernst der leden daarvan
Maar misschien is het buiten hun schuld
onze illusie is ook thans verdwenen.
In de Opregte Steenwijker courant wordt in een
uitvoerig stuk nogmaals gewaarschuwd tegen de
gunstige berichten over Amerika, die door agenten
van stoomvaartmaatschappijen op New-York wor-%
den verspreid. -
De landverhuizing van Nederlanders naar Noord-
Amerika is, het wordt terecht opgemerkt, lang
zamerhand een artikel van speculatie geworden
in de hand van derden, Vooral wordt te velde
getrokken tegen het blaadje Nederlandscli Ameri-
kaansch Weekbladdat onder hetzelfde dak als
de welbekende firma Prins en Zwanenburg op de
Denk, als ge wilt, ook met weemoed aan den gever.
De eenige, op wien ik niet jaloersck ben, dat was
uw man."
De deuren gingen open en zij bevonden zich
in bet salon.
De opgewektheid van Eveline was over. Die
zware gouden band scheen om haar arm te knellen
en het was alsof er een magnetische stroom van
dien ring uitging en zich aan hare zenuwen meê-
deelde, zoodat alles om haar heen veranderde.
Voor het eerst werd zjj door een onweerstaanbare
macbt naar het verledene teruggevoerd en zij
huiverde van ontzetting.
Aan tafel zat een landedelman nit de builrt
tegenover haar. Mijnheer Cutmore was de onschul
digste man ter wereld, maar hij had een forsche
gestalte, een zwaren rooden baard en een vervaar
lijke stem, die Eveline telkens deed opschrikken en
allerlei zonderlinge phantasieën bij baar opwekte.
Als zij op baar bord keek werd het gepraat om
haar heen een verward gegons, waarin zij de
stemmen van majoor Belfort, van Keetje Van
Kendar, van den heer Von Ardensleben meende
te hooren. Zij werd zoo bang dat zij niet durfde
opzien en vreesde uit een droom te zullen ont
waken, zich aan haar eigen tafel te bevinden en
het gelaat van haar man te zien.
Van haar man. Een nieuwe schrik be
kroop haar, Haar blik zocht Thurna en toen zij
hem aanzag verdwenen al hare angstige vizioenen.
Op datzelfde oogenblik stonden de dames op en,
zoodra zij in bet salon waren, vroeg lady Ashley
Prins Hendrik kade te Amsterdam wordt uitgegeven,
een blaadje waarvan wij met opzet tot heden geen
melding maakten.
Dit blaadje noemt de schrijver de beer J. R.
Boelen te Doesburg volstrekt niet onpartijdig
volgens hem kan dit in dagen als deze, nu ook
hier te lande veel stilstand in zaken heerscht, nu
vele knappe ambachtslieden buiten werk zijn, en
over bet algemeen de vooruitzichten voor timmer
lieden enz. te wenschen overlaten, door de vele
huizen die in groote plaatsen leeg staan, veel, ja
onnoemelijk veel kwaad stichten
Door een twaalfjarig verblijf in Noord-Amerika
geleerd, beweert de schrijver dat Amerika vol
trekt het land niet is voor den Nederlandschen
ambachtsman in 't algemeen, en dat het lot
van de enkelen die er, door bijzonder gelukkig te
zijn, al eens slagen, tot de uitzonderingen behoort.
Vooral dit jaar raadt de heer Boelen deNeder-
landsche werklieden nog veel ernstiger at om te
emigreeren dan vroeger, met het oog op den
kwijnenden toestand, waarin ook de industrie in
Amerika in dezen tijd verkeert, en die met het
oog op de aanstaande presidentsverkiezing zeker
niet beter zal worden.
Den katholieken drukt hij op het gemoed geen
geloof te slaan aan de schoone berichten in ge
noemd blaadje; hij zou het gewenscht vinden dat
de Heilige Vincentius de Paulo vereeniqing eens
goed informeerde of de toestand werkeljjk is zoo
als het Nederlandscli- Amerikaansclie Weekblad
meldt.
De heer Boelen herinnert aan hetgeen hij reeds
dikwijls verzekerde, dat Amerika een best land is
voor den landbouwer, maar hij moet weten
waar hij zich dient te vestigen en ook dat
juist de streken die het best zp
voor den landagent, het slechtst zijn
voor den landbouwer. Met andere woordenhoe
slechter bewoond de streek is, des te meer provisie
wordt doorgaans door de landagenten genoten, om
den stroom van landverhuizers naar die onbevolkte
streken heen te leiden. Juist die hooge provisie
verleidt de landagenten en met hen de agenten
van stoombootondernemingen dikwijls, op aam
beelden te slaan die een fraaijen klank geven,
machines met een goed omhulsel maar waarvan
het binnenste niet deugt.
Emigratie naar bet verre westen van Dacota
wordt door den schrijver ten slotte ten sterkste
afgeraden.
De Transvaalsebe deputatie komt eerst Donderdag
in de residentie.
Het Dagblad meldde dat zij via Vlissingen en
Rotterdam zou komen. Daar zij echter per Bata
vier, haar aangeboden door de Ned. Stoomh.-Mij
te Rotterdam, de reis zou maken, gelooven wij
dat dit bericht onjuist is. Tot nu toe is ook van
.een reis per Zeeland bij die maatschappij niets
bekend.
Wjj vestigen de aandacht op de in dit nommer
voorkomende annonce betreffende de telephoon.
Waart gij niet wel aan tafel? Gij zaagt
een paar maal zóo bleek dat ik voor een flauwte
vreesde."
»Wel grootmama, dat was geen wonder
riep Viviane lachend uit, mevrouw Eveline heeft
zeker nog nooit zoo'n stem gehoord als die van
mijnheer CutmoreIk ben er nog zenuwachtig
van of!" en de jonge dame viel uitgeput in
een fauteuil neêr. Lady Ashley zag Eveline be
zorgd aan.
»Graaf Thurna heeft gelijk dat bij bang voor
u is," zei zij vriendelijk; »die zware ziekte schijnt
uwe zenuwen zeer geschokt te hebben. Ik heb
opgemerkt dat gij vaak zonder eenige oorzaak van
kleur verschiet. Gij zijt zeer teêr en ik bewonder
den moed uwer ouders om u, nu gij pas hersteld
tijt, aan z.ulk een reislustigen man toe te ver-
zrouwen, die zelf nog nooit ziek geweest is."
»Mijne ouders leven reeds lang niet meer,"
antwoordde Eveline. Uit angst voor zij wist
zelf niet wat had zij die goede vrienden, die
te fijngevoelig waren om regelrecht te vragen,
nog niets over haar familie verteld.
»Mijne tante, de hertogin van heeft mij
grootgebracht," zei zij met een blik naar de deur
of Thurna nog niet kwam.
„Welk een mooie armband riep Blanche
eensklaps. „O, laat mij eens kijken, ik heb nog
nooit zulke groote robijnen gezien."
»Neen, bekijk hem niet, Blanche lief, hjj is
zoo smakeloos," maar de armband, even toegevend
als zjjn schenker, had reeds voor den zachten druk
Aan het kort verslag van de commissie tot
bevordering der belangen van de
badplaats Domburg over 1883 ontleenen
wij het volgende
Het personeel der commissie bestond nog uit
dezelfde heeren nl.H. J. Boogaert, voorzitter,
J. C. Lantsheer, dr J. C. De Man, H. M. Kesteloo,
W. A. graaf Yan Lijnden, J. J. I. Sprenger, W. J.
Sprenger, F. D. Sprenger, J. A. Tak en F. Nagt-
glas, secretaris-penningmeester.
De inteekening vóór en in het badseizoen door
belangstellenden in Domburg bedroeg 444.50.
De badplaats werd dat jaar vrij goed bezocht.
De vreemdelingen-lijsten geven de volgende cijfers,
(familiën en enkele personen)in het dorp 106,
in het badhotel 54, in het schuttershof 53 totaal
213. i
Het aantal baden was minder dan het vorige
jaar en wel 726 dames- en 883 heerenbaden, of
1609 tegen ongeveer 2100 in het jnar 1882, wat
echter aan toevallige oorzaken moet worden toe
geschreven.
De badkoetsen en het badstrand waren in vol
doenden toestand, terwijl de waarnemingen der
temperatuur van lucht en water, van barometer
stand en windrichting geregeld gedaan en op het
strand op de bestemde plaats medegedeeld werden.
Eenige nieuwe strandstoelen werden door de
commissie aangeschaft, terwijl ook het aantal
gemakkelijke ijzeren banken voor rustplaatsen in
de manteling met twee werd vermeerderd.
De aanleg van een kronkelend wandelpad achter
de manteling naar een der hoogste duinen kwam
tot stand en voldoet goed. De commissie schonk
daaraan eene subsidie.
Een groote schrede voorwaarts was de telefo
nische verbinding tusschen Domburg en Middel
burg, waarvan de aanleg door de commissie met
100 werd ondersteund.
Door eene subsidie van 50 stelde de commissie
den voerman P. Provoost in slaat om tijdens het
badseizoen, met een soort van omnibus, driemaal
per week naar Middelburg en terug te rijden.
De exploitatie van het badpaviljoen, ofschoon
iets minder gunstig dan het vorige jaar, was vol
doende, zijnde in ontvang 1300, en sluitende
met een goed slot van 200.
Door het huren van eene goede pianino werd
in eene bepaalde behoefte voorzien, terwijl het
geschenk van een net pianostoeltje door mejonkrr.
Boddaert niet alleen door de commissie maar
vooral door de bespelers der piano zeer op prjjs
werd gesteld.
De leesinrichting werd goed bezocht en
door de commissie wordt dank toegebracht
aan het Domburgsche leesgezelschap voor het ter
lezing leggen van verschillende Engelsohe, Fran-
sche en Duitsche geïllustreerde weekbladen, tiet
weekblaadje Domburgsch Badnieuws bad 150
inteekenaren.
Verder wordt in het verslag melding gemaakt
van de gelegenheid tot dansen, die een paarmalen
in het paviljoen werd gegevenvan de lezing van
prof. Gunning over Schiller's der Kampf mit dtm
gezwicht en Blanche spelde met onbarmhartige
duidelijkheid de Duitsche woorden, die er in ge
graveerd waren »»Ter herinnering aan den 4
Dec. uw u liefhebbende echtgenoot Theodoor Tes-
selhof"". Owat is dat Wie is Theodoor Tes-
selhof Wie is zijn vrouw
»Mjjn lieve Blanche, bedwing uw nieuwsgie
righeid gij ziet dat uwe vragen mevrouw hinderen."
>Zjjt gij boos op mij vroeg Blanche en
omarmde Eveline. »Gij hebt dien armband zeker
van iemand die dood is en
„Lady Blanche," klonk de stem van Thurna
vlak achter haar, „gij waart zoo goed om het
fijnste spinnewebje van een zakdoekje te verliezen,
ten einde mij tot den gelukkigen vinder te maken.
Hier is het met mijn innigsten dank
„O!" riep Blanche uit, nu hoor ik eens wat
een compliment van graaf Thurna wil zeggen 1
Maar die zakdoek is van mijn zuster."
Eveline had van de gelegenheid gebruik gemaakt
om te ontsnappen en de armband werd vergeten.
Zoodra zjj met haar man alleen was, vroeg zjj i
Lorenzo, weten zij hier niets van hetgeen
vroeger geweest is
„Wat moeten zij weten De Tesselhofiade
Neen, daar weten ze niets van."
- Maar als zij er eens van hoorden, als zij er
mij naar vroegen
Hij trok de wenkbrauwen omboog en zei
„Zet niet zulke verscki'ikte oogen op. Gjj
zjjt gravin Thurna en dat is genoeg."
Wordt vervolgd-^