Nü44.
12 7e J aargang.
1884.
uMiillli
ObRANT.
Donderdag
21 Februari.
Middelburg 20 Februari.
Voor de zevende maal.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen;
Prijs per 3/m. franco f 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent;
Advertentiën* 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.; van 1 -7 regels f
iedere regel meer f 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte;
Bij deze courant behoort een BIJVOEGSEL.
Agenten voor dit blad zijn le VlissingenP. G. de Veij Mestdagh, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: F. van der Peijl, te Zierikzee: A. C. de Mooij, te Tholen: W. A. van Nieuwenhüijzen, en te Ter Neuzen A. van der Peul Jz.
Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube en Cie., John F. Jones, opvolger
Wordt de kas van het hoofdcomité der
Barents- Vereeniging, ook nu weder, door de
comités naar behooren gevuld, dan vertrekt in
den aanstaanden zomer de Willem, Barents
andermaal naar het Noorden.
Het is ons niet bekend of de leden der ver-
eeniging aansporing of herinnering noodig
hebben. Op de algemeene vergadering, te Am
sterdam den 30en Januari jl. gehouden, schijnt
geen twijfel aan het hekomen der vereischte
gelden geopperd te zijn. Een en andermaal is
echter gebleken, dat in andere kringen het
vertrouwen in deze tochten voor twijfel begon
plaats te maken. Men vroeg zich af of het
daaraan bestede geld geen nuttiger bestem
ming krijgen kon.
Nu, aan het besteden van geld, dat niet
voor eigen genot of voordeel uitgegeven wordt,
matigen wij ons niet aan te dienen van advies.
Indien slechts, gelijk soms pleegt te ge
schieden, het terugtrekken der hand, die
voor eenig algemeen belang geopend was, niet
gebruikt wordt als een voorwendsel om haar
voor geen ander algemeen belang meer te
ontsluiten.
Er is echter, kort na het houden der Barents-
vergadering, een andere twijfel geopperd. Is
het, heeft men gevraagd, met het voorbeeld van
de Jeannette, van zoovele anderen en van onze
eigen Faraa-expeditie voor oogen, verantwoord
mede te werken tot het doen van tochten,
die in het beste geval wetenschappelijke uit
komsten zullen opleveren, waarvan de waarde
aan ieder niet duidelijk is; doch die gepaard
gaan met de zekerheid van veel ontbering en
met de zeer bestaanbare kans van gevaar voor
lijf en leven voor hen die er deel aan nemen
Dit is eene ernstige vraag. Dewijl onze
sympathie voor tochten als die van de Barents
en de Varna onverflauwd en onze overtuiging
onverzwakt is gebleven, dat ondernemingen
als deze niet zonder groote schade voor de eer
en waardigheid van ons vaderland achterwege
kunnen blijven, willen wij beproeven aan te
toonen waarom1 ontdekkingsreizen in het hooge
Noorden de vrijwillig aanvaarde kansen van
gevaar voor lijf en leven, om nu van geld
niet te gewagen, welke er ontegenzeggelijk
aan verbonden zijn, hij voortduring waardig
blijven.
Vóór allesmen beschouwe de zaak in haar
algemeen verband. Niet met het oog van den
vakgeleerde, want dan wordt men aan den
eenen kant slechts door weinigen begrepen, en
loopt men aan den anderen kant gevaar ver
bijsterd te worden door de verscheidenheid van
inzichten, welke zich onder wetenschappelijke
„specialiteiten" pleegt te openharen. Ook niet
van het standpunt van het stoffelijk voordeel,
dat bij de beschouwing van andere ontdek
kingsreizen gewoonlijk een belangrijke plaats
inneemt. Want als men uitzondert de moge
lijkheid eener herleving van onze aloude
robben- en walvisschenvangstde kleine
kans op eenigeu handel met de Siberi
sche havens, en de zekerheid van het vormen
eener kern van krachtige, in't gevaar gestaalde
zeelieden, dan is van ontdekkingen binnen de
Poolcirkels geen rechtstreeksche winst te
wachten.
Allerlei beweegredenen werken echter bij het
ondernemen van Poolreizen samen en die alle
heeft men in haar geheel te overzien. De lust
naar avonturen de hoop op eer en voordeel;
de wensch om onze aarde tot in haar afgele-
genste schuilhoeken te leeren kennenhet
streven om door wetenschappelijke waarne
mingen en ontdekkingen onze kennis van de
patuur eu hare wetten te vermeerderen.
Wil men eene scheiding maken, dan hebben
de twee of drie eerstgenoemde drangredenen
in de geschiedenis der Noordpoolreizen de
oudste brieven. Uit Columbus leuze „In het
westen moet het oosten gezocht worden", ont
sproten, als twee kiemen uit éen zaadkorrel,
pogingen om, op Noordelijker breedte, eene
Westelijke en eene Oostelijke doorvaart naar
Azië te vinden. In 1492 landde de groote
Genuees op Guanahamvijf jaren later ont
dekten de Caboto's, Venetianen in dienst van
den Engelschen koning Hendrik VII, in het
Noorden van Amerika Newfoundland. Cortereal,
Frobisher, Davis, Hudson, volgden in de
16e eeuw hun spoor. In 1594 begonnen de
Hollanders het Noordoostelijke vaarwater te
zoeken. Niet gewoon achteraan te blijven,
bereikten zij in 1597 de 81°, de hoogste tot
dien tijd bekende Noorderbreedte.
Na Baffins tocht aan den eenen, naHeems-
lcerk's en Barents' overwintering aan den ande
ren kant der aarde, staakte men het werk.
Men had bevonden dat een handelsvaarwater
naar Azië' door de IJszee niet bestond. Met
de onvoldoende hulpmiddelen en de beperkte
kennis, welke de ijs- en scheepvaart toenmaals
tot haar beschikking had, vond de ontdek-
kingslust voor het oogenblik geen voedsel
meer. Toen men, een paar eeuwen later, beter
toegerust, den arbeid hervatte, was ook voor
het onbereikbaar gebleken doel een ander in
de plaats getreden het verrijken der weten
schap. Dit bleek aanstonds hieruit, dat een
natuuronderzoeker, J. R. Forster, den grooten
Cook op zijne eerste Poolreis vergezelde. Zijn
wetenschappelijke arbeid -werd voortgezet, op
latere reizen, door Giesecke Lutke, Baer,
Scoresby. Be Britsche admiraliteit loofde wel
dra een prijs uit voor het doen van aardrijks
kundige ontdekkingen en voor het opsporen
van de magnetische Noordpool. Sir John Ross
verwierf deze belooning, op zijne reis van
1827—31. Kjerulf en L. Von Busch, Sabine
en ClaveringRichardsonHooker, James
Ross, die de Zuidelijke magnetische
pool ontdekte, gelijk zijn neef het de Noorde
lijke gedaan had, gingen voort met aan het
licht te brengen wat in magnetisme en meteo
rologie, in dieren- en plantenwereld en in
geologie, of door diepzeeloodingen en plaats
bepalingen binnen de Poolcirkels te ontdekken
was.
In 1848 sloot het ijs zich achter de Erebus
en de Terror. Van toen af, opende zich een
tusschen-tijdvak van Noordpoolreizen in dienst
der menschenliefde. Twaalf Engelselie eu
Amerikaansche expeditiën gingen uit om eerst
de lotgcnooten van Franklin en Crozier, daarna
hunne verstijfde lichamen, aan de ijzige armen
van het Noorden te ontrukken.
Intusschen is sedert ongeveer twintig jaren
de Noordelijke Poolzee het tooneel van een
prijskamp aller volken geworden. De Engel
schen en Amerikanen lieten niet af; maar
Zweden en Noren, Russen en Denen, Neder
landers, Oostenrijkers en Duitscbers voegden
zich bij hen. Het is karakteristiek, in Duitsche
boeken, onder de eeretitels waar het hoogge
stemde gevoel voor het herboren keizerrijk
zich op beroemt, vermeld te vinden, dat in
1865 van Petermann het eerste plan voor eene
Duitsche Noordpool expeditie uitging en dat in
1869 Wilhelm I, door Von Bismarck, Von Moltke
en Von ïtoou vergezeld, deHansa en de Gei mania,
vóór hun vertrek naar het Noorden, plechtig
te Bremerhaven kwam begroeten.
Wat blijft men zoeken? Altijd door meer
kennis. Een twaalfde van de oppervlakte dei-
aarde ligt binnen de Poolcirkels. De magne
tische en meteorologische verschijnselen in dat
gedeelte van den aardbol beloven den sleutel
te geven tot de nog onvolkomen begrepen
toestanden in andere werelddeelen, Daar is,
op het land en in de diepten der zee een
planten- en dierenwereld te vinden, die ten
deele overeenkomt met vroegere geologische
perioden van de landen der gematigde lucht
streek; ten deele de onbekende schakels in de
keten van het geschapene belooft aan te vullen.
Met het verrichten van deze en andere waar
nemingen hebben geleerden van alle nationali
teiten, in bekrompen hutten, te midden van
sneeuwwoestijnen, in doodsche stilte en een
zaamheid, een jaar lang doorgebracht. Al had
Weyprecht's naam geen anderen titel op de on
sterfelijkheid, dan ware hettot stand brengen van
deze observatie-keten rondom de Polen genoeg
om hem beroémd te maken. Het doet ons goed,
te mogen getuigen dat, indien deNederlandsche
naam aan dat grootsche werk niet in zoo
ruime mate heeft deelgenomen als gewenscht
werd, het niet de schuld is geweest van
den wil of den moed der Nederlanders, maar
van de weerbarstige natuur zelve.
Groot gewicht blijft men echter hechten aan
het voortzetten der eigenlijke ontdekkings
tochten, teneinde de Polen te bereiken. Hier
reikt weder de zucht naar het avontuurlijke,
naar den roem, die een naam doet sehitteren
als een lichtbaken op de levensreis der mensch-
heid, de hand aan den strengen dienst der
wetenschap. Al zijn ook de „open Poolzee"
en de „vaste ijsbank", welke men vroeger
geloofde in het hoogste noorden te zullen aan
treffen, verhuisd naar het rijk der illusiën,
toch is de verwachting levendiger dan ooit.
Zooals men zich de zaak tegenwoordig voor
stelt, zal een stoom- of zeilschip, dat gebruik
maakt van eene toevallige of voorziene gun
stige gesteldheid van het ijs, de Poolzoekers
zoo ver mogelijk brengen. Daarna zullen de
slede, die hen over de ijsvlakten sleept, de
boot, welke hen de meren doet oversteken, de
ballon misschien, die hen de wolken doet
doorklieven, samenwerken om hen eindelijk
op het verlangde punt neder te zetten.
Het is hier de plaats niet uiteen te zetten
waarom de wetenschap aan waarnemingen,
juist op de beide aardrijkskundige Polen der
aarde verricht, zoo bijzonder veel hecht. Dit
evenwel moet herinnerd worden, dat indien de
hoop om die belangrijke plek eenmaal te be
reiken, niet is opgegeven maar integendeel op
vaster grondslagen rust, zulks te danken is
aan de langdurige en nauwkeurige waarneming
vau de verschijnselen der ijsvorming en der
stroomingen, welke de zeevaartkunde in de
Poolzeeën eigenlijk tot eene wetenschap
gemaakt hebben, Hier nu is het gepast met
eeuigen trots te wijzen op het zeer eervolle
deel, dat, naar het getuigenis der meest be
voegde beoordeelaars, de waarnemingen aan
boord van onze Willem Barents in die lange
reeks van zeevaartkundige observatiën innemen.
Er blijft ons weinig meer te zeggen over.
Wie na dit vluchtig, maar getrouw, overzicht
van het verleden der Poolreizen en van het
doel, dat de Poolvorschers zoeken te bereiken,
nog niet inziet dat het eene eer is voor een
land, dat zijne zonen, onder hun eigen vlag,
daaraan deelnemen, dien kunnen wij niet over
tuigen. Alsware het een land van belofte,
of eene heilige plek, zoo hebben, eeuw in
eeuw uit, alle natiën zich aangegord tot den
kruistocht naar het koude noorden en het on
bekende zuiden. Mogen wij dan thuisblijven,
onze traagheid voor bedachtzaamheid, ons
hokken in den hoek van onzen haard voor
hoogere wijsheid uitgeven Neen, Iaat ons dit
erkennen onze onthouding ware onze schande.
Voorzeker, er blijven bedenkingen over.
„Die Barents, zoo'n ongelukkig scheepje! Ware
het nog een flinke stoombootMet uw
verlofKlein is hijmaar ongelukkig, dat
spreken al de buitenlanders, men hecht in
ons goede land nu eenmaal het meest aan
hetgeen vreemden zeggen, die hem aan
't werk gezien hebben, tegen. Wat nu het
flinke stoomschip aangaat, welnu, gij die cri-
tiseert en twijfelt, tast eens „flink" in uw
zak, of doe een „flinken" bedeltocht bij uwe
rijke vrienden, opdat ook wij een groote, ste
vige schuit met hulpstoomver mogen kunnen
zenden. Eilacy, dat Nederlandsche fortuinen
liefst erfenissen uitbroeden, of op zijn hoogst
liefdadige stichtingen, maar zoo zelden iets
van belang voor wetenschap öf kunst, of tot
verhooging van den nationalen roemZoo
lang dit echter niet anders is, is het duizend
maal heter dat een notedop de namen van
Nederlandsche zeelieden doet schrijven in het
journaal der hervatte Noordpoolvaart, dan dat
onze vlag verdwijnen zou uit het werelddeel,
waar Heemskerk haar geplant en Koolemans
Beynen haar opnieuw geheschen heeft.
Men zegt, het is niet verantwoord voor het
doel, dat met de Pooltochten beoogd wordt, het
gevaar te trotseeren van in het ijs beklemd te
raken, misschien den dood te vinden. In 't
voorbijgaan zij opgemerkt dat dezelfde lieden,
welke zich over dat trotseeren bezwaard voelen,
vroeger zich wel eens uitgelaten hebben dat
van die zomertochten" met de Barents te veel
beweging gemaakt werd. Men sprak toen, alsof
men aan de zaak wel eenig relief had willen
zien geven door een tweede „overwintering",
met accompagnement van witte beeren, ijsper-
singen, scorbut en hetgeen verder in het reis
journaal van den braven De Veer zoo eenvoudig
aangrijpend geboekstaafd is. Vroeger vond men
dus de Barents te nuchternu is hij opeens te
tragisch geworden. Dit echter daargelaten. Op
het gevaar dingen wij niets af. Op de ontbe
ringen evenmin. Zoolang er nu mannen gevonden
worden die, door welke beweegredenen dan
ook gedreven, dat gevaar en die ontberingen
willen dragen, wat ter wereld kan ous, die
thuis blijven, dan dringen om hen terug te
houden Het kost al moeite genoeg voor die
posten in den maatschappelijken strijd, waar
moed en zelfopoffering voor gevorderd wordt,
geschikte wachters te vinden. Eilieve, laat
ons, waar zich bij uitzondering vrijwilligers
aanmelden, de werving niet gesloten verklaren.
Met het oog op de geschiedenis der Poolvaart,
op het eervol aandeel dat ons vaderland daarin
genomen heeft, op den wedijver dien alle volken
toonen om eraan deel te blijven nemen, op het
werk dat nog te verrichten, en op de eer die
daarmede te behalen is, gelooven wij dat ieder
vaartuig, dat Nederlanders naar het werelddeel
voert, waar nog altijd „de wintervorst zijn zetel
opgeslagen" heeft, de lijfspreuk der ridders
van het Gulden Vlies van top mag laten waaien
„Geen geringe prijs voor zooveel arbeids
De voordracht voor president der tweede kamer,
ter vervaDging van den heer Van Rees, zal, zoo
als zij thans is opgemaakt, menigeen met ons
verbazen. Niet een der namen, tot heden toe
genoemd en zoo druk besproken, komt op die
nominatie voor.
Toch kunnen wij ons zeer goed vereenigen met
de keuze van den eersten candidaat. De heer
Cremers, die reecis meermalen den voorzitters
zetel innam, kan met recht aanspraak maken op
de eer, welke hem thans op zulk eene ondubbel
zinnige wijze werd bewezen;
Wij vinden het een voorrecht dat weer een er
kend liberaal als hij de opvolger van den heer
Van Rees zal zijn.
De collecte voor de Maatschappij vanWeldadiff'
heid heeft alhier 407.85§ opgebracht, terwjjlnog
eenige giften zijn toegezegd. Te Goes was de
opbrengst ruim 100.
Ter gelegenheid van 's konings jaardag werd
gisteren door den commissaris des konings in
Zeeland een diner gegeven. Onder meer namen
daaraan deel de heeren mr C. J. Piclcé, mr J. Moolen-
burgh, de leden van het gedeputeerd college, de-
kommandanten van de schutterij en van het gar
nizoen, de inspecteur over het loodswezen te
Vlissingen en andere autoriteiten.
Een groot deel van Middelburgs ingezetenen
werd gisteren door de vereenigde sociëteiten der
schutterij en infanterie een recht genotvolle avoncl
bereid door de soiree, die zjj, ter gelegen
heid van 's konings jaardag, hunnen genoodigden
in de groote zaal van het Schuttershof aanboden;
De zaal was keurig net versierd met groen,
vlaggen, wapenschilden en tropheeën, en in sierlijk
spiegelschrift werd eene heilbede voor den koning
en eer aan de wapens gebracht.
Het programma voor dien avond was, in afwjj-
king van vroeger, zeer klein, vermoedeljjk met het
oog op den meermalen geuiten wensch om het baj