MoojinpH ei YerplÉp in Mail.
Nieuwe Uitgaven.
haar hoofd siert, de heilige krans, doet ons die
schilderij bewonderen, maar wel de moeder met
het kind, de schoone vormen, het heerlijke colo-
riet trekken ons aan het zuiver menschelijke dus.
Hetzelfde, om nog een voorbeeld te noemen, was
ook het geval met Munkacsy's heerlijke schilderij
Christus voor Pilatus. Jezus wekt daar onze be
wondering zuiver als mensch, als edel mensch, die
trots alles den weg bewandelt, dien hij goed en
edel acht en nu kalm het vonnis van den Romein-
schen landvoogd afwacht.
De Duitsche wijsgeer Feuerbach toont aan dat
de godsdienst niet anders is dan eene verheerlij
king van den mensch zelt. Naarmate de mensch
hooger staat in zedelijkheid is zijn God zedelijker en
beter. Het is dan ook niet waar, zegt Feuerbach,
dat de goden den mensch geschapen hebben, maar
juist omgekeerd hebben de menschen God ge
schapen; zij hebben zich een goeden God gemaakt
en ze vereeren in hem wat ze in de menschen
goed en edel zouden vinden. Zoo is het ook met
de kunst.
Een andere grief wordt er den humanisten van
gemaakt, dat zjj in lijden en sterven geen troost
hebben.
Treft den geloovige eenig leed, dan zegt men,
is het hem een troost te weten dat God die
wonden sloeg.
Spreker kan zich niet begrijpen hoe dat tot
troost strekken kan. Waar wdrkeljjk smalt geleden
wordt helpt het niet of men ons al wijs maakt
dat dit of dat de oorzaak ervan is, want met
iemand die smart gevoelt is niet te redeneerén
niet spreken maar handelen geeft troost.
Beter troost dan het bijbelboek, beter dan Spinoza
is een enkel deelnemend woord, een warme hand
druk, een welwillende blik. Een enkel bewijs van
belangstelling is beter troost dan duizend bijbel
teksten.
Wanneer een geloovige iemand, die hem lief en
dierbaar is, op de stervenssponde ziet uitgestrekt,
wordt hjj er door getroost dat God hem later met
zijne lievelingen vereenigen zal, dat hem in de
toekomst een wederzien wacht.
't Is waar, zeide de heer Frowein, dien troost
verliezen wij, humanisten. Wanneer wij aan een
sterfbed zitten, bedenken wij dat dat vriendelijk
oog ons niet meer zal toeblinken, die mond ons
niet meer toespreken, dat we hem of haar die ons
dierbaar is nimmer zullen wederzien. Maar, vroeg
hij, verliezen we werkelijk daaraan zooveel? Omdat
er in de verre, verre toekomst geen wederzien volgt,
gevoelen we daarom minder smart bij het weg
nemen, soms wegrukken der banden die ons zoo
nauw met onze geliefden verbonden
Het sterfbed moge voor een geloovige eene diepe
beteekenis hebbenhet heeft die ook voor den
humanist.
Aan dat sterfbed komt den humanist het ver
leden voor oogen. Wat kwam hij niet veel te
kort in zijn pogen om hem ol haar gelukkig te
maken; maar ook met welke tevredenheid kan
hjj terug zien op hetgeen hij deed om den ster
vende goed en gelukkig te doen zijnEn welk
eene opwekking voor hem om steeds meer en meer
te trachten tegenover de overbljjvenden zoo goed
mogelijk zijn plicht te vervullen, tegenover zjjn
naasten steeds meer en meer de liefde aan te
wakkeren die den grondslag van zjjn geloof uit
maakt.
Is die prediking van het sterfbed voor den
humanist niet even troostvol als de hoop des
wederziens En de humanistische richting moge,
evenals elke nieuwe richting, iets afbreken, men
kan haar toch niet ontzèggen dat zjj ook op
bouwt.
Wat de humanist tracht weg te vagen zjjn de
nevelen, die de waarheid omhullen en het ideaal
verduisteren. Wat hjj te prediken wenscht is de
naakte waarheid.
De humanist wenscht zich den hemel op aarde
hier het geluk, hier de liefde, hier de menschenmin.
Ook op sociaal gebied sticht de humanistische
richting nut wjjl ze naast liefde kennis stelt.
Veel is nog te doen op sociaal gebied en de beste,
de reinste gemoederen wjjden zich aan de oplos
sing der vraagstukken op dit terrein. De oplos
sing kan echter niet komen nit het volk dat lijdt,
beminnelijk te zijn. Hjj sprak alle dames aan,
zelfs die welke hjj niet kon uitstaanrichtte over
de tafel heen het woord tot tante Clotilde van
Tesselhof, om naar de gezondheid van haar man
te vragen. Hjj knoopte een gesprek aan met een
ouden baron en zijn vrouw, over weeshuizen en
gestichten, ten einde te voorkomen dat zij er de
gastvrouw mede lastig vielen ja zelfs toen,
na het avondeten, tante Clotilde, die zich niets
om de dwaasheden van haar neef Theodoor be
kommerde, er opaandrong dat Eveline zou zingen
trad Edgar met heldenmoed vooruit en bood aan
zelf een lied ten beste te geven. En waarljjk
hjj verdreef door zijn gebrekkige voordracht van
een volkslied elk verder verlangen naar muziek 1
Bjj het goeden nacht zeggen zei Eveline aangedaan
tot hem: »Dank u, mjjn jongen. Ik vrees dat gjj
u meer vermoeid hebt, dan ik zou gedaan hebben."
»Ja mama, het was inspannend werk", ant
woordde hij, zich het voorhoofd afvegende, »maar
ziet ge, ik geloof, als gjj van mjj vergdet om een
ballet te dansen, dat ik het ook zou doen." Hij
drukte een vurigen kus op haar hand en sprong
drie trappen tegelijk op naar boven.
De volgende Zondag ging, evenals de vorige dagen,
voorbjj. Tante Clotilde placht eiken zomer veertien
dagen met hare dochters te komen logeeren, die
veel van rjjden en mennen hielden, en Eveline
zorgde er steeds voor dan ook eenige heeren van
het garnizoen uit te noodigen, Zij wjjdde zich
met haar gewone lieftalligheid aan de oudere
heeren en dames en zorgde voor het genoegen der
jongelui. Hierin liet mevrouw Von Belfort haar
dat te veel geleden heeft om kracht te toonen
en hervormingen tot stand te brengen. Die op
lossing moet van boven komen, van hen die nu
invloed en macht hebben.
Thans doorleven we een tijdperk van overgang,
een tijd van botsing en strjjd, en de humanist
stelt zich ten doel dat tjjdperk zooveel mogelijk
te bekorten.
Er heerscht in de tegenwoordige maatsehappjj
in vele opzichten eene zedelijke verslapping. Het
is een feit dat de prostitutie hoe langer zoo meer
voortwoekert, dat het misbruik van sterkedrank
niet afnemende is, dat het aantal misdaden, die
niet uit onwetendheid voortkomen, schikbarend is
toegenomen, dat de sociale wanverhoudingen hoe
langer zoo grooter worden.
En van dat alles geven de geloovigen den vrij
denkers de schuld. Gedeeltelijk is dit waar, echter
niet omdat het ongeloof zedelijke verslapping
medebrengt maar omdat het een verschijnsel is
dat in ieder tjjdperk van overgang valt waar te
nemen.
Spreker wees op den kraohtigen invloed van
het gezin op de maatschappij en toonde aan
dat in een tijdperk van overgang het ouderlijk
gezag ondermijnden, de opvoeding der jeugd voor
een deel veronachtzaamd wordt, waarvan de maat
sehappjj later de wrange vruchten plukt.
Daarom dringen de humanisten erop aan dat de
ouders onder hen hunne kinderen zullen opvoedeh
in hunne richting; niet, zooals helaas veelal het
geval is, de kinderen zeiven laten kiezen, zonder
dat zij weten wat goed voor hen is, niet ze ter cate
chisatie zenden om ze met leerstellingen te over
laden, zeiven opvoeden, zeiven de richting aange
ven. Dat is overeenkomstig de roeping der partij
Ten slotte wees de spreker eröp dat nog niet
vele jaren geleden men zich schaamde vrijdenker
te zjjnhoe voor een paar jaar een lid der tweede
kamer slechts durfde verklaren dat hjj een vriend
had die vrijdenker was hoe men nog heden ten
dage de gevoelens van joden, protestanten, katho
lieken enz. eerbiedigt, maar den humanist, door
het volk atheïst genoemd ëen naam, dien de
heer Frowein niet goed vindtomdat hij
slechts een negatieve beteekenis heeft, terwijl
humanist aanduidt wat de vrijdenkers verlan
gen en wenschen met diepen afschuw ont
wijkt. Hjj herinnerde er aan hoe nog bij het
vergeven van betrekkingen de humanist als on
bruikbaar en gevaarljjk beschouwd wordt, hoe
de quaestie Büchler bewjjst het zelfs hoogere
autoriteiten hem over zjjne meening, zijn breken
met de kerk hard vallen.
Spreker zou het verwonderd hebben wanneer de
heer Heemskerk den heer Büchler, wiens schrij
ven in de courant hij moest afkeuren, zou
hebben hard gevallen, indien deze lid van De
Dageraad ware geweest, wat hij niet is, en voor
zjjn lidmaatschap had bedankt op dezelfde wijze
als hij dit nu voor de kerk deed.
Maar, zoo besloot spreker zijne voordracht, voor
iedere groote gedachte is steeds geleden en zal
steeds geleden wordenvoor iedere grootsche ge
dachte betreedt men een Golgotha vóór dat men
den weg naar het licht heeft afgelegd.
Hierna de gelegenheid tot debatteeren geopend
zijnde, vroeg de heer W. A. De Rjjcke het woord
om de gedachte weg te nemen alsof door stilzwjj-
gen algemeene sympathie met het gesprokene
blijken zouhij ten minste wenschte zoo voor zich
als voor enkele vrienden te verklaren dat hjj niet met
de door den heer Frowein verkondigde stellingen
instemde en, dat naar zijne meening, met gods
dienst zeer goed liefde tot den naaste kan gepaard
worden. Onmiddelljjk hierna verliet de heer De
Rjjcke de zaal.
Daar geen ander der aanwezigen het woord
wenschte te voeren, sprak de heer Frowein nog
een kort woord.
Den heer De Rijcke zou hij hebben willen ant
woorden dat hij volstrekt niet heeft beweerd dat
de godsdienst geen liefde tot den naaste voorschrijft.
Verder verklaarde hij verbaasd te zijn dat er
geen oppositie tegen het door hem gesprokene
was; hjj had die toch verwacht, wijl hem ter
geheel vrjj en zoo bleef het voor de buitenwereld
verborgen, welk een onbeduidende rol de bekoorljjke
jonge vrouw in haar huis speelde.
's Middags was het heele gezelschap op het
croquetveld vereenigd, dat een schilderachtig
schouwspel opleverde, door de bonte toiletten dei-
dames en schitterende uniformen der officieren.
Er waren ook een menigte gasten uit de buurt
gekomen en Keetje was overtuigd dat er 's avonds
gedanst moest worden.
Zjj en Edgar ontweken elkaar dien dag met afge
meten hoffelijkheid. Zjj hoopte dat hij eens van
de luitenants zou afzien hoe men met jonge dames
omgaat, terwjjl hjj hoopte dat zij nog éénmaal
zou inzien welk een dwaashoofd zjj was.
VEERTIENDE HOOFDSTUK.
De avond begon reeds te vallen toen een ruiter
het croquetveld naderde. Eer hjj opgemerkt werd
hield hjj zjjn paard in om het bonte tafereel te
overzien en hield de oogen lang gevestigd op haar,
die als een vorstin tegen een eikenboom geleund
stond, doch wier bekommerd, peinzend gelaat hem
verried dat zjj een hangen tjjd achter zich had.
»Arm kind 1 dacht hjj, >als ik het in mjjn
macht heb u te geven wat ge wenscht, zal het u
geworden. Het is weinig genoeg
Zijn bedoeling was goed, doch hjj zou waarlijk
beter gedaan hebben met haar aan haar lot over
te laten.
oore was gekomen dat hier in besloten kring
herhaaldelijk beschuldigingen tegen het humanisme
waren geuit. De oppositie, die men vooral zou
mogen verwachten van hen die in de eerste plaats
geroepen zijn om sprekers ideën te bestrijden, van
de predikanten, blijft echter hier, zoowel als in
Amsterdam, Den Haag en Goes weg, hetgeen de
heer Frowein een vreemd verschijnsel noemde.
Steeds valt men de humanisten als zij afwezig
zjjn, hard om hun leer, hun richting; en spreken
zij erover, geven zjj gelegenheid tot debat, dan
schittert men door afwezigheid.
Na een woord van dank aan den heer Frowein,
door den heer Van der Pauwert, voor het gespro
kene en voor het voldoen aan zjjn verzoek, gingen
de aanwezigen uiteen.
Aan het achtste jaarverslag der Coöperatieve
Voorschotvereeniging met Spaarbank, te Middelburg,
ontleenen wij het volgende.
Het leden aantal bedroeg bij den aanvang van
het boekjaar 86.
In het afgeloopen jaar traden 5 leden tot de
vereeniging toe, terwijl 11 uittraden, zoodat zij
op 31 December 1883 80 leden telde, wier geza-
menljjk bedrag van het op de aandeelen gestorte
4768.53^ bedroeg.
Aan de uittredende leden werd het bedrag hun
ner storting ad 352.364 terugbetaald.
Het reservefonds bedraagt thans 568.87 tegen
534.97 bjj den aanvang van 't boekjaar. De
vermeerdering ontstond door betaalde entrées
ƒ15.90, verkoop van boekjes ƒ1.95 en ƒ16.05
rente.
Met een bedrag van ƒ4576.381 aan spaargelden
werd het boekjaar geopend. Er werden in den
loop van 't jaar door 286 spaarders 3820.64J in
gebracht, daarentegen 2955.05 uitbetaald, zoodat
op het einde van 'tjaar 5441.98 aan de vereeni
ging toevertrouwd bleef.
De intrest op de spaargelden uitbetaald bedraagt
ƒ24.30 en die, welke bjjgeschreven moet worden,
144.57*.
In het cijfer van het van particulieren opgenomen
bedrag, groot 3700, kwam geene verandering.
133.36 rente was de vereenigiug daarvoor ver
schuldigd.
De vereeniging gaf 105 voorschotten tot een
gezamenlijk bedrag van 20122.
Op 1 Januari 1883 moesten nog 13962.50
voorschotten worden terugbetaald. Yoegt men
hierbij de uitgeleende 20122 dan krijgt men de
geheele voorschot-rekening groot 34084.50. Op
dit bedrag werd ƒ20970.50 terugbetaaldzoodat
op het einde van 't boekjaar nog ƒ13114 in te
vorderen blijft.
Aan rente op de voorschotten werd ƒ1244.63*
ontvangen en wegens vervroegde terugbetaling
12.23 gerestitueerd.
De rente van tijdelijk belegde gelden bedroeg
33.93.
De onkosten der vereeniging bedroegen 74.65,
waartegen 7.46 aan boeten werd ontvangen.
De uitkomst ia de volgende
Ontvangen aan intrest op voorschotten en tjjde-
ijjk belegde gelden 1278.56*.
Daarvan moet worden afgetrokken: 1* geresti
tueerde rente wegens vervroegde aflossing 12.23;
2" de rente van voorschotten in het 9e boekjaar
terugbetaalbaar 285.91 3° de bjjgeschreven en
betaalde rente op spaargelden en wegens opge
nomen 302.23* 4° de onkosten 67.19, samen
ƒ667.56*. De zuivere winst is dus ƒ611.
Ingevolge art. 30 van de statuten stelt het be
stuur voor over bovenstaand winstcjjfer aldus te
beschikken: 1° tot uitkeering aan het bestuur
voor administratiekosten 50 305.502° tol
uitkeering aan de leden van 6 over hunne stor
ting 284.223° tot storting in het reservefonds
van de reateerende 21.18.
In den laatsten tjjd openbaarde zich in de be
schaafde landen eene toenemende belangstelling
in het leven en in de werken van den grootsten
aller dichters van den nieuweren tjjd, William
Was hjj dan blind, dat hij geen gevaar zag, of
een schurk, dat hjj het niet ontweek? Noch het
een, noch het ander, maar welk gevaar zocht
Lorenzo Thurna ooit te ontwijken Wanneer had
hij ooit aan eigen kracht getwijfeld Zjjn zelf-
bewustzjjn gaf hem steeds de overtuiging der
onfeilbaarheid en hjj twijfelde er ook geen oogen-
blik aan of hjj zou de zwaarste overwinning, de
overwinning op zijn eigen hart, behalen.
Hjj had het echter nog nimmer beproefd. Wel
dra gaf hjj zijn paard de sporen en zoodra men
hem zag naderen werd hjj met bljjdschap verwel
komd. Hjj sprong van 't paard, maakte een diepe
buiging voor de barones, die zeer bleek werd,
vroeg hoe het met haar voet ging en verzocht
aan de andere dames voorgesteld te worden.
„Tante Clotilde, vergun mjj dat ik u graaf
Thurna voorstel."
Tante Clotilde was een vrouw die de oogen
steeds wjjd geopend hield, opdat haar niemand
zou ontgaan, die mogelijk eenmaal haar schoon
zoon zou kunnen worden. Deze verschoning tegen
den achtergrond van ëen fabelachtig vermogen
trof haar en zij nam zich voor hem te veroveren.
Intusschen verdrong men j.zieh om den graaf te
begroeten en de spelers verklaarden dat de croquet-
partjj geheel in de war was. Men moest ter eere
van den gast een nieuwe beginnen,
„Met mjj is echter niet te spelen," verzekerde
Lorenzo, »dat zult gjj terstond zien."
Het hielp nietde ballen werden verdeeld en
het spel begon. Hem was de laatste bal toege
wezen en totdat hjj begon was de roode bal van
I Shakespeare. Groot wordt hjj genoemd, omdat hij
den mensch wist te toonen met zijne rijke ver
eeniging van gebreken en deugden, wist door te
dringen in de diepten der menschelijke ziel, en
dat gecompliceerd wezen ontledend levenskracht
en levenswijsheid schenkt met volle maten. De
invloed dier belangstelling deed zich spoedig ook
in ons land gevoelen, en het is alsof hij vooral
in de laatste maanden niet weinig is toegenomen.
Wjj hadden reeds vertalingen van Moulin en van
A. S. Kok, welke laatste al Shakespeare's drama
tische werken in anderen vorm dan het oorspron-
keljjke heeft overgezet. En onze tijdschriften
leverden herhaaldelijk (nog in de laatste afleve
ringen van Gids en Nederland) studies over dien
dichter, van wien reeds Ben Johnson getuigde,
dat hjj niet aan éene eeuw maar aan alle tijden
toebehoort. Doch onder hen, die Shakespeare tot
onderwerp van hun studie of zijne werken toe-
gankeljjk maakten voor Nederland, neemt zeker
een eerste plaats in d' L. A, J. Burgersdijk, die
reeds in Cymbeline, Macbeth, Hamlet (tooneelbe-
werking) en de Sonnetten proeven van zijn arbeid
heeft gegeven. Door het oorspronkeljjke op den
voet te volgen, door van den rjjkdom onzer taal
gebruik te maken heeft hjj getoond den Engel-
schen dichter in zjjne volheid, zjjn kracht en zjjne
welluidendheid terug te geven. Wat een heuglijke
tijding dus, dat de uitgave van de gezamenlijke
werken van Shakespeare in dicht door dr Bur-
gersdjjk bewerkt, bij genoegzame deelneming, zal
worden ondernomen
Bij genoegzame deelneming, want het is eene
groote onderneming. De bewerker onderneemt de
zaak (uitgever' is de firma E. J. Brill te Leiden)
op eigen kosten, en zeer juist deed hjj als motto
van den verspreiden omzendbrief de regels plaatsen
uit Koning Hendrik IV:
Voor wij gaan bouwen,
Bezien wij eerst het erf en teeknen 't plan,
En als wij de gedaante zien van 't huis,
Dan ramen wij de kosten van den bouw,
Èn zijn die at te hoog voor onze inidd'len,
Wat doen wij dan Op nieuw een plan ontwerpen
Met minder kamers of, in 't ergst geval
Zien wij van 't bouwen af.
Waarschijnlijk zullen de landgenooten van den
bouwmeester het zoo ver niet laten komen. Door
hunne inteekening op het werk, dat uit 10 a 12
deelen zal bestaan (van ƒ3.50 a 4) zullen zjj
den moed en den lust om voort te gaan bjj hem
levendig houden. De aanteekeningen, die de heer
Burgersdijk bij elk stuk geeft, zullen de vertaling
zoodanig toelichten, dat zjj tevens als een door-
loopende commentaar op 's dichters werken zal
mogen gelden.
Welaan, deze moedige onderneming krachtig
gesteund De betaling der kosten loopt over drie
of vier jaren, wordt dus daardoor minder bezwa
rend. En het groote werk, eenmaal volledig, kan
op onze letterkunde van grooten invloed zjjn.
Maar bovenal warö het zoo wenschelijk, dat
Shakespeare toegankeljjk werd in steeds uitge
breider kring. Hem lezen is studie van het ka
rakter de menscheljjkheid vindt in zjjn arbeid
hare uitdrukking. Groote veroveraars hebben
het lot van natiën beheerscht; hjj, koning in het
rjjk des geestes, viert zjjne triomfen in 's menschen
innerljjk leven.
Datum. Plaats. Voorwerpen. Inforinatiën.
28 Jan. Middelburg, Kol. Waren enz., Balans, D 4.
29
Zuidzande, Boomen enz.,
Lansen Croin.
30
Oranjebosschen Hakhout,
Woutersen.
29/30»
Middelburg, Inboedel,
Notarishuis.
1 Febr.
Oostkapelle, Kaphout enz.,
Woutersen.
2
Straatweg Mid*
delb.-Koudek. Hout,
Loeff.
2
Vijvervreugd, Boomen,
Loeff.
7 -
Middelburg, Hofsteedje enz.,
Woutersen.
7
Middelburg, Wei-en Bouwl.,
Verbuist.
7
Middelburg, Huizen,
Verhulst.
9
Aardenburg, Boomen,
Fullink.
13
Rittbem, Hofsteedje enz.,
Tak.
14
'sGravenpoI- Hofstede enz.,
Paardekooper
der.
Overman.
15
Middelburg, Inboedel,
Verhuist.
ff
Serooskerke, Hofsteedje,
Tak.
Mrt.
's Heerenhoek, Hofstede,
Pelle en Lan
sen Croin.
Eveline nog niet door het derde poortje gekomen.
Hjj nam zijn hamer en joeg zjjn zwarten bal met
een bjjna onmerkbaar tikje door de twee eerste
poortjes, zoodat hjj naast den rooden kwam te
liggen.
»Ik hoop dat gjj een ridderlijke vjjand zult
zijn," zei de jonge vrouw gekscheerend.
„Dat ben ik altjjd."
„Hei, hei, ridderlijkheid komt bjj dit spel
niet te pas," r.ep Keetje opgewonden, »in het
belang onzer partjj moet die roode bal ver weg
gestuurd worden."
Lorenzo haalde lachend de schouders op, gaf
weer een slag met zjjn hamer en nu rolden de
beide ballen, door een vaste hand bestuurd, ach-
eenvolgens gezamenlijk alle poortjes door, raakten
den paal, keerden terug, vriend en vjjand rechts
en links voor zich uit jagende, totdat zjj het
laatste poortje door warendaar klonk op
eens een kreet de ballen hadden den eindpaal
geraakt en lagen „dood."
»Dood," zei Thurna, zjjn hoed afnemende,
»wie verlangt nog met mjj te spelen."?
Wordt vervolgd.
GEDRUKT BIJ DE GEBROEDERS ABRAHAMS
TE MIDDEEBVSe.