Graaf Lorenzo. 5 FEUILLETON. v Nieuwe Uitgaven. BIJVOEGSB Xj Maandag 31 December 1883. N\ 308. Middelburg 9 December. VAN DE VAN Vrjjdag avond waren slechts een 50tal personen op de bovenzaal van de sociëteit De Verge noeging alhier aanwezig, om de voorlezing van den heer P. A. Janssen: Een bezoek aan de cellu laire gevangenis te Rotterdam, humoristische opril naar eene dramatische hoogte, bij te wonen. De heer Janssen begon met ons in kennis te brengen met mijnheer Petrus Yraagteeken, iemand die, veel voor zaken op reis zijnde, onlangs voor 't eerst van zijn leven Rotterdam bezocht. De erva ringen, die mijnheer Vraagteeken den eersten dag van zijn verblijf aldaar opdeed en er hem toe leid den de drukke gedeelten der stad te mijden, vorm den het humoristische gedeelte der lezing. Mijnheer Vraagteeken dwaalde den volgenden dag langs een der singels, toen hij voor een groot gebouw stilhield en zich afvroeg wat dat wel zijn mocht. Een wandelend rentenier gaf hem inlich tingen en deed de lnst bij hem ontstaan de ge vangenis die van buiten op alles behalve op een gevangenis lijkt, ook van binnen te zien. Uit de mededeelingen van mijnheer Uitroepteeken, den rentenier, hadden wij al vernomen dat het gouvernements-logement, behalve een kerk voor protestanten en katholieken, een bibliotheek, een machinale wasch- en bleekinrichting, een gasfa briek enz. bezit. Ook had hij, behalve een aantal andere bijzonderheden, verteld dat ieder een afzon derlijke kamer bewoonde en steeds door een knecht in liverij bediend werd en dat om er binnen te komen eenige formaliteiten te vervullen waren. We hoorden van den heer Vraagteeken nog veel meer bijzonderheden. Hij bracht ons in de gevangenis en leidde ons door de verschillende gangen naar een paar cellen. Mijnheer Vraag teeken die, te oordeelen naar zijn ongelukken op den eersten dag van zijn verblijf, ons tamelijk onnoozel voorkwam, bleek echter de gevangenis goed te hebben opgenomen. Hjj wist er heel wat van mee te deelen dat elk bezoeker zal opvallen, maar ook heel wat dat niet ieder kijker zien of ieder hoorder hooren zal. Zoo vernamen wij dat aan het hoofd der cellu laire gevangenis te Rotterdam een directeur staat die het beheer erover voert. Maar we vernamen ook dat boven dien directeur nog andere bevelen gevers geplaatst zijn. Eerst eene uit 16 leden bestaande commissie van toezicht, die door den minister benoemd is; dan een inspecteur, die ook zegt zijne bevelen van den minister te ontvangen; dan nog een architect-ingenieur, die zich op den zelfden grond het recht aanmatigt te bevelen, Aïi^icRiles—gev-ga menigmaal orders welke in I strijd met elkander zijn. De heer Vraagteeken vroeg beambten en bewaar ders steeds om inlichtingen en was daarom in staat mede te deelen dat de gevangenis, voor 400 personen gebouwd, ten tijde dat hij er een bezoek bracht, een 360 herbergde. Ook vernam hij dat het reglement voorschrijft dat de gevangenen iederen dag door den directeur behooren te worden bezocht, hetgeen, wanneer men nagaat dat de gevangenis uit vijf afdeelingen bestaat, rekent dat voor het opendoen en sluiten van iedere cel een minuut noodig is en aanneemt dat het praatje met iedere gevangene 2 minuten vordert, den directeur 20 uren per dag kosten zou. Mijnheer Vraagteeken zou daarin verandering wenschen zoowel als in den weeklerigen en toch slechten bouw. Hij zou het bouwen van gevan genissen stellen onder het beheer van het minis terie van waterstaat en wenschen te voorkomen dat, evenals onlangs geschied is, een vleugel der Roman van Ursula v. Mantenffel. DERDE HOOFDSTUK. De torenklok sloeg zeven uur, toen graaf Lo renzo den grijzen kamerdienaar volgde, die hem als kind op den arm gedragen had en thans met hetzelfde vaderlijke lachje begroette als toen. Zij liepen een langen gang dooral de oude familie portretten, zwaarden, schilden en lansen hingen nog onveranderd als vóór zeventien jaar. De vloer kraakte nog evenals toen hjj er als knaap oyer heen galoppeerde en voor de deur van zijn ooms kamer hing nog hetzelfde groene gordjjn. De oude knecht bleef staan en zei met een ver trouwelijk knikje. »De graaf was erg verheugd over den brief van den jongen van graaf Lorenzo." »Is oom alleen, Urban »Hjj is alleen in zjjn kamer maar mevrouw Von Steinbach logeert hier met de kinderen." Dit gedeelte, in de eerste editie van ons vorig nommer reeds opgenomen, moe9t, na de ontvangst van een paar telegrammen, uit de tweede editie worden weg genomen. Dit ter onzer verschooning tegenover hen die het reeds eenmaal lazen. gevangenis instort en de opgesloten gevangenen als uit een grafkelder moeten ontgraven worden. Hij zou ook de commissie van toezicht doen ver vallen en de controle over den directeur aan een geschikt inspecteur opgedragen willen zien terwijl hij dien directeur geen onuitvoerbare voorschriften zou willen geven Zeer ongunstig liet de heer Vraagteeken zich ook uit over de kap, die de cellulaire gevangenen moeten dragen om niet door vreemden of mede gevangenen te worden herkend. Die kap maakt ze tot afschrikwekkende figuren en is voor hen eene marteling zonder dat het doel ermede be reikt wordt. Een gevangene uit Zeeland toch, met wien de heer Vraagteeken sprak, toonde hem dit als volgt aan. Mijnheer, zeide hij, zijne levens- en lijdens geschiedenis verhalende toen ik den diefstal gepleegd had, werd ik door een veldwachter gearresteerd, die rnjj door het halve dorp leidde en mij daarna in het kot opsloot. Daarna trok ik half de provincie door, vergezeld van een dienaar van den heiligen Hermandad en werd ik te Middelburg met tal van andere gevangenen opge sloten. Toen werd ik naar Den Haag overgevoerd en weer in het gezelschap van een nog grooter aantal boosdoeners geplaatst. In de rechtzaal werd ik door een talrijk publiek bekeken; door het O. M. werd mijne levensgeschiedenis in lang niet malsche kleuren geschilderd en toen mjjne zaak was afgeloopen maakten de couranten die met mijn naam en woonplaats aan heel Nederland bekend. Ik kreeg cellulaire gevangenisstraf en moet mij nu voor mijne medegevangenen en elk vreemde ling, die mij misschien nooit weer ziet, maskeren. Men zegt wel, mijnheer, dat het doel is dat de gevangenen daardoor elkaar niet leeven kennen, maar ik ben nog niet lang hier en toch weet ik dat tal van personen hier zitten, die ik te 'a-Hage zag, en ook ken ik een aantal andere gevangenen, weet waarvoor zij zitten, ja ook wanneer zij ver trekken zullen. En dat is niet moeilijk want zie u maar eens door dit raam, dan zult u verscheidene gevangenen zien. Mijnheer Vraagteeken deed dat en werkelijk de man had de waarheid gezegd. Uit een voortgezet bezoek bleek den heer Vraagteeken verder dat de gevangene steeds op een vochtig strooleger ligt, omdat hij verplicht is zijn bed den ganschen dag tegen den klamuien muur op te bergen. Verder dat het, dank zij de vlak boven den grond aangebrachte luchtgaten, in de cel steeds tocht, en het er steeds koud is omdat de buizen, die verwarmingsbuizen heeten, nooit of te nimmer warmte afgeven. De gevange nen lijden dan ook altijd aan koude of gezwollen voeten. In de cel ontbreekt steeds frissche lucht, wijl er geen of gebrekkige ventilatie is. Het eten laat over het algemeen te wenschen over, vleeschsoep en erwtensoep zijn goed, maar al het andere wordt, ofschoon de grondstoffen van goede qualiteit zijn, bij de bereiding bedor ven. Ook is de portie maar klein en wordt er geen onderscheid gemaakt of de gevangene den ganschen dag schaaft of timmert, dan of hij zit te schrijven. Een gevangene bezoekende die bezig was met zagen, vroeg de heer Vraagteeken, welk ambacht hij leerde, waarop de man hem bewees dat men in de gevangenis geen ambacht leert Een parti culier heeft het monopolie om in de gevangenis te laten werken; zijn belang brengt natuurlijk mede dat de gevangenen zooveel mogelijk produ- ceeren; daarom wordt ieder een gedeelte van het ambacht geleerd en bewerken alle verschillende deelen van meubels enz. Nog op veel meer wondeplekken in het gevange niswezen wees de heer Vraagteeken, om ten slotte tot de conclusie te komen dat deze tak van bestuur nog veel te wenschen overlaat en dus verbetering behoeftdat door den ondoelmatigen bouw der gevangenissen de gezondheid der daarin opge- slotenen wordt ondermijnd en zij daaraan opge offerd worden. Na de pauze gaf de spreker eene ontboezeming >Hm!" zei de ander en deed de deur open. Ook in het vertrek was alles onveranderd het was zelfs alsof dezelfde rookwolken van vroeger het nog vervulden. Een krachtige, oude man, met een pijp in de hand, stond van delederen canapé op. «Oom Rudolf" alleen was vt derd en in die zeventien jaar een grijsaard geworcien. De begroeting had bijna stilzwijgend plaats, maar in den langdurigen jhanddruk lag verge ving en verzoening. Dat was een Thurna van geheel ander gehalte, een echt Duitsche Thurna, met een kleine, forsche gestalte, en kort van stof. Zijne kleine, schrandere oogen zagen onder de witte wenkbrauwen den neef met onverflauwde energie aan. Hunne trekken geleken zoo veel op elkaar dat men hen voor vader en zoon had kunnen houden, en toch waren zij zoo verschillend in uiterlijk dat men nauwelijks kon gelooven, dat zij bloedver wanten waren. Hier een kalme rondborstigheid, die recht op haar doel afging, ginds die eigen aardige weekheid, gepaard aan een tintelend vuur, een blik die verblindde en toch Btreelde, veerkracht en zachtmoedigheid, altemaal blijken van het Spaansche bloed, dat in zijne aderen vloeide. Goddank Lorenzo, dat gij gekomen zjjt", begon graaf Rudolf na een poos, »en dat ik deze wereld niet verlaat met een onverzoende vete in het hartIk vraag nu niet wat gij in het buitenland hebt uitgevoerd, dat moet gij zelf met onzen Lieven Heer uitmaken. Ik verheug er mij slechts over dat gjj den weg naar den Doornburg weer, aie ae heer Vraagteeken in de gevangenis afgeluisterd had. Het viel voor de hoorders niet moeilijk te begrijpen wie daarbij aan het Woord was. Voorts werd eene zeer bekende geschiedenis herhaaldde man die eens een Verdediging schreef, beklaagde zich daarin dat die niet was weerlegddat aan zjjne verzoeken aan de volks vertegenwoordiging geen aandacht was ge schonken dat hij, toen hij eens aan den voor zitter der tweede kamer vroeg of zijn request wel ontvangen was een request waarvan kamer leden en dagbladen niets schenen te weten, op een half velletje papier een zeer kort, officieel droog antwoord ontving dat dit request ter snipper- mand, neen requestrant bedoelde ter griffie was gedeponeerd. Ten slotte wees de heer Janssen in zijn voor dracht op den strijd, die den ontslagen gevangene wacht. De gansche maatschappij keert zieh tegen hem, iedereen schuwt hera en zoo wordt hij met vereende krachten weer een misdadiger. Voor bekeering vau heidenen en zwarten worden groote sommen bijeengegaard. Zoo ver hoeft men niet te gaan; in onze eigene omgeving is nog veel, zeer veel te doen. Wij gaven hierboven slechts den gedeeltelijken in houd weer van een voordracht die uitmuntte door kalmtè en waarvan het z. g. humoristische gedeelte wel het allerzwakste punt uitmaakte. Het gebrek aan wezenlijken humor en het tel kens .herhalen van quasi-geestigheden maakte het begin der voordracht voor het publiek, dunkt ons, niet bijzonder genietbaar. Kon de heer Janssen, door wijzigingen in zijn stuk te brengen, daaraan te gemoet komen, hij zou den hoorders, die hem wellicht elders wachten, een dienst bewijzen en zijn lezing in waarde doen winnen. Reinsert, oudste tekst voor een ieder verstaan- baar gemaakt door interlineaire vertaling van de verouderde woorden en uitdrukkingen door II. Dijkstra, leeraar aan de lioogere burgerschool te Rotterdam. (Rotterdam, Nijgh en Van Ditmar 1S83). Hoevelen hebben zich niet met Reinaert ver maakt In allerlei talen in het Hoogduitsch o. a. door Goethe, in het Deensch door Oehlen- schlager, in het Engelsch door Arnold is het werk van den Vlaam „Willem" overgezet, doch al deze bewerkingen der Reinaertssage deden min of meer onrecht aan het oorspronkelijke werk Van den vos Reinaerde, dat van omstreeks 1250 dagteekent. Een tiental jaren geleden gaf J. De Geyter ons Reinaert in het nieuw-Nederlandsch naar den oorspronkelijken tekst. Doch nu hebben wij dezen zeiven vóór ons, en tevens gansch ver staanbaar gemaakt voor allen, die soms door eigenaardige woorden of vreemdschijnende uit drukkingen zich van de lezing zouden laten afschrikken Wat de lezing ruimschoots beloont! Wat een mensohenkennis heeft de schrijver in dit dierenepos ten toon gespreid, waar hij toont even goed onder het volk als in de hofkringen bekend te zijn. Hoe satiriek weet hij geestelijken en wereldlingen, hoog en laag, te teekenenAls een andere Mephisto verschoont hij niets; overal wijst hij op de zwak heid en ijdelheid, op de dwaasheden en huichelarij van het maatschappelijk leven. In zulk gezelschap moeten wij noodzakelijk sympathie gaan gevoelen voor den volleerden deugniet, die al den anderen de baas is. »Reintje is niet gestorven" zegt de heer Dijkstra in zijne voorrede, »en zijne genooten leven nog. Zij leven onder ons, in ons; zij spelen hun rol als voor eeuwen eu zullen dit blijven doen zoolang de wereld staat. Daarom is deze oude geschiedenis altijd nieuw." In het dierenepos is het komieke en satirieke hoofdzaaken door deze elementen wordt de schildering der ondeugden en gebreken niet minder waar, wel minder terugsiootend. Dat de onbe kende schrijver van Reinaert, alleen onder den naam »Willem" bekend, het strenge epos heeft willen parodieeren, blijkt telkens uit zijn persoon lek optreden, wanneer hij zich richt tot de hoor- terug gevonden hebt en ik hoop dat dit in het vervolg meer zal gebeuren. Een tehuis moet de mensch toch hebben, Lorenzo." »En ik dank u dat gjj het uwe weer voor mij opensteltantwoordde de neef aangedaan. De oude man schudde hem krachtig de hand. „Genoeg, genoeg, wij moeten elkaar niet week maken. Wat voorbij is, is voorbij. Clemen tine heeft een goeden man en lieve kinderen - en ik heb al eens bij mij zei ven gedacht het is beter zoo. Zij was toch geen geschikte vrouw voor u geweest. Maar kom nu, het avondeten is gereed en gij zult wal honger hebben." »Dus is Clemnetine hierGraaf Lorenzo voelde weer behoefte om te geeuwen. Ach! hoe vaak had hij dat vroeger in haar tegen woordigheid gedaan. Zij gingen naar de eetzaal, waar de lamp op een welvoorzienen disch brandde. Een lange, onbevallige dame in een grijs kleed met een onvriendelijk gelaat, vol zomersproeten, schonk aan een klein tafeltje thee, terwijl twee kleine jongens ongeduldig op hunne stoelen heen en weer schoven. Lieve Clementine, daar is Lorenzo," zei de oom. Zij keerde zich om en zei koel. »Goeden avond, neef." Ja, dat was nu die Clementine voor wie hij gevlucht was die brave, voortreffelijke Clemen tine, die, als oom thuis was, altijd onvermoeid stof afnam en zoodra hij uit was de mooiste perzikken en druiven ging plukkenTerwijl hij hier aan ders: nu hoort", »nu verneemt", »mooc'?</; en vooral in de inleiding. Dezè veertig waarin 's dichters naam, het onderwerp en de bron genoemd worden, zijn door den heer Dijkstra weggelatenmet welk doel is ons niet recht duidelijk. Zijn toelichtingen getuigen overigens van zeer veel zorg: zoo getrouw mogelijk zijn alle minbekende woorden en zinnen in ons Nederlandsch weerge geven. Wellicht had bij eene enkele overzetting (wij bedoelen »blare" blz. 61) het oorspronkelijke begrip eenigszins kunnen behouden worden. Een »blare" was in de 16e eeuw een bonte koe„bonte hond" zoude dus hier beter aan de eigenschap »gevlekt" hebben herinnerd dan »zondebok Wanneer wij ons niet vergissen is deze wijze van het uitgeven onzer Midden-Nederlandschepoezie nog niet toegepast. Zij verdient in elk opzicht aanbeveling, vooral wanneer de druk ruim en duidelijk blijft, gelijk hier. Over het geheel ziet deze Reinaert er zeer aanlokkelijk uit, en terwijl we den heer Dijkstra voor zijn arbeid danken, stemmen wij gaarne in met zijne woorden „Wie zal den Reinaert lezen? Wij hopen allen, die Nederlandsch spreken en hunne taal liefhebben wij hopen den Reinaert te zien op de boekenlijst van gymnasiè'n, van hoogere burgerscholen, en van alle inrichtingen, waar onderwijs wordt gegeven in de kennis der Neder - landsche taal en letterkunde. Vooral ook wenschen wij den Reinaert te zien in de hand van den studeerenden onderwijzer. De lezing van den ouden tekst zal hem niet alleen genot schenken, maar tevens van groot nut zijn". Bij de firma W. J. Thieme c° te Zutfen ver scheen de eerste van een reeks Scheikundige brie ven, bewerkt door dr A. J. O. Snijders. Een zeer bevoegd beoordeelaar schreef ons, op ons verzoek, daarover zijne meening in deze woorden: »Het komt mij voor dat deze brieven eene uitstekende leiddraad zullen zijn voor hen die scheikundig onderwijs genoten hebben en eenigszins bekend zijn met de manipulaties en voorzorgen bij scheikundige proeven, zooals voor pharmaceuten en voor jongelui die het eindexamen aan onze H. B. S. hebben afgelegd, na éen of twee jaar de lessen in practische scheikunde te hebben bijgewoond. Dat de scheikunde, evenals de talen, door zelfonderricht met vrucht kan worden be oefend, meen ik in 't algemeen te mogen betwij felen, daar zij eene wetenschap is, waaraan eigenaar dige bezwaren zijn verbonden, d. w. z. het nemen van proeven en het aanschaffen van de daartoe noodige toestellen en ingrediënten. De scheikundige brieven zijn vol proeven, (waaronder voor onkundigen zelfs zeer gevaarlijke voorkomen) en met recht, want zonder deze zal het zelfonderricht weinig resultaat opleveren. Met het oog hierop en tevens in ver band met finaneiëele bezwaren, geloof ik voor mjj dat de scheikunde nooit eene populaire we tenschap zal worden en dat het doel, met deze brieven beoogd, niet zal worden bereikt." Agenda voor liefhebbers en kweekers van hoen ders, duiven, kamervogels enz. voor het jaar 1884-, samengesteld door A. Nuyens, Amsterdam Allert De Lange. De redacteur van Onze gevederde vrienden heeft door dit jaarboekje, naar wij meenen, een dienst bewezen aan de talrijke liefhebbers en kweekers van hoenders en vogels. Men vindt daarin een kalender, verjaardagen van het koninklijke huis, bepalingen derpostwet, statuten der Nederlandsche vereeniging van vogel lief hebbersOrnis, met een naamljjst van hare leden en verschillende tabellen, om in te vullen, betreffende de eieropbrengst, het laten broeden en de ontvangsten en uitgaven. De firma de Gebr. Abrahams bood, evenals alle jaren, ook ditmaal haren begunstigers en vrienden een wand-almanak voor 1884 aan. Deze is niet in den handel maar toch meenen wij, als proeve van bewerking, uit een technisch oogpunt er de aandacht op te moeten vestigen. dacht, ging de deur open en kwam er een onbe hagelijk, lang opgeschoten meisje van zestien jaav binnen. „Dat is Emmy," zei oom Rudolf, „de dochter van Clementine. Is het niet alsof ze zelf weer jong geworden is?" Dit zeggende klopte Lorenzo het meisje op den schouder. Graaf Lorenzo maakte een buiging. Ach! ja, oom had gelijk, maar hjj kon weinig vreugde over dit feit aan den dag leggen. Zoo had zij er indertijd ook uitgezien, met dat stroogele haar, die diktce wangen en die ronde oogen, die scheel zagen van verlegenheid. »Wat wordt men toch gauw oud," was alles wat hij zeggen kon. Mevrouw Von Steinbach had met een ondoor grondelijk ernstig gelaat plaats genomen; de anderen volgden haar voorbeeld, maar het gesprek wilde niet vlotten. Oom was nadenkend en scheen iets te berekenen. Hij legde stukjes brood naast zijn^orb^en telde Halfluid: „tienduizend, vijfduizend, vijftienduizend, hmachthonderd maakt tweehonderd" enz. Emmy nam eenigszins onbezonnen vleesch van den schotel en at stilzwijgend met neergeslagen oogen, veel meer dan Lorenzo in een heelen dag kon verorberen. De jongens zaten elkaar onder de tafel te schoppen en keken den nieuwen oom met bevreem ding aan »Gij komt zeker uit Parijs?" »Ja, zeker. En woont gij in de residentie „Ja. Mjjn man kon niet medekomen. Hij

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1883 | | pagina 5