N° 273.
126e Jaargang.
1883.
19 November.
Maandag
Middelburg 17 November.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen:
Prijs per 3/m. franco f 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent:
Advertentiën* 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1 -7 regels 1,50
iedere regel meer f 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte:
Bij deze courant behoort een BIJVOEGSEL.
Een liclMw Deprtaent.
Men schijnt aan het departement van
MIDDELBIIRGSCHE COURANT.
Agenten voor dit blad zijn te VlissingenP. G. de Veij Mestdagh, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: P. van der Peijl, te Zierikzee: A. C. de Mooij, te Tholen: W. A. van Nieuwenhuijzen, en te Ter Neuzen A. van der Peijl Jz.
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de Puhlicité G. L. Daube en Cie. te Parijs, Londen, Frankfort a. M„ Berlijn, Weenen, Zurich, enz.
i
(Ingezonden.)
De luitenant ter zee le klasse L. C. Rovers
is schrijver eener bij J. 0. De Buisonjé te
Nieuwediep uitgegeven brochure, getiteld De
Marine-begrooting voor 1884wat betreft de
uitgaven voor Torpedo-materiaal.
Volgens een eerste bericht in het Utr. Dbl.,
zou genoemde officier „in zijn ambt geschorst"
zijn, wegens „het bezigen vau beleedigende
woorden tegenover zijn meerdere in rang, in
zijne brochure."
Dit bericht is later tegengesproken, maar
blijkens de Staatsct. is het detachement van den
luit. Rovers bij den Torpedo-dienst ingetrok
ken en hij op het wachtschip te Willemsoord
geplaatst, en volgens de N. Rott. Ct „moet
er sprake geweest zijn van een raad van on
derzoek in de zaak van den luit. Rovers."
Zoodanige raad komt, krachtens art. 21 der
wet van 12 Sept. 1851, Stbl. no. 126, bijeen
wanneer er sprake van is een officier tegen
zijn wil te ontslaan, o. a. „wegens openbare
geschriften, waardoor de waardigheid van den
officiersrang, de eerbied voor den persoon des
konings en de grondwettige instellingen of de
krijgstucht bepaaldelijk worden aangerand."
Het staat dus genoegzaam vast, dat de daad
van den heer Rovers, het uitgeven van zijn
vlugschrift, door zijne superieuren afgekeurd
en, anderen ten voorbeeld, zoo ver hun macht
reikt en de wet toelaat, gestraft wordt. Im
mers de intrekking van zijn detachement is,
onder deze omstandigheden, zonder eenigen
twijfel eene straf.
Het komt ons voor dat deze zaak een nauw
keurig onderzoek verdient. Het geldt hier
toch niet slechts het grondwettig recht van
een Nederlandsch ingezeten, maar, zooals wij
straks zullen aantoonen, een gewichtig lands
belang. Bij onze beschouwing sluiten wij echter
de technische en wetenschappelijke zijde van
het vraagstuk geheel buiten. Daargelaten onze
eigen bevoegdheid om die te beoordeelen, heb
ben wij hier slechts met den politieken kant
van het geval te doen.
Men leest op bladz. 23 der bovengenoemde
brochure
«Zelfs bij eene oppervlakkige leziDg, valt in de jaar
verslagen over het torpedowezen bij de marine, tot in 1879
eene polemische strekking op te merken, een gevolg van
de pogingen, door dien dienst aangewend, tot ontwikke
ling van het wapen, die niet strookten rnet de inzichten
van het departement van marine en dan ook zonder
vrucht bleven. Na 1879 geen polemiek meer in de jaar
verslagen er kwam rust, maar tevens stilstand, achter
uitgang."
Hieruit blijkt, dat tusschen de ministerieele
autoriteiten en de officieren, geplaatst aan het
hoofd van den torpedodienst, jarenlang verschil
van inzichten bestaan heeft omtrent de inrich
ting en de bestemming van dien dienst. In
den aard van het verschil hebben wij ons,
getrouw aan ons straks uitgesproken voorne
men, niet te verdiepen. Voor ons betoog is
het genoeg, te hebben geconstateerd dat het
er was.
Wij vinden nu al verder dat de luit. Rovers,
bekend als een van de wetenschappelijk ont
wikkelde officieren onzer marine, van 1871
tot '76 bij den torpedodienst gedetacheerd is
geweest en er thans opnieuw bij geplaatst was.
Aan zijne bekendheid met en zijne bevoegdheid
tot spreken over het vraagstuk kan dus, blij
kens eene geconstateerde daad van het minis
terie zelf, geen redelijke twijfel bestaan.
Alsnu behoort in aanmerking genomen te
■worden dat de luit. Rovers het woord genomen
heeft, dewijl op de marine-begrooting voor 1884
wordt aangevraagd 240,000 voor twee nieuwe
torpedobooten en ruim 160,000 om het ge
heim van den Whitehead-torpedo te koojpen en 1
15 tot 20 dier vernielings-werktuigen aan te
schaffen. De heer Rovers beschouwt die uit
gave, op tactische, nautische, in éen woord
militair-wetenschappelijke gronden, waarmede
wij alweder niet te maken hebben, als noode-
loos en nutteloos. Op het oogenblik nu, dat
deze uitgaaf van vier tonnen gouds wordt
voorgesteld aan de staten-generaal, wier leden,
op zeer enkele uitzonderingen na, de vereischte
kennis tot het beoordeelen van militair-weten
schappelijke vraagstukken missen, en terwijl
de toestand van 's lands financiën, naar alge-
meene bekendheid, van dien aard is, dat zelfs
de geringste posten aan eene gestrenge, soms
tot in het kleingeestige afdalende kritiek onder
worpen moeten worden. - op dat oogenblik
heeft de luit. Rovers het zijn plicht geacht,
zijn op wetenschap en ervaring gesteund
gevoelen openbaar te maken»
Naar onze zienswijze wordt door eene zoo
danige handeling 's lands belang bevorderd en
behoort zij van hoogerhand, zoo niet aange
moedigd, dan toch zeker bejegend te worden
met die volkomen bereidwilligheid om tegen
werpingen aan te hooren, welke in een
wetenschappelijk debat, tusschen gelijkelijk
bevoegden, past.
Hoe toch zullen de staten-generaal de hun
voorgelegde regeerings voorstellen beoordeelen
kunnen, wanneer hun de toelichting van de bij
die voorstellen ter sprake komende wetenschap
pelijke vraagstukken, ja de wetenschap zelve
dat er ten aanzien van een of ander punt eene
quaestie bestaat, onthouden wordt
Wij moeten echter toegeven dat er een ge
val denkbaar is, waarin de op 's lands belang
en op het grondwettig recht gegronde regel uitzon -
dering zou moeten lijden. Een militair behoort
nimmer zich op ongepasten toon over zijne
meerderen uittelaten, veel minder hun beleedi-
gingen toe te voegen. Indien wij het voor
luit. Rovers opnemen, dan is het omdat hij
zich aan dit militair delict geenszins schuldig
heeft gemaakt. Dit aan te toonen, zou uitvoerige
aanhalingen vorderen uit het vlugschrift, dat
ieder zich voor weinige stuivers kan aanschaf
fen. Zoo beknopt en verkort mogelijk, vol
gen hier echter enkele staaltjes van des
schrijvers betoogtrant.
BI. 5 (na een betoog, dat bet onverdedigde Vlissingen,
met alle daar aanwezige inrichtingen, in een oorlog als
een wapen tegen ons gekeerd kan worden.) «Door den
bouw van vijf torpedobooten aan eene Vlissingsche werf
op te dragen, beeft het dep. v. marine den vijand in de
hand gewerkt. Natuurlijk hebben de eischen onzer
industrie, die er is, meer kans om gehoord te worden dan
de eischen van den oorlog, die nog komen moet. Doch bij
hen, die verantwoordelijk zijn voor onze defensie, mag de
zorg voor de stoffelijke welvaart van eenige landgenooten
niet zoo ver gaan, dat de boogere belaDgen van het ge-
heele volk daarvoor in de waagschaal worden gesteld.
Geeft de wetgevende macht hiervan het voorbeeld, dan
kan navolging niet uitblijven."
BI. 22. «In vergelijking met andere natiën. zijn
wij zeer achterlijk. In dezen toestand ligt eene ernstige
beschuldiging tegen hen, die hem geschapen hebben. In
de eerste plaats tegen de afdeelingen Artillerie en Mate
rieel bij het D. v. M., waartusschen het beheer over den
torpedodienst verdeeld is en wier beslissingen een verlam-
menden invloed hebben uitgeoefend op de ontwikkeling
van ons torpedowezen."
BI. 23. «Hoe men bij het Dep. v. M. op de hoogte
is, bleek hij de beraadslagingen over de vorige begrooting,
toen de minister, voorgelicht door zijn departement, ver
klaarde dat al onze torpedobooten klein model van sparren
voorzien waren en den afgevaardigde, die twijfel
opperde, verzekerde dat hij niet goed was ingelicht. Toch
was die afgevaardigde nog beter ingelicht dan de minister.
Op officiëele verklaringen, wier beslistheid niet altijd in
overeenstemming is "met haar geloofwaardigheid, mag dan
ook niet te vast vertrouwd worden."
BI. 28. (Na betoogd te hebben dat aan de officieren
het middel onthouden wordt om kennis op te doen aan
gaande het torpedo-wezen, dewijl een sedert 1879 uitver
kocht Voorschrift betreffende de behandeling van spar-
torpedo's niet herdrukt is geworden). «Men heeft het recht
niet over gebrek aan kennis te klagen, waar dat hulpmiddel
wordt onthouden. Dat gebrek is een van de nadeelige
gevolgen vttn de verwaarloozing van het torpedo wezen
door het D. v. M., waaronder wy nog jaren zullen gehukt
gaan."
Ziedaar al de reclitstreeksche beschuldigin
gen tegen de marine-autoriteiten, welke wij bij
herhaald en nauwkeurig lezen der brochure
hebben kunnen ontdekken. Zij bevat voor het
overige een aantal betoogen, welke het recht-
streeksch uitvloeisel zijn van het op bladz. 23
(zie onze eerste aanhaling) geconstateerd ver
schil van inzichten. Maar zelfs de meest van
disciplinaire begrippen doortrokken, de meest
pnbliciteit-schuwende militair, kan mogelijk
in die betoogen iets zien dat ongepast is,
tenzij hij het openbaren van gevoelens door
militairen, in strijd met de inzichten hunner
superieuren, geheel beletten wil.
Tegen dit laatste nu, verzet zich onze grond
wet en, naar wij aangetoond hebben, 's lands
belang.
De uitzonderingen op onze grondwettelijke
rechten vermenigvuldigen zich echter, in den
laatsten tijd, op bedenkelijke wijs. Een onder
wijzer is geschorst, omdat hij aan zijne leer
lingen, in gematigden vorm, verhaald heeft
wat de historie ontegensprekelijk leert. Een
leeraar is berispt omdat hij aan een kerkeraad
een brief geschreven heeft, welke aan de
ambtelijk boven hem geplaatsten mishaagt. Een
officier is gestraft, omdat hij over een militair-
wetenschappelijk vraagstuk een ongevraagd
advies in 't licht heeft gegeven.
Mogen wij van de tweede kamer verwachten,
dat zij in deze laatste zaak, welke haarzelve
het meest direct raakt, krachtig voor de
handhaving van het recht van ieder Neder
lander in de bres zal springen Doet de
kamer dat niet, dan zegge zij de kans op
deskundige, onafhankelijke voorlichting, in
militair-wetenschappelijke vraagstukken voor
goed vaarwel. Er behoort voor een militair,
zelfs al is hij gewaarborgd tegen reclitstreek
sche straf, eene meer dan alledaagsche mate
van belangeloosheid, plichtbesef en zelfstandig
heid toe, om een gevoelen openlijk uit te
spreken, strijdig met dat zijner supérieuren.
Al kan men hem niet straffen, „inpeperen"
zal men hem deze, in het woordenboek van
een bekrompen militairisme met een kruis ge
merkte, eigenschappen zeker. Dat heeft ook
de luitenant Rovers, in zijne zeker niet ge-
wenschte verwijdering van den torpedo-dienst,
reeds ondervonden.
Misschien zal ook de tweede kamer, bij deze
gelegenheid, zich herinneren dat het aan het
ministerie van marine, minder dan aan eenig
ander departement van algemeen bestuur, past
zich lichtschuw en overgevoelig voor onaan
gename waarheden te toonen. De manier
waarop, na den brand op de rijkswerf te Am
sterdam, schatten van kostbaar materieel voor
een prikje van de liand zijn gedaan, na
een schjnvertooning van publieke inschrijving,
heeft doen zien dat er hij liet marine-
beheer, ondanks den berg staten en stukken,
die de begrooting vergezellen, zeer leelijke
dingen kunnen gebeuren. Het departement is
een zeer eigenaardig departement. Het heeft
een staf van administratieve en bureaucratische
ambtenaren en autoriteiten, die nimmer in het
openbaar behoeven op te treden en in 't alge
meen in een officieel halfduister werkzaam
zijn. Valt er verantwoording te doen, dan
wordt een minister vooruitgeschoven, op wiens
„ronde zeemanstaal," onbekendheid met parle
mentaire vormen, weinig begrip van admi
nistratie en comptabiliteit, een verzoek om
zakelijke, afdoende inlichting veeltijds afstuit.
Er is dus feitelijk geen departement, dat meer
aan controle ontsnaptdoch van den anderen
kant wordt deze eigenaardigheid verbloemd
door eene buitengewone bereidvaardigheid, om
aan de kamer zooveel, zoo spoedig en zoo
netjes mogelijk alle inlichtingen te geven, die
zij verlangt, op papier dat van het ministerie
uitgaat. Kon de kamer zich eens laten voor
lichten door deskundigen, nourris dans le sérail
niet door de koogstgeplaatsten die zeiven ver
antwoording schuldig zijn, noch door hun vak-
genooten, die zwijgen uit camaraderiewie
weet of er geen dingen voor den dag zouden
komen die nog minder dan het gebeurde na
den Amsterdamschen brand, op grond eener
„calamiteit van Hooger Hand" te verontschul
digen zouden zjn
marine dat gevaar te beseffen. Althans den
eerste, die een onafhankelijk geluid laat
hooren, wordt de keel toegenepen. Is deze
beweegreden niet in 't spel, dan is de verbit
tering tegen het militair-wetenschappelijk betoog
van luit. Rovers in 't geheel niet te verklaren.
Het te water laten van «le Soeralia ja
op de werf der kon. maatschappij De Schelde.
Vlissingen, 17 Novemb.
Voor de tweede maal in hetzelfde jaar veree-
nigde zich heden namiddag zoowel op de werf der
maatschappij De Schelde als daar buiten een groot
aantal belanghebbenden,belangstellenden en nieuws-
sgierigen om getuigen te zjn van het te water
laten van het laatste der twee groote, voor reke
ning der firma W. Ruys en zonen te Rotterdam
gebouwde mailstoombooten, voor de vaart op
Ned.-Indië bestemd.
Evenals in April bj bet te water laten der
Batavia had de maatschappj De Schelde de be
leefdheid de bezoekers der werf gelegenheid te
geven hare uitgebreide werkplaats, waar bet elec-
trisch licht zjn zacht scbjnsel liet vallen, te
bezichtigen en hare reusachtige machines te be
wonderen. Een groot deel der bezoekers maakte
daarvan gebruik, terwjl een ander deel zjne aa;n-
dacht wjdde aan de Soerabaja, die hoog op de
werf het tjdstip afwachtte om in zjn toekomstig
element te dalen. Ook wj deden gel jk de laatsten
en ofschoon een ander blad, aan wien even als aan
ons eenige afmetingen en bjzonderheden omtrent
de Soerabaja verstrekt waren, met verzoek die
niet op te nemen voor heden, daaraan niet voldeed
maar die reeds eenige dagen geleden meldde en
zoodoende ons en alle andere dagbladen vóór was,
laten wj hier toch nog het een en ander volgen.
Gel jk de Batavia heeft de Soerabaja eene lengte
van 310 voet, tusschen de loodljnen 300 voet. De
grootste wjdte is 36.9 voet, terwjl de holte van
den bovenkant van de kiel tot de dekbalken in
de zjden 27 voet, alles Engelsche maat bedraagt.
Het vaartuig heeft bj een diepgang van 23 voet
een draagvermogen van 3000 ton en is van drie
waterdichte schotten voorzien.
De Soerabaja heeft drie dekken, waarvan het
opperdek van teakhout is. Op dit dek bevindt
zich achteruit eenp dekhut, die eene lengte heeft
van 90 voet en ingericht zal worden voor 38 pa-
sagiers le klasse. Deze hut zal prachtig ingericht
worden met salon, rookkamer, buffet, badkamer
en de andere gemakken, die tegenwoordig op
mailsteamers gevonden worden. Vooruit tusschen-
deks is eene hut ingericht voor de tweede klasse
passagiers. Ook daarin is voor comfort gezorgd;
men vindt er ook een ruim salon, hutten, badkamer
enz., terwjl er voor 24 personen plaats is. Het
logies voor officieren en machinisten is in de zj,
dekhutten en onder de brug, terwjl op de brug
een kaartenkamer en kapiteinshut aangebracht zjn.
Voor het vervoer van troepen is in het groote
tusschendek gelegenheid. Deze ruimte is goed
geventileerd en goed verlicht en er is een hospitaal
benevens een provoost aangebracht.
Het schip wordt voorzien van schroef stoomma
chines van compound-systeem met surface conden
sors, die bj ;80 pond stoomdruk én 80 slagen
1300 indicateur paardekrachten zullen kunnen
ontwikkelen.
De cylinders hebben een diameter van 38 en 70
Eng. duim en 36 dm. slag. De stoomketels zijn
twee in getal, double ended en hebben gezamenl jk
8 vuren. Behalve van ifonfcey-ketels wordt het
schip voorzien van distilleermachines, pompen,
stoomlieren enz., bj al deze inrichtingen is reke
ning gehouden met de laatst aangebrachte
verbeteringen.
De stoommachines en ketels staan alle gereed,
zjn in de werkplaatsen der maatschappj De Schelde
vervaardigd en kunnen na het afloopen van de
Soerabaja geplaatst wordenmen hoopt dan ook
in een viertal weken geheel gereed te zjn en nog
dit jaar het vaartuig te kunnen afleveren.
Het kommando aan boord zal van de opper-
of Suez-kanaalbrug geschieden; daar is alles zoo
volledig, doch ook zoo beknopt mogeljk bjeen
als stoomstuurmachine, kompassen, telegraaf, roe
per etc.
Het vaartuig zal eene snelheid hebben van 10
mjl en brikstuig voeren, terwjl ankers, lieren, enz.
met stoom worden in beweging gebracht.
De Soerabaja is gebouwd onder speciaal toezicht
van Lloyd en de Nederlandsche vereeniging van
Assuradeuren en heeft de hoogste klasse (special
survey) bij beide vereenigingen. De heer S. Otto
zal er gezagvoerder van zjn.
Tegen drie uren kwam er meer toeloop naar
het schip en werden de werkplaatsen verla'en.
Met klokslag van drieën verdwenen stuk voor
stuk al de stutten, die de Soerabaja aan de
helling bevestigden, en eindeljk stond het schip
daarop vrj, alleen door de klinken op zjne plaats
gehouden.
Dit laatste beletsel werd weggenomen door den
jongen heer W. Ruysjr, oudsten zoon van een dei-
leden van de firma Ruys en Zonen, en zachtkens,
eerst bjna onmerkbaar, maar steeds sneller en
sneller gleed het vaartuig over de helling, ket
tingen en trossen braken en het zeekasteel, dat
op dit oogenblik gerekend wordt een gewicht te
hebben van 1.200.000 kilogrammen, maakte, onder
luid hoera van de aanwezige^ hennis mejj