N° 239.
1883.
Woensdag
lö October.
126° Jaargang.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen:
Prijs per 3/m. franco 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent:
Advertentiën* 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1 -7 regels f 1,50
iedere regel meer f 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.'
Middelburg 9 October.
"N
MIDDELBURGSCHE COURANT
Agenten voor dit blad zijn te Vlissingen: P. G.de Veij Mestdagh, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: P. van der Peijl, te Zierikzee: A. C. de Mooij, te Tholen: W. A. van Nieuwenhuijzen, en te Ter Neuzen: A. van der Peijl Jz.
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de Publicité G. L. Daube en Cie. te Parijs, Londen, Frankfort a. M., Berlijn, Weenen, Zurich, enz.
Omtrent de ook door ons, in ons nommer van Vrij
dag 11., behandelde quaestie tusschen den mi
nister van waterstaat en den heer Mooren is
HetVaderland bet niet eens met de bewering dat
wij hierbij met een ander geval te doen hebben
dan met dat van den heer Biichler.
De redactie van dat blad is van oordeel dat de
schennis van een grondwettig recht steeds een
zaak van ernstigen aard is, en dat het zich moei
lijk verdedigen laat daarbij een graad van meer
of minder aan te nemen.
Tegenover de bewering dat, wie in den tele
graafdienst treedt zich daarmede onderwerpt aan
art. 2 van het reglement, dat de ambtenaren ver
biedt tot de redactiën van dagbladen in eenige
betrekking te staan, stelt zij dat, als dit artikel
moet worden uitgelegd, gelijk de minister bet
tegenover den heer Mooren toepaste, het een bepa
ling bevat, die met de grondwet in strijd is en
daarom behoort te verdwijnen.
Wij staan dus weer voor een quaestie van op
vatting en wel hierbij ten opzichte van het woord
e e n i g e en nu weet het Vaderland eene uitlegging
aan het artikel te geven die volgens haar niet
met den grondwet strijdt en die de juiste moet
geacht worden, daar het a priori niet aannemelijk
is, dat eenig minister den koning een besluit zal
laten teekenen, dat de grondwet schendt. Art. 2
van het rijkstelegraafreglement verbiedt den amb
tenaren om tot de redactiën van dagbladen in
eenige betrekking te staan, een geoorloofde maat
regel van voorzorg om zooveel mogelijk te voor
komen, dat de ambtenaren misbruik maken
van mededeelingen in bun betrekking te hun
ner kennisse gekomen. Maar dit artikel mag
de ambtenaren niet verhinderen van de druk
pers gebruik te maken om hun gedachten en ge
voelens te openbaren gelijk art. 8 der grondwet
het uitdrukt.
Dit grondwettig recht nu wordt, volgens het
Vad., den heer Mooren door den minister van
waterstaat benomen. Het schrijven van ingezonden
stukken over publieke belangen beschouwt de
minister als identiek met het in betiekking staan
tot redactiën van dagbladen. En dit acht het Vad.
een ongeoorloofde uitbreiding van art. 2 van het
reglement. Waar de minister niet toelaat, dat
telegraafambtenaren, gelijk hij het uitdrukt, »in
nieuws- of andere bladen of publieke geschriften
zaken behandelen, waarbij meer of min recht
streeks personen zijn betrokken, die aanleiding
kunnen hebben om voor mededeelingen, ook over die
zaken, van de telegraaf gebruik te maken", daar
maakt bij art. 8 der grondwet tot een doode letter."
Ook wij opperden twijfel of liet schrijven van
ingezonden stukken wel viel onder het verbod,
vervat in art. 2 van het rijkstelegraafreglement,
maar toch komt de verdediging van het Vader
land ons zwak voor omdat de redactie zelve reeds het
nut erkent van het verbod voor telegraafambte
naren om in eenige betrekking met de redactiën
van dagbladen te staan. Waar dus door dat
verbod reeds inbreuk gemaakt wordt op art. 8
der grondwet, dat luidtniemand heeft vooraf
gaand verlof noodig, om door de drukpers ge
dachten of gevoelens te openbaren, behoudens
ieders verantwoordelijkheid volgens de wet
daar erkent men reeds het recht van den staat
om zijne ambtenaren in die vrijheid te beperken.
En dit eenmaal gedaan, brengt men de vraag
hoever men daarin gaan mag slechts terug tot de
quaestie van persoonlijke opvatting.
Bp ons weegt het zwaarst de bekendheid van
den heer Mooren met de grenzen die hem, ten op
zichte van het hem bjj de grondwet toegekend
recht, waren gesteld.
En nu blijven wij, even goed als aan elk par
ticulier, ook aan den staat het recht toekennen
om, waar de belangen van de een of andere tak
van dienst dit vorderen, zjjne ondergeschikten te
beperken in hunne rechten, mits daarvan vooraf
aan de ambtenaren blijke en zij in de gelegen
heid zijn van hunne betrekking af te zien.
Bij mr Büchler te Zwolle gold het eene quaestie,
waarmee niemand, zelfs de boven hem gestelde
chef, iets te maken heeft.
Hij was bovendien door niets gebonden, en be
zat zijne volle vrijheid. Hog eensbeide geval
len zijn in onze oogen niet te vergelijken, maar
wij willen uitdrukkelijk hierbij herinneren boe
wij verklaarden niet te kunnen beoordeelen in
boever de belangen van de telegrapbie de op-
yatting van den minister, in zake de quaestie
met den heer Mooren, noodzakelijk maken. Mocht
er reden bestaan tot meerdere vrijgevigheid op
dit.punt, dan zouden ook wij die met vreugde
begroeten, maar dan hopen wij dat door bet adres-
Mooren deze quaestie voor goed geregeld worde en
er voor het vervolg omtrent de juiste opvatting
van art. 2 van het telegraaf-reglement geen twij
fel meer behoeft te bestaan Dan zal ook deze
beweging tot iets goeds kunnen leiden.
De Amsterdammer schrijft
ïYolgens mededeeling van den minister van
marine, gedaan bij de indiening der staatsbegroo-
ting voor 1884, wordt in overweging genomen
éen der door de vlammen vernielde of beschadigde
toen in aanbouw zijnde schepen Doggersbank en
Kortenaer bij particulieren te doen bouwen. Dit
beriekt zal zeker door allen, annex aan groote
particuliere werven, met genoegen zijn vernomen.
De werklieden op de landswerf alhier vinden het
echter minder aangenaam, daar zij, zoodra er geen
voldoende werk voor hen is, kans loopen gedeel
telijk ontslagen te zullen worden.
»Het volgende gesprek, dat wij van een paar
werklieden opvingen, scheen ons eigenaardig ge
noeg om het mede te deelen»Van dat bouwen
bij particulieren kan niets komen, want indien
de minister éen groot schip buiten de werf laat
maken, worden wij gedeeltelijk ontslagen en
broodeloos. Dit laatste zal de koning nimmer
toestaandaarvoor kennen wij onzen Willem te
goed." Zooals men weet, bestaat het werkvolk der
rijkswerf grootendeels uit echte Oranjeklanten."
Dit bericht klinkt zeer mooi en heeft iets van
een romantisch verhaaltje. Maar wij willen vragen
of die mannen niet elders werk zouden kunnen
vinden en of al wat het rijk in eigen beheer doet
niet al te duur moet worden betaald
Zoo op die laatste vraag een bevestigend ant
woord moet gegeven worden, laat dan de regeering
liever de particuliere inrichtingen steunen dan
met het geld der natie dure inrichtingen in het
leven te houden.
Op dat terrein zou wellicht, zoo deskundigen
eens aan het onderzoeken gingen, nog veel te
"bezuinigen wezen.
Aan de rede van den heer mr Gf. N. de Stop
pelaar, gisteren namiddag in de zitting der kamer
van koophandel alhier uitgesproken, naar aanlei
ding van het afsterven van den voorzitter der kamer,
ontleenen wij het volgende, als meer bijzonder de
verdiensten van wijlen mr Borsius in die betrek
king en in 't algemeen op het gebied van handel
en industrie in 't licht stellende.
Ofschoon voor de balie bestemd en opgeleid,
scheen Borsius eene voorliefde te gevoelen voor
den handel, hetgeen hem deed besluiten, om
niet een tweetal mede-ingezetenen alhier eene
handelsfirma op te richten onder den naam van
>Den Bouwmeester, Borsius en Yan der Leijé",
onder wier beheer eenige schepen naar Indië
in de vaart gebracht werden. In 1854 stichtte
die firma eene scheeps-timmerwerf voor den
bouw van schepen, bestemd voor de groote
vaart, en zulks na het overwinnen van talrijke
bezwaren en moeielijkheden, grootendeels ook
voortspruitende uit de ligging van het voor die
werf bestemde terrein, aan welke werf dan ook
niet ten onrechte door haar de naam van: de
Volharding is gegeven.
Later werd daaraan een uitgebreide houthandel
verbonden, door welk een en ander Borsius zijner
zijds krachtig heeft bijgedragen om hier, vooral
onder den arbeidenden stand, meer vertier en
welvaart te verspreiden.
Het spreekt van zelf dat hij, als lid van der
gelijke firma, eenen belangrijken invloed uitoefende
ook op het industrieele en handelsleven onzer ge
meente.
Door dezen gewijzigden werkkring legde Borsius
zich meer dan ooit toe op de kennis van handel
en scheepvaart.
Geen wonder, dat hem dan ook reeds spoedig,
in 1856, eene plaats in de kamer van koophandel
en fabrieken werd aangeboden. Als lid gekozen,
meende bij evenwel daarvoor te moeten bedanken
en bet was eerst in 1862, toen andermaal de keuze
zich op hem vestigde, dat hij zich zoodanige be
noeming heeft laten welgevallen.
Na het overlijden van den heer A. H. G. Fokker
werd hij in 1874 benoemd tot plaatsvervangend
voorzitter, om den 28en Maart 1878 wijlen den
heer G. J. Sprenger als voorzitter op te volgen.
"Wat Borsius in die betrekking, en vroeger als
lid, in ons college is geweest, mag ik als genoeg,
zaam bij u bekend beschouwen, om daarover
thans niet breedvoerig uit te wijden. Ik zou als
dan tot te veel bijzonderheden moeten afdalen.
Gelijk ik aan zijn graf herinnerde, was hij niet
alleen de leider maar ook de ziel onzer beraad
slagingen. Zijne zaakrijke en degelijke adviezen
getuigden altijd van uitgebreide kennis vooral
op internationaal en handelsgebied was bij veelal
onze vraagbaakde ondervinding, die hij bij zijne
eigen uitgebreide handelszaken bijna dagelijks
opdeed, en niet minder zijne grondige rechts
kennis waren meermalen voor de kamer bij bet
nemen van eenig besluit van onberekenbaar nut.
Daar, waar het ook bniten ons college de be
vordering der belangen van handel, scheepvaart
of nij verheid betrof, deed men nimmer op Borsius,
ofschoon overladen met werkzaamheden, te
vergeefs een beroep. Zoo was bij tal van jaren
lid der alhier van gemeentewege opgerichte com
missie tot het examineeren van varenslieden. Hij
beeft zich indertijd doen kennen als een der
ijverigste leden van bet comité tot bevordering
van eene transatlantische stoomvaart uit eene der
Zeeuwsche havens. Het fonds Tot nut der zeevaart
later bet Middelburgsche Zeeliedenfonds vond in
hem een belangstellend voorzitter.
Door de provinciale staten van Zeeland in 1871
afgevaardigd als lid der eerste kamer van de
staten-generaal, werden ook in 's lands vergader
zaal die belangen nimmer door hem uit het oog
verlorenzij vonden in hem steeds een warm
verdediger; de door hem vooral op handelsgebied
uitgebrachte adviezen werden in hooge mate
gewaardeerd.
Door deze eervolle betrekking in meer onmid
dellijke aanraking met 's lands regeering, wist bij
door onderlinge bespreking vele aan de ontwik
keling van Middelburg's handel in den weg staande
belemmeringen te doen vervallen, of daarvoor
gunstiger bepalingen in het leven te roepen,
iets van groot belang bij den ommekeer die in
menig opzicht alhier plaats had, of althans billij
kerwijze kon verwacht worden bij den aanleg en
de exploitatie der belangrijke spoorweg- enkanaal-
werken op Walcheren. Menige bladzijde in ons
archief strekt ten bewijze, hoeveel hij ook in die
betrekking in het belang van Zeeland beeft ver
richt.
Dat de diensten, door hem aan koning en vader
land bewezen, alleszins werden gewaardeerd, is
gebleken uit de hem 8 Februari 1880 verleende
onderscheiding, toen hij benoemd werd tot ridder
der orde van den Nederlandschen Leeuwen zulks
niet alleen als lid der staten-generaal, maar ook
in zijne betrekking als voorzitter onzer kamer,
gelijk het koninklijk besluit luidt.
Dat dit ook het geval was buiten de grenzen
van ons vaderland, bewijst het hem door den koning
van België weinige maanden later vereerd officiers
kruis der Leopoldsorde, als erkenning van hetgeen
door hem gedurende eene reeks van jaren was
verricht als voorzitter der internationale commissie,
aan welke was opgedragen de voorbereiding eener
regeling der belangen van de polders, gedeeltelijk
op Nederland's, gedeeltelik op Belgie's grondge
bied gelegen, waarvan bij evenwel de eindregeling
niet heeft mogen beleven.
Moge mr Willem Chriatiaan Borsius, ontrukt
aan de maatschappij, die hem hoog schatte,
aan zijne familie, die hem lief had, aan de
Middelburgsche kamer van koophandel en fabrie
ken, die zijn gemis steeds in booge mate zal
gevoelen, blijven voortleven in hetgeen hij heeft
gewerkt.
Moge zijn beeld ons bijblijven als een prikkel
tot onvermoeide werkzaamheid en tot onverdeelde
toewijding aan de belangen, die aan onze zorgen
zijn toevertrouwd."
De leden der kamer van koophandel gaven op
ondubbelzinnige wijze hunne instemming met het
gesprokene te kennen.
Het Weekblad van het Regt brengt in herinne
ring hoe mr W. C. Borsius weinige jaren geleden
op eene vergadering van the Association for the
Reform and Codification of international Law
Nederland op waardige wijze vertegenwoordigde.
»Waar Borsius verscheen, zegt het, oefende hij
overwicht uit, en zeker zal men niet licht verge
ten het groot aandeel, vooral door hem genomen
aan de behandeling van het nieuw strafwetboek
in de eerste kamer, in welk college hij zich onder
alle omstandigheden als een onalhankelijk man
kenmerkte."
Volgens het Vad. hebben de beeren G. Alberts
Lz. c°. te Middelburg een adres aan den min.
van waterstaat gericht, waarin zij, onder overlegging
van eene brochure, de aandacht vestigen op het
gebruik van groenhartkout bij de uitvoering van
waterstaatswerken, welk adres aan de hoofdinge
nieurs ter kennisneming is rondgezonden, terwijl
de heeren Alberts uitgenoodigd zijn éen exemplaar
van bedoelde brochure aan de hoofdingenieurs
te zenden.
"Vlissingen, 9 Oct. Gisterennamiddag,
van twee tot vijf uren, werd door de sociëteit-
gaaischieting Eendracht eene prijsschieting ge
houden tot sluiting van de zomerschietingen.
Door den burgemeester, den heer A. Smit, en
den heer De Graaff, commissaris van politie,
waren prijzen beschikbaar gesteld, terwijl er van
wege de sociëteit drie prijzen uitgeloofd waren.
De eerste prjjs, die van den burgemeester, werd
behaald door den heer P. Pepers de tweede prijs,
van den commissaris van politie, door den heer
Nijlandtterwijl de sociëteitsprijzen behaald wer
den door den heer Den Breder met den hoofd
vogel, en de heeren Demeijre en C. Aspeslagh
met de zij vogels.
De behaalde prijzen werden uitgereikt in het
sociëteitsgebouw, terwijl de, bij de zomerschieting
behaalde prijzen des avonds gedurende het bal
werden overhandigd.
Door het muziekgezelschap Ons Genoegen werd
het feest, dat als gewoonlijk zeer opgewekt was,
opgeluisterd.
De collecte voor de ramp in Indië bracht te
Yzendijke f 266 en te Zonnemaire 27.80 op.
De prinses Yon Wied te Nieuwied schonk voor
hetzelfde doel 1000.
Door gedeputeerde staten van Zeeland is bij
besluit van 28 September 1883, n° 84 gunstig
beschikt op het verzoek van C. Meijsman te Sluis
en anderen van 30 Juli jl„ om ontheffing van bet
verbod in 1 van art. 86 van het reglement op
de wegen en voetpaden, Provine. blad n° 85 van
1881, voor den rijks grooten weg der 2e kl., welke
begint aan den zijtak van den rijks grooten weg
der lc kl. n° 10 tusschen Aardenburg en de Bel
gische grens.
Adressanten is op dien weg toegelaten het
gebruik van den korten dissel.
Men schrijft aan de Goesche courant:
Voor de eigenaren van gronden in calamiteuse
polders of waterschappen zal de voorgenome wijzi
ging der gemeentewet, wat de verhooging der op
centen op de hoofdsom der grondbelasting betreft,
minder bezwaar opleveren dan voor eigenaren uit
vrije polders. De wet op bedoelde calamiteuse
polders enz. toch bepaalt in art. 4 dat bet dijk-
geschot wordt geregeld naar de onzuivere opbrengst
der landerijen, na aftrek der grondbelasting terwijl
volgens art. 92 van bet betrokken reglement voor
grondbelasting wordt gehouden de hoofdsom met
de opcenten voor rijk, provincie en gemeenten.
Alles waarmede de grondbelasting wordt ver
hoogd komt mitsdien in mindering van de polder
belasting.
Het Hand. weet te melden dat de koning en
de koningin van België de uitnoodiging hebben
aangenomen om ons vorstelijk gezin een bezoek
te brengen op Het Loo. Het vorstelijk bezoek zal
plaats hebben na 15 October.
Wat wjj vroeger reeds als onzen wensch te
kennen gaven zal volgens het Dagblad geschieden
het paleis te Amsterdam wordt ter beschikking
gesteld van hunne Belgische majesteiten.
Onze koning en koningin zouden in April 1884
de gasten van het Belgische koningspaar te Brus
sel zijn, alvorens een bezoek te brengen aan het
Oostenrijksche hof.
Dit laatste wordt wel tijdig genoeg bekend ge
maakt. Een secuur Hollander zou zeggen men
kan vóór dien tijd al lang dood en begraven wezen.
Bij hunne komst te Utrecht zal den koning en
der koningin een huldeblijk worden aangeboden
uitgaande van de gebeele burgerij. Het zal be
staan voor hare majesteit, in een buitengewoon
sierlijke bouquet, aan te bieden bij aankomst aan
bet station en voor Z. M. den koning en H. M.
de koningin te zamen in een album, met de stads
gezichten van Utrecht.
De heer Yan Eek heeft eenige amendementen
op de gevangeniswet voorgesteld, waarvan een
strekt om de gestichten, gevorderd ten gevolge
van het wetboek van strafrecht van 3 Maart 1881
Staatsblad n° 35) te verdeelen in gevangenissen
huizen van hechtenis passantenhuizen rijkswerk
inrichtingen, en rijksopvoedingsgestichten, en een
ander om te bepalen dat de rijks-werkinrichtingen
zijn gevestigd voor de mannen te Hoorn, te Yeere
en te Leeuwardenvoor de vrouwen te Veenhuizen.
Tot rapporteurs van hoofdstuk IX der staat