N° 230. 126e Jaargang. 1883. Zaterdag 29 September. Middelburg 28 September. Een nieuwe vertooning op het gebied, der eedsquaestie. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen: Prijs per 3/m. franco f 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent: Advertentiën* 20 Cent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1 -7 regels f 1,50 iedere regel meer f 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. MIDDELBIIRGSCHE COLRAIMT. Agenten voor dit blad zijn te VlissingenP. G. de Veij Mestdagh, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: F. van der Peijl, te Zierikzee: A. C. de Mooij, te Tholen: W. A. van Nieuwenhuijzen, en te Ter Neuzen: A. van der Peijl Jz. Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de Publicité G. L. Daube en Cie. te Parijs, Londen, Frankfort a. M., Berlijn, Weenen, Zurich, enz. Alweer is een bewijs geleverd, en thans in onze eigen provincie, voor de herhaaldelijk in dit blad geuite meening dat men van de eeds- qnaestie niet af is. Vier leden van den Goeschen gemeenteraad hebben gemeend niet te kunnen samenwerken met twee hunner collega's, die bij het opnieuw aanvaarden van hunne betrekking in de ge- meenteraads-zitting van 4 Sept. geen eed maar eene belofte hebben afgelegd, waarmede de voorzitter van den raad genoegen nam, nadat eerst de beide raadsleden hadden verklaard dat hunne godsdienstige gezindheid zich tegen het afleggen van den eed verzet. Uit laatste feit is bekend, en buiten den beperkten kring waarin het voorviel gaf het geen aanleiding tot ernstige beschouwing geen protest tegen de houding van den voorzitter werd gehoord. Alleen wees men en te recht op den zonderlingen toestand, die op dat gebied in ons land heerschteen burge meester van Assen weigert een lid van den raad zulk een belofte te doen afleggen en wordt daarin gesteund door een minister; een burgemeester van Goes daarentegen ziet, ook op grond van de wet, geen bezwaar om twee raadsleden na het afleggen van eene belofte toe te laten. Hij doet dit zelfs in strijd met het ministerieel besluit waarbij werd bepaald dat, wil men vrij zijn van het afleggen van den eed, men bewijs moet leveren tot een kerkgenootschap te behooren dat zoodanige handeling verbiedt. Toch staan deze twee gevallen niet alleen. In Groningen deed zich hetzelfde voor als te Goes in Amersfoort werd de heer Gerrit sen het afleggen eener belofte niet toegestaan, waarop deze een eed zwoer. Niemand zal dit een gezonden toestand kun nen noemenmen hangt thans af van de willekeurige opvatting der wetten van een bur gemeester, en al moge men het volkomen eens zijn dat de indertijd door de regeering in de Asser-eedsquaestie genomen beslissing onjuist en in strijd met de wet is geweest, zoolang die beslissing niet te niet is gedaan blijft zij van kracht en loopt men telkens gevaar dat er over deze quaestie een botsing ontstaat tus- schen hooger en lager bestuur. Terecht merkte mr. Van Houten, naar aan leiding van het destijds gebeurde, op dat, zoo de wet de uitlegging des burgemeesters van Assen eischte, niet-leden van kerkgenootschap pen niet aan de toet kunnen voldoen. Zij zouden op die wijze uitgesloten zijn van het lidmaatschap van de staten-generaal, van den gemeenteraad enz., tenzij zij nog eerst lid van een kerkgenootschap werden. Dit is in strijd met de vrijheid der persoonlijke belij denis, en met de gelijkheid der burgers, onver schillig of zij tot een kerkgenootschap behooren, ja dan neen. Het indertijd door de regeering genomen be sluit was hoofdzakelijk gebaseerd op beslis singen van den hoogen raad, een grondslag, waarvan de juistheid voor het geval te Assen werd betwist. Quaestiën op het gebied van staatsrecht kunnen onmogelijk worden opgelost op grond van beslissingen door den hoogen raad genomen in strafrechtelijke zaken, afge scheiden nog van het feit dat ook deze beslis singen zeer betwist worden. De tot het staats- en administratief recht behoorende uitlegging van de grondwet van 1848 en de daarop gebouwde organieke wetten kan onmogelijk ondergeschikt gemaakt worden aan de uitlegging, door den hopgen raad, van wetsbepalingen, die tot eene oudere en andere rechtsafdeeling behooren, is dus; vooral op dien grond, nog gelukkig ruimte genoeg over voor de vrijzinnige opvat ting van den burgemeester van Goes, die al staat hij dan ook lijnrecht tegenover zijn Asser collega en tegenover de regeering van 1881 naar onze meening het recht aan zijne zijde heeft, en wiens opvatting eenmaal moet doordringen tot in al onze wetten, wil men niet telkens op dat terrein in moeilijkheden geraken. Op het gebied van het strafrecht openbaart zich, in zake de eeds-quaestie, in den laatsten tijd gelukkig ook eene veranderde opvatting. Door de beslissing, den 4 Mei 1882 door het hof te 's Gravenhage genomen in de bekende zaak van den heer Reijers, die wel wegens eeds-weigering schuldig werd verklaard doch op wien het hof geen straf wilde toepassen, uit eerbied voor zijne gemoedsbezwaren, werd ook een groote stoot gegeven die eene veran dering ten goede kan teweeg brengen. Maar door dit vonnis blijft nog steeds, getuigen latere beslissingen, de weg open voor wille keurige opvattingen op een gebied, waar geen willekeur mag bestaan. Waar dus op staatsrechtelijk zoowel als op strafrechtelijk gebied nog steeds verschil heerscht, kan elke openbaring nuttig wezen om het oogenblik te verhaasten, dat wij in dezen een zuiver standpunt zullen ingenomen hebben. Hebben de vier raadsleden te Goes daartoe het hunne willen doen, dan ligt er in hunne houding eenige verdienste, al wordt daaraan veel te kort gedaan door het zonderlinge dat zij nu eerst, en niet dadelijk in de zitting van 4 Sept., hunne bezwaren inbrachten tegen het geen de voorzitter deed. Toen had men eerst de quaestie kunnen doen oplossen vóór men verder ging, terwijl thans, stel dat wordt be slist dat de twee raadsleden, die een belofte aflegden, onwettig zitting namen, ook de be sluiten, genomen in de beide raadsvergaderingen waarin zij tegenwoordig waren, onwettig zijD, en alles opnieuw zou moeten plaats hebben, zelfs de benoemingen van een onderwijzeres en van een der protesteerende raadsleden zeiven tot verschillende betrekkingen. De vier leden kunnen nu door hunne houding verwarring te weegbrengen. Het excuus, door een hunner aangevoerd dat hij niet gedacht heeft om de bij de eedsaflegging betrokken wetsartikelen, mag zeker niet gelden te minder terwijl hij zelf den 4e» Sept. de daarbj voorgeschreven eeden aflegde. Thans maakt hunne houding op ons den indruk van eene beweging, die eerst na verder overleg is op touw gezet om te agiteeren, en waartegen vooral gericht zijn de volgende waarschuwende woorden van mr J. A. Levy in zijn Eeds- en staatsgeknutsel. «Wat gij eu uwe geestverwanten op het stuk van den eed erlangen kunnen, ik zal het u zeggen. Met behulp van het staats-lokaasambt, kunt ge dezen of genen zwakkeling, tegen zijne overtuiging, tot zweren brengen. Gij kunt den staatsgendarme bezigen om hen te kerke ren, die oprechtelijk bezwaar hebben tegen een eedsfor mulier. Ge kent de huichelarij in de handen werken, en tevreden dat men u woorden napreveit, nopens gezindheid uzelven paaien. Ge kunt, terwijl op zedelijk gebied het wezen alles de schijn niets is, den regel omkeeren en met het compelle intrare (dwing ze om in te gaan) u tevreden stellen. Ge kunt, wanen den aanstormenden vijand, die met al forscher mokerslagen ieders k e r k-geloof ik herhaal -. opdat ge het wel verstaatieder k e r k-geloof, beukt, verpletterd te hebben omdat ge hem den rug toekeert. Meer dan dit kunt gij echter niet. Wat schoonen triomf, wat heerlijke zege zult gij aldan behaald hebben 1" Die zege is in onze oogen het verlaten van eene raadszitting niet waard. Of hechten zij zooveel waarde aan den eed, dat zij de belangen der gemeente niet vertrouwd achten in handen van mannen die eene belofte afleggen Laten zij dan luisteren naar het, zeker in hunne oogen onwrikbaar, getuigenis van een man, die, zooals ook zij zich gelieven te noemen, streng rechtzinnig is in de leer, van mr Q. Q. Van Swinderen, rechter te Groningen. Deze verklaart, op grond van zijne jarenlang onder vinding als rechterlijk ambtenaar, dat er o n- der eede vreeselijk gelogen wordt. Hj wil dan ook algeheele afschaffing van den eed, op het geheele rechtsgebied in Nederland. En waarom willen zj nu nog vasthouden aan eene ministerieele beslissing, die van zoovele zijden gewraakt wordt, om op staatsrechtelijk ge bied, achter den schijn van de wet te willen handhaven naar hunne opvatting, mannen, die steeds bewijzen gaven van hunne toewij ding en trouw aan de gemeentebelangen, te weren of tot een daad van huichelarij te dwingen Ons dunkt: zij hadden beter gedaan hunne vertooning na te laten, wanneer deze voortkomt uit die overwegingen. Ten onrechte bovendien beriepen zij zich op art. 144 der grondwetomdat de bevoegdheid, die daarin aan gemeenteb e s t u r e n wordt toegekend, hun toch niet als leden van den raad afzonderlijk kan worden verleend. Wel kunnen zij van het ieder bij de grond wet toegekende recht om te petitionneeren gebruik maken, en zich beklagen bij den koning over de handelwijze van den voorzitter. Maar dan zien wij op dit oogenblik nog niet in wat daarvan het gevolg zal wezen Mocht echter eens de houding van den voorzitter van hoogerhand worden goedgekeurd, zullen de vier raadsleden zich dan daarbij neerleggen of zullen zij voor goed heengaan, omdat zij met de twee niet beëedigde collega's niet kunnen samenwerken? Zoover zal zeker, hoe consequent die houding ook zou wezen, hunne vertooning wel niet gaan. Maar 'mochten de beide raadsleden, die hun belofte aflegden, gedwongen worden om te zwe ren, dan wordt het afleggen van den eed ook in dezen weder gereduceerd tot een vorm, welke meer hen verlaagt die anderen daar toe dwingen dan de personen, die, na eerst voor hunne overtuiging te zijn uitgekomen, voor de overmacht buigen. Maar ot de heeren Yan Swinderen en Massee, gebon den als zij zijn door hunne verklaring dat hunne godsdienstige gezindheid zich tegen het afleggen van den eed verzet, dan geneigd zullen en bereid mogen zijn, om aan dien dwang ge hoor te geven betwijfelen wij. En zoo zou het kunnen gebeuren, dat wij in het klein te Goes de Bradlaugh-vertooning te zien kregen en de kiezers ook geroepen werden om in dezen van hunne meening te doen blijken. Zoover gelooven wij echter niet dat het zal komen, maar met te meer belangstelling zien wij daarom den verderen loop van deze zaak te gemoet. En zoo de Goesche eeds-quaestie ons nader brengen mocht tot het doel, dat wij moeten bereikenvrijheid op dat gebied, dan blijft er nog reden genoeg om het gebeurde te prijzen, ook omdat dan voor zekere partij weer eene gelegenheid te minder bestaat om naar mid delen te zoeken, waardoor men agitatie kan wekken. Brouwershaven, 28 Sept. Volgens rap port van den vuurtoren van Wester-Scb ouwen komt een sleepboot, een sloep op sleeptouw heb bende, beiden met vlaggen op, van de Rotterdam en koersen naar Burghsluis. De equipage verlaat dus vermoedelijk het schip, hetwelk wrak zal zijn. In de boven voorzaal van de sociëteit St. Joris alhier had gisteren avond de jaarlijkscbe algemeene vergadering plaats van de naamlooze vennootschap Nijverheids- Vereeniging te Middelburg, onder leiding van den heer B. A. Verliep, voorzitter van het bestuur. Tegenwoordig waren 25 vennooten. De secretaris L. L. Woutersen bracht verslag uit over het jaar 1882/83, waaruit bleek dat dooi de vennootschap een pand was aangekocht, staan de op de Nieuwe Havendat sommige gebouwen eene voldoende, andere eene minder bevredigende winst hadden opgeleverd dat de tuin op het Noordbolwerk steeds in de gunst van Middel burgs publiek valt en met een nieuwe muziek tent werd verrijkt, dat de steenbakkerij meer en meer afnemers van haar fabrikaat vindt enz. Door den administrateur werd de rekening en balans medegedeeld, die door bestuurders en commissarissen is opgemaakt en door de verga dering daarop werd goedgekeurd en vastgesteld. Het dividend ter uitkeering werd bepaald op 4%. In plaats van den heerL. L. Woutersen, die als bestuurslid moest aftreden en niet herkiesbaar was, werd benoemd de heer J. C. Frederiks JSz. en voor de heeren P. A. Verhulst en J. P. Fokker als commissarissen uittredende en niet herkiesbaar zijnde, werden gekozen de heeren L. L. Wouter sen en J. C. Van den Broecke. De buitengewone vacature, in het college van commissarissen ontstaan door de benoeming van den heer J. C. Frederiks JSz. tot lid van het be stuur, werd vervuld door de benoeming van den heer P. Pichal. In tal van dagbladen, het eerst in het N. v. d. D., is een bericht opgenomen dat tot binnenvader en binnenmoeder in het burgerweeshuis te Middelburg benoemd zouden zijn J. Born en vrouw van Som- inelsdijk. In Middelburg bestaat echter geen vacature als binnenvader in het burgerweeshuis, dus heeft ook geen benoeming plaats gehad. Onze eerste berichtgever omtrent den toren te Vlissingen meldt, naar aanleiding van de mede- deeling van gisteren, het volgende Wat den terechtwijzer bewogen heeft om zooveel woorden te gebruiken alleen om te zeggen dat de toren niet geheel maar slechts gedeeltelijk moet afge broken worden, begrijp ik niet goed. Het hoofd feit toch dat de zeeboulevard, voor 't oogenblik, niet naar wensch kan aangelegd worden, blijft bestaan. Voor het overige wensch ik op zijne terecht, wijzing, ter mijner rechtvaardiging, te antwoorden, dat ik persoonlijk tegenwoordig geweest ben bij een gesprek, waarbij wel degelijk sprake was van geheele wegruiming van den toren, en dat het maken van een doorgang toen slechts als hulp middel werd genoemd voor het geval, dat de geheele afstand bezwaar ontmoette, zoo als wel gevreesd werd. De bewering van den schrijver dat van geheele afbreking nimmer sprake kan geweest zijn, omdat dit te veel geld zou kosten, is zeer zwak. Ik betwjjfel toch of er, tot hiertoe, eene ernstige raming van kosten gemaakt isterwijl ik durf onderstellen, het inwendige van den toren in aanmerking nemende dat de uitvoering der door hem genoemde werkzaamheden met den aankleve van dien, door hem veel te licht geschat wordt. In ieder geval vind ik den toren op den dijk, zij het dan ook met een poort, een heel leelijk ding, hoewel ik gaarne erken dat van het twee kwaden het minste en dus het verkieslijkste is. De heer Knudde, commies bij de directe belas tingen te Heinkenszand, is overgeplaatst naar de Kouter (gemeente Clinge.) Borssele, 27 Sept. In de heden gehouden vergadering van den dijkraad voor de waterkee- ring van Ellewoutsdijk en Borssele werd een na der voorstel van het dijksbestuur behandeld betreffende de schadeloosstelling van den grootsten eigenaar der gronden, die voor het maken van eene inlaag-kade moeten worden ingenomen. Na aanneming van dit voorstel is uit de onderhandeling gebleken dat met het aanbod geen genoegen werd genomen. Verder regelde de dijkraad de huur van het directiegebouw op den zeedijk van Borssele, inge richt voor woning van den waterstaatbouwkun- dige aldaar. TVolfaartsdijk, 27 Sept. Burgemeester en wethouders hebben in hunne vergadering van Woensdag tot tijdelijk secretaris benoemd den heer J. Van Damme Cz., beambte ter secretarie. Tholen, 27 Sept. Het korren der oesters heeft een aanvang genomen; zooals men weet mogen geen# oesters gekord worden dan op een afstand van 500 meters der zeewering. Aangezien- binnen dien afstand even goed oesters kunnen liggen, heeft een pachter van oesterperceelen alhier een duiker uit Oudorp laten komen, teneinde die oesters te doen opduiken. Sedert Maandag is men daarmede begonnen en hier wordt 30 per duizend oesters betaald. Benoemd tot vroedvrouw te Sint-Annaland op eene jaarwedde van/250, mejuffr. J. Stekete©/

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1883 | | pagina 1