N° 228.
126° Jaargang.
1883.
Donderdag
27 September.
Tmrpüsteii-stlfiriiilseliBpi
Gemeente-eigendommen.
Middelburg 26 September,
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen;
Prijs per 3/m. franco f 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent;
Advertentien - 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1 -7 regels f 1,50
iedere regel meer f 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
MIDDEIBURGSCHE COURANT.
Agenten voor dit blad zijn te VlissingenP. G. de Veij Mestdagh, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: F. van der Peijl, te Zierikzee: A. C. de Mooij, te Tholen: W. A. van Nieuwenhuijzen, en te Ter Neuzen: A. van der Peijl Jz.
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de Publicité G. L. Daübe en Cie. te Parijs, Londen, Frankfort a. M„ Berlijn, Weenen, Zurich, enz.
Zij, die zich met 1 October op deze courant
abonneerenontvangen de nog in deze maand
verschijnende nommers kosteloos.
De burgemeester en -wethouders van Middelburg,
gezien artikel 230 der gemeentewet,
gelet op de circulaire van gedeputeerde staten
van Zeeland van den 8en Augustus 1879, n° 5
(Prov. blad n° 73)
brengen ter kennis van belanghebbenden, dat
bij het gemeentebestuur is ingekomen een verzoek
van de firma Den Bouwmeester, Borsius en Yan
der Leijé, om van de gemeente in huur of erfpacht
te verkrijgen een stuk gemeentegrond, ter lengte
van 8 en ter breedte van 4 meters, gelegen ter
zijde van de nieuwgebouwde machine!oods op de
werf De Volharding, aan de zijde der Teermaga-
zijnstraat
bij de inwilliging van welk verzoek bedoelde
grond aan den openbaren dienst zal moeten worden
onttrokken.
Zij, die tegen deze uitgift in huur of erfpacht
bezwaren mochten hebben, worden verzocht deze
schriftelijk kenbaar te maken voor of op den
3™ October a.
Middelburg, den 25en September 1883.
De burgemeester en wethouders voornoemd,
PICKÉ.
De secretaris,
G. N. DE STOPPELAAR.
Het was in het jaar 1849, het eerste dus
na de groote staatkundige verandering, die
plaats had. De nieuwe kamer was bijeenge
komen en het adres van antwoord op de troon
rede werd behandeld. Thorbecke behoorde
destijds tot de leden der Gommissie van redactie
van dat adres, en was ook de steller ervan.
Daarbij had hij zich niet aan de koninklijke rede
gehoudenen de commissie was op zijn initi
atief, in afwijking van alle antecedenten, voor
de kamer verschenen met een zelfstandig stuk.
Dit antwoord vond dan ook ernstige bestrij
ding vooral van de zijde der regeering. Een paar
kamerleden wezen erop dat het ontwerp-adres
een verkeerden indruk buiten de kamer had
gemaakt of zou maken. Thorbecke stelde
daartegenover zijn meening dat men niet mocht
trachten aldus op de vertegenwoordiging invloed
uit te oefenen. „Wij zijn zoo zeide hij hier
geroepen, niet om van hetgeen men elders zegt
af te hangen, maar om naar eigen inzicht te
heslissen".
En met kracht verdedigde hij het stuk dat
bij tevens ongeschonden wilde houden. Juist
omdat het een zelfstandig stuk was, dat den
koning in antwoord op de troonrede zou wor
den aangeboden, wilde hij ook, zoodra de alge-
meene strekking van het adres was goedge
keurd, niet toestaan dat daaraan door eenig
amendeffioïd-~fte-4^cht werd ontnomen. Volg
de men bij vroegéfe adressen de koninklijke
aanspraak op den voel) verkreeg men daardoor
zinsneden, aaneengeregen zonder verder ver
band dan dat der trooijrede, en was het dan
niet moeilijk om, zonder sd'1:ide voor het geheel,
eene zinsnede weg te latdj1 of bij te voegen,
dit mocht echter volgens Rem bij het adres,
dat destijds aan de orde wa?; n'°t gebeuren;
de eenheid van geest moest nten bewaren, en
het recht van amendement moe?^ daarom bin
nen zeer nauwe grenzen worde:1 beperkt. De
commissie zoowel als de kameil moest zich
daarom verzetten tegen elke wijziging; waar
door die samenhang zou worden verbroken.
Van een blooten weerklank op de troonrede,
waarbij de zinsneden dier toespraak njet hoffe
lijke beleefdheid werden omgezet, zonder eenige
meening of oordeel te kennen te gevén> wilde
Thorbepke niet weten. Hij noemdedit een
ij dele formaliteit.
Waardiger stelsel noemde hij de r'ede des
konings te volgen om op elke zinsnede! a^s met
pen kritischen weerslag te antwoordej1; maar
dat vond hij destijds, toen men eene nieuwe
vertegenwoordiging en een nieuw gouvernement
had, ontijdig. „Moet niet zoo luidden zijn
woorden tot de kamer een nauwkeurig
onderzoek het oordeel voorafgaan Zoodra
men in de bijzonderheden der koninklijke rede
treedt, komt men en met het voorleden, en met
handelingen des tegenwoordigen bestuurs in
aanraking. Gij zult, dacht uwe commissie,
niet goedvinden dat het eerste woord, door deze
vertegenwoordiging aan den koning gericht,
tot botsing leide, en den blik liever op het
geen voor, dan op hetgeen achter ons ligt
willen vestigen."
Voor het bespreken van bepaalde belangen
achtte hij die gelegenheid ook niet geschikt;
daarvoor had men het recht van interpellatie, dat
van enquête en verder de gelegenheid welke
de begrootings- en andere wets voorstellen aan
bieden, om zoo menig publiek belang opzettelijk
„ter toets te brengen," zooals Thorbecke dat
uitdrukte. Daarom had de commissie van
redactie gemeend, dat de kamer liefst onder
het toebrengen een er erkentelijke hulde aan den
koning, zelfstandig en eenvoudig in haar naam
zou hooren uitspreken wat zij op het harte had.
En zoo kwam een adres van antwoord tot
stand dat geheel afweek van de adatwat in
verband met de veranderde omstandigheden
niet zoo opmerkelijk was maar en dit ver
dient wel de aandacht waaraan toen reeds
tot grondslag lag het beginsel dat men vrijelijk
zich kon bepalen tot een zelfstandig woord
zonder zich te houden aan de zinsneden der
troonrede.
In verband met hetgeen nu in de tweede
kamer is voorgevallen verdient dit zeker opmer
king. De bevoegdheid tot hetgeen deze thans
deed werd reeds bij het begin van het nieuwe
tijdperk in het regeeringsleven van ons land
door Thorbecke erkend, en het was op dien
grond dat de tweede kamer het recht had te
doen wat zij heeft gedaan.
Toch was het eerste adres van antwoord op
de troonrede na 1848 uitvoeriger dan dit stuk
in 1883 toch muntte het meer uit door een
Hinken en krachtigen toon, die de vertegen
woordiging aansloeg, maar daarvoor waren
belangrijke redenen, die thans niet bestaan.
In beginsel deed de tweede kamer van toen
en die van heden hetzelfde.
Onze eerste kamer echter hield zich ditmaal
aan de gewoonte. Zij wist natuurlijk niet
welke verrassing hare jongere zuster ons zou
bereiden en gaf een eenvoudigen weerklank op
de rede des konings. Zij onthield zich echter
van een oordeel uit te spreken over het beleid
der regeering of de gevoelens te uiten die zij
tegenover het nieuwe kabinet koesterde.
De financieele toestand en het financieel
beheer werden slechts een oogenblik de aan
dacht van deze kamer waardig gekeurd, alleen
natuurlijk om eene waarschuwing te geven,
wijl een berisping aan de regeering op dit
oogenblik nog niet gewettigd was.
Daar bepaalde zich de eerste schermutseling
tot een welgemeend en zeer gepast woord over
het verschil dat er bestond tusschen eene
vroegere verklaring van het hoofd van het
tegenwoordig kabinet en de paragraaf uit de
troonrede.
De heer Fransen Van de Putte wees erop
dat de premier den 9CU Mei dien financieelen
toestand niet zoo donker inzag en nog slechts
veronderstellenderwijze sprak over de noodza
kelijkheid van vermeerdering van 's rijks in
komsten. De premier en zijne staatkundige
vrienden beweerden vroeger, tegenover vorige
kabinetten altijd, dat versterking van middelen
niet noodig was en dat in de beperking van
de uitgaven het evenwicht van de begrooting
te vinden is. Aan die meening nu werd door
de troonrede, waarbij sprake was van eene
„onmisbare versterking van 's rijks inkom
sten, die zou worden voorgesteld" en door
eene nadere mededeeling van den minister van
financiën een dementi gegeven. Bovendien
heeft de redevoering bij de aanbieding der
begrooting ook ons voldoende gewezen op het
onhoudbare dier stelling.
Maar zoo lang niet naast die uiteenzetting
van den toestand een bepaald plan ons wordt
voorgelegd om aan de moeielijkheden een einde
te maken, hebben dergelijke schermutselingen,
die in de kamer zoowel als daarbuiten op
papier worden gevoerd, geen waarde.
En de schuld dat wij nog steeds met onze
belastinghervorming op zulk een lossen bodem
staan is waarlijk niet alleen bij de verschil
lende ministeries te zoeken er zijn er geweest
van goeden wil, die zelfs een inkomsten-belas
ting en eene rentebelasting ons wilden schen
ken, waaraan zoo dringend behoefte bestaat,
maar de vertegenwoordiging steunde hen niet.
Daardoor wordt het voor een minister van
financiën moeielijk ingrijpende maatregelen te
nemen.
Het zuiverste standpunt is zeker: leenen
voor openbare werken, spoorwegen en andere
voor het algemeen nuttige ondernemingen,
maar nooit voor gewone uitgaven, en allerminst
voor rente en amortisatie van nieuwe leeningen.
Zoo raakt men van zelf in steeds grooter
moeielijkheden en daarom is het een steeds
dringender eisch van het oogenblik dat men
die zaak flink regel e vóór men verder gaat.
Met deze tweede kamer en dit kabinet echter
zien wij daarin nog niet veel licht.
De eerste kamer toonde zich tegenover het
ministerie, niettegenstaande zij een uitvoeriger
adres van antwoord den koning zond, meer
gereserveerd dan de tweede.
In de bedoeling van de commissie van redac
tie van het adres in ons lagerhuis lag dit,
dunkt ons, niet. Zij wilde voorzeker alle
discussie over het kabinet, bij de bespreking
van het adres, tegengaan, in de meening dat
het beter was bij de aanstaande behandeling
der begrootingen de ministers op de hoogte te
brengen van hetgeen men van hen verlangt.
Maar dat alle leden haar daarin zouden steunen
zal zij zelve wel hebben betwijfeld. Wat nu
niet rechtstreeks kon plaats hebben wisten
enkele kamerleden langs een omweg te bereiken.
Over sommige punten moesten zij hun ge
voelen zeggen. In elk geval echter blijft het
adres, zooals het nu is vastgesteld, bepaald
een goed voorbeeld voor volgende jaren.
Tegenover een kabinet als het tegen
woordige is de grootste reserve noodig, wijl
het zelf behoefte toont te hebben om zijne plannen
en gedachten te verbergen. Daardoor ontstond
de eigenaardige wedstrijd in niets-zeggerij,
waarbij aan de kamer zeker wel de eerepalm
toekwam.
De commissie van redactie moge echter be
weren dat zij met die kortheid niets vijandigs
tegenover het kabinet bedoelde, - wij willen
dat aannemen, maar in dat korte stuk ligt
dan toch, naar ons inzien, zeker tegen hare
bedoelingeen streven verborgen om het
kabinet totaal te negeeren, waarvan moeilijk
het beledigende kan verborgen blijven voor
ieder die de geheimen kent der kunst om zelfs
achter weinig woorden zijne gedachten te ver
bergen. Dat de heer Heemskerk dadelijk die be
wering van niet vijandelijkheid aanvaardde was
van hem een even slimme diplomatieke zet evenals
de zinspeling van den heer Wybenga, in zijne
toespraak tot den heer Yan Rees, op het gebeur
de in den afgeloopeu zomer. Diens verzekering
dat hij den tegenwoordigen voorzitter der
tweede kamer liever in eene hoogere betrekking
had gezien was ook wel niet bepaald vijandig
tegenover het kabinet, maar aangenaam za)
men haar toch voor de ministers niet noemen.
Er hebben enkele schermutselingen door de
voorposten plaats gehad, al deden beide par
tijen ook al het mogelijke om elk treffen te
vermijden.
Slechts tirailleurs, als de heeren Keuchenius,
Yan der Hoeven en Reuther, gingen op ver
kenning uit, de twee eersten op het Billiton
terrein, de laatste op dat der defensie, maar
uit hunne verkenning valt nog niet veel af te
leiden. Alleen weten wij dat de gouverneur-
generaal het Billiton-votum met kalmte heeft
vernomen en daarin geen aanleiding vindt
tot heengaan, terwijl ook deze regeering dat
gevoelen deelt.
Maar toch hebben wij genoeg vernomen om
te weten dat er zeer veel beleid en overleg
noodig wezen zal om een ernstigen strijd te
voorkomen, een strijd die het tot stand
komen van het groote werk der grondwets
herziening en andere dringende maatregelen,
vooral op het gebied onzer financiën, zou kun
nen verhinderen.
Het is te wenschen dat bij de aanstaande
begrootings-discussiën dit niet uit het oog ver
loren moge worden en men vooraf de gevolgen
van een aanval goed overzie.
Bij Prov. blad n# 76 richt de commissaris des
konings in deze provincie de volgende circulaire
aan de colleges van burgemeester en wethouders.
Blijkens eene van den minister van binnenl.
zaken ontvangen aanschrijving komt het bij voort
during voor, dat oude monumenten gesloopt of
door herstellingen en verbouwingen aanmerkelijk
veranderd worden, zonder dat bouwkundige tee-
keningen en opmetingen worden vervaardigd.
Zoodoende gaat veel onherstelbaar verloren,
dat wellicht voor de kennis onzer geschiedenis en
der oude nationale kunst van belang is, en wordt
somtijds zelfs verzuimd, eene afbeelding te ver
vaardigen van hetgeen bestond.
„De minister wenscht daarom voortaan tjjdig
omtrent de bovenbedoelde sloopingen, herstellingen
en verbouwingen te worden onderricht, en ik heb
mitsdien de eer u uit te noodigen Z. E. steeds in
te lichten, zoodra u blijkt, dat het voornemen
bestaat tot slooping, herstelling of verbouwing
van oude stadhuizen, kerken, torens, kasteelen
poorten, merkwaardige gevels of andere gedenk-
teekenen van onze geschiedenis en kunst."
Vlissingen, 26 Sept. Naar wij vernemen
is thans uitgemaakt dat de toren van de groote
kazerne, genaamd de gevangentoren, op den West-
dijk, niet afgebroken mag worden en dus als een
„sta in den weg" ons moet blijven ergeren. Dit
is een groote teleurstelling voor allen die zich ver
heugden in het uitzicht, dat we een zeewandelweg,
in rechte lijn zouden verkrijgen, van de Watery
poort tot aan het badhuis. Er rest dus niet anders
dan den weg, op paalwerk, rond den toren te
leiden, een werk dat kostbaar in aanleg maar
bovenal in onderhoud zijn zal, terwjjl het bij
harden wind dikwijls ongeschikt zal blijken voor
wandelaars.
Wij willen hopen dat de oudheids commissie,
die dit besluit geprovoceerd heeft, de groote waarde
van dezen steenklomp in 't licht zal willenstellen,
want wij hebben daarvan vóór dezen niets gehoord.
De Israël.-vereeniging Eendracht maakt Macht,
grootendeels bestaande uit jongelieden en voor de
eerste maal in 't openbaar optredende, heeft gisteren
avond eene tooneeluitvoering gegeven ten voor-
deele der noodlijdenden door de ramp in Nederl.
Indië.
De spoedige optreding der vereeniging was eene
gelukkige gedachte, wijl spoed in deze eene hoofd-
vereischte is.
Een drietal kleine, aardige stukjes, Een kleine
vergissing, blijspel met zang in een bedrijf Het
bedrogen drietal, idem, en Hetlevenddoode snijders-
gaar, blijspel in twee tafereelen, werden allerliefst
en vlug afgespeeld.
Een stampvolle zaal en luide toejuiching, be
loonden de vereeniging voor haren ijver en hare
moeite.
De netto opbrengst der voorstelling bedraagt
113.73.
Voor de ramp in Indië is nog bijeengebracht
te Zierikzee 639.46), te Rilland-Batk 99.75 en
te Krabbendijke 34.51).
Vlissing-en, 26 Sept. De Floralia-ïcnïoQri-
stelling, welke door bjjzondere omstandigheden
hier eenige vertraging heeft moeten ondervinden,
zal thans, in afwijking van vroegere jaren, op
Zaterdag en Zondag e. k. plaats hebben in de
zaal van den heer Kuijpers. De inlevering der
plantjes moet Vrijdag avond geschieden. De uit
reiking der prijzen zal nu op a. Zondag plaats
hebben, en een muziekgezelschap van Middelburg
zal zich, onder directie van den heer Liesoy, bij
die gelegenheid doen hooren.
does, 26 Sept. In de heden gehouden zitting
van den gemeenteraad, die zich door een bjjzondeï