Staten-generaal
De millioenenspeech.
einde der rorige eeuw deed een Engelschman
de reis van Londen naar Edinburg in Schotland
in drie dagen en drie nachten en moest daarbjj
verscheidene malen van paarden verwisselen. Zijne
vrienden waarschuwden hem bij het vertrek dan
nog voor te groote snelheid, aangezien die voor
de gezondheid gevaarlijk is. Thans beklaagt men
zich over de langzaamheid der sneltreinen en
rjjdt men met bliksemtreinen.
Wat een gehuwde vrouw denktdat zij op
haar 164e jaar een zeer lief meisje was; dat zij
zeer veel huwelijksaanzoeken gehad heeft of ge
had hebben kon, als zij dat maar gewild had
dat al haar vriendinnen iets ouder zijn dan zij
zeggen; dat zij eigenlijk toch zeer goedhartig is;
dat de menschen de bekoorlijkheden van mevrouw
A. of mejuffrouw B. toch eigenlijk te veel ophe
melen; dat haar man beter zou gedaan hebben
als hij altijd haar raad had gevolgddat hare
schoonmoeder enkele zeer onaangename hoeda
nigheden bezit; dat hare kinderen aardiger zijn
dan die van mevrouw Cdat zij toch wel eens
zou willen weten of haar man wanneer hij uitgaat,
werkelijk gaat naar het koffiehuis dat hij haar
opnoemt; dat alle oude jonge juffrouwen zeer te
beklagen zijn.
Dit vertelt ons een schrijver, wiens naam wij
niet zullen noemen om hem dreigbrieven en
wederleggingen van „zachte handen" te besparen,
In de diamantvelden in Zuid-Afrika is weder
een fraaie diamant gevonden van 130 karaat. De
diamantmaatschappij Independent is de gelukkige
bezitster.
Het eiland Ischia is Dinsdag nacht, 11 op
12 dezer, opnieuw het tooneel geweest van ge
duchte aardbevingen. Geen mensch bleef dien
nacht in zijn woning. Dadelijk toen men de
aardschudding bemerkte ijlde men voort, totdat
de stad ver achter den rug lag en volgens
ooggetuigen waren de ingezetenen schier zonder
uitzondering, met achterlating van al 't geen til
bare have mocht heeten, in wilden angst gevlucht.
Den daarop volgenden dag waagde het nog bijna
niemand om naar de verlaten woonplaatsen terug
te keeren, zoodat ook de nacht van Woensdag
op Donderdag in het vrije veld werd doorgebracht.
De Vulkaan Epomeo heeft zijn dreigende houding
niet in 't geringste gewijzigd. Dit de menigte
scheuren, welke de jongste aarbevingen in zijn
hellingen hebben doen ontstaan, stijgen voortdurend
zware rookwolken opwaarts. Ook de Montecito,
welke als het middelpunt der Ischia-vulkanen
wordt beschouwd, rookt zonder tusschenpoozen.
In een beroemd paardenspel zag men week
in week uit, avond op avond, een heer op dezelfde
plaats zitten hij kwam even vóór het begin der
voorstelling voor dat het laatste noinmer van het
program was afgewerkt en ging niet heen.
Hjj sprak met niemand en ook niemand wist wie
hij was. Eindelijk ging een heer naast den onbe
kende zitten en knoopte een gesprek met hem
aan. >Gjj zjjt een geregeld circusbezoeker, mijn
heer »Jawel." „Gij verzuimt geene voor
stelling »Neen, geene" »Het is ook zeer
interessant de paarden te zien." - „Neen, dat
vind ik niet. Wanneer een paard voor een wagen
gespannen is, dan heb ik achting voor het nut,
dat daardoor bewezen wordt, maar aan de bespot
telijke capriolen, die hier de dieren maken moeten,
heeft niemand iets.
»Dan bevallen u misschien de gymnasten?"
»0 neen, die lui kan ik niet uitstaan. Die
halsbrekende toeren maken mij angstig en dat is
voor mij te onaangenamer, aangezien de dokter
mij voor gemoedsbeweging gewaarschuwd heeft."
- >0 dan begrijp ik waarom u het circpre aan
trekthet zijn de clowns, die u amuseeren."
„God bewaar me, ik kan buiten me zeiven ge
raken, als ik zie, hoe die luidjes hun gezicht be-
smeeren, het lichaam kronkelen en de domste
gezichten trekken." „Is het mogelijk. Zijn
het dan misschien de rijderessenPardon,
'k heb me nooit met dames van 't theater inge
laten." „Wel dan zullen het de accrobaten of
balletdansers zjjn »0 neen geloof me,
ik heb vrij wat schooner zaken gezien." »Dat
is onbegrijpelijk. Bewondert ge dan misschien de
gedresseerde varkens en honden of de andere dieren
»Neen, neen, ik ben lid van de vereeniging tot
die zjjn zelfzuchtigen aard streelden en zijne ver
doofde zinnen opwekten. Zjjn rheumatiek week
voor het geduldig wrijven, voor eene behandeling
waaraan Magdalena den schjjn van een genot wist
te geven. Zijn tafel bood hem dagelijks nieuwe
verrassingen zijn gehemelte werd telkens door het
een of andere fijne gerecht geprikkeld en zijn geest
begon iets van zjjn vroegere levendigheid te herkrij
gen. Met de ellebogen op de tafel en een soort
van glans in de oogen babbelde hjj, door de rook
van zjjn pjjp heen, met Magdalena, die tegenover
hem zat, hem een weinig coquet toelachte en hem
ongemerkt hielp om oude herinneringen op te
halen. Als hjj dan in zjjn stoel in slaap viel, met
zjjnemuts scheef op het hoofd, stond de huishoud
ster op en bracht hem naar bed, nadat zjj hem
een doek om het hoofd gebonden had. Vervolgens
stak zjj een nachtlichtje aan en verliet op de
toonen de kamer, net alsof zjj niet hoorde, dat hjj
haar heel zachtjes riep. Als hjj 's morgens ont
waakte, stond zijn kop chocolaad voor zijn bed.
En dan begonnen al die heerljjkheden weer van
voren af aan. Maar daar werd eensklaps een kist
toegespjjkerd, of Magdalena sleepte met een koffer
en dat viel hem als lood op het hart. Dan had
hjj geen rust. Hjj draaide om haar heen, al soe
zende en op zjjn knevel knauwende. Hjj scheen te
aarzelenen liep eensklaps weg.
Zjj liep hem meestal met het hoofd tusschen
de handen wanhopig na, of haalde de schouders
op en bromde;
»Gjj zult er wel toe komen 1"
bescherming der dieren en de enkele gedachte
hoeveel slaag de dieren zullen gekregen hebben,
vóórdat zjj hun kunstjes kenden, doet mjj reeds
ljjden en vergalt alle genoegen." »Maar ge-
eerde heer dan begrjjp ik toch waarlijk niet, wat
u avond op avond tot een bezoek aan het cirque
nopen kan." „Nu dat wil ik u wel zeggen.
Ik heb een vordering op den directeurde man
kan mjj niet betalen, en nu tracht ik, die het
cirque kosteloos bezoeken kandaardoor ten
minste rente van mijn geld te trekken."
Wjj zullen onze lezers niet vermoeien met het
meed'eelen van de vele cjjfers die bjj deze gelegen
heid werden opgenoemd. Wjj deelden gisteren
mede dat er nog blijft te voorzien in een tekort
van ruim 68 millioen en laten, om onze lezers op
de hoogte te brengen van de meening der regee
ring, nu volgen het slot van de rede van den
minister van financiën.
Dit slot luidt als volgt
Naar het mjj voorkomt behoort alle onzekerheid
weggenomen te worden nopens hetgeen der re
geering tegenover zulke cjjfers te doen staat, en
ik wensch de kamer daarom thans reeds de ge-
dagsljjn mede te deelen die ik in deze denk te
volgen.
Voor een klein gedeelte van die som het
straks becjjferd nadeelig verschil tusschen de ge
wone ontvangsten en uitgaven over 1884 zullen
mijns inziens nieuwe belastingen moeten opge
legd worden, daar een nauwgezet onderzoek heeft
doen zien dat op de gewone uitgaven niet noemens
waardig kan bezuinigd worden. Het overige zal,
bjj gemis aan andere buitengewone baten, door
gêldleening moeten gevonden worden.
Ik acht het intusschen noch wenscheljjk noch
noodzakeljjk een voorstel tot het aangaan van
zoodanige geldleening reeds nu aan de goedkeu
ring der wetgevende macht te onderwerpen.
Spaavzaamheid is onder de tegenwoordige omstan
digheden voor de regeering een dure plicht, en
zjj zou 'die in mjjn oog verzaken, door eene groote
som geld in leen op te nemen, welke niet terstond
immers binnen enkele maanden voor de
behoeften van den dienst gevorderd wordt.
Aan den anderen kant mag niet worden voorbjj
gezien dat aan de uitgifte van vlottende schuld
tot zoodanig bedrag als telkens blijkt noodig te
zijn, gevaren verbonden zjjn, welke grooter worden
naarmate de hoeveelheid der in omloop zijnde
schatkistpromessen en biljetten toeneemt, waarom
de som waarvan hier sprake dan ook niet
in haar geheel door uitgifte van vlottende schuld
zal te vinden zjjn.
Tot toelichting van het zoo even gezegde, zjj
het mjj veroorloofd hier enkele mededeelingen te
doen nopens keigeen de ondervinding, in het af-
geloopen jaar opgedaan, ten deze geleerd heeft,
Het zal aan de kamer bekend zjjn, dat de koers
van het geld sedert het najaar 1882 tot medio
Maart, dat is juist gedurende het tjjdvak waarin
de meeste schatkistpromessen werden uitgegeven,
zeer hoog was.
De gemiddelde daarvoor door den staat betaalde
rente bedroeg niet minder dan bjjna 5 7,«
Desniettemin is in het geheel aan interesten van
de voor den Nederlandschen staatsdienst in 1882
en 1883 tijdelijk opgenomen gelden slechts betaald
203,080.74, terwjjl, wanneer de onlangs geplaat
ste leening die den staat slechts even 4 rente
kost reeds in het afgeloopen jaar bjjv. in
November te gelde was gemaakt, aan inte
resten zou zjjn verschuldigd geweest eene som
304,500 of ruim 100,000 meer dan nu betaald is.
Ik wensch Hierbij niet onopgemerkt te laten,
dat dit resultaat ten deele te danken is aan de
welwillende medewerking van de Nederlandsche
bank, die, toen 's lands kas na de eerste storting
op de leening weder ruim van geldmiddelen voor
zien was, alle schatkistpromessen, welke aan haar
werden aangeboden, voor rekening van den staat
disconteerde en de daarmede behaalde winst, tot
een bedrag van 52,294,78, in 's lands schatkist
stortte. Ook aan de houders van schatkistbiljetten
werd de gelegenheid geopend die vóór den ver
valdag, mits onder korting van rente, ter betaling
aan te bieden en uit dien hoofde eene besparing
verkregen van 2,154,55.
Voorts heeft de ondervinding geleerd dat de
vlottende schuld bjj het groote publiek als middel
tot geldbelegging niet gewild is. Zoolang de bank-
rente laag was. werden nagenoeg alle promessen,
uit den aard der zaak, dadelijk na de uitgifte, bjj
de Nederlandsche bank onder gebracht. Maar ook
toen de rente hoog was en promessen van mindere
De tjjd ging echter voorbjj en Magdalena werd
werd ongeruster; want Angelus zag er zoo ma
ger en bleek uit, dat zjj stellig dacht, dat hij
ziek zou worden.
»Het is het meisje dat hem door het hoofd
maalt," dacht zjj Zjj had hem verboden om uit
te gaan en hjj verliet de drukkerjj niet. Om zich
bezig te houden deed hjj het werk van den pa
troon, en die vond het luieren zeer aangenaam.
De jongeling was scherpzinnig en kon hem heel
goed vervangen, zoodat de oude man voortaan
geheel voor zjjn gemak kon leven.
Intusschen liet Magdalena een spoorwegboekje
halen en op zekeren avond legde zjj het op tafel
om de treinen na te kijken.
Baas Barbarin verschoot van kleur; hij had pas
gegeten en zjjne spjjsverteering dreigde erdoor
verstoord te worden. Dus was het uitMagdale
na ging heen en hjj bleef alleen. Hjj werd zoo
met zichzelf begaan, dat hjj de tranen in de oogen
kreeg en mompelde
»Dus is het beslist, Magdalena Helaas Ik
ben oud, ik zal het niet lang meer maken, gjj
hadt nog wel een poosje geduld kunnen hebben
»En mjjn zoon zei zjj.
»Luister, als gij wilt, zal ik hem de druk
kerij afstaan; daar, dadeljjk, als ge wilt," sprak
hjj met inspanning.
Zjj schudde het hoofd.
»Ik wil dat hjj trouwt en dat is hier niet
mogeljjk tenzij
Hjj herhaalde gedwee
bedragen dan van ƒ10,000 verkrijgbaar waren
gesteld, werd de vroegere verwachting niet ver-
wezenljjkt dat dergeljjke stukken, ten minste tot
een noemenswaardig bedrag, door buiten de eigen-
ljjke geldmarkt staande personen kapitalisten
en renteniers tot geldbelegging zouden genomen
worden. Sedert Januari jl. toch is tegenover een
bedrag van ƒ42,740,000 aan stukken van 10,000,
slechts 760,000 aan stukken van ƒ1000 uitge
geven, terwjjl de prijs, welke voor de promessen
geboden werd, niet steeg naar mate die soort van
schuld, bjj de grootere hoeveelheden welke daar
van in omloop kwamen, allengs meer bekend raakte
maar ten nauwste verband bleef houden met de
rente, waarvoor gouvernementspapier bjj de Ne
derlandsche bank kon gedisconteerd worden.
Naar schatkistbiljetten was evenmin eenige vraag
van beteekenis. In het geheel kwam daarvan
slechts een bedrag van 1,640,000 in omloop.
Uit een en ander volgt dat de rente, waarvoor
de staat tjjdeljjk geld ter leen kan opnemen, tot
dusverre zich niet regelt naar den koers der nati
onale schuld of met andere woorden naar het kre
diet dat de Nederlandsche staat geniet, niet naai
de meerdere of mindere vraag naar bewijzen voor
vlottende schuld of naar de tjjdelijke waarde van
het geld, maar uitsluitend naar de beslissing om
trent de rente, waarvoor de Nederlandsche bank
de schatkist-promessen op eenen bepaalden dag
zal willen disconteeren. En wanneer omtrent het
laatste punt onzekerheid bestaat, dan blijft den
minister van financiën steeds het gevaar boven het
hoofd zweven dat eene aangekondigde inschrijving
voor promessen niet zal worden volteekend, met
andere woorden dat hjj de som, die op een be
paalden dag voor de behoeften van den staatsdienst
noodig is, niet zal kunnen bekomen.
Met het oog op het bovenstaande zal met de
indiening van een wetsontwerp tot het aangaan
van eene geldleening niet langer dan tot omstreeks
het voorjaar moeten gewacht worden. Bljjken de
bezwaren tegen de uitgifte van vlottende schuld,
waarop ik boven doelde, dan niet van overwegen
den aard te zjjn, dan zal de uitvoering der lee-
ningswet nog eenigen tjjd kunnen worden uitge
steld waaraan tevens het voordeel zou verbonden
zjjn, dat de leening kan worden te gelde gemaakt
op het daarvoor meest geschikte tijdstip, hetwelk
a priori nimmer met zekerheid te bepalen is.
Ten aanzien van het bedrag, hetwelk ter leen
zal moeten opgenomen worden, merk ik het vol
gende op
Vooreerst zal dienen gezorgd te worden voorde
dekking der straks becjjferde begrootingstekorten,
verminderd met de opbrengst der nieuw in te
voeren belastingen over het jaar 1884, voor welke
aldus verminderde tekorten ik thans eene ronde
som stel van 65,000,000.
Voorts behoort gelet te worden op de na 1884
te bekostigen buitengewone uitgaven voor de ver
legging van den Maasmond, het maken van een
kanaal van Amsterdam naar de Merwede en voor
den aanleg van staatsspoorwegen, waarvoor zeker
niet minder zal gevorderd worden dan ruim
30.000.000zoomede op de eventueel goed te
keuren uitgaven voor de verbetering van den fiot-
terdamschen waterweg en de voltooiing van het
vestingstelsel, en op de bedragen welke tot ver
sterking van de Indische middelen zullen bljjken
poodig te zjjn.
Van de genoemde bedragen zal, zooals in de
memorie van toelichting op het VIP hoofdstuk A
der aangeboden begrooting is opgegeven, gedu
rende het jaar 1884 voor de behoeften van den
Nederlandschen staatsdienst moeten opgenomen
worden, ongeveer35.000.000
terwjjl voor de voorziening in het
kas tekort van den Indisehen dienst
voor dat jaar gerekend wordt op 14.000.000
Te zamen ongeveer 49.000.000
In geen geval zal de eerstvolgende leening der
halve een minder cjjfer kunnen bedragen dan
omstreeks 50.000.000.
Mocht het om de straks genoemde redenen
mogeljjk bljjken de uitgifte van zoodanige leening
nog wat uit te stellen, dan zou ook om de
gegronde bedenkingen tegen het telkens aangaan
van leeningen tot betrekkeljjk geringe bedragen,
te voorkomen, het even genoemde cjjfer nog
te verhoogen zijn met een gedeelte van de som,
welke tot bestrijding der uitgaven voor 1885 zal
bljjken noodig te zjjn.
Het zjj mjj vergund deze opmerkingen nopens
eene volgende geldleening te besluiten met een
paar korte mededeelingen nopens de in April jl.
te gelde gemaakte leening van 60.900.000.
In de memorie van toelichting van het VIIe
hoofdstuk A zjjn eenige bjjzonderheden nopens die
welgeslaagde financieele operatie opgenomen. Ik
kan daarbjj thans voegen, dat de stortingen op
de destijds uitgegeven obligatiën sedert het op
maken van dat stuk zjjn afgeloopen en dat alle
inschrijvers, binnen den daarvoor bepaalden ter-
»Tenzjj, wat?"
»Och, Theophilus, laten wij dat laten rusten.
Gjj hebt geen hart en ik verlaat u nu bjjna zon
der wroeging. Neen, gjj hebt geen hartgeen
medeljjden, geen gevoel van rechtvaardigheid.
Ik heb u mjjn leven gewijd, niettegenstaande gjj
oud waart en ik niet van u hield. Maar ter wille
van mjjn zoon heb ik in alles berust. Ik hoopte
dat mjjn gedrag u zou verteederen, dat het ge
zicht van uw kind uw liefde voor hem zou op
wekken, dat gjj hem met trots eenmaal zoudt
erkennen; want gij behoeft u niet over hem te
schamenhjj is mooi, hij is knap, hij is braaf.
Gjj hadt ons uw naam kunnen geven wjj zouden
het verdienen en gjj zjjt het ons verschuldigd
maar gjj zjjt een egoïst en dus verlaten wjj u!"
Zjj maakte een gebaar. Hjj dacht dat zjj op
stond en strekte de hand uit.
„Dps," zei hij, >dus wilt gjj dat ik met u
trouw? Op onzen leeftjjdmen zal mij uitla
chen
„En wat zou dat? Men zal misschien bab
belen; maar de fatsoenljjke lieden zullen zeggen
dat gjj uw plicht gedaan hebt. En gij zult er
geen berouw van hebben, Theophilus. In plaats
van alleen te leven en te sterven zonder iemand
om u de oogen te sluiten en voor u te bidden,
zult gij een familie om u heen hebben, die u
vereert en aanbidt. Men zal u niet meer uitla
chen als men ziet hoe gelukkig wjj u maken."
De oude man boog het hoofd en was ten prooi
aan allerlei ongekende gewaarwordingen. Die
mjjn, aan hunne verplichtingen hebben voldaan.
De opbrengst dier leening is verder aangewend
tot delging van de geheele nog in omloop zjjnde
vlottende schuld, terwjjl daarna nog voldoende
gelden in kas zjjn gebleven om daaruit de staats
uitgaven tot December a. te bestrijden. Voor de
betaling der met 1° Januari verschuldigde rente
zal, zooals door mjjn ambtsvoorganger reeds werd
opgemerkt, in ieder geval weder geld moeten op
genomen worden.
Ik wensch ten slotte nog een enkel woord te
zeggen nopens de plannen der regeering ten aan
zien van eene versterking der gewone staatsont-
vangsten.
Geljjk ik boven becjjferde, is het tekort op de
gewone middelen voor 1884 voorloopig te stellen
op ƒ7.600.000. Ik zal geenszins de mogeljjkheid
ontkennen dat dit cjjfer, bjj de afsluiting der
rekening blijken zal wat ruim geraamd te zjjn,
maar wensch niettemin reeds nu uitdrukkeljjk op
de onwaarschjjnljjkheid te wijzen dat dit tekort
in dezelfde mate als in vroegere jaren vermin
deren zal. Het is aan de kamer bekend dat als
grondslag voor de raming der middelen in den
regel wordt aangenomen het gemiddelde cjjfer der
opbrengst over de laatste drie jaren. Is die op
brengst stjjgende, zooals dit tot en met het jaar
1881 get geval was, dan bljjft die, soms zelfs aan-
zienljjk, boven het aanvankeljjk daarvoor ge
raamd bedrag. Doet zich daarentegen het ver-
sehjjnsel voor 't welk wjj sedert het jaar 1881
waarnemen, nameljjk, dat de gewone staatsin
komsten niet meer toenemen, dan zal geljjk
met de dienstjaren 1883 en 1884 gebeurde, de
raming nog gedurende een paar jaren steeds hooger
worden maar bij de mededeeling der uitkomsten
zal niet meer, zooals in de laatste jaren placht
te geschieden, op het verblijdend feit kunnen ge
wezen worden dat de werkeljjke opbrengst die
raming met eene aanzienljjke som heeft overschre
den en het tekort zelf dientengevolge vermindert.
En ten andere dient men in het oog te houden,
dat ook de zoogenaamde besparingen op de uit
gaven bjj het streven om de eindejjfers der be
grootingen tot het laagst mogeljjke bedrag terug
te brengen, gaandeweg wel moeten verminderen,
en daarmede de waarschjjnljjkheid dat ook uit
dien hoofde bjj het afsluiten der rekening eene
vermindering van het vroeger geraamd tekort te
constateeren zal zjjn.
Ik kan mjj ten deze dan ook niet op het stand
punt stellen, dat meer dan een mjjner ambts
voorgangers vroeger heeft ingenomen, wanneer zjj
verklaarden op de mogeljjkheid van een veel
minder groot tekort dan door hen geraamd was,
wel is waar niet te willen rekenen, maar die toch
a priori evenmin te willen ontkennen. Naar mjjne
overtuiging integendeel zal men, om teleurstellingen
te voorkomen, wel doen door uit te gaan van de
onderstelling dat de gewone uitgaven over het
jaar 1884, zooals die bij deze begrootingsontwerpen
zjjn voorgedragen, de gewone ontvangsten met
slecht weinig minder dan 7 millioen zullen
overschrijden, terwjjl op eene vermindering van
dat cjjfer in de eerstvolgende jaren voor alsnog
weinig uitzicht schjjnt te bestaan bjj de omstan
digheid, dat de voor rente en amortisatie van
schuld benoodigde sommen in die jaren nog
aanzienlijk zullen moeten toenemen.
Het ligt dan ook in mjjne bedoeling aan de goed
keuring der wetgevende macht eenige voorstellen
te onderwerpen tot versterking van 's lands gewone
inkomsten met een bedrag, ongeveer geljjkstaande
aan de zooeven genoemde som van 7jf millioen.
Die voorstellen zullen achtereenvolgens en zoo
spoedig als met eene goede bewerking bestaanbaar
is, ter uwer kennis gebracht worden.
Ten slotte veroorloof ik mjj de gebruikeljjke
machtiging te vragen om, tot dekking van het
nadeelig verschil tusschen de geraamde ontvang
sten en uitgaven voor 1884, schatkistpromessen
of biljetten uittegeven tot een maximum bedrag
van 29.600.000.
woordenvader, familie, vonden voor het eerst
weerklank in zjjn hart, dat hevig begon te klop
pen en eensklaps behoefte kreeg om zich te uiten.
Daar vloog de deur open en Angelus stortte
als een razende Roeland met vliegende haren en
een brief in de hand, de kamer in. Hjj riep
Magdalena geheel buiten adem toe
»Van mevrouw Morimbeau!"
Magdalena opende den brief met verbazing en
zei aangedaan tot Angelus
»Loop gauw en zeg aan mevrouw Morim
beau dat ik morgen kom."
Angelus wilde, dol van bljjdschap, wegsnellen,
doch de boekdrukker riep hem zoo hard terug
dat hjj bleef staan en om de deur keek.
„Wat is er?" riep hjj, en wilde weer weg
hollen.
»Luister een boodschap het
is stotterde Barbarin. »Kom hier
maar wat drommelkom dan toch hier 1"
En toen Angelus vol ongeduld voor hem stond,
greep hjj hem bjj zjjn jas, trok hem naar zich
toe --en gaf hem een kus op zjjn wang.
»Maak nu dat gjj weg komt," stamelde hjj
met vochtige oogen.
Magdalena had de grootste moeite om niet in
tranen uit te barsten. Zjj las haar brief nog eens
om haar fatsoen te houden en zei eindeljjk
>Mevrouw Morimbeau meldt mjj dat het
jonge meisje, dat Angelus afgewezen heeft, mjj
verlangt te spreken. Het is een welopgevoed
meisjezjj wil zich zeker verontschuldigen. Maar-
welbeschouwd doe ik misschien beter om er niet
heen te gaan, want als zjj over de positie van
Angelus begint
Baas Barbarin was opgestaan zonder hulp, alsof
zjjn ontroering hem verjongd hadhjj ging naar
Magdalena toe, sloot haar in de armen en zag
haar door zjjne tranen heen aan, zeggende
Welnu! zeg haar dat Angelus onze zoon
is, mevrouw Barbarin 1"
Wordt vervolgd.)