Staten-generaal De millioenenspeech. einde der rorige eeuw deed een Engelschman de reis van Londen naar Edinburg in Schotland in drie dagen en drie nachten en moest daarbjj verscheidene malen van paarden verwisselen. Zijne vrienden waarschuwden hem bij het vertrek dan nog voor te groote snelheid, aangezien die voor de gezondheid gevaarlijk is. Thans beklaagt men zich over de langzaamheid der sneltreinen en rjjdt men met bliksemtreinen. Wat een gehuwde vrouw denktdat zij op haar 164e jaar een zeer lief meisje was; dat zij zeer veel huwelijksaanzoeken gehad heeft of ge had hebben kon, als zij dat maar gewild had dat al haar vriendinnen iets ouder zijn dan zij zeggen; dat zij eigenlijk toch zeer goedhartig is; dat de menschen de bekoorlijkheden van mevrouw A. of mejuffrouw B. toch eigenlijk te veel ophe melen; dat haar man beter zou gedaan hebben als hij altijd haar raad had gevolgddat hare schoonmoeder enkele zeer onaangename hoeda nigheden bezit; dat hare kinderen aardiger zijn dan die van mevrouw Cdat zij toch wel eens zou willen weten of haar man wanneer hij uitgaat, werkelijk gaat naar het koffiehuis dat hij haar opnoemt; dat alle oude jonge juffrouwen zeer te beklagen zijn. Dit vertelt ons een schrijver, wiens naam wij niet zullen noemen om hem dreigbrieven en wederleggingen van „zachte handen" te besparen, In de diamantvelden in Zuid-Afrika is weder een fraaie diamant gevonden van 130 karaat. De diamantmaatschappij Independent is de gelukkige bezitster. Het eiland Ischia is Dinsdag nacht, 11 op 12 dezer, opnieuw het tooneel geweest van ge duchte aardbevingen. Geen mensch bleef dien nacht in zijn woning. Dadelijk toen men de aardschudding bemerkte ijlde men voort, totdat de stad ver achter den rug lag en volgens ooggetuigen waren de ingezetenen schier zonder uitzondering, met achterlating van al 't geen til bare have mocht heeten, in wilden angst gevlucht. Den daarop volgenden dag waagde het nog bijna niemand om naar de verlaten woonplaatsen terug te keeren, zoodat ook de nacht van Woensdag op Donderdag in het vrije veld werd doorgebracht. De Vulkaan Epomeo heeft zijn dreigende houding niet in 't geringste gewijzigd. Dit de menigte scheuren, welke de jongste aarbevingen in zijn hellingen hebben doen ontstaan, stijgen voortdurend zware rookwolken opwaarts. Ook de Montecito, welke als het middelpunt der Ischia-vulkanen wordt beschouwd, rookt zonder tusschenpoozen. In een beroemd paardenspel zag men week in week uit, avond op avond, een heer op dezelfde plaats zitten hij kwam even vóór het begin der voorstelling voor dat het laatste noinmer van het program was afgewerkt en ging niet heen. Hjj sprak met niemand en ook niemand wist wie hij was. Eindelijk ging een heer naast den onbe kende zitten en knoopte een gesprek met hem aan. >Gjj zjjt een geregeld circusbezoeker, mijn heer »Jawel." „Gij verzuimt geene voor stelling »Neen, geene" »Het is ook zeer interessant de paarden te zien." - „Neen, dat vind ik niet. Wanneer een paard voor een wagen gespannen is, dan heb ik achting voor het nut, dat daardoor bewezen wordt, maar aan de bespot telijke capriolen, die hier de dieren maken moeten, heeft niemand iets. »Dan bevallen u misschien de gymnasten?" »0 neen, die lui kan ik niet uitstaan. Die halsbrekende toeren maken mij angstig en dat is voor mij te onaangenamer, aangezien de dokter mij voor gemoedsbeweging gewaarschuwd heeft." - >0 dan begrijp ik waarom u het circpre aan trekthet zijn de clowns, die u amuseeren." „God bewaar me, ik kan buiten me zeiven ge raken, als ik zie, hoe die luidjes hun gezicht be- smeeren, het lichaam kronkelen en de domste gezichten trekken." „Is het mogelijk. Zijn het dan misschien de rijderessenPardon, 'k heb me nooit met dames van 't theater inge laten." „Wel dan zullen het de accrobaten of balletdansers zjjn »0 neen geloof me, ik heb vrij wat schooner zaken gezien." »Dat is onbegrijpelijk. Bewondert ge dan misschien de gedresseerde varkens en honden of de andere dieren »Neen, neen, ik ben lid van de vereeniging tot die zjjn zelfzuchtigen aard streelden en zijne ver doofde zinnen opwekten. Zjjn rheumatiek week voor het geduldig wrijven, voor eene behandeling waaraan Magdalena den schjjn van een genot wist te geven. Zijn tafel bood hem dagelijks nieuwe verrassingen zijn gehemelte werd telkens door het een of andere fijne gerecht geprikkeld en zijn geest begon iets van zjjn vroegere levendigheid te herkrij gen. Met de ellebogen op de tafel en een soort van glans in de oogen babbelde hjj, door de rook van zjjn pjjp heen, met Magdalena, die tegenover hem zat, hem een weinig coquet toelachte en hem ongemerkt hielp om oude herinneringen op te halen. Als hjj dan in zjjn stoel in slaap viel, met zjjnemuts scheef op het hoofd, stond de huishoud ster op en bracht hem naar bed, nadat zjj hem een doek om het hoofd gebonden had. Vervolgens stak zjj een nachtlichtje aan en verliet op de toonen de kamer, net alsof zjj niet hoorde, dat hjj haar heel zachtjes riep. Als hjj 's morgens ont waakte, stond zijn kop chocolaad voor zijn bed. En dan begonnen al die heerljjkheden weer van voren af aan. Maar daar werd eensklaps een kist toegespjjkerd, of Magdalena sleepte met een koffer en dat viel hem als lood op het hart. Dan had hjj geen rust. Hjj draaide om haar heen, al soe zende en op zjjn knevel knauwende. Hjj scheen te aarzelenen liep eensklaps weg. Zjj liep hem meestal met het hoofd tusschen de handen wanhopig na, of haalde de schouders op en bromde; »Gjj zult er wel toe komen 1" bescherming der dieren en de enkele gedachte hoeveel slaag de dieren zullen gekregen hebben, vóórdat zjj hun kunstjes kenden, doet mjj reeds ljjden en vergalt alle genoegen." »Maar ge- eerde heer dan begrjjp ik toch waarlijk niet, wat u avond op avond tot een bezoek aan het cirque nopen kan." „Nu dat wil ik u wel zeggen. Ik heb een vordering op den directeurde man kan mjj niet betalen, en nu tracht ik, die het cirque kosteloos bezoeken kandaardoor ten minste rente van mijn geld te trekken." Wjj zullen onze lezers niet vermoeien met het meed'eelen van de vele cjjfers die bjj deze gelegen heid werden opgenoemd. Wjj deelden gisteren mede dat er nog blijft te voorzien in een tekort van ruim 68 millioen en laten, om onze lezers op de hoogte te brengen van de meening der regee ring, nu volgen het slot van de rede van den minister van financiën. Dit slot luidt als volgt Naar het mjj voorkomt behoort alle onzekerheid weggenomen te worden nopens hetgeen der re geering tegenover zulke cjjfers te doen staat, en ik wensch de kamer daarom thans reeds de ge- dagsljjn mede te deelen die ik in deze denk te volgen. Voor een klein gedeelte van die som het straks becjjferd nadeelig verschil tusschen de ge wone ontvangsten en uitgaven over 1884 zullen mijns inziens nieuwe belastingen moeten opge legd worden, daar een nauwgezet onderzoek heeft doen zien dat op de gewone uitgaven niet noemens waardig kan bezuinigd worden. Het overige zal, bjj gemis aan andere buitengewone baten, door gêldleening moeten gevonden worden. Ik acht het intusschen noch wenscheljjk noch noodzakeljjk een voorstel tot het aangaan van zoodanige geldleening reeds nu aan de goedkeu ring der wetgevende macht te onderwerpen. Spaavzaamheid is onder de tegenwoordige omstan digheden voor de regeering een dure plicht, en zjj zou 'die in mjjn oog verzaken, door eene groote som geld in leen op te nemen, welke niet terstond immers binnen enkele maanden voor de behoeften van den dienst gevorderd wordt. Aan den anderen kant mag niet worden voorbjj gezien dat aan de uitgifte van vlottende schuld tot zoodanig bedrag als telkens blijkt noodig te zijn, gevaren verbonden zjjn, welke grooter worden naarmate de hoeveelheid der in omloop zijnde schatkistpromessen en biljetten toeneemt, waarom de som waarvan hier sprake dan ook niet in haar geheel door uitgifte van vlottende schuld zal te vinden zjjn. Tot toelichting van het zoo even gezegde, zjj het mjj veroorloofd hier enkele mededeelingen te doen nopens keigeen de ondervinding, in het af- geloopen jaar opgedaan, ten deze geleerd heeft, Het zal aan de kamer bekend zjjn, dat de koers van het geld sedert het najaar 1882 tot medio Maart, dat is juist gedurende het tjjdvak waarin de meeste schatkistpromessen werden uitgegeven, zeer hoog was. De gemiddelde daarvoor door den staat betaalde rente bedroeg niet minder dan bjjna 5 7,« Desniettemin is in het geheel aan interesten van de voor den Nederlandschen staatsdienst in 1882 en 1883 tijdelijk opgenomen gelden slechts betaald 203,080.74, terwjjl, wanneer de onlangs geplaat ste leening die den staat slechts even 4 rente kost reeds in het afgeloopen jaar bjjv. in November te gelde was gemaakt, aan inte resten zou zjjn verschuldigd geweest eene som 304,500 of ruim 100,000 meer dan nu betaald is. Ik wensch Hierbij niet onopgemerkt te laten, dat dit resultaat ten deele te danken is aan de welwillende medewerking van de Nederlandsche bank, die, toen 's lands kas na de eerste storting op de leening weder ruim van geldmiddelen voor zien was, alle schatkistpromessen, welke aan haar werden aangeboden, voor rekening van den staat disconteerde en de daarmede behaalde winst, tot een bedrag van 52,294,78, in 's lands schatkist stortte. Ook aan de houders van schatkistbiljetten werd de gelegenheid geopend die vóór den ver valdag, mits onder korting van rente, ter betaling aan te bieden en uit dien hoofde eene besparing verkregen van 2,154,55. Voorts heeft de ondervinding geleerd dat de vlottende schuld bjj het groote publiek als middel tot geldbelegging niet gewild is. Zoolang de bank- rente laag was. werden nagenoeg alle promessen, uit den aard der zaak, dadelijk na de uitgifte, bjj de Nederlandsche bank onder gebracht. Maar ook toen de rente hoog was en promessen van mindere De tjjd ging echter voorbjj en Magdalena werd werd ongeruster; want Angelus zag er zoo ma ger en bleek uit, dat zjj stellig dacht, dat hij ziek zou worden. »Het is het meisje dat hem door het hoofd maalt," dacht zjj Zjj had hem verboden om uit te gaan en hjj verliet de drukkerjj niet. Om zich bezig te houden deed hjj het werk van den pa troon, en die vond het luieren zeer aangenaam. De jongeling was scherpzinnig en kon hem heel goed vervangen, zoodat de oude man voortaan geheel voor zjjn gemak kon leven. Intusschen liet Magdalena een spoorwegboekje halen en op zekeren avond legde zjj het op tafel om de treinen na te kijken. Baas Barbarin verschoot van kleur; hij had pas gegeten en zjjne spjjsverteering dreigde erdoor verstoord te worden. Dus was het uitMagdale na ging heen en hjj bleef alleen. Hjj werd zoo met zichzelf begaan, dat hjj de tranen in de oogen kreeg en mompelde »Dus is het beslist, Magdalena Helaas Ik ben oud, ik zal het niet lang meer maken, gjj hadt nog wel een poosje geduld kunnen hebben »En mjjn zoon zei zjj. »Luister, als gij wilt, zal ik hem de druk kerij afstaan; daar, dadeljjk, als ge wilt," sprak hjj met inspanning. Zjj schudde het hoofd. »Ik wil dat hjj trouwt en dat is hier niet mogeljjk tenzij Hjj herhaalde gedwee bedragen dan van ƒ10,000 verkrijgbaar waren gesteld, werd de vroegere verwachting niet ver- wezenljjkt dat dergeljjke stukken, ten minste tot een noemenswaardig bedrag, door buiten de eigen- ljjke geldmarkt staande personen kapitalisten en renteniers tot geldbelegging zouden genomen worden. Sedert Januari jl. toch is tegenover een bedrag van ƒ42,740,000 aan stukken van 10,000, slechts 760,000 aan stukken van ƒ1000 uitge geven, terwjjl de prijs, welke voor de promessen geboden werd, niet steeg naar mate die soort van schuld, bjj de grootere hoeveelheden welke daar van in omloop kwamen, allengs meer bekend raakte maar ten nauwste verband bleef houden met de rente, waarvoor gouvernementspapier bjj de Ne derlandsche bank kon gedisconteerd worden. Naar schatkistbiljetten was evenmin eenige vraag van beteekenis. In het geheel kwam daarvan slechts een bedrag van 1,640,000 in omloop. Uit een en ander volgt dat de rente, waarvoor de staat tjjdeljjk geld ter leen kan opnemen, tot dusverre zich niet regelt naar den koers der nati onale schuld of met andere woorden naar het kre diet dat de Nederlandsche staat geniet, niet naai de meerdere of mindere vraag naar bewijzen voor vlottende schuld of naar de tjjdelijke waarde van het geld, maar uitsluitend naar de beslissing om trent de rente, waarvoor de Nederlandsche bank de schatkist-promessen op eenen bepaalden dag zal willen disconteeren. En wanneer omtrent het laatste punt onzekerheid bestaat, dan blijft den minister van financiën steeds het gevaar boven het hoofd zweven dat eene aangekondigde inschrijving voor promessen niet zal worden volteekend, met andere woorden dat hjj de som, die op een be paalden dag voor de behoeften van den staatsdienst noodig is, niet zal kunnen bekomen. Met het oog op het bovenstaande zal met de indiening van een wetsontwerp tot het aangaan van eene geldleening niet langer dan tot omstreeks het voorjaar moeten gewacht worden. Bljjken de bezwaren tegen de uitgifte van vlottende schuld, waarop ik boven doelde, dan niet van overwegen den aard te zjjn, dan zal de uitvoering der lee- ningswet nog eenigen tjjd kunnen worden uitge steld waaraan tevens het voordeel zou verbonden zjjn, dat de leening kan worden te gelde gemaakt op het daarvoor meest geschikte tijdstip, hetwelk a priori nimmer met zekerheid te bepalen is. Ten aanzien van het bedrag, hetwelk ter leen zal moeten opgenomen worden, merk ik het vol gende op Vooreerst zal dienen gezorgd te worden voorde dekking der straks becjjferde begrootingstekorten, verminderd met de opbrengst der nieuw in te voeren belastingen over het jaar 1884, voor welke aldus verminderde tekorten ik thans eene ronde som stel van 65,000,000. Voorts behoort gelet te worden op de na 1884 te bekostigen buitengewone uitgaven voor de ver legging van den Maasmond, het maken van een kanaal van Amsterdam naar de Merwede en voor den aanleg van staatsspoorwegen, waarvoor zeker niet minder zal gevorderd worden dan ruim 30.000.000zoomede op de eventueel goed te keuren uitgaven voor de verbetering van den fiot- terdamschen waterweg en de voltooiing van het vestingstelsel, en op de bedragen welke tot ver sterking van de Indische middelen zullen bljjken poodig te zjjn. Van de genoemde bedragen zal, zooals in de memorie van toelichting op het VIP hoofdstuk A der aangeboden begrooting is opgegeven, gedu rende het jaar 1884 voor de behoeften van den Nederlandschen staatsdienst moeten opgenomen worden, ongeveer35.000.000 terwjjl voor de voorziening in het kas tekort van den Indisehen dienst voor dat jaar gerekend wordt op 14.000.000 Te zamen ongeveer 49.000.000 In geen geval zal de eerstvolgende leening der halve een minder cjjfer kunnen bedragen dan omstreeks 50.000.000. Mocht het om de straks genoemde redenen mogeljjk bljjken de uitgifte van zoodanige leening nog wat uit te stellen, dan zou ook om de gegronde bedenkingen tegen het telkens aangaan van leeningen tot betrekkeljjk geringe bedragen, te voorkomen, het even genoemde cjjfer nog te verhoogen zijn met een gedeelte van de som, welke tot bestrijding der uitgaven voor 1885 zal bljjken noodig te zjjn. Het zjj mjj vergund deze opmerkingen nopens eene volgende geldleening te besluiten met een paar korte mededeelingen nopens de in April jl. te gelde gemaakte leening van 60.900.000. In de memorie van toelichting van het VIIe hoofdstuk A zjjn eenige bjjzonderheden nopens die welgeslaagde financieele operatie opgenomen. Ik kan daarbjj thans voegen, dat de stortingen op de destijds uitgegeven obligatiën sedert het op maken van dat stuk zjjn afgeloopen en dat alle inschrijvers, binnen den daarvoor bepaalden ter- »Tenzjj, wat?" »Och, Theophilus, laten wij dat laten rusten. Gjj hebt geen hart en ik verlaat u nu bjjna zon der wroeging. Neen, gjj hebt geen hartgeen medeljjden, geen gevoel van rechtvaardigheid. Ik heb u mjjn leven gewijd, niettegenstaande gjj oud waart en ik niet van u hield. Maar ter wille van mjjn zoon heb ik in alles berust. Ik hoopte dat mjjn gedrag u zou verteederen, dat het ge zicht van uw kind uw liefde voor hem zou op wekken, dat gjj hem met trots eenmaal zoudt erkennen; want gij behoeft u niet over hem te schamenhjj is mooi, hij is knap, hij is braaf. Gjj hadt ons uw naam kunnen geven wjj zouden het verdienen en gjj zjjt het ons verschuldigd maar gjj zjjt een egoïst en dus verlaten wjj u!" Zjj maakte een gebaar. Hjj dacht dat zjj op stond en strekte de hand uit. „Dps," zei hij, >dus wilt gjj dat ik met u trouw? Op onzen leeftjjdmen zal mij uitla chen „En wat zou dat? Men zal misschien bab belen; maar de fatsoenljjke lieden zullen zeggen dat gjj uw plicht gedaan hebt. En gij zult er geen berouw van hebben, Theophilus. In plaats van alleen te leven en te sterven zonder iemand om u de oogen te sluiten en voor u te bidden, zult gij een familie om u heen hebben, die u vereert en aanbidt. Men zal u niet meer uitla chen als men ziet hoe gelukkig wjj u maken." De oude man boog het hoofd en was ten prooi aan allerlei ongekende gewaarwordingen. Die mjjn, aan hunne verplichtingen hebben voldaan. De opbrengst dier leening is verder aangewend tot delging van de geheele nog in omloop zjjnde vlottende schuld, terwjjl daarna nog voldoende gelden in kas zjjn gebleven om daaruit de staats uitgaven tot December a. te bestrijden. Voor de betaling der met 1° Januari verschuldigde rente zal, zooals door mjjn ambtsvoorganger reeds werd opgemerkt, in ieder geval weder geld moeten op genomen worden. Ik wensch ten slotte nog een enkel woord te zeggen nopens de plannen der regeering ten aan zien van eene versterking der gewone staatsont- vangsten. Geljjk ik boven becjjferde, is het tekort op de gewone middelen voor 1884 voorloopig te stellen op ƒ7.600.000. Ik zal geenszins de mogeljjkheid ontkennen dat dit cjjfer, bjj de afsluiting der rekening blijken zal wat ruim geraamd te zjjn, maar wensch niettemin reeds nu uitdrukkeljjk op de onwaarschjjnljjkheid te wijzen dat dit tekort in dezelfde mate als in vroegere jaren vermin deren zal. Het is aan de kamer bekend dat als grondslag voor de raming der middelen in den regel wordt aangenomen het gemiddelde cjjfer der opbrengst over de laatste drie jaren. Is die op brengst stjjgende, zooals dit tot en met het jaar 1881 get geval was, dan bljjft die, soms zelfs aan- zienljjk, boven het aanvankeljjk daarvoor ge raamd bedrag. Doet zich daarentegen het ver- sehjjnsel voor 't welk wjj sedert het jaar 1881 waarnemen, nameljjk, dat de gewone staatsin komsten niet meer toenemen, dan zal geljjk met de dienstjaren 1883 en 1884 gebeurde, de raming nog gedurende een paar jaren steeds hooger worden maar bij de mededeeling der uitkomsten zal niet meer, zooals in de laatste jaren placht te geschieden, op het verblijdend feit kunnen ge wezen worden dat de werkeljjke opbrengst die raming met eene aanzienljjke som heeft overschre den en het tekort zelf dientengevolge vermindert. En ten andere dient men in het oog te houden, dat ook de zoogenaamde besparingen op de uit gaven bjj het streven om de eindejjfers der be grootingen tot het laagst mogeljjke bedrag terug te brengen, gaandeweg wel moeten verminderen, en daarmede de waarschjjnljjkheid dat ook uit dien hoofde bjj het afsluiten der rekening eene vermindering van het vroeger geraamd tekort te constateeren zal zjjn. Ik kan mjj ten deze dan ook niet op het stand punt stellen, dat meer dan een mjjner ambts voorgangers vroeger heeft ingenomen, wanneer zjj verklaarden op de mogeljjkheid van een veel minder groot tekort dan door hen geraamd was, wel is waar niet te willen rekenen, maar die toch a priori evenmin te willen ontkennen. Naar mjjne overtuiging integendeel zal men, om teleurstellingen te voorkomen, wel doen door uit te gaan van de onderstelling dat de gewone uitgaven over het jaar 1884, zooals die bij deze begrootingsontwerpen zjjn voorgedragen, de gewone ontvangsten met slecht weinig minder dan 7 millioen zullen overschrijden, terwjjl op eene vermindering van dat cjjfer in de eerstvolgende jaren voor alsnog weinig uitzicht schjjnt te bestaan bjj de omstan digheid, dat de voor rente en amortisatie van schuld benoodigde sommen in die jaren nog aanzienlijk zullen moeten toenemen. Het ligt dan ook in mjjne bedoeling aan de goed keuring der wetgevende macht eenige voorstellen te onderwerpen tot versterking van 's lands gewone inkomsten met een bedrag, ongeveer geljjkstaande aan de zooeven genoemde som van 7jf millioen. Die voorstellen zullen achtereenvolgens en zoo spoedig als met eene goede bewerking bestaanbaar is, ter uwer kennis gebracht worden. Ten slotte veroorloof ik mjj de gebruikeljjke machtiging te vragen om, tot dekking van het nadeelig verschil tusschen de geraamde ontvang sten en uitgaven voor 1884, schatkistpromessen of biljetten uittegeven tot een maximum bedrag van 29.600.000. woordenvader, familie, vonden voor het eerst weerklank in zjjn hart, dat hevig begon te klop pen en eensklaps behoefte kreeg om zich te uiten. Daar vloog de deur open en Angelus stortte als een razende Roeland met vliegende haren en een brief in de hand, de kamer in. Hjj riep Magdalena geheel buiten adem toe »Van mevrouw Morimbeau!" Magdalena opende den brief met verbazing en zei aangedaan tot Angelus »Loop gauw en zeg aan mevrouw Morim beau dat ik morgen kom." Angelus wilde, dol van bljjdschap, wegsnellen, doch de boekdrukker riep hem zoo hard terug dat hjj bleef staan en om de deur keek. „Wat is er?" riep hjj, en wilde weer weg hollen. »Luister een boodschap het is stotterde Barbarin. »Kom hier maar wat drommelkom dan toch hier 1" En toen Angelus vol ongeduld voor hem stond, greep hjj hem bjj zjjn jas, trok hem naar zich toe --en gaf hem een kus op zjjn wang. »Maak nu dat gjj weg komt," stamelde hjj met vochtige oogen. Magdalena had de grootste moeite om niet in tranen uit te barsten. Zjj las haar brief nog eens om haar fatsoen te houden en zei eindeljjk >Mevrouw Morimbeau meldt mjj dat het jonge meisje, dat Angelus afgewezen heeft, mjj verlangt te spreken. Het is een welopgevoed meisjezjj wil zich zeker verontschuldigen. Maar- welbeschouwd doe ik misschien beter om er niet heen te gaan, want als zjj over de positie van Angelus begint Baas Barbarin was opgestaan zonder hulp, alsof zjjn ontroering hem verjongd hadhjj ging naar Magdalena toe, sloot haar in de armen en zag haar door zjjne tranen heen aan, zeggende Welnu! zeg haar dat Angelus onze zoon is, mevrouw Barbarin 1" Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1883 | | pagina 6