N° 216. 126® Jaargang. 1883. Donderdag 13 September. Tiee skiers voor line lepelen. Middelburg 12 September. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen: Prijs per 3/m. franco 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent: Advertentien* 20 Cent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1 -7 regels f 1,50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. MIDDELBURGSCHE C(M RANT. Agenten voor dit blad zijn te VlissingenP. G. de Veij Mestdagh, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: F. van dek Peijl, te Zierikzee: A. C. de Mooij, te Tholen: W. A. van Nieowenhuijzen, en te Ter Neuzen: A. van der Peijl Jz. Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de Publicité G. L. Daube en Cie. te Parijs, Londen, Frankfort a. M„ Berlijn, Weenen, Zurich, enz. Nu in de volgende week de nieuwe parle mentaire campagne een aanvang neemt, valt er, meer nog dan vroeger, met belangstelling te vragen wat ons daarin staat te wachten? Wij zien ons geplaatst voor veranderde toestanden, die wij alieen beter zouden kunnen noemen omdat zij een crisis kunnen verhaasten. Slechts eene zeer kleine meerderheid wordt in de tweede kamer nog uitgeoefend door de liberale partijen tegenover haar zullen wij dan eene minderheid zien die zich bewust is dat zij meer en meer in kracht toeneemt en die niet aarzelt om zich als aanstaand machthebbende te doen gelden. Wel staat daarboven eene eerste kamer die hare beginselen niet verloochent, maar wanneer het eenmaal zoover komen mocht dat de meer derheid in de andere kamer werd verplaatst, zou de toestand des te moeielijker en inge wikkelder kunnen worden. De wagen van staat zou dan langs nog meer oneffen wegen moeten worden voortgetrok ken, en telkens zouden er botsingen ontstaan die ons van het goede pad nog verder zou den voeren dan wij nu reeds zijn. Aan het bewind is thans een ministerie, waarvan wij niets weten dat ons eenig licht geeft in het verschiet. Wij kennen den pre mier, maar die bekendheid geeft geen ver trouwen. Het tweede ministerieHeemskerk gaf inder tijd den heer D. C. Nijhoff in zijn Het zede lijk ideaal en het politieke leven van Nederland aanleiding tot deze beschouwing „Lang ge noeg toch zijn de deugden van onzen tegen- woordigen minister van binnenlandsche zaken als een blinddoek het volk voor oogen gehou den. Lang genoeg heeft men hem den onmis- baren, den onvermijdelijken regeeringspersoon met uitnemende administratieve kennis genoemd. De schellen moeten eindelijk van de oogen vallen. Is het waar, dat de heer Heemskerk zulk een uitnemende administratie weet te voeren, welnu, ik bid het u, hij plaatse zich dan aan het hoofd van het uitgebreidste admi nistratie-kantoor van de een of ander groote maatschappij. Laat hij daar met de grootste zorgvuldigheid en nauwkeurigheid de staten invullen, laat hij daar toezicht houden op het kleinste en het grootste. Maar in Gods naam laat deze man niet ons land regeeren Want regeerenWat moet het anders zijn, dan ze delijke kracht en invloed van zich te doen uitgaan. Wat anders, dan onweerstaanbaar bewondering en eerbied af te persen en liefde in te boezemen bij hen, die van ons afhankelijk zijn. RegeerenMoet het niet wezen, met terzijde stelling van alle zelfzuchtige oogmerken over de wezenlijke belangen te waken van hen die aan onze zorg zijn toevertrouwd Moet het niet wezendoor woord en daad zulk een zedelijk gezag uit te oefenen, dat het volk, zonder eenige blinde gehoorzaamheid, in den regeeringspersoon zijn meerdere, zijn waren leidsman ontdekt?" En er was grond voor die ontboezeming. Of daartoe ook thans nog reden zou bestaan Wij kennen den heer Heemskerk van den tegenwoordigen tijd nog te weinig, maar zijn optreden schonk niet dat vertrouwen en had niet dien invloed waaraan op dit oogenblik zoo groote behoefte bestaat. Wel was hij verstandig genoeg om den eisch van het oogenblik, grondwetsherziening, aan het hoofd van zijn program te stellen, maar het is de schold van zijn eigen verleden dat men daarbij twijfelen ging aan het welgemeende van zulk een poging en denken durfde aan een middel om afleiding te bezorgen. Dat juist bewijst hoe zeer het vertrouwen jti hem ontbreekt. De laatste verkiezingen voor de tweede kamer vielen voor zijn politiek niet ongunstig uit. Hij staat thans tegenover een kamer waar, meer nog dan tijdens het vorig kabinet, een bepaalde overheerschende meerderheid ontbreekt, en waar het meer dan ooit van het toeval kan afhan- genjin welken geest een beslissing wordt genomen. En waar diezelfde verkiezingen, over het geheel genomen, het bewijs leverden van eene algemeene onverschilligheid en van ge ringen ijver voor de liberale beginselen, daar valt dit dubbel te betreuren omdat er voor de toekomst van het tegenwoordig kabinet niet die kracht kan uitgaan, welke zoo noodig is om de algemeene belangstelling op te wekken. Ons volk is geen volk van politiek, en in de laatste jaren hebben de omstandigheden, de verhouding der partijen, de toestand der liberale partij vooral, niet meegewerkt om het smaak te doen krijgen in staatkundeom het belang te doen stellen in de politiek van den dag. De malaise, die onder een niet onbelangrijk deel van ons volk bestaat, onder hen zelfs die vroeger in de voorste rij en stonden om in het belang der publieke zaak werkzaam te zijn, is er in de laatste jaren weer niet op verbe terd, Ook dit levert het gevaar op dat daar door de immoraliteit op politiek gebied wordt in de hand gewerkt. Wil men die belangstelling weêr opwekken er zullen, beweert men, nieuwe par tij-verhou dingen moeten ontstaan. Die richting wijst de heer Van Houten aan in de eerste zijner staatkundige brieven. Welke principieele bezwaren men ook moge hebben tegen de theorieën van den heer Van Houten, aan zijn warm hart voor de belangen van het volk, aan zijn liefde voor de begin selen die hij voorstaat en de eerlijkheid van zijne overtuiging zal niemand zeker iets willen te kort doen. Na den laatsten strijd, tegen hem gevoerd in het district dat hem afvaardigt, en die zoo geheel ten zijnen gunste is afgeloopen, is hij als het ware met vernieuwde kracht begonnen om te strijden voor zijne beginselen. Daaraan danken wij dan ook zeker het plan tot het uitgeven van zijne brieven. Van Houten is op vele punten idealist en bij streeft naar de bereiking van zijne idealen met een vuur en een ijver, die eerbied afdwingen. Begaat hij een fout, het is een gevolg van zijn hartstochtelijkheid, die hem verder vooruit jaagt dan het heden hem nog brengen kan. Al zou gematigdheid vaak niet schaden aan de verwezenlijking van hetgeen hij tracht te bereiken, aan de andere zijde kan zijne voor- varendheid een gunstigen invloed uitoefenen op hen die behoefte hebben aan krachtige middelen, willen zij ontwaken uit de onver schilligheid, die hen nu nog terughoudt van eenige belangstelling in de publieke zaak. Daarom verdient zijn stem door hetNeder- ïandsche volk te worden gehoorden al klinkt hetgeen hij zegt sommigen vaak hard in de ooren, inzonderheid den aanhangers der liberale partij, zij dienen te begrijpen dat juist met het oog op de toekomst en het nieuwe minis terie-Heemskerk, het geen tijd meer is voor halve waarheden. Er is halfheid onder onze partij het oppor tunisme speelt ook onder hare aanhangers een gevaarlijke rol, maar dit verschijnsel valt even zeer bij de andere partijen waar te nemen. Het meer of minder hangt vaak af van een gelegenheids-politiek die door aanhangers van alle richtingen wordt gehuldigd. Doch er is éen verschil dat de heer Van Houten over het hoofd ziet. Er is onder de tegenstanders der liberale partij altijd nog éen beginsel dat alle schakeeringen weer te zamen brengt en dat ontbreekt bij onze partij. Een der idealen van den heer Van Houten is eene nieuwe partij-formatie. „Wanneer uit de tegenwoordige partijen, zoo schrijft hij, de gezamenlijke linkervleugels el kander de hand gingen reiken, om eens de onbeweeglijken uit alle partijen te mobiliseeren en hen te dwingen om óf vooruit óf van hunne plaats te gaan, er zou een veel gezonder poli tieke toestand geboren worden. „Ilec shibboleth voor deze splitsing kunnen de vraagstukken van grondwetsherziening en kiesrecht worden. Immers is het meer dan waarschijnlijk dat bij deze vraagstukken alle tegenwoordige partijen, de liberale zoowel als de anti-revolutionaire en katholieke, zich zullen splitsen en volgt dan naar aanleiding daarvan eene kamer-ontbinding, dan zullen de tegenwoordige onnatuurlijke banden, welke mannen in dezelfde politieke partij bijeenbrengen, die zoo goed als niets met elkander gemeen hebben dan een partijnaam of een kerkgeloof, van zelf verbro ken worden." Die meening wordt ook van andere zijde geuit, maar de waarheid ervan blijft voor ons nog altijd een groot vraagstuk. Een partijnaam kan zijn kracht verliezen, doch een kerkgeloof zal naar ons gevoelen steeds macht blijven uitoefenen. De heer Van Houten zal dezer dagen van zelf wel tot de ontdekking gekomen zijn, dat de voorgestelde splitsing in plaats van meer dan waarschijnlijk zeer onwaarschijnlijk is. De man, wiens keuze hij aanhaalt als een bewijs dat onder de katholieken het libera lisme wel is overvleugeld maar niet uitgestor ven, dr. Schaepman, heeft zou het een weer slag zijn op den eersten staatkundigen brief van den heer Van Houten? een program voor de katholieken in het licht gegeven. En zoo de heer Van Houten dit vergelijkt met hetgeen hij wenscht, dan zal hij zeker wel moeten erkennen dat de enkele punten van overeenkomst die hem en zijn medestrijder, elk voor zijn eigen beginselen, tot elkander zouden brengen, te weinig invloed kunnen uitoefenen om tot een nieuwe partij-formatie te geraken. Wij gelooven dat de heer Van Houten op dat punt te veel een illusie najaagt. Er is in het program, door den heer Schaep man zijn katholieken landgenooten aangeboden, weinig dat niet bekend is als een eisch hun nerzijds. Het vage, dat sommige artikelen kenmerkt, o. a. ten opzichte van de quaestie der staatszorg, die, zooals het daarin luidt, tot het onontbeerlijke moet worden beperkt, zal zelfs voor de katholieken bezwaar kunnen opleveren om zulk een program te aanvaarden. En al moge nu voor een oogenblik op enkele punten samenwerking mogelijk zijn, ten slotte zullen juist zulke hoofdpunten als de zorg van den staat een der grootste struikelblokken wor den voor een voortdurend samengaan. Langs dien weg een gezuiverden toestand te verkrij gen achten wij niet mogelijk Een scherper afscheiding der partijen vinden wij beter en daarvoor is het goed dat de heer Schaepman zijn program in de wereld zond, al keuren wij in beginsel af dat men het geloof, wat slechts tot het gemoedsleven be perkt moest blijven, als politiek wapen hanteert. Die scherpe afscheiding, dat met meer macht optreden, rond een bepaald program, der tegen partijen kan slechts bevorderlijk wezen aan het herstellen der eendracht, omtrent de hoofd punten, onder de liberalen. Dubbel nieuwsgierig zijn wij daarom naar de gebeurtenissen van het aanstaande zittings jaar. De liberale leden in de kamer moeten thans op hun hoede zijn en het voorbeeld geven aan het land, willen zij niet het gevaar nog meer in de hand werken dat de liberale partij voor korter of langer tijd geheel ten onder gaat. De heden gehouden zitting der kamer voor burgerlijke zaken der arrondissements-rechtbank alhier werd door den voorzitter, den heer jh' mr A. Van Reigersberg Versluijs met eene toespraak geopend, waarin hij hulde bracht aan de nage dachtenis van het onlangs overleden lid der balie mr J. H. De Laat De Kanter. De president zeide het volgende Mijne Heeren. Alvorens over te gaan tot het be handelen der zaken op deze terechtzitting, de eorste die ik, na de hervatting onzer werkzaamheden, weder het voorrecht heb te presideeren, wensch ik een woord te wijden aan de nagedachtenis van mr Jean Henri De Laat De Kanter en. het leedgevoel uit te spreken, dat zoowel mij als de geheele rechtbank vervult door het afsterven van dat hooggeachte lid der Middelburgsche balie. Slechts in die betrekking heb ik het voorrecht gehad den overledene te kennen en, tot mijn leedwezen, eerst sedert weinige jaren, maar toch heb ik hem lang genoeg werkzaam gezien in en buiten deze rechtszaal, om te kunnen ge tuigen, dat hij uitmuntte door scherpzinnigheid, door rechtskennis, door toewijding aan de hem toevertrouwde belangen, door ongekende werk kracht en niet het minst door onkreukbare eerlijkheid. Mijne heeren, leden der Middelburgsche balie Gij hebt door het overlijden van uwen ouderen confrère een ontzachelijk groot verlies geleden Hebt ge met hem aan uwe zijde gestreden, wat een krachtigen steun, hebt ge tegenover hem strijd gevoerd wat een prikkel hadt ge om al uwe kunde en scherpzinnigheid aan te wenden tegenover dien krachtigen tegenstander Aan elke zaak toch, die hij behandelde, wijdde hij al zijne kunde, al zijne krachten; nooit liet hij iets onbeproefd, wat hij meende, dat in het belang kon zijn zijner cliënten. Zijne schrifturen waren puntig van stijl en onberispelijk van vorm. De Kanter was in éen woord een model van een praktizijn, en ik durf de jongeren onder u gerusteljjk aanbevelen hem na te volgen, en zoodoende de goede traditiën uwer balie in eere te houden. Ook voor deze rechtbank is het heengaan van mr De Kanter een zeer groot verlies. Hoe krachtiger, kundiger, eerlijker balie, hoe meer kans op eene goede rechtsbedeeling. Ik behoef het hier wel niet uiteen te zetten hoezeer de rechtspraak ter civiele beheerscht wordt door den arbeid der praktizijnshoe van hun helderen blik, van hun juiste voorstelling, van hun doel matig gebruik maken van de ten dienste staande middelen de uitslag der zaken voor een groot deel afhangt en hoezeer hunne grondige en heldere toelichting bevorderlijk kan zijn aan de juistheid van de overwegingen des rechters. Mr De Kanter muntte uit zoowel in de juiste wijze, waarop hij de zaken aanving, als ze verder behandelde en ze toelichtte, zoo wat het feitelijke als het rechtskundige betrof. Wij zullen helaasniet meer aan den arbeid zien den man, wiens werkkracht men niet kon nalaten te bewonderen. De plaats, die hij ledig heeft gelaten, zal niet ligt vervuld worden. Maar zeker zal mT De Kanter niet overtroffen worden in eerlijkheid, degelijkheid, toewijding aan de belangen, die hem waren toevertrouwd. Zijn naam zal in eere gehouden worden bij dit college, waar hij, hoewel slechts korten tijd, zijne gewichtige betrekking vervulde. En zijn beeld zal allen, zoowel die met hem werkte als die hem zagen werken, voor den geest blijven, als dat van een buitengewoon kundig, ijverig en braaf prakti zijn." De heer mr W. A. Van Hoek beantwoordde deze toespraak als volgt «Edelachtbare heer, voorzitter dezer Rechtbank. Uwe woorden, namens dit geacht rechtscollege, gewijd aan de nagedachtenis van onzen diep be treurden confrère, waardeert de balie ten hoogste. Bij afwezigheid van den deken der orde worde u daarvoor door mij dank gezegd. De balie betreurt in het geleden verlies dat van een man, wiens krachtige persoonlijkheid eerbied en waardeering afdwong. In scherpe lijnen teekende die persoonlijkheid zich af en waar zij zich deed gelden maakte zij indruk; men gevoelde dat daar iemand optrad die „wist wat hij wilde." Als advocaat mocht m' De Laat De Kantel' zich verheugen in veler vertrouwen. En dat terecht! want als hij zich met eene zaak wilde belasten, dan kon men verzekerd zijn dat die zaak door hem zou worden behandeld met algeheele toewijding, met een benijdenswaardig talent en met groote scherpzinnigheid. Voerde hij in deze pleitzaal het woord, dan droegen zijne doorwrochte pleidooien de onmisbare blijken van de vrucht te zijn eener wel doordachte, diep gevoelde juridieke overtuiging. Zoo zal de nagedachtenis van onzen kundigen en hooggeachten De Laat De Kanter voortdurend in eere blijven. In menig opzicht vinde zijn voorbeeld onder ons, leden der balie, steeds navolging! Behalve de leden der balie, waren de vice- president en de rechters, benevens de leden van het parket en de substituut griffier bij deze plech tigheid tegenwoordig.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1883 | | pagina 1