N° 202
J aargang.
1883.
Dinsdag
28 Augustus.
SCHOPPEN VROUW,
Middelburg 27 Augustus,
FEUILLETON.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen:
Prijs per 3/m. franco f 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent:
Advertentiën* 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1 -7 regels f 1,50
iedere regel meer f 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte;
COURANT.
Agenten voor dit blad zijn te Vlissingen: P. G. de Veij Mestdagh, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: F. van der Peijl, te Zierikzee: A. C. de Mooij, te Tholen: W. A. van Nieuwenhuijzen, en te Ter Neuzen: A. van der Peul Jz.
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de Publicité G. L. Daube en Cie. te Parijs, Londen, Frankfort a. M„ Berlijn, Weenen, Zurich, enz.
Mr W. Van der Kaay, lid der tweede kamer
van de staten-generaal, heeft een openbaren brief
aan een vriend geschreven, die hem de vraag had
gedaanZijt gij ook al een Kappeyniaan De
brochure is een antwoord op die vraag. Hoe
geestig en aangenaam deze verdediging van Kap-
peijne's beleid ook geschreven zij, Het Vaderland
ziet het nut dezer oprakel ing van eene oude
historie niet inen nu de liberale partij behoefte
gevoelt tot zich zeiven in te keeren, en, eene
waakzame houding tegenover het ministerie-
Heemskerk aannemende, oude veeten te begraven,
is het geen gelukkig oogenblik om te herinneren
aan hetgeen verdeelt.
Doch niet de heer Van der Kaay, maar anderen
in en buiten de kamer, zijn begonnen te jammeren
over die verdeeldheid en de groep der Kappeij-
nianen voor al het kwaad aansprakelijk te stellen
de schrijver der brochure acht zich geroepen het
publiek tot zachter beoordeeling van Kappeijne
en zijne aanhangers te stemmen. De heer Van
der Kaay wil blijkbaar eenerzijds zijne gehecht
heid aan den door hem gekozen leider luide verkon
digen, anderzijds zich tegen het odium vrijwaren,
dat nu eenmaal aan den naam van Kappeijniaan
kleeft. Het Vaderland betreurt het, dat, hoewel
aan den persoon en het regeeringsbeleid van
Kappeijne eene handige en bezadigde verdediging
is gewijd, toch over éen cardinaal punt los is
heengegleden. Terwijl de schrijver tracht aan te
toonen, dat Kappeijne's plan van grondwetsher
ziening lang voorbereid was en niet plotseling
uit de lucht kwam vallen, verklaart hij niet,
waarom Kappeijne wegens het votum over de
kanalenwet wilde aftreden zonder met dit plan
tot grondwetsherziening voor den dag te komen,
en waarom toen plotseling de grondwetsherziening
de noodzakelijke voorwaarde werd voor het opnieuw
aanvaarden van het bestuur. »Gij kent de gevol
gen van de kanalenwetde heer Kappeijne trad
met den heer Tak af." Zoo luidt de lakonieke
opmerking van den schrijver, zonder dat hij eenige
poging doet om deze donkerste zjjde van Kap
peijne's beleid te verdedigen.
De brochure des heeren Van der Kaay toont aan
in welk licht een vereerder van den heer Kap
peijne zijn beleid en zijn karakter ziet. Zjj is een
persoonlijke daad om eigen standpunt uit een te
zetten. Zoo zegt de schrijver over grondwetsher
ziening
Thans schrijven wij Juli 1883. Thans zal men wel
meerendeels overtuigd zijn, dat de grondwettelijke bepaling
die de kiesbevoegdheid afhankelijk maakt van het betalen
van zekere som in de directe rijksbelastingen, elke poging
tot eene bevredigende verbetering van het kiesrecht zoo
wel als van ons belastingstelsel moet doen mislukken, en
dat een regeling van militie en schutterijen, die ons in
VAN
PROSPER MEBIMÉE.
IV.
Lisabetta zat nog geheel gekleed in haar kamer,
en was in diep gepeins verzonken. Zoodra zij
thuis kwam had zij zich gehaast om de kamenier
weg te zenden, zeggende dat zij zich wel alleen
kon ontkleeden, en was naar haar kamer gegaan,
bevende in het vooruitzicht dat zij Hermann daar
vinden zou en half hopendejdat hij er niet zou zijn.
Zoodra zij binnenkwam zag zij dat dit het geval
was en dankte het toeval, dat dit rendez-vous
verijdeld had. Zij bleef in gedachten zitten, ver
gat zich te ontkleeden en begon alle omstandig
heden na te gaan, van die verhouding die eerst
zoo kortelings ontstaan was en haar toch reeds
zoo ver gevoerd had. Er waren nauwelijks drie
weken verloopen sedert zij den jongen officier
voor het eerst voor het venster ontwaard had,
en reeds had zij hem geschreven en reeds had hij
een nachtelijk rendez-vous van haar weten te ver
krijgen. Zij wist zjjn naam, dat was al. Zij had
tal van brieven van hem ontvangen, maar nooit
met hem gesproken; zij kende zelfs het geluid
zijner stem niet. Vreemd genoeg, had zij tot op
dien avond nooit over hem hooren spreken. Dien
jwond had Tomski, die meende te bemerken dat
staat zou stellen ons behoorlijk te verdedigen, overeen
komstig de bestaande bepalingen der grondwet voor de
natie bezwarende! zou zijn dan met wijziging van die bepa
lingen mogelijk is, althans dat zich daarbij zoovele be
zwaren en zoovele geschilpunten zouden voornoen, dat de
regeling hoogst waarschijnlijk niet zou tot stand komen.
Dat een vast aantal ledan van de tweede kamer de voor
keur verdient boven een met de bevolking toenemend
aantal, waardoor wij genoodzaakt worden om de vijf
jaren bet geheele land aan een nieuwe verdeeling in
kiesdistricten te onderwerpen, en dat een verkiezing van
de geheele kamer, b. v. om de vijf jaren ons meer be
langstelling bij de kiezers en een beter aaneen gesloten
kamer met vaster werkplan en vaster gang zon geven
dan een verkiezing van de helft om de twee jaren, zal
wel evenmin veel bestrijding ontmoeten, als dat de leden
der eerste kamer, door de provinciale staten gekozen,
juist niet tot de hoogst aangeslagenen in de rijks-directe-
belastingen behoeven te behooren maar om verbeteringen
vau deze soort in de vertegenwoordiging te brengen is
grondwetsherziening noodig. Ook begrijpt men, dat de
voorschriften die de grondwet zelve bevat omtrent de wijze
waarop veranderingen in baar gebracht kunnen worden, te
belemmerend zijn, en acbten velen een verduidelijking van
baar bepalingen omtrent de troonsopvolging van bet hoogste
gewicht. Mij dunkt, ala wij ons daartoe voorloopig eens
bepaalden, en wij maakten vervolgens al de gewone wetten
tot regeling van het kiesrecht, van onze defensie en ons
belastingstelsel, dan hadden wij voor de eerstvolgende
jaren werk genoeg, en konden het veilig aan de volgens
het nieuwe kiesrecht gekozen kamers overlaten, een her
ziening van andere bepalingen der grondwet aan de orde
te stellen.
Na als zijne meening te hebhen meegedeeld, dat
de antirevolutionnaire partij deze gedeeltelijke
herziening niet zal tegenwerken, daar toch onder
de tegenwoordige omstandigheden geen wjjziging
van art. 194 te verkrijgen is, verdedigt de heer
Yan der Kaay Kappeyne tegen de beschuldigingen,
door prof. Spruyt tegen hem ingebracht naar aan
leiding van de schoolwet, en den bjjval dien de
heer Kan Houten aan Kappevne's voorstel tot
grondwetsherziening schonk. De grieven van den
heer Spruyt bestrjjdt schrijver uitvoerig, en hjj
eindigt met eene verklaring aangaande zijne ge
voelens over uitbreiding van het kiesrecht.
Wat nu in 't bijzonder de uitbreiding van het kiesrecht
betreft, gij weet wel dat ik voor mij meer op bet gehalte
dan op bet cijfer der kiezers zou willen letten. Ik kan
nu eenmaal in kiesbevoegdheid geen recht zien, waarop
de burger van den staat aanspraak zouhebben, en dat
alleen wegens bijzondere redenen aan sommigen ontzegd
zou kunnen worden. »De staten-generaal vertegenwoor
digen het geheele Nederlandsche volk", hetzij zij door
weinige, door vele Nederlanders alleen door mannen
of ook door vrouwen, alleen door gegoeden of ook
onbemiddelden en minvermogenden gekozen worden.
Mijn kiezers weten zeer goed, dat ik mij niet beschouw
als bun vertegenwoordiger en behartiger van hunne be
langen, en wanneer zij dat verlangden, bun beleefdelijk
zou verzoeken naar een anderen zaakwaarnemer om te
zien. Ik geloof dat die opvatting in ons land bij kiezers
en gekozenen gelukkig vrij algemeen is. Van die ruime
opvatting is mijns inziens de herkiezing van den beer Van
prinses Pauline, aan wie hij zeer trouw het hof
maakte, tegen haar gewoonte met een ander co-
quetteerde, zich daarover willen wreken, door een
groote onverschilligheid voor haar aan den dag
te leggen. Met dit schoone voornemen had hij
Lisabetta gevraagd voor een eindelooze mazurka.
Hjj plaagde haar gedurig met haar voorliefde voor
de officieren van de genie, en veinzende er veel
meer van te weten dan hjj werkelijk wist, trof
het dat elke van die plagerijen zoo juist van pas
kwam dat Lisabetta meer dan eens dacht dat
haar geheim ontdekt was.
Maar van wie weet gij dat alles vroeg
zij glimlachend.
»Van een vriend van den bewusten officier,
van een hoogst zonderling man,"
„En wie is die zonderlinge man
Die heet Hermann."
Zij antwoordde niet, maar voelde dat hare han
den en voeten ijskoud werden.
Hermann is een romanheld," vervolgde
Tomski. Hij heeft het profiel van Napoleon en
de ziel van Mefistofeles. Hjj heeft minstens drie
misdaden op zijn geweten. Wat wordt gij bleek
»Ik heb hoofdpjjn. Maar wat heeft die
mijnheer Hermann u gezegd Zoo heet hij im
mers
Hermann is heel boos op zijn vriend, op
dien genie-officier, dien gij kent. Hij zegt dat hjj
in zjjn plaats heel anders zou handelen. Ik wil
wedden dat die Hermann het oog op u heeft.
Hij luistert althans met een merkwaardige belang
stelling naar de bekentenissen van zjjn vriend."
»Waar heeft hjj mjj gezien?"
Mouten te Groningen een welsprekend getuigenis, waarop
Nederland met fierheid mag wijzen en waarvoor het den
Groninger kiezers dankbaar mag zijn.
Uit-br.'viing van bet kiesrecht behoort mijns inziens
gelijken tred te hcwdea met de politieke ontwikkeling der
natie. Daarom moet de gewone wetgever geen belemme
ringen vinden in de grondwet, maar geleidelijk de grenzen
der kiesbevoegdheid kunnen verplaatsen tot op bet punt
waar hij moet vreezen, dat bet aantal ongeschikte kiezers
dat der geschikte zou overtreffen, naar de kenmerken die
hij zelf als vermoedens van geschiktheid meent te kunnen
aannemen. Hij zal daarbij met behoedzaamheid moeten
te werk gaan, overtuigd dat het onmogelijk, althans
hoogst bedenkelijk is, op dezen weg ooit een stap terug
te gaan. Invoering van het algemeen stemrecht is de
laatste stap die gedaan kan worden, en nu komt het mij
voor, dat de politieke ontwikkeling van ons volk nog niet
van dien aard is, dat er van laatste stappen sprake kan
zijn. Onze politieke opvoeding is werkelijk nog niet van
zoo oude dagteekening. Laat vrij andere volken, zelfs
al is die opvoeding bij hen later begonnen dan bij ons,
ons haastig voorbij snellen, wij behoeven hun die spoedige
aankomst aan het einde der baan niet te benijden. Hun
toestand komt mij althans niet begeerlijk voor.
VUssing-en, 26 Aug. De rekening der ge
meente over 1.882 bedraagt in ontvangst ƒ198059.75,
in uitgaaf 171176.93, goed slot 26882.82.
Onder de inkomsten komen voorhoofdeljjke
omslag 20472.39, vergunningsrecht kleinhandel
sterkedrank ƒ4237.50, opcenten op de rijks-belas
tingen 8866.535, 4/5ie belasting op het personeel
23720.57, gemeenteeigendommen en bezittingen
ƒ67389.85, belasting op het gemaal ƒ40887.66,
id. op de dranken 12861.22, schoolgelden
5648.385- Onder de uitgaven zijn begrepen
brandweer, politie, schutterij en straatverlichting
17305.295, lager- en middelbaar onderwijs
ƒ32092.665, kosten armwezen 19790.
ïïorssele. 27 Aug. Sedert de invoering dei-
drankwet hield de raad dezer gemeente zijne ver
gaderingen achtereenvolgens in de vorige pastorij
en de consistoriekamer alhier. Intusschen werden
door het gemeentebestuur onderhandelingen ge
voerd over de aanschaffing van een eigen gemeente
huis. Deze hebben thans tot gevolg dat het eenige
particuliere gebouw tusschen de school en de pas
torij gemeente-eigendom is geworden om daarvan
een gemeentehuis te maken.
De St. Ct. bevat de statuten van de naamlooze
vennootschapMaatschappij voor Oester cultuur Goes
ten doel hebbende de teelt van schelpdieren in de
Schelde en Zeeuwsche stroomen en den handel
daarin.
Zij heeft haren zetel te Goes.
De vennootschap is aangegaan voor den tjjd van
vijf en dertig jaren, ingaande den len Juli 1883.
Het maatschappelijk kapitaal bedraagt 30,000
verdeeld in volgestorte aandeelen, elk van éen
duizend gulden.
»In de kerk misschien op de wandeling,
God weet waar, misschien wel in uw kamer. Hij
is tot alles in staat
Op dit oogenblik kwamen de drie dames voor
uit, die hem, volgens een figuur in de mazurka,
tusschen Vergetelheid en Berouw moesten laten
kiezen. (Elk dier woorden duidt een dame aan.
De cavalier herhaalt er op goed geluk een van
en moet een figuur dansen met de dame aan wie
dat woord is toebedeeld). Dit maakte dus een
einde aan een gesprek, dat de nieuwsgierigheid
van Lisabetta zoo droevig prikkelde.
De dame die Tomski bij toeval gekozen had
was prinses Pauline. Er had een verklaring tus
schen hen plaats gedurende de herhaalde wendingen,
waartoe de dans hen noopte en de zeer langzame
wandeling naar de zitplaats der dame. Bij zijn
eigen danseuse teruggekeerd, dacht Tomski niet
meer aan Hermann, noch aan Lisabetta. Zij trachtte
te vergeefs het gesprek weer aan te knoopen,
maar de mazurka was uit en even daarna stond
de gravin op om heen te gaan.
De geheimzinnige gezegden van Tomski waren
niets anders dan praatjes om den tijd onder de
mazurka te korten, maar zij hadden het hart der
arme gezelschapsdame diep getroffen. Het portret,
dat Tomski geschetst had, vond zij sprekend ge
lijkend en, dank zij haar romaneske opleiding, zag
zij in het vrij onbeduidend gelaat van haar aanbid
der terstond iets dat haar bekoorde, doch tevens
vrees inboezemde. Zij zat zonder handschoenen
met hlooten hals, het hoofd getooid met bloemen,
die haar op de borst vielen, toen eensklaps de
deur openging en Hermann binnen trad.
De vennootschap wordt bestuurd door een
directeur onder het dageljjksch toezicht van twee
commissarissen.
In de Staats-couranl is opgenomen het verslag
van de commissie, belast met het afnemen der
examens van vroedvrouwen, over hare zitting van
Juli en Augustus 1883 te Amsterdam. De akte
werd uitgereikt aan 22 candidaten 14 werden
afgewezen.
De commissie merkt, naar aanleiding van den
uitslag van het examen, op 1° dat het regelmatig
en gestadig onderwijs der inwonende leerlingen
aan de rijkskweekschool veel betere resultaten
oplevert dan het onderwijs aan de uitwonende
leerlingen, terwijl het bijzonder onderwijs slechts
bij uitzondering tot goede resultaten leidt2° dat
de toelating van gehuwde vrouwen tot het onderwijs
in den regel tot veel minder goede resultaten leidt
dan die der ongehuwde vrouwen.
De St. Ct. bevat de statuten der naamlooze
vennootschapYlissingsche havendienst, te Mid
delburg, ten doel hebbende het tot stand brengen
van een havendienst op de binnen- en buitenha
vens van Vlissingen.
De vennootschap heeft haren zetel te Middelburg.
Het kapitaal der vennootschap bedraagt vijftig
duizend gulden, verdeeld in vijfhonderd aandeelen,
ieder groot honderd gulden, zulks in twee seriën,
de eerste serie van driehonderd aandeelen en de
tweede serie van tweehonderd aandeelen.
De vennootschap wordt bestuurd door een direc
teur onder toezicht van twee commissarissen. Zoo
wel directeur als commissarissen moeten ieder
eigenaar zijn van minstens twintig aandeelen.
De directeur en de commissarissen treden om
de vijf jaren af, doch zijn dadelijk herkiesbaar.
Tot directeur is benoemd de heer G. Alberts Lz.
en tot commissaris de heeren M. C. Ghijsen en
C. R. C. Wibaut.
Omtrent het tweede bezoek van den koning en
de koningin aan de Amsterdamscbe tentoonstel
ling meldt het Handelsblad nader het volgende
Evenals den vorigen beer was de burgemeester
van Amsterdam aan het station en reden HH. MM.
met hem in een open rijtuig naar de tentoonstel
ling, waar mevr. Van Tienhoven zich bjj het hooge
gezelschap voegde. De ingang werd genomen van
de Van Baerlestraat, zoodat eerst de Franscheaf-
deeling werd bezocht om met de Nederlandsche
te eindigen.
De graaf De St. Foix wees HH. MM. op het
voornaamste in de Fransche afdeeling, de beer
Springer geleidde den koning en de koningin rond
in de Nederlandsche, terwijl in de andere afdee-
lingen leden der commissie aanwezig waren.
Van 8.40 tot 10.20 verhieven HH. MM. in de
galerij, wederom herhaaldelijk liunne bijzondere
tevredenheid te kennen gevende.
„Waar zijt gjj geweest vroeg zij bevend,
„In de slaapkamer der gravin," antwoordde
hij, „ik kom net van haar vandaan. Zij is dood."
„Mijn God! Wat zegt gij
„En ik vrees dat ik de oorzaak van haar
dood ben," vervolgde hij.
Lisabetta zag hem ontsteld aan, en de woorden
van Tomski kwamen haaf weer voor den geest:
Hij heeft minstens drie misdaden op zijn gewe
ten." Hermann ging bij het venster zitten en
vertelde haar alles.
Zij hoorde hem met ontzetting aan. Dus waren
die hartstochtelijke brieven, die gloeiende woorden
dat hardnekkig volhouden, niet door de liefde
ingegeven. Alleen geldzucht bezielde hem. Hoe
kon zij, die hem niets dan haar hand te bieden
had, hem gelukkig maken? Arm kind! Zij was
het blinde werktuig geweest van een dief, van
den moordenaar harer oude weldoenster. Zjj
weende bittere tranen van berouw. Hermann be
schouwde haar stilzwijgend; maar noch de tranen
der ongelukkige, noch haar schoonheid, die door
de droefheid zooveel aandoenlijker was geworden,
konden dat steenen hart vermurwen. Hij voelde
niet de minste wroeging over den dood der gra
vin. Slechts éen denkbeeld pijnigde hem en dat
was het onherstelbaar verlies van het geheim,
waardoor hij gehoopt had fortuin te maken.
»Maar gij zijt een monsterriep Lisabetta
na een langdurige stille uit.
»Ik wilde haar niet vermoorden," antwoordde
hij koel, »mijn pistool was niet geladen."
bleven geruimen tjjd samen zonder te spre
ken of elkaar aan te zien. De dag brak aai)