N° 201. 126e Jaargang. Maandag 27 Augustus. Middelburg 25 Augustus. Dit blad verschijnt dagelijks^ met uitzondering van Zon- en Feestdagen: Prijs per 3/m. franco f 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent: Advertentiën* 20 Cent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1 -7 regels f 1,50 iedere regel meer f 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte: Bij deze courant behoort een BIJVOEGSEL. IUSICALIA. Zeeland—Noord-Brabant. HIDDELBURGSCHË COURANT. Agenten voor dit blad zijn te VlissingenP. G. de Veij Mestdagh, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: F. van der Peijl, te Zierikzee: A. C. de Mooij, te Tholen: W. A. van Nieüwenhuijzen, en te Ter Neuzen: A. van der Peul Jz. Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de Publicité G. L. Daube en Cie. te Parijs, Londen, Frankfort a. M., Berlijn, Weenen, Zurich, enz. Het Vaderland geeft eenige nadere toelichting omtrent de bedoelingen van de Nederlandsche pensioenvereeniging. Omdat de vroegere, gemengde commissie, door het Nut, de maatschappij van nijverheid, de ver eeniging t. b. v. Fabriek- en handwerksnijverheid en het Algemeen Nederlandsch werkliedenverbond benoemd, op haar verzoek om dadelijk geld slechts voor een derde der gevraagde som de noodige toezegging verkreeg, heeft de tegenwoordige commissie van 20 (18) het wenschelijk geoordeeld niet zichzelve op te werpen als de stichteres van alles, maar gemeend, dat een vereeniging met vertakkingen door het geheele land beter in staat zoude zijn de beurzen van allen, die met het doel instemmen, te openen, dan enkele personen. De vereeniging, door slechts enkelen bestuurd, zal en kan met haar vertakkingen door het geheele land veel beter plaatselijk werkzaam zijn, om door veler bijdragen een fonds in het leven te roepen en zoodoende aan de verbintenissen, die tegenover werklieden worden aangegaan, de meest mogelijke zekerheid van nakoming te verschaffen. De vereeniging wordt niet zoozeer gesticht om het nuttige van werk- liedenpensioneering meer het Nederlandsche volk ingang te doen vinden, o^^vmgaderingetje te spelen, zooals haar in een corre^^jdöitie is verweten, maar veelmeer om een waarbCmf^^-s te scheppen, waardoor het te stichten werklieaz fonds de meest mogelijk soliditeit zal verkrijgen. Eerst daarna, wanneer die fondsen eenmaal bestaan, eerst dan zal de jonge vereeniging optreden in een andere verhouding tot de door haar opge richte, onder zelfstandige besturen staande fondsen en daarover verder toezicht houden en voor het toetreden van den werkman tot het Werklieden fonds gaan werken. Yan daar dan ook, dat de koninklijke goed keuring voor de vereeniging gevraagd werd voor den bij de wet bepaalden tijd en het plan bestaat na verloop dier 30 jaren verlenging der goedkeu ring aan te vragen. Uit dien betrekkelijk langen duur moet nu evenwel geenszins afgeleid worden, dat de commissie van 20 van oordeel is, dat nog zooveel tijd zal moeten verstrijken, eer het beoogde doel, de stichting der fondsen, bereikt zal kunnen zijn. Zooals wij meedeelden zal de commissie op de eerste algemeene vergadering van de jeugdige vereeniging, die het voorloopig bestuur zich voor stelt tegen het einde van October te houden, de verdere vruchten van haar arbeid in den vorm van concept-statuten voor waarborg- en werklie denfonds ter tafel brengen. Ter bevordering van discussie daarover bestaat het plan, die ontworpen grondslagen, welke tot nu toe niet aan algeheele publiciteit worden prijsgegeven, zoo spoedig mo gelijk, tegelijk met den oproepingsbrief, aan de verschillende afdeelingsbesturen ter bespreking in de afdeelingen toe te zenden. Wij zouden hierbij de vraag willen doen waarom die commissie de bewuste plannen niet dadelijk ter openbaarmaking aan de bladen heeft gezonden Men had dan beter gelegenheid om te oordeelen. De eerste circulaire werd veel later aan de dagbladen gezonden dan aan de personen, wier namen daarbij gemeld werden. De commissie had daarvoor zeker hare redenen, maar wij meenden dat spoedige publiciteit in dezen noodig is, wil het publiek goed op de hoogte komen en sym pathie gaan gevoelen voor de goede bedoelingen der commissie. Het Vaderland weet te melden dat reeds ver scheidene afdeelingen zijn gevormd en velen nog zullen gevormd worden. Dit verheugt ons even zeer als het voornemen der commissie, dat uit deze mededeelingen nu eens blijkt, om eerst te zorgen voor een waarborgfonds. Men weet uit ons artikel in ons nommer van Vrijdag dat wij dit de hoofdzaak achten, wil het plan slagen. In de eerste helft der volgende maand zullen de Nederlandsche en Belgische permanente com missarissen van toezicht op de Scheldevaart te Brussel eene bijeenkomst houden, ten einde voor stellen te doen om de voorschriften omtrent het voeren van seinlichten door schepen op de Wes- jerschelde te wjjzigen. Men schrijft ons Ingevolge aanschrijving van ged. staten betrek kelijk maatregelen in het belang der openbare gezondheid, hebben de gemeentebesturen de inge zetenen bij publicatie uitgenoodigd om 1° hunne woningen, erven en tuinen vrij en zuiver te houden van alle onreinheden enz. en 2° geen drinkwater te nuttigen dan goed en zuiver, hetwelk zoo noodig van gemeentewege zal worden verstrekt. Bij vele woningen worden zoogenaamde modder- goten of putten aangetroffen die natuurlijk de gezondheid niet bevorderen, terwijl te platten lande nog al eens wordt overgegaan tot het ledigen van privaten in tuinen waar zich kooien bevinden, zonder de uitwerpselen voldoende met aarde te bedekken. De uitnoodiging komt ons derhalve niet overbodig voor 't is tevens te wenschen dat zij den besturen zeiven aanleiding geven om de aschbakken der gemeente, waarin beer wordt geworpen, op eer biedigen afstand van de bebouwde kom te houden of te brengen. Hierop is reeds, zooals in uw artikel Nuttig om te toeten, noodig om te doen nog werd aange haald, vroeger, ten opzichte van Nieuwdorp ge wezen, maar wanneer het geneeskundig staatstoe zicht met al de bijzonderheden op dit gebied in iedere gemeente bekend ware, dan zou het niet aarzelen hier en daar krachtig aan te dringen op verbetering. De burgemeester van Goes, mr J. G. De Witt Hamer, meldt bij ingezonden stuk in de Goesclie courant, dat hij het voornemen had gehad om aan het graf van mr J. H. De Laat De Kanter, namens Goes, een woord van dank aaD den af gestorvene te brengen. ^u echter de uitdrukkelijke wil van den over- f^ene dit belette, stelde mr De Witt Hamer f-r. hoogen prijs op en achtte hij het een plicht van piëteit om te doen blijken dat alleen eerbied voor dien uitdrukkelijken wil hem dat woord heeft doen inhouden, maar, in de overtuiging dat hij daar mede een op de ingezetenen rustenden plicht vervulde, wenschtte hij thans langs een anderen weg te openbaren wat hij gezegd zou hebben. Daarom vroeg hij de medewerking der redac tie om bekend te maken dat hij gemeend had ongeveer in de navolgende bewoordingen uitdruk king te moeten geven aan het gevoel, dat de meesten aan de opene groeve van mr De Kanter vervulde. »Een woord van dankbare herinnering uit naam van de ingezetenen, in wier midden hij geleefden voor wier welzijn hij gewerkt heeft, mag bij dezen afgestorvene niet gemist worden. Hij, aan wiens stoffelijk overblijfsel de laatste eer is bewezen, was een der beste burgers van Goes. Uitmuntend in gaven van verstand en hart bezield met een vurig verlangen om ontwikkeling en vooruit gang in zijne omgeving te bevorderen, was niets hem te zwaar om datgene, wat hij nuttig en goed en waar achtte, tot stand te brengen. Begaafd met een zeldzaam helder hoofd en eene benijdbare werkkracht was hij in nagenoeg alle besturen of vereenigingen, waarvan hij deel uitmaakte, als van zelf de tot leider aangewezen persoon. »Als hij voor wien een dankbare burgerij een gedenksteen heeft opgericht kon spreken, dan zou hij het getuigen hoe een zeer groot ge deelte van hetgeen onder het bestuur van Blaau- been ten nutte dezer gemeente is tot stand gekomen, aan het initiatief, aan de vermogende medewer king van Kanter is te danken geweest. Zooals steeds het geval is, wanneer een krachtige persoonlijkheid zich doet gelden, heeft ook Kanter van miskenning en tegenwerking ruimschoots zjjn deel gehad, maar zijn ijzeren wil kende geen buigen of wijken als hij zich eenmaal overtuigd hield van het deugdelijke en gewenschte zijner plannen. Die vastheid van wil en dat pal staan voor zijne overtuiging dwongen dan ook, zelfs zijn grootsten tegenstanders, eerbied en ontzag af. En, kan men ook moeilijk beweren dat hij alge meen bemind was, zonder tegenspraak te duchten kan men verzekeren, dat niemand meer dan hij de algemeene hoogachting in onze gansche om geving genoot. r Zij echter, die het voorrecht hebben gehad hem van nabij te kennen; zij, die met hem, op welk gebied ook, hebben mogen samenwerken, zij allen zullen eenparig erkennen dat zijn heen gaan een groot, een onherstelbaar verlies is. Zijn heengaan laat een plaats open die wij weten het allen maar al te goed niet licht zal ver vuld wordenzijn heengaan zal lang zeer lang gevoeld worden. „En al moge het waar zijn dat niemand on misbaar is en dat 's levens beslommeringen binnen betrekkelijk korten tijd het aandenken ook aan de uitnemendsten, doen slijten en ver dwijnen, toch houd ik mij overtuigd dat de groote invloed, dien hij op zijne omgeving heeft gehad, nog lang zal worden gevoeld dat de dankbaar heid voor het vele goede, dat door den overledene is tot stand gebracht, bij zeer velen lang zal levendig blijven. „Die overtuiging hier zij 't ook met een kort woord uit te spreken, was mij een behoefte. De St. Ct. bevat een uittreksel van de verslagen omtrent de werkzaamheden der commissiën van toezicht op den doortocht en het vervoer van landverhuizers, over 1882. Dit verslag loopt over de commissiën te Am sterdam en Rotterdam, aangezien de commissiën te Dordrecht, Vlissingen en Harlingen hebben medegedeeld dat gedurende het afgeloopen jaar geen landverhuizers uit die havens zijn vervoerd. Het vervoer van landverhuizers over Amsterdam is in 1882 meer dan verdubbeld. Het bedroeg toch in dat jaar 21,155 zielen, tegen 10,004 in 1881. Dit was slechts gedeeltelijk toe te schrijven aan de omstandigheid, dat een deel der booten van de Nederlandsch-Amerikaansche stoomvaart maatschappij uit Amsterdam zijn vertrokken, daar die slechts 5100 personen, of ongeveer een vierde van het geheele aantal hebben vervoerd. Het directe vervoer van landverhuizers van Am sterdam naar New-York had plaats met 6 stoombooten der Koninklijke Nederlandsche stoom bootmaatschappij die gezamenlijk 34 reizen, en 5 stoombooten der Nederlandsche Amerikaansche stoomvaartmaatschappijdie te zamen 18 reizen deden. De eerste vervoerde 15,692 personen of gemiddeld 461 per schip de laatste 5100 personen of gemid deld 283 per schip. Het getal der landverhuizers, welke gedurende het jaar 1882 over Rotterdam vertrok, bedroeg 17,322 tegen 18,151 over het jaar 1881. Het mindere cijfer, dat gedurende 1882 over Rotterdam is vertrokken, is alleen daaraan toe te schrijven, dat, terwijl vroeger alle stoomschepen der Nederlandsch-Amerikaansche stoomvaartmaat schappij van Rotterdam vertrokken, thans die maat schappij beurtelings iedere week een stoomschip van Rotterdam en van Amsterdam laat varen. Het totale cijfer zou anders veel hooger geweest zijn dan dat van het vorige jaar. De heer E. T. J. P. Neomagus, te Breda, heeft aan de règeering vergunning gevraagd tot het aanleggen en exploiteeren van een tramweg van Breda naar de Belgische grens bij Wernhout in de richting van Antwerpen. De minister van waterstaat heèft daarop geant woord, dat, hoewel in beginsel tegen zijn aanvraag geen bezwaar bestaat, daarop niet kan worden beschikt, alvorens door adressant het bewijs kan worden overgelegd, dat ook vanwege de Belgische regeering voor het gedeelte van de Belgische grens bjj Wernhout tot Antwerpen, de noodige vergunning of wel het uitzicht daarop gegeven is. Blijkens een bij het departement van koloniën ontvangen telegram, is de Gouv.-Gen. van N.-I., den 23en dezer, van zijne reis naar Atjeh te Bata via teruggekeerd, en was de toestand in Atjeh bevredigend. Meegedeeld in een deel der oplaag van ons vorig nommer.) Nu en dan is het ons, Middelburgers, in de zomermaanden gegund instrumentaal-muziek te hooren; maar een zoo drukke concert-week als deze hebben wij zeker in langen tjjd niet gekend. Vooreerst deed het muziekkorps der stedelijke schut terij, onder directie van den heer A. De Jong, zich Dinsdag in de theetuin hooren, waar een talrijk publiek zich verheugde in den .ohoonen zomer avond. En ook den volgenden dag begunstigde zacht weer het zomerconcert, dat gegeven werd door de stafmuziek van het derde regiment in fanterie. Dit terecht zoo gunstig bekend korps handhaafde zijn roem, en op nieuw leverde de directeur Bouwman bewijzen van zijn groote ta lenten als arrangeerderzoo in het Vorspiel van Wagner's Parsifal, zoo in de Rhapsodie hongroise van Liszt. Het concert van gisteren, gegeven door het Hon- gaarsche Zigeuner-orchest uit Buda-Pesth onder directie van den heer Joseph Barcza geeft ons aanleiding over dergelijke uitvoeringen en over de Hongaarsche muziek in het algemeen te spreken. Geen natie heeft zoo zuiver hare oorspronkelijk heid in taal, gezang en muziek bewaard als de Hongaarsche. Geen land is ook zoo rijk aan oor spronkelijke volkswijzen, die door haren hartstoch telijken rythmus en de gloeiende melodie geheel het karakter der Magyaren weergeven. Daaren boven zijn deze melodieën meestal zoo bekoorlijk, dat zij iederen muziekminnaar, van welke natie ook, boeien moeten. Geen wonder dan ook dat componisten als Brahms, Liszt, Hoffmann (van dezen hoorden wij de eerste twee Ungarische Tdnze op het concert van Woensdag avond) en anderen door deze Hongaarsche melodieën in die mate worden bezield, dat zij geheele Rhapsodieën en Fantasieën eruit samenstellen. Wie kent niet de Hongaarsche dansen van Brahms en de Hon gaarsche rhapsodieën van Liszt Doch hoe en waar men ook deze melodieën moge hooren, het eigenaardige, de poëtische bekoorlijkheid, die in de voordracht ligt, kan alleen de Hongaar zelf ons geven. De melodieën, eerst bekend onder en gezongen door het volk, worden later door zwervende Zigeu nerkapellen op het gehoor at, dus zonder kennis der noten, nagespeeld. Zoo ontstaan dikwijls door het te zamen voegen van allerlei versieringen en figuren geheele muziekstukken. De orkesten be staan meestal uit een sterk bezet strijk-quartet, een of twee klarinetten en een cimbaal. Dit laatste instrument ontbreekt in geen Hongaarsch orkesthet dient hoofdzakelijk tot aanvulling en bekleedt aldus eenigszins de plaats van de blaas instrumenten in ons modern orkest. Toch wordt zij als solo-instrument gebruikt om haar melan- cholieken toon, die ten laatste zeker eentoonig wordt. Wij keeren tot het concert van gisteren terug. Iedere toehoorder, die gevoel voor muziek heeft, zal met veel belangstelling geluisterd hebben naar die nationale melodieën, welke op zoo gloeiend hartstochtelijke wijze werden voorgedragen. Maar ook de uitvoering van andere nummers van het programma als de Teil-ouverture, de Laura-walzer etc. was zeer bevredigend, en ofschoon het arran gement aan de eene zijde de uitwerking dezer composities verzwakte, wonnen zij aan den anderen kant door de zuivere en rythmisch zeer correcte voordracht. En juist in dezen rythmus moet de meest verwende musicus zoowel als de leek zich verheugen. Het ware zeker te wenschen, dat door allen die de muziek beoefenen telkens eene Hon gaarsche kapel kon worden gehoord, opdat daar door het gevoel voor rythmus meer en meer levendig worde. Ook door de zuiverheid van toon, door hunne techniek en door de schoone afge ronde melodie geven de Hongaren veel te leeren. Naar wij vernemen zal van avond wederom een concert van den heer Barcza plaats hebben. Wij hopen hartelijk dat de zaal dan wederom gevuld zij in het belang van het publiek en in dat 'van de heeren uit Hongarije, met hun uitnemenden hoofdman, wien wij gaarne onze groote erkente lijkheid betuigen. Is er iemand die soms denkt: het is maar een Zigeunerkapel en ik heb betere, klassieker muziek gehoord dan vergete hij toch niet, dat elke volmaakte, oorspronkelijke uit. voering in de muziek, op hare rechte waarde ge schat, tot dankbaarheid moet stemmen. Losse opmerkingen van een bewoner van een der Zeeuwsche eilanden. Als wij, bewoners van Zeeland, een reisje zullen maken elk uitstapje is voor een eilander zoo licht een reisje dan wordt eerst recht het gevoel in ons levendig, dat wij toch eigenlijk aan 't einde der wereld wonen. Vrienden en kennis sen, die ons af en toe bezoeken, zetten zich altijd min of meer afgemat en ietwat verreisd aan onzen haard neder. Er ligt hun een uitdrukking op 't gelaat, alsof ze erkenning eischen van de opoffe ring, die zij zich getroostten met tot ons te komen. Toch is het meer uit welwillendheid dan uit volle overtuiging, als wij verklaren 't met hen eens te zijn, dat het in Zeeland lastig reizen is. Maar als we zelf voor de vraag staan: hoeeenigs- zins spoedig een ander hoekje van ons vaderland te bereiken dan overvalt ons een gevoel als van een gevangene achter geweld van wallen en dubble gracht;" we bemerken wel ons isolement, maar niet onze krachtdaar komen wel herinne ringen aan spoorwegen, stoom- en paardentrams ons voor den geestmaar de boot uitgezonderd die trouwhartige, kloeke boot verwaardigt zich geen enkel middel van verkeer onze eenzaam heid minder eenzaam te maken. Hoe geheel anders zien wij den toestand, als we, 't Hollandsch Diep en de Kil gepasseerd, ons in de nabijheid van Dordrechts oude vesten be vinden. Wij, gemoedelijke beschouwers van »een zeil in de verte," we worden overbluft door de- drukte en beweging, 't gewoel en gedrang, dat ons plotseling omringt, en 't is ons een raadsel,, hoe hier één dag, éen uur kan voorbijgaan zondet,"

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1883 | | pagina 1