N° 198. 12 6e J aargang. 1883. Donderdag 23 Augustus. SCHOPPEN VROUW, s FEUILLETON. Middelburg 22 Augustus. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen: Prijs per 3/m. franco f 3,50: Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent: Advertentiën* 20 Cent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1 -7 regels f 1,50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte: MIDDELBURGSCH COURANT. Agenten voor dit Wad zijn te VlissingenP. G. de Veij Mestdagh, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: F. van der Peijl, te Zierikzee: A. C. de Mooij, te Tholen: W. A. van Nieuwenhuijzen, en te Ter Neuzen: A. van der Peijl Jz. Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de Puhlicité G. L. Daube en Cie. te Parijs, Londen, Frankfort a. M., Berlijn, Weenen, Zurich, enz. Men schrijft ons Het zij verre van mij, in te stemmen met het beleid, sedert zijn optreden als minister door den heer Heemskerk in zake de wet op het lager onderwijs gevoerd, maar toch gaat het niet aan dat beleid te beoordeelen, zooals door het Han delsblad, blijkens uw nommer van jl. Maandag, wordt gedaan naar de wijziging, in de algemeene regelen betreffende den bouw en de inrichting van schoollokalen gebracht. Men moet de omstandig heden in aanmerking nemen. Uit het kon. besl. van 4 Mei jl. (Stbl. n° 41) blijkt, dat eene voordracht tot herziening van het kon. besl. van 1 Mei 1882 (Stbl. n° 59) reeds op 10 Febr. 1883 door den min. van binnenl. zaken (toen mr Hordijk) aan den koning werd gedaan. De raad van state bracht daaromtrent advies uit den 20en Febr. en de minister rapporteerde op nieuw onder dagteekening van 24 Febr. Toen schijnt, vermoedelijk wegens het door de ministers ingediend ontslag, de voordracht in portefeuille te zijn gebleven. De heer Heemskerk, die den 22en April als minister optrad, deed, blijkens het besluit, reeds den 26en daaraanvolgende nader rapport aan den koning. De korte termijn, die tusschen zijn optreden en het doen van dit rapport verloopen is, en de omstandigheid, dat de raad van state niet meer is gehoord, geven grond om te veronderstellen, dat de heer Heemskerk het ontwerp-besluit onveranderd, zooals hij het vond, aan den koning ter bekrachtiging voordroeg. En hoe was de minister Pijnacker Hordijk er toe gekomen om eene wijziging voor te stellen in het reeds eenmaal gedurende zijn bestuur ge wijzigde besluit Men herinnere zich dat reeds kort na het verschijnen van den door den minister Six gecontrasigneerden maatregel in zake school- bouw werd beweerd, ook van liberale zijde, dat deze onmogelijke eischen stelde. Ook het besluit van 1 Mei 1882 was, meende men, voor vele ge meenten nog te bezwarend. En toen nu de tweede kamer in de zitting van 14 December 1882 Han delingen 718 en 719) den post, op de staatsbe- grooting voor 1888 uitgetrokken voor overdekte speelplaatsen bjj rijks lagere scholen, schrapte, noodzaakte zij den minister ertoe, eene wijziging in de toen geldende regelen voor te stellen, waardoor het aanleggen dier speelplaatsen niet meer ver plichtend zoude zijn. En is het nu zoo zeer te verwonderen, dat de minister bij het gebleken streven, ook van liberale zijde, naar bezuiniging, tevens voorstelde den termijn te verlengen, waar door de kosten natuurlijk over meer jaren verdeeld zouden worden Hoewel de minister Heemskerk het besluit mede- onderteekende en er dus de verantwoordelijkheid van draagt, is echter o. i. de nog steeds liberale tweede kamer de aanleiding tot het nemen van het besluit. VAN PROSPER MEBIMÉE. II. De oude gravin Fedotovna zat in haar kleed kamer voor den spiegel, omringd door drie kame niers de een hield haar een rood potje voor, de andere een doosje met zwarte spelden en de derde had een groote kanten muts met vuurrood lint in de hand. De gravin maakte niet de minste aanspraak op schoonheid, meermaar zij had alle gewoonten uit haar jeugd behouden, kleedde zich naar de mode van voor vijftig jaren en besteedde aan haar toilet evenveel tijd en geld als een eerste modepop van de vorige eeuw. Haar gezelschaps juffrouw zat bij het venster aan een borduurraam te werken. Goeden morgen, grootmama," sprak een nge officier, de kleedkamer binnenkomende„dag ffrouw Lise. Grootmama, ik heb een verzoek an u." „En wat is dat, Paul?" „Vergun mij u een mjjner vrienden voor te stellen en u te vragen of gij hem een uitnoodiging voor uw bal wilt, zenden. „Breng hem mee op het bal en stel hem mij dan voor. Zijt gij gisteren avond bij prinses N. geweest Ieder, die het wel meent met de openbare school, zal overigens instemmen met den wensch der redactie van het Handelsblad, dat de welgezinde besturen zich niet zullen laten weerhouden hun plicht te doen. Maar het is juist aan de niet- welgezinde besturen, dat het nieuwe besluit eene welkome gelegenheid geeft om niets te doenen het is te vreezen, dat zelfs de krachtigste aan drang van gedeputeerde staten en van het school toezicht hen er niet toe zal kunnen bewegen iets in het belang van het onderwijs tot stand te brengen, zoolang zij niet door wettelijke maat regelen worden gedwongen. En daarom gaan wij gaarne mede met het Handelsblad, waar het wensoht, dat de regelen voor schoolbouw nu verder ongewijzigd zullen blijven. Aan de statistische tabellen, openbaar gemaakt door den voorzitter der Vereeniging iwor statistieJc, mr J. L. De Bruijn Kops, ontleenen wij nog het volgende omtrent andere takken van onderwijs dan het lager. Het overzicht loopt van 1864 tot 1882 Ten aanzien der burger dag- en avondscholen en dergeljjke inrichtingen voor middelbaar onder wijs valt op te merken, dat het aantal burgerdag scholen van 1866 tot 1882 van 3 inrichtingen met 107 leerlingen klom tot 4 met 132 leerlingen. Het aantal is alzoo vrijwel stationair gebleven. Stellen we daartegenover de burgeravondscholen. In 1864 telde men er 3 met 328, in 1882 36 met 3609 leerlingen. Zou daarmee niet het bewijs geleverd zijn, dat laatstgenoemde inrichtingen meer dan eerstgenoemde beantwoorden aan hare be stemming de theoretische vorming van den werkman Het aantal teeken- en industriescholen ging evenmin merkbaar vooruit: in 1864 32 met 3776, in 1882 36 met 3763 leerlingen. Een groote vooruitgang valt te melden in het aantal ambachtsscholenvan éen met 118 leerlingen in 1864 klom het tot 7 met 731 leerlingen in 1882. Dit kan niet gezegd worden van de industrie scholen voor meisjes. De eerste werd begonnen in 1865 met 25 leerlingen, in 1882 waren er 2 met 263 leerlingen. Yan de bedoelde inrichtingen voor middelbaar onderwijs had men in 1882 een totaal van 84- met 8498 leerlingen. Het aantal hoogere burger scholen voor jongens was in 1864 12 met 5 jarigen cursus in 1882 36 met 5 j., 1 met 4 j. en 24 met 3 j. cursus of in het geheel 61, waarvan 21 rijks-, 39 gemeentelijke-scholen en 1 bijzondere school. In 1864 telde men aan die inrichtingen 119, in 1882 726 docenten. In eerstgenoemd jaar woonden 1203 leerlingen het geheele onderwijs en 215 enkele lessen bij; in 1882 waren die cijfers 4359 en 290, terwijl boven dien 172 meisjes d'e lessen volgden. Het eerste eind-examen der H. B. S. had plaats in 1866 toen er 16 werden toegelaten en 7 afgewezenin 1882 slaagden 245 terwijl aan 22 het diploma moest worden geweigerd. De eerste hoogere burgerschool voor meisjes Stellig; het was heerlijk! Er is tot vijf uren gedanst. Mejuffrouw Eletzki was allerbekoor lijkst." „Gij zijt niet moeielijk te voldoen, mijn waarde. Wat schoonheid aangaat, dan hadt gij haar grootmoeder, prinses Daria Petrowna, moeten zien Maar zeg eens, die moet al zeer oud zijn, die prinses Daria Petrowna „Oud!" riep Tomski ondoordacht uit, »wel zij is reeds zeven jaren dood De gezelschapsjuffrouw hief het hoofd op en gaf den officier een wenk. Hij bedacht zich dat men de gravin den dood harer tijdgenooten moest verbergen en beet zich op de lippen maar de gra vin bleef zeer kalm bij het vernemen dat haar oude vriendin overleden was. „Dood zei zij, „zoo, dat wist ik niet. Wjj waren samen tot hofdames benoemd, en toen wij voorgesteld werden, zei de keizerin Hier vertelde zij voor de honderdste maal een anecdote uit haar jeugd, en toen die uit was, zei zij„Paul, help mij om op te staan; Lisanka, waar is mijn snuifdoos en door hare drie kamer vrouwen gevolgd, begaf zij zich achter een scherm om haar toilet te voltooien. Tomski bleef alleen met de gezelschapsjuffrouw. „Wie is die heer, dien gij aan mevrouw wilt voorstellen?" vroeg Lisabetta Iwanowna zacht. „Naroumof. Kent gij hem?" „Neen. Is hij militair?" „Ja." „Bjj de genie?" werd geopend in 1867, waaraan door 8 personen (3 vrouwen en 5 mannen) werd les gegeven. In 1881 waren er 14 dergelijke inrichtingen waaraan door 116 leeraressen en 54 leeraars werd lesgegeven. Yan deze inrichtingen bestaan 9 met en 5 zonder rijkssubsidie. Axel, 21 Aug. In zake de verkiezing van den heer Oggel is het volgende adres aan ged. staten van Zeeland gezonden Onder toezending van een aan Z. M. ingedi nd bezwaarschrift betrekkelijk de op den 31 Juli j. alhier plaats gehad hebbende herstemming voor een lid van den gemeenteraad, neemt de onder- geteekende beleefd de vrijheid zich met het na volgende tot uwe vergadering te wenden; dat op den 1 Aug. jl. onmiddellijk na den afloop der stemopneming vanwege het stembureau dooi den gemeentebode aan den benoemde Dingeman Jacobus Oggel een afschrift van het in art. 67 der wet, regelende het kiesrecht, bedoeld proces verbaal is toegezonden dat door genoemden Oggel is geweigerd dat afschrift in ontvang te nemen en door den bode bij den burgemeester is teruggebracht; dat den daarop volgenden dag door den bur gemeester, als gewezen voorzitter van het stem bureau, de heeren L. C. Yan Vessem en A. Yan Overstrate Kruijsse, die als leden van het stem bureau waren werkzaam geweest, zijn bijeenge roepen, teneinde over die zaak te beraadslagen; dat men in die bijeenkomst van oordeel was dat het stembureau, als hebbeDde reeds opgehou den te bestaan, in deze niet meer te beslissen had dat genoemde Oggel zich evenwel op den 6 Aug. jl. bij den burgemeester heeft vervoegd om bedoeld afschrift in ontvang te nemen, hetwelk hem dan ook door den burgemeester is ter hand gesteld dat naar adressants meening de burgemeester noch in betrekking van gewezen voorzitter van het stembureau, noch in betrekking van burge meester bevoegd was het niet in ontvang geno men afschrift alsnog aan den benoemde af te geven dat uit de gepleegde handeling van den benoemde met het oog op den aanhef van art. 14 der ge meentewet duidelijk blijkt, dat hij zijne benoeming niet aannam dat de burgemeester, nadat hem het geweigerde proces-verbaal was ter hand gesteld, dat hij het gemeentebestuur had behooren te deponeeren; dat ook de burgemeester, na van de weigering van het in ontvang nemen van het proces-verbaal kennis genomen te hebben, het college van burg. en weth. had behooren bijeen te roepen om in deze te beslissen,- of eene nieuwe verkiezing diende te worden uitgeschreven dat door genoemde handeling van den burge meester de zaak in een zeer onzuiveren toestand is gebracht; dat ook, wat de verkiezing van genoemden Oggel zelve aangaat, er in dit geval niet dient te worden onderzocht öf de verkozene al de ver- „Neen, bij de garde te paard. Waarom dacht gij dat hij bij de genie was?" Zij glimlachte, maar gaf geen antwoord. „Paulriep de gravin achter het scherm, »zend mij een nieuwen roman; 'tdoet er niet toe wat, alleen niet naar den hedendaagschen smaak, weet ge?" -- „Hoe verlangt gij hem, grootmama?" „Een roman, waarin de held zjjn vader noch zijn moeder vermoordt en waarin geen drenkelingen voorkomen. Ik ben voor niets zoo bang als voor drenkelingen." -„Waar is thans zulk een soort van roman te vinden Yerlangt gij een Russisehen „FoeiBestaan er Russische romans Gij zult mij wel wat zenden, niet waar Yergeet het niet „Ik zal niet mankeeren. Dag grootmama, ik moet weg. Dag Lisabetta Iwanowna. Waar om wildet gij toch dat Naroumof bij de genie was Dit zeggende verliet Tomski de kleedkamer. Zoodra Lisabetta alleen was nam zij haar werk weer op en ging vlak voor het venster zitten. Terstond daarop verscheen er op den hoek van een huis aan den overkant een jonge officier, wat de gezelschapsjuffrouw deed blozen tot achter de oorenzjj boog het hoofd voorover en verborg het bijna achter haar werk: op datzelfde oogenblik verscheen de gravin weer, geheel ge kleed eischten bezit, voorgeschreven bij artt. 17 en 19 der gemeentewet öf in de termen van uitsluiting valt, bedoeld in de artt. 21 en 23 der genoemde wet; dat bovengenoemde artikelen der gemeentewet alleen zijn geschreven voor personen, die wel verkiesbaar, maar niet als lid van den raad toe laatbaar zijn dat men hier evenwel te doen heeft met een geval ,dat dient beoordeeld te worden naar het voorschrift van art. 26 der gemeentewet; dat er alzoo, om tot de vernietiging der ver kiezing van Dingeman Jacobus Oggel over te gaan, geen onderzoek zijner geloofsbrieven behoeft plaats te hebben, daar de kiezers door de wet onbevoegd zijn verklaard personen, vallende onder de bepa ling van art. 26 der gemeentewet, te biezen. Redenen waarom adressant zich tot uwe ver gadering wendt met het verzoek de zaak te onderzoeken en de verkiezing van Dingeman Ja cobus Oggel aan Z. M. den koning ter vernieti ging voor te dragen. Biervliet, 21 Augustus. In de heden ge houden raadsvergadering werd de rekening over 1882 vastgesteld, zie de M. Ct van den 4" dezer en de gemeentebegrooting den raad aan geboden. De heeren P. Le Grand, A. De Groote, J. v. "d. Linde en P. Lijbaart, in Juli 1881 als raadslid herkozen, en de heer S. v. d. Hooft, in Februari jl. gekozen, werden geïnstalleerd. De geloofsbrieven van de in Juli jl. gekozen raads leden werden na onderzoek goedgekeurd. De heeren v. d. Linde en Lijbaart werden als wethouders herbenoemd, alsmede tot ambtenaren van den burgerlijken stand. In Zierikzee wordt thans een goed voorbeeld gegeven. Yoor rekening van een der meest gegoede ingezetenen, die reeds meermalen bewijzen zijner philantropie heeft gegeven, zullen in het begin van September een tiental ambachtslieden de internationale tentoonstelling bezoeken. Men schrijft ons uit Den Haag De heer De Bergh heeft het tegenwoordig zwaar te verantwoorden. Terwijl hij nog in angst en vreeze de beslissing wacht van de regeering op de aanklacht van den hoofdcommissaris van poli tie, werd hij Dinsdag op een weinig aangename wjjze ter verantwoording geroepen door een ander persoon, die zich door hem verongelijkt acht. Men zal zich herinneren dat de heer De Bergh, die van tijd tot tijd de taak van politie en justi tie meent te moeten aanvullen, eenigen tijd ge leden den officier van administratie der eerste klasse bij de marine Hertzveld openlijk aanklaagde van onzedelijke handelingen, en dat die aanklacht leidde tot eene gerechtelijke instructie en de ver oordeeling van den genoemden officier. Die ver oordeeling gold echter maar een deel der feiten, welke De Bergh Hertzveld had ten laste gelegd het ergste feit (het debaucheeren van een acht jarig kind) werd onbewezen bevonden. Bovendien „Lisanka," zei zij, „laat inspannen; wij gaan een rijtoertje maken." Lisabetta stond onmiddellijk op en begon haar werk op te ruimen. „Nu, wat is er, kleintje? Zijt gij doof? Ga zeggen dat men onmiddellijk inspant." »Ik ga al," antwoordde het meisje, en liep snel naar de voorkamer. Er kwam een knecht binnen met boeken, die door prins Paul Alexandrowiteh gezonden waren, »Zeg, dat ik hem wel laat bedanken, Lisanka Lisanka! Waar loopt die zoo hard naar toe?" -„Ik ging mij kleeden, mevrouw." „Wij hebben nog tijd, kleintje. Ga zitten, neem het eerste deel en lees mij voor." De gezelschapsjuffrouw nam het boek en las eenige regels. „Luider!" sprak de gravin. „Wat hebt gij toch? Zijt gij schor? Wacht, schuif dien tabou ret dicht bij mij Nog dichter Zoo." Lisabetta las nog twee bladzijden, maar de gravin begon te geeuwen. „Werp dat vervelende boek weg; wat een gezeur. Zend het den prins terug en laat hem wel bedanken En het rijtuig, komt dat nooit (Wordt vtrvalgd.)

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1883 | | pagina 1