N° 176. 126® Jaargang. 1883. Zaterdag 28 Juli. Yi Scjlla op Ctarjls. Middelburg 27 Juli. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen: Prijs per 3/m. franco 3>50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent: Advertentien* 20 Cent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1 -7 regels f l,f>0 iedere regel meer f 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. ilDDlLBURGSCHE COURANT. Agenten voor dit blad zijn te VlissingenP. G. de Veij Mestdagh, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: F. van der Peijl, te Zierikzee: A. C. de Mooij, te Tholen: W. A. van Nieuwenhuijzen, en te Ter Neuzen: A. van der Peijl Jz, Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de Publicité G. L. Daube en Cie. te Parijs, Londen, Frankfort a. M., Berlijn, Weenen, Zurich, enz. Bij al de kalmte en stilte, die er in de tegenwoordige dagen op parlementair gebied heerschen, en bij de weinige gelegenheid die er voor onze volksvertegenwoordiging bestaat om met het nieuwe kabinet kennis te maken, doen er zich toch enkele kenteekenen voor die een onheilspellend licht werpen op de gevoe lens van den premier, van het tegenwoordig ministerie, tegenover een der schoonste instel lingen die wij bezitten. Een der zwakste elementen van het laatste kabinet-Van Lijnden was de minister van bin- nenlandsche zaken, mr. Pijnacker Hordijk, hoofdzakelijk om de lang niet gunstige houding welke hij aannam tegenover de openbare school. Dweepende met zijne ideaal: eene open bare school slechts als aanvulling te zien ge bezigd waar de bijzondere scholen te kort schoteD, streefde, scheen het, die gewezen mi nister naar verhaasting van de toekomst, waarin dat ideaal werkelijkheid zou zijn, door de openbare school niet met die toewijding en die sympathie te bejegenen, welke van een Nederlandsch minister, voor wien art. 194 der grondwet geen doode letter is, zouden kunnen worden verwacht. Geen enkele voorstander van die school be treurde dus 's ministers heengaan men begreep dat zulk een half voorstander voor de open bare school nadeeliger is dan een bepaald tegenstander. Minister Heemskerk nam het bewind over en geen bijzondere vrees voor die school koesterden hare voorstanders, omdat de bekende gevoelens van den premier geen aanleiding daartoe gaven. Hij zou, dacht men, strikt de hand aan de wet houden en toch in geen geval tegenover die school dreigender houding aannemen dan zijn voorganger, Daarin werd men in den laatsten tijd echter teleurgesteld. Er schijnt in deze dagen bij ons hooger be stuur een streven te bestaan om de tegenstanders van de openbare school door enkele toegeef lijkheden te believen, en moeielijk valt het te zeggen waar de grens is, die paal en perk daaraan stellen zal. Het is zeker een natuurlijk gevolg van de halfslachtige politiek die tegenwoordig in eere is, en die wellicht na de laatste verkie zingen nog meer in zwang kan komen, zoo niet zij, die nog in de tweede en vooral in de eerste kamer hunne meerderheid kunnen doen gevoelen, zich krachtig doen gelden om zulk eene staatkunde tegen te gaan. De quaestie-Adouard is bekend. De raad dier gemeente, niet al ie gunstig gezind jegens het openbaar onderwijs en meer geneigd om zoo min mogelijk daarvoor uit te geven, kwam op het zeldzame idee om te bepalen dat de kinderen na hun l-2e jaar dadelijk de school moeten verlaten. En dit besluit werd door den minister gehandhaafdbij hem bestonden geen termen om de vernieting ervan den koning te vragen, op grond dat in art. 16 al. 1 van de wet op het L. O-luidende„in elke gemeente wordt voldoend lager onderwijs gegeven in een genoegzaam aantal scholen, welke voor alle kinderen zonder onderscheid van godsdienstige gezindheid toegankelijk zijn, de woorden alle kinderen redelijkerwijze niet anders kunnen worden begrepen dan dat zij aanduiden alle kinderen van den leeftijd, die voor het ontvangen van lager onderwijs geschikt is Terecht wordt tegen zulk eene redeneering krachtig geprotesteerd. Het Volksblad van de vereeniging voor volksonderwijs heeft zeer juist beweerd, dat „zoo iemand de ministerieele be schikking verzonnen had, hij verdienen zou als lasteraar van het gezond verstand van Neer- land's hoogsten ambtenaar vervolgd en gebrand merkt te worden!'.' Die beschikking is echter geen fictie maar een feit. In plaats van overeenkomstig den geest der wet de gelegenheid tot het verkrijgen van de noodige ontwikkeling zoo ruim mogelijk te stellen, en, waar de wet geen leeftijd noemt, de ouders zooveel mogelijk vrij te laten wan neer zij hunne kinderen willen doen onderwijzen, geeft thans de ministerieele beschikking het wapen in de hand aan alle gemeenteraden om dit tegen te gaan. Hoe komt de minister aan den leeftijd van 12 jaar? Daaromtrent laat hij ons in het duister, want in zijn beschikking wordt geen enkele grond daarvoor aangegeven. Loopen wij thans geen gevaar dat een andere gemeenteraad den ouderdom van 10 jaar decre teert als de uiterste grens van den leeftijd, waarop kinderen voor het ontvangen van lager onderwijs geschikt zijn En zoo de minister dan ook al die grens te eng mocht vinden, het zou dan alleen bewijzen hoe gevaarlijk het is zulk eene bepaling van personeele opvatting te doen afhangen. Zelfs bij het bestaan van leerplicht, waarbij een bepaalde leeftijd is aangegeven, dient nog de gelegenheid gelaten voor de kinderen om de school te blijven bezoeken, zoolang hunne ouders dat wenschen of de onderwijzer dit noodig acht. De minister Heemskerk heeft door zijne be schikking een slechten dienst bewezen aan de openbare school en aan de volksontwikkeling in het algemeen en met recht durven wij bewe ren dat wij met hem van kwaad tot erger zijn vervallen. De minister houdt bij zijne beschikkingen van bijzondere kortheiduitvoerige beschouwin gen schijnt hij daarbij onnoodig te vinden. Dit bleek ons ook bij eene andere quaestie, die zich te Stavenisse voordeed en ook de openbare school betrof. Een der raadsleden aldaar, tegenstander van de vaccine, wiens kinderen dus niet de school mochten bezoeken, verzocht dd. 21 Jan. aan den raad om op Zaterdag gebruik te mogen maken van een der schoollokalen voor zijn jongens om privaatles te kunnen ontvangen, zonder kosten voor de gemeente. Toen dit verzoek in de raadsvergadering van 23 Jan. ter tafel kwam, werd daarover door eenige leden van gedachten gewisseld, doch de voorzitter verklaarde het verzoek niet in behandeling te willen nemen, omdat hij het onwettig oordeelde en vooral in strijd met de wet op het lager onderwijs. De quaestie is blijven rusten tot den 13en April, toen het raadslid zijn verzoek mondeling herhaalde. Volgens de notulen van de raads zitting, luidde zijn verzoek „om op Zaterdag, mitsdien buiten de schooluren, gebruik te mogen maken van een der schoollokalen, ten einde door hem aan zijne niet schoolgaande kin deren eenige les te geven." Met lette op: hier is niet meer sprake van het doen geven van privaatles; hier wordt gezegd dat de vader zelf aan zijne kin deren les zou willen geven. Zoo dit geene onduidelijkheid in de redactie der notulen is. dient men dit wel in het oog te houden. De burgemeester gaf in die zitting opnieuw zijne bezwaren te kennen tegen dat verzoek,, doch de raad besliste met 4 tegen 2 stemmen de voorzitter werd slechts door éen raadslid in zijne opvatting gesteund, terwijl het raads lid-verzoeker zich natuurlijk buiten stemming hield, gunstig op het verzoek. Na die be slissing gaf de burgemeester konnis dat hij het gevallen besluit niet kon en ook niet durfde uitvoeren en mitsdien zou gebruik maken van art. 70, al. 2 en 3 der gemeentewet om de vernietiging ervan te verzoeken. Dit geschiedde en bij missive van 11 Mei oiitving de burgemeester van ged. staten de kennisgeving „dat zijne exellentie geene termen kon vinden om het besluit van den raad aan den koning ter vernietiging voor te dragen." Nadere overwegingen, waarop deze beslissing van den heer Heemskerk berust, worden in die kennisgeving niet gevonden en de burge meester van Stavenisse weet nog evenmin waarom zijne opvatting door den minister niet wordt gedeeld als andere burgemeesters eenigen leiddraad in het voorgevallene kunnen vinden voor hunne houding in dergelijke gevallen. Want men zij er op bedacht dat het te Stave nisse voorgevallene niet lang meer op zich zelf zal staan, wanneer niet van hooger hand daaraan paal en perk wordt gesteld. De houding van het raadslid, dat zulk een verzoek deed, doet ons denken aan een klein geestige poging, thans met succes bekroond, om langs een omweg toegang te verkrijgen in de school, die volgens de wet, houdende voor zieningen tegen besmettelijke ziekten, voor zijne kinderen gesloten is. Kleingeestig noemen wij dit, omdat toch voor het louter les doen geven of zelf geven waarvoor wij niet weten of de verzoeker de bevoegdheid bezit bij hem aan huis toch wel voldoende ruimte zal te vinden zijn. De leden van den raad, die zijn verzoek in willigden, werden zeker ook niet gedreven door bijzondere liefde voor de openbare school en strenge opvatting van de wet. Maar thans rijst hij ons voornamelijk de vraagwas de houding van den minister ge wettigd Het kennelijk doel van het gebruik dat het raadslid van de school wil maken stond gemeld in het afschrift van het verhandelde in de bewuste raadszitting en bleek bovendien uit het request. Heeft nu de minister alleen het oog gehad op den afstand van het schoolgebouw als ge meente-eigendom, en gemeend dat daartegen van zijn kant geen bezwaar behoefde te bestaan, dan heeft hij de quaestie buiten de onderwijswet en de wet op de besmettelijke ziekten om behan deld. Er is dan aan zijne zijde halfheid geweest, een halfheid die in onze oogen hoogst gevaarlijk is voor tweeërlei zaken, én voor het prestige van het openhaar onderwijs èn voor de hand having der epidemiënwet; voor beiden had de minister moeten waken. Hij had daarop bij zijne beslissing wel degelijk moeten wijzen en kunnen verklaren dat hij tegen het afstaan van het gebouw zich niet kon verzetten maar wel bezwaar moest maken tegen het gebruik, dat de verzoeker ervan wilde maken. Het lokaal, dat nu is afgestaan, wordt gebezigd om les te geven. Hetzij dit de vader zelf doet, hetzij een onderwijzer, dat onderwijs is in geen geval, volgens art. 1 der wet op het L. O., h u i s onderwijs. De wet zegt uitdrukkelijk „onderwijs, ge geven aan kinderen van ten hoogste drie gezinnen, gezamenlijk, in de woning van het hoofd van een dier gezinnen, is huisonderwijs. „Ieder ander onderwijs wordt voor de toe passing der wet als schoolonderwijs beschouwd." Er is hier dus bepaald quaestie van school onderwijs en met daarvoor ongevaccineerde kin deren in de school te laten, handelt men in strijd met art. 17 der wet tegen de besmette lijke ziekten. Heeft dus de minister deze quaestie onaan geroerd gelaten, met of zonder opzet, wij willen dit niet beoordeelen, - dan toch ligt het, dunkt ons, op den weg van de school-autoriteiten en het geneeskundig staatstoezicht, om deze quaestie eens nader te onderzoeken. De rech ter zal dan moeten beslissen in eene zaak, waarin ook de minister, naar het schijnt, zich niet geroepen scheen te gevoelen om te he slissen. Dit laatste blijven wij in ieder geval betreu ren. Een minister vooral dient zich te wachten om, door om de hoofdquaestie heen te draaien, den weg vrij te laten voor misbruiken. De heer Heemskerk kon, even goed als ieder an der, het streven van den verzoeker overzien en dat hebben getoetst aan de wetten, die daarbij zijn betrokken. Die halfheid, dat gemis aan krachtige voort varendheid, vinden wij gevaarlijk omdat, ge tuige de gemeente Aagtekerke, de tegenstan ders der openbare school daardoor meer en meer hun invloed zullen gaan gebruiken om langs zijwegen te hereiken wat rechtstreeks hun wordt ontzegd. Wij hopen dat ook de beslissing van den minister zal gevraagd worden over het besluit van den gemeenteraad te Aagtekerke, dat door ged. staten niet is goedgekeurd. Wij kunnen dan al of niet op nieuw een bewijs geleverd zien of wij door het vertrek van den minister Hordijk en het optreden van den heer Heem skerk, ten opzichte der belangen van de open bare school, geraakt zijn van Scylla op Cha- rybdis. Naar wij vernemen heeft de heer D. Stigter, te Goes, onlangs benoemd tot adjunct-commies der 1* klasse bij de provinciale griffie van Zeeland, voor die benoeming bedankt. 'Kierilizee, 26 Juli. Volgens den staat der beweging onzer nutsspaarbank werd in 1882 ingebracht 34,784,47teruggenomen 30,288,24| dus meer ingebracht dan teruggenomen 4,496,23. De bezittingen der bank vertegenwoordigen een waarde van ƒ224,093,731 aan de inleggers is slechts verschuldigd 188,513,28; zoodat bet reservefonds bedraagt 35,580,45^. De rente der ingebrachte gelden bedraagt van 5 tot 295 4% en van grootere sommen 3j%. Ter Kenzea, 26 Juli. In de zitting ran beden is aan den gemeenteraad aangeboden de rekening over 1882, bedragende in ontvang 31,984,41J; in uitgaaf ƒ29,398,07, en alzoo sluitende met een batig saldo van 2586,34$. De hoofdelijke omslag is bij de ontvangst be grepen fot een bedrag van 7227,36§, en voor het onderwijs is uitgegeven 8660,59. Verder is beslotenaan gedeputeerde staten voor te stellen, verbooging der jaarwedden van den burgemeester en den secretaris, ieder met 200 den beambte ter secretarie J. Wiskerke te verleenen der personeelen titel van griffier, op eene jaarwedde van 600en op te roepen sollici tanten voor hoofd van een der scholen, met akte voor Fransch, op eene jaarwedde van 1400, en zoo noodig toelaag voor huishuur van 200. Onze koning en koningin schonken 2500 francs voor de armen der stad Luxemburg. Zaterdag vertrekken HH. MM. van Waldeck "Pyrmont, waar zij thans vertoeven, naar de buiten plaats Oranje-Nassau bij Wageningen. De St.-Ct bevat bet verslag der commissie van 1 Augustus 1882 tot 1 Augustus 1883 belast met bet afnemen der praktische examens voor apotheker. Onder meer is door bet provinciaal Utrechtsch ge nootschap van kunsten en wetenschappen de volgende prijsvraag uitgeschreven in de afdeeling rechtsge leerdheid en staatswetenschappen Een geschied kundig onderzoek naar bet Aasdoms- en scbependomsrecbt in Holland en Zeeland en, voor zoo veel bet daarmede verwant is, naar bet erfrecht der naburige provinciën. Voor de op zich zelve voldoende en bij verge lijking best gekeurde beantwoording wordt een prijs uitgeloofd, bestaande in een eerediploma en 300. Woensdag werd te Amsterdam eene bijeenkomst gehouden van eenige letterkundigen, de beeren Schimmel, prof. Alberdingk Thijm, H. De Veer, Taco H. De Beer, m* W. G. F. A. Van Sorgen, Rosier Faassen, J. H. Róssing, Gerard Keller en Smit Kleine, die samengekomen waren ter beant woording der vraag„Is bet mogelijk in ons land een Société des gens de lettres op te rich ten, die, op 't voorbeeld van elders, voor oude letterkundigen een tegemoetkoming kan worden van eenige beteekenis, of wel voor hunne nage bleven betrekkingen, of voor ben, die door ziekte b. v. plotseling niet meer kunnen arbeiden Dit denkbeeld vond sympathie. Er werd eene commissie benoemd, bestaande uit de beeren Schimmel, H. de Veer en Taco H. De Beer, om statuten te ontwer pen, die rond te zenden, en ze in een volgende vergadering te doen behandelen en vaststellen, De tiende algemeene vergadering van bet Volks bond, Vereeniging tegen Drankmisbruik, zal gehou den worden te Amsterdam op 21 Augustus a. s., des middags om 1 uur. Het hoofdbestuur stelt voor de vraag te bespre kenHoe werkt de drankwet in de verschillende streken des lands Laat de uitvoering te wen schen over, en, zoo ja, wat kan er gedaan worden om eene goede uitvoering te bevorderen?

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1883 | | pagina 1